NL1035118C2 - Spuitmachine en werkwijze voor het bespuiten van een perceel. - Google Patents

Description

SPUITMACHINE EN WERKWIJZE VOOR HET BESPUITEN VAN EEN PERCEEL

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een spuitmachine en een 5 werkwijze voor het bespuiten van een perceel. De uitvinding omvat daartoe een spuitmachine met een spuitboom die is samengesteld uit onderscheiden secties met ieder tenminste één spuitmond.

Dergelijke spuitmachines, bijvoorbeeld voor het bespuiten van gewasbeschermingsmiddelen of onkruidverdelgingsmiddelen op bijvoorbeeld 10 akkerbouwmatig of tuinbouwmatig beteelde percelen, zijn bekend. Deze bekende spuitmachines hebben als gemeenschappelijk kenmerk, dat de spuitboom is opgebouwd uit onderscheiden secties. Op iedere sectie zijn één, maar meestal meerdere spuitmonden voor het afgeven van een spuitvloeistof bevestigd. De secties zijn daarbij onderling scharnierend aan elkaar gekoppeld. 15 De spuitboom omvat verder middelen waarmee één sectie ten opzichte van een belendende sectie of ten opzichte van het chassis van de spuitmachine gescharnierd kan worden ten behoeve van het inklappen of uitklappen van de spuitboom. Het inklappen van de spuitboom heeft in de eerste plaats tot doel om de breedte van de spuitboom te verkleinen om bij transport over de 20 openbare weg te kunnen voldoen aan wettelijke eisen ten aanzien van de maximale voertuigbreedte. Het inklappen van (een deel van) de spuitboom kan ook tot doel hebben obstakels tijdens het bespuiten van een perceel te mijden. Afrasteringen en elektriciteitsmasten zijn bekende obstakels. Met het (gedeeltelijk) inklappen van de spuitboom kan ook vermeden worden dat de 25 spuitboom verder reikt dan wettelijk toegestaan is. Zo kan bestaande of toekomstige milieuwetgeving het reiken van een deel van de spuitboom over oppervlaktewater verbieden.

Een nadeel van bekende werkwijzen en inrichtingen voor het veranderen van de breedte van een spuitboom is, dat de toe- of afname van de 30 werkbreedte van de spuitmachine stapsgewijs verloopt, waarbij de staplengte gerelateerd is aan de lengte van de sectie die uit- of ingeklapt wordt. Om die 1 o 35 1 18 2 reden zijn de mogelijkheden om de breedte van een bekende spuitmachine op nauwkeurige wijze aan te passen aan een te bespuiten strook met een variabele breedte beperkt. Dit gaat ten koste van de effectiviteit van de bespuiting. Dit nadeel heeft vooral betrekking op situaties waarbij gewerkt wordt 5 met relatief grootschalige spuitmachines in een relatief kleinschalig agrarisch cultuurlandschap.

Het is dan ook ondermeer een doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting en een werkwijze voor het bespuiten van een perceel te verschaffen die meer geschikt zijn voor het effectief bespuiten van een perceel, 10 doordat de breedte van de spuitboom, en daarmee samenhangend de werkbreedte van de spuitmachine, nauwkeuriger afgestemd kan worden op de breedte van een te bespuiten strook.

Hiertoe wordt een spuitmachine van de bovenomschreven soort volgens 15 de uitvinding gekenmerkt doordat de spuitmachine voor het bespuiten van een perceel, met een spuitboom die is samengesteld uit onderscheiden secties met elk tenminste één spuitmond, is voorzien van een spuitboom die middelen omvat waarmee de afstand tussen de uiteinden van de spuitboom continu gevarieerd kan worden. Een voordeel van een spuitmachine met een dergelijke 20 spuitboom is, dat de breedte van de spuitboom nauwkeuriger aangepast kan worden aan de breedte van een te bespuiten strook.

