NL1035014C2

NL1035014C2 - Werkwijze en systeem voor het reinigen van leidingstelsels.

Info

Publication number: NL1035014C2
Application number: NL1035014A
Authority: NL
Inventors: Josephes Sijchbertus Adrianus Langerwerf
Original assignee: Pegasus Steenwolproducten B V
Priority date: 2008-02-12
Filing date: 2008-02-12
Publication date: 2009-08-13

Description

^ ·

MERKWIJZE EN SYSTEEM VOOR HET REINIGEN VAN LEIDINGSTELSELS

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en systeem 5 voor het reinigen van leidingstelsels, in het bijzonder doch niet uitsluitend, druppelleidingsystemen, hierna kortweg "leidingstelsels" genoemd, die worden toegepast voor de dosering van plantenvoedingsmedia in de sier - en groenteteelt.

Het probleem met dergelijke leidingstelsels is, dat deze 10 tengevolge van veelal meerjarig gebruik door inwendige en uitwendige aanslagvorming niet langer betrouwbaar functioneren. Dergelijke aanslag kan worden gevormd door kalk en additieven als voedingsstoffen, ziektebestrijdingsmiddelen etcetera, die in de toegepaste plantenvoedingsmedia aanwezig zijn.

15 Gebruikelijk is dat veelal na een bedrijfsduur van twee of drie jaar het bestaande leidingstelsel wordt ontmanteld, en als afval wordt verwerkt of gestort, waarna op dezelfde locatie een nieuw leidingstelsel wordt geplaatst. De nadelen hiervan zijn duidelijk: de gebruikelijke werkwijze is arbeidsintensief, 20 milieubelastend en kostbaar.

Aangetoond is, dat toepassen van in hoofdzaak water en lucht onder hoge druk geen bevredigend reinigingsresultaat oplevert.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd de nadelen van 25 gebruikelijke werkwijzen te voorkomen of althans te verminderen, waartoe een werkwijze en systeem volgens de onafhankelijke conclusies zijn verschaft.

Bij de ontwikkeling van de nieuwe werkwijze werd duidelijk dat de aanslag oplosbaar is in zuur. Gebruikelijke sterke zuren 30 als zwavelzuur, salpeterzuur en zoutzuur gaven in het concentratiegebied rond 1 molair vergelijkbare resultaten.

1035014 « » 2

Zwakke zuren als azijnzuur, koolzuur en boorzuur bleken nauwelijks reinigend effect te sorteren. Luchtinjectie en temperatuurverhoging bleken de benodigde behandeltijd bij gebruik van sterke zuren aanzienlijk te kunnen bekorten.

5 Een veilige en duurzame reinigingsmethode vergt een zodanige toepassing van chemicaliën dat iedere belasting van het bijzonder kwetsbare milieu in de sier - en groenteteelt kan worden vermeden en dat geen noemenswaardige afvalstoffen worden geproduceerd. Om deze reden omvat de uitvinding twee stappen: 10 - een reinigingsstap met behulp van de "reinigingsvloeistof" bestaande uit een verdunde waterige oplossing van de eerste stof, bijvoorbeeld salpeterzuur, verder kortweg "zuur" genoemd. Tijdens de reinigingsstap wordt, door omzetting van de basische aanslag, zuur verbruikt waardoor de 15 pH in de reinigingsvloeistof zal oplopen. Deze stijging wordt gecompenseerd door middel van een pH-gestuurde dosering van geconcentreerd zuur.

- een neutralisatiestap die aansluit op de reinigingsstap, en waarbij het zuur dat na de reinigingsstap in het systeem 20 achterblijft wordt verwijderd door circuleren van de "neutralisatievloeistof". Deze bestaat uit een verdunde waterige oplossing die pH-gestuurd wordt geneutraliseerd met behulp van de tweede stof, bijvoorbeeld ammoniumhydroxide, ammoniumcarbonaat of ammonium(hydro)carbonaat verder kortweg 25 "neutralisatiemiddel" genoemd. Hierdoor ontstaat als gevolg van toepassing van de werkwijze als derde stof een slechts onschadelijk residu, zoals ammoniumnitraat, verder kortweg "ammoniumzout" genoemd. Dit is een stof die met voordeel als meststof kan worden ingevoegd in gebruikelijke 30 plantenvoedingssystemen.

De uitvinding betreft verder diverse

1 I

3 voorkeursuitvoeringsvormen, zoals die zijn gedefinieerd in de afhankelijke conclusies.

Zo heeft het de voorkeur als het verontreinigde leidingstelsel nauwelijks behoeft te worden verplaatst. Aldus 5 omvat de nieuwe werkwijze de toepassing van een gesloten en zuurvast vloeistofcirculatiesysteem bestaande uit twee onderrdelen het "pomp/voorraad systeem" en het "reinigingsysteem".