De spuitmachine volgens de uitvinding omvat verplaatsingsmiddelen voor het in hoofdzaak evenwijdig verplaatsen van een eerste sectie ten opzichte van een tweede sectie. Door het evenwijdig verplaatsen van de sectie kan een 25 compacte constructie gerealiseerd worden. Bovendien kunnen de contouren van een te bespuiten strook aldus nauwkeurig gevolgd worden.

De spuitmachine volgens de uitvinding wordt verder gekenmerkt door het feit, dat de eerste sectie is gepositioneerd achter de tweede sectie, gezien in de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de spuitmachine. Een voordeel van dit 30 kenmerk van de uitvinding is, dat schade aan een sectie bij het onverhoopt raken van een obstakel beperkt kan blijven doordat de eerste sectie tijdens het 3 geforceerd uitwijken in een richting tegengesteld aan de gebruikelijke rijrichting niet gehinderd wordt door de tweede sectie.

De spuitmachine volgens de uitvinding kan sensormiddelen omvatten voor het bepalen van de afstand tussen een gegeven punt op de eerste sectie 5 en een gegeven punt op de tweede sectie. Hiermee kan informatie verschaft worden aan de bestuurder of aan een automatische regeling ten behoeve van het instellen van de gewenste breedte van de spuitboom. Dit komt de efficiency en de effectiviteit van de bespuiting ten goede.

Een verdere vergroting van de efficiency en de effectiviteit van de 10 bespuiting kan gerealiseerd worden doordat de spuitmachine voorzien kan zijn van automatische bedienmiddelen voor het bedienen van de verplaatsingsmiddelen.

Een volgende stap in de automatisering van de aanpassing van de breedte van de spuitboom aan de breedte van de te bespuiten strook kan 15 worden bereikt doordat de bedienmiddelen voor het bedienen van de verplaatsingsmiddelen middelen voor geografische locatiebepaling met behulp van satellieten (GPS) kunnen omvatten.

Het planmatig bespuiten van een perceel is mogelijk doordat de bedienmiddelen een digitale kaart kunnen omvatten waarop voor iedere 20 geplande geografische positie van de spuitmachine tijdens een voorgenomen bespuiting de gewenste afstand van een punt op de eerste sectie ten opzichte van een punt op de tweede sectie wordt gegeven.

Een nauwkeurige bediening kan worden verkregen wanneer een GPS-ontvanger is bevestigd op de eerste sectie van de spuitboom.

25 Het planmatig bespuiten van een perceel is ook mogelijk doordat de bedienmiddelen een digitale kaart kunnen omvatten waarop de gewenste geografische positie van de GPS-ontvanger voor iedere geplande geografische positie van de spuitmachine tijdens een voorgenomen bespuiting wordt gegeven.

30 Bij het verplaatsen van de eerste sectie ten opzichte van de tweede sectie verandert de afstand tussen een eerste spuitmond op de eerste sectie en 4 een aangrenzende tweede spuitmond op de tweede sectie. Om ongewenste overlap van de bespuitingen door de eerste en de tweede spuitmond te vermijden kan de spuitmachine volgens de uitvinding uitgerust zijn met een autonoom werkende eerste spuitmond. De spuitmachine kan voorts uitgerust 5 zijn met automatische bedienmiddelen voor het openen en sluiten van de eerste spuitmond.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het bespuiten van een gewas met een spuitmachine met het kenmerk, dat de afstand tussen een uiteinde van de spuitboom en de hartlijn door de spuitmachine gevarieerd wordt 10 in afhankelijkheid van de geografische locatie van de spuitmachine zoals bepaald door middel van GPS.

De uitvinding zal hierna bij wijze van voorbeeld nader toegelicht worden aan de hand van een in een tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van 15 een spuitmachine voor het spuiten van een gewas. Hierin toont figuur 1 een uitvoeringsvoorbeeld van een spuitmachine volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een achteraanzicht op een uitvoeringsvoorbeeld van een spuitmachine 1 volgens de uitvinding. De spuitmachine 1 omvat een voorraadvat 2 voor het bevatten van een 20 spuitvloeistof, een draaggestel 3, 3’ en een spuitboom 4 omvattende een deel 5 dat zich uitstrekt aan de rechterzijde van de spuitmachine 1 en een deel 5’ dat zich uitstrekt aan de linkerzijde van de spuitmachine 1. De rechter en linker delen 5 en 5’ van de spuitboom 4 zijn met schamierpennen 6 en 6’ scharnierend gekoppeld aan schamierarmen 7, 8 en 7’, 8’. De schamierarmen 25 7, 7’, 8, 8’ zijn verbonden met bijvoorbeeld het voorraadvat 2 of met een niet-getoond deel van het chassis van de spuitmachine 1. De rechter en linker delen 5, 5’ van de spuitboom 4 bestaan elk uit tenminste 2 secties: een eerste sectie 9, 9’ en een tweede sectie 10,10'. Elke eerste en tweede sectie 9, 9’ en 10,10’ is voorzien van tenminste één spuitmond 11, 11', 12, 12’, al of niet uitgevoerd 30 met een niet-getoonde, op afstand bedienbare afsluiter. De eerste sectie 9, 9’ is in hoofdzaak in evenwijdig richting verschuifbaar bevestigd aan de tweede 5 sectie 10, 10’. Daartoe is de eerste sectie 9, 9' bijvoorbeeld voorzien van bekende looprollen 13, 13’ en de tweede sectie 10, 10’ van een met de looprollen 13, 13’ samenwerkende rail 14, 14', 15, 15’. De rechter en linker delen 5 en 5’ van de spuitboom 4 zijn voorzien van verplaatsingsmiddelen voor 5 het verplaatsen van de eerste sectie 9, 9’ ten opzichte van de tweede sectie 10, 10’. Deze verplaatsingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een hydraulische cilinder 16, 16’ omvatten. De rechter en linker delen 5 en 5’ zijn bij voorkeur voorzien van een niet-getoonde sensor waarmee de stand van de eerste sectie 9, 9’ ten opzichte van de daarmee corresponderende tweede sectie 10 of 10’ bepaald 10 kan worden. Zo kan een looprol 13, 13’ voorzien zijn van een sensor die het aantal omwentelingen meet tijdens het rollen van een looprol 13, 13’ in de daarmee samenwerkende rail 14, 14’, 15 of 15’. Ook kan een hydraulische cilinder 16, 16’ uitgerust zijn met een bekende, niet-getoonde verplaatsingsopnemer die de verplaatsing van de cilinderstang ten opzichte van 15 de cilinderbuis meet. De eerste sectie 9, 9’ kan uitgerust zijn met een GPS-ontvanger 17. De spuitmachine 1 is verder nog voorzien van niet-getoonde bedieningsmiddelen voor het bedienen van de verplaatsingsmiddelen 16,16’ en de spuitmonden 11,11’, 12 en 12’.

20 Hierna wordt de werking van de spuitmachine 1 volgens de uitvinding nader toegelicht. De ruimtelijke planning van de te bespuiten stroken en de bijbehorende rijpaden voor het uitvoeren van een bespuiting van een perceel met een willekeurige spuitmachine is in eerste instantie gebaseerd op de maximale werkbreedte van de spuitmachine. Men streeft er in het algemeen 25 naar, om een bespuiting uit te voeren in zo weinig mogelijk werkgangen. Een spuitstrokenplan bestaat aldus in hoofdzaak uit parallelle spuitstroken met een constante breedte die in hoofdzaak overeenkomt met de nominale werkbreedte van de spuitmachine die voor dat doel ingezet wordt. Een spuitstrokenplan kan ter plekke ontworpen worden door bijvoorbeeld het plaatsen van stokken aan 30 het begin en het einde van een door een spuitmachine te volgen rijpad. Een spuitstrokenplan kan ook met behulp een computer en daartoe bestemde 6 ontwerpprogrammatuur ontworpen worden. Zo ontstaat een digitaal spuitstrokenplan. Volgens een digitaal spuitstrokenplan worden de lijnen die een geplande spuitstrook en/of een bijbehorend rijpad markeren op een digitale kaart beschreven in geografische coördinaten. De digitale kaart wordt 5 vervolgens door de bedienmiddelen van de spuitmachine gebruikt bij het uitvoeren van de taak. De momentane positie van de spuitmachine wordt bepaald met behulp van GPS-apparatuur.

In de praktijk is het eerder regel dan uitzondering dat de breedte van een perceel ongelijk is aan een meervoud van de werkbreedte van een 10 spuitmachine. In die situatie wordt er vaak voor gekozen om spuitstroken voor een deel te laten overlappen. Het overlappen van bespuitingen wordt minder schadelijk ervaren dan het overslaan van een bespuiting. De Teststrook die overblijft na de indeling van een perceel met parallelle spuitstroken ter breedte van de maximale werkbreedte van de spuitmachine, heeft een breedte die 15 kleiner is dan de maximale werkbreedte van de spuitmachine. Bovendien kan de breedte in de rijrichting variëren. De variatie van de breedte van een te bespuiten strook kan worden opgevangen door het sluiten van spuitmonden, al of niet per sectie. In sommige gevallen is het afsluiten van spuitmonden geen geschikte oplossing, bijvoorbeeld wanneer de variatie van de breedte wordt 20 veroorzaakt door een elektriciteitsmast of doordat de spuitboom niet voor een deel over de rand van een perceel mag of kan reiken. In die situatie moet de indeling van het perceel met spuitstroken aangepast worden, zodanig dat de hier geschetste problemen zich niet voordoen. Aan deze aangepaste indeling van het perceel kleven echter ook weer praktische bezwaren, bijvoorbeeld 25 omdat de oriëntatie van één of meer geplande spuitstroken niet langer overeenkomt met de praktische of teeltkundige voorkeursoriëntatie van de zaaien pootrijen bij rijenculturen.

Bij de toepassing van de inrichting en werkwijze volgens de onderhavige uitvinding kan de variatie van de breedte van een te bespuiten strook 30 opgevangen worden door de werkbreedte van de spuitmachine 1 te variëren.

7

In een eenvoudige uitvoering van de spuitmachine 1 volgens de uitvinding wordt de gewenste werkbreedte van de spuitmachine 1 door de bestuurder ingesteld door het bedienen van de verplaatsingsmiddelen 16, 16’. Wanneer de gewenste werkbreedte van de spuitmachine 1 tijdens een 5 werkgang continu varieert, is het voordelig wanneer de bestuurder over een automatische bediening van de verplaatsingsmiddelen 16, 16’ beschikt. Deze automatische bediening kan volgens de uitvinding gebaseerd zijn op een digitaal spuitstrokenplan voor het te bespuiten perceel. Dit digitale spuitstrokenplan kan ook informatie bevatten over de bij een zekere locatie van 10 de spuitmachine 1 gewenste stand van de verplaatsingsmiddelen 16,16’ en de daarmee samenhangende positie van een uiteinde van de eerste sectie 9, 9’. Voorafgaand aan de bespuiting wordt het digitale spuitstrokenplan van het te bespuiten perceel overgedragen aan de automatische bedieningsmiddelen van de spuitmachine 1. Tijdens de bespuiting zorgt de automatische bediening er 15 voor dat de verplaatsingsmiddelen 16, 16’ de eerste sectie 9, 9’ in de gewenste locatiespecifieke stand brengen. Voor de regeling van de stand van de eerste sectie 9, 9’ kan het voordelig zijn dat de eerste sectie 9, 9’ voorzien is van een GPS-ontvanger 17. Het digitale spuitstrokenplan dient dan informatie te bevatten over de gewenste positie van de GPS-ontvanger 17 in afhankelijkheid 20 van de positie van de spuitmachine 1.

Bij het verkleinen van de werkbreedte, uitgaande van de stand waarvoor geldt dat de werkbreedte van de spuitboom 4 maximaal is, neemt de afstand tussen naast elkaar gepositioneerde eerste en tweede spuitmonden 11 en 12 en 11’ en 12’ af. Dientengevolge neemt de mate van overlap toe van de zones 25 die door de aangrenzende spuitmonden 11 en 12 en 11’en 12’ bespoten worden. De positie van de eerste sectie 9, 9’, die door de sensoren die de stand van de eerste sectie 9, 9’ ten opzichte van de tweede sectie 10, 10’ bepalen,gemeten kan worden, is een maat voor de mate van overlap. De bedieningsmiddelen van de spuitmachine 1 kunnen een regeling omvatten 30 waarmee afsluitbare spuitmonden 11, 11’ of 12 , 12’ automatisch afgesloten 8 worden wanneer de mate van overlap een bepaalde, vooraf gekozen grenswaarde overschrijdt.

1 0 3 5 1 1 8

Claims (12)

1. Spuitmachine (1) voor het bespuiten van een perceel, met een spuitboom (4) die is samengesteld uit onderscheiden secties (9, 9’, 10,10’) met ieder tenminste één spuitmond (11, 11’, 12,12’), met het kenmerk, dat 5 de spuitboom (4) verplaatsingsmiddelen (16, 16’) omvat waarmee de afstand tussen de uiteinden van de spuitboom (4) continu gevarieerd kan worden.

2. Spuitmachine (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 10 spuitboom (4) verplaatsingsmiddelen (16, 16’) voor het in hoofdzaak evenwijdig verplaatsen van een eerste sectie (9, 9’) ten opzichte van een tweede sectie (10,10’) omvat.

3. Spuitmachine (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 15 eerste sectie (9, 9’) is gepositioneerd achter de tweede sectie (10, 10’), gezien in de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de spuitmachine (1).

4. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de spuitmachine (1) sensormiddelen omvat voor het bepalen van de 20 afstand tussen een gegeven punt op de eerste sectie (9, 9’) en een gegeven punt op de tweede sectie (10,10’).

5. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de spuitmachine (1) is voorzien van automatische bedienmiddelen voor 25 het bedienen van de verplaatsingsmiddelen (16,16’).

6. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de bedienmiddelen middelen voor geografische plaatsbepaling met behulp van satellieten (GPS) omvatten. 10351 18 30

7. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de bedienmiddelen een digitale kaart omvatten waarop voor iedere geplande geografische positie van de spuitmachine (1) tijdens een voorgenomen bespuiting de gewenste afstand van een gegeven punt op de 5 eerste sectie (9, 9’) ten opzichte van een gegeven punt op de tweede sectie (10,10’) wordt gegeven.

8. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat een eerste sectie (9, 9’) aan een uiteinde van de spuitboom 10 (4) is uitgerust met een GPS-ontvanger (17).

9. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de bedienmiddelen een digitale kaart omvatten waarop de gewenste geografische positie van de GPS-ontvanger (17) voor iedere 15 geplande geografische positie van de spuitmachine (1) tijdens een voorgenomen bespuiting wordt gegeven.

10. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de eerste sectie (9, 9’) voorzien is van tenminste één 20 afsluitbare eerste spuitmond (11,11’).

11. Spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de spuitmachine (1) is voorzien van bedienmiddelen voor het automatisch openen en afsluiten van de eerste spuitmond (11, 11’). 25

12. Werkwijze voor het bespuiten van een perceel met een spuitmachine (1) volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de afstand tussen een uiteinde van de spuitboom en de hartlijn door de spuitmachine gevarieerd wordt in afhankelijkheid van de geografische positie van de 30 spuitmachine (1) zoals bepaald door middel van GPS. 1 0 35 Π 8