Het pomp/voorraadsysteem kan gemonteerd zijn op een 10 verplaatsbaar gestel. Het omvat twee buffertanks: één voor de reinigings- en één voor de neutralisatievloeistof en twee voorraadtanks: één voor geconcentreerd zuur en één voor geconcentreerd neutralisatiemiddel. De buffertanks zijn voldoende gesloten om het ontsnappoen van vloeistofnevels te 15 voorkomen, maar niet geheel gasdicht zodat opbouw van over - of onderdruk kan worden vermeden. De noodzakelijke pomp - en randapparatuur omvat een elektrisch verwarmingselement, een vloeistofcirculatiepomp, een pH-meter, een blower en de nodige afsluiters om de gewenste temperatuur, zuurgraad en 20 vloeistofcirculatie tot stand te brengen. In een specifieke uitvoering kan de temperatuur van de reinigingsvloeistof d.m.v een temperatuur - gestuurd (kwarts) elektrisch dompelelement op de gewenste hoge waarde worden gehouden. De vloeistofcirculatiepomp wordt tijdens de reinigingsstap gevoed 25 vanuit de zuurbuffer en tijdens de neutralisatiestap vanuit de neutralisatiebuffer. Alle vloeistofcircuits passeren een inlaatkamer vóór de vloeistofcirculatiepomp. Hierin wordt de pH gemeten. De benodigde hoeveelheden geconcentreerd zuur en neutralisatiemiddel worden pH - gestuurd gedoseerd in de 30 aanzuigleidingen tussen de buffertanks en de inlaatkamer vóór de pomp. Tijdens de reinigingsstap is het pH- 4 streefwaardeninterval: 0-0,1 tijdens de neutralisatiestap 6-8. De perskant van de pomp sluit aan op de inlaatpoort van het reinigingssysteem. In een specifieke uitvoering kan een blower worden ingevoegd welke tijdens de reinigingsstap wordt gevoed 5 vanuit de gasfase in de zuurbuffer- en tijdens de neutralisatiestap vanuit de gasfase in de neutralisatiebuffer-tank. De perskant van deze blower sluit dan aan op de gasinjectiepoort in de persleiding van de vloeistof circulatiepomp naar het reinigingssysteem.

10 Het reinigingssysteem bestaat uit een buizen- of slangenstelsel dat op eenvoudige wijze om de te reinigen delen van het leidingstelsel kan worden aangebracht. Het bestaat uit één of meer gekoppelde eenheden van 10-1000m en bij voorkeur 50m. Toepassing van de juiste snelkoppelingen garandeert een 15 veilige vloeistof - en gasafsluiting en eenvoudige demontage na afloop van het reinigings - neutralisatieproces om vervolgens het reinigingssysteem weer snel op een volgend deel van het verontreinigde leidingstelsel opnieuw in te kunnen zetten. Na passeren van het reinigingssysteem keert het mengsel van 20 vloeistof/gasfase, afhankelijk van de betreffende processtap terug naar de vloeistoffase in de zuur- of de neutralisatiebuffertank alwaar ontmenging optreedt.

De werking tijdens de reinigingsstap is tweeledig. In de eerste plaats lost het zuur in de circulerende 25 reinigingsvloeistof de aanslag in en aan het verontreinigde leidingstelsel goeddeels op. In de tweede plaats wordt als gevolg van turbulentie het niet direct oplosbare deel van de aanslag fysisch losgemaakt en naar de zuurbuffer afgevoerd waar dit goeddeels alsnog oplost. Slechts een zeer minieme 30 hoeveelheid onopgelost materiaal moet uiteindelijk door eenvoudige sedimentatie/filtratie uit de reinigingsvloeistof

• I

5 worden verwijderd.

Toepassing van gasinjectie met behulp van een blower heeft behalve verhoging van de turbulentie in het reinigingssysteem nog vier additionele functies: ten eerste worden hierdoor de 5 benodigde volumina aan reinigings- en neutralisatievloeistof aanzienlijk beperkt; ten tweede kan na de reinigingsstap het reinigingssysteem verregaand worden droog geblazen, waardoor de benodigde hoeveelheid neutralisatiemiddel kan worden geminimaliseerd; ten derde kan op dezelfde wijze na de 10 neutralisatiestap het reinigingssysteem verregaand worden droog geblazen waardoor het gevormde ammoniumzout grotendeels in de neutralisatie buffer wordt verzameld en ten vierde wordt tijdens de neutralisatiestap het gevormde koolzuurgas goeddeels uitgedreven.

15 Van de uitvinding zal hieronder een uitvoeringsvoorbeeld worden beschreven in samenhang met de bijbehorende tekening, fig 1, waarin een perspectivisch aanzicht wordt getoond van een systeem volgens de onderhavige vinding, waarin de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is verwezenlijkt.

20 Het systeem bestaat uit twee delen: het pomp/voorraadsysteem 30 dat op een mobiel gestel 2 is gemonteerd en het reinigingssysteem 31.

Het pomp/voorraadsysteem 30 omvat de zuurbuffertank 4 bevattende een oplossing van de eerste stof, in het bijzonder 1 25 molair salpeterzuur als reinigingsvloeistof 5, waarvan het niveau aan de buitenzijde schematisch is weergegeven. Daarnaast bevindt zich de neutralisatiebuffertank 6 bevattende de neutralisatievloeistof, veelal een verdunde oplossing van de derde stof, in het bijzonder ammoniumnitraat, pH 6-8. Bovenop 30 de eerste buffertank 4 is de zuurvoorraadtank 7 geplaatst bevattende een geconcentreerde oplossing van de eerste stof, in 6 het bijzonder salpeterzuur. Op de tweede buffertank 6 is de voorraadtank 8 met de geconcentreerde oplossing van de tweede stof, het neutralisatiemiddel in het bijzonder ammoniumcarbonaat, geplaatst.

5 De voorraadvaten 7,8 zijn via leidingen 9,10 met daarin kranen 11, 12 verbonden met respectievelijk de uitgang naar de circulatiepomp van de zuurbuffertank 4 en van de neutralisatiebuffertank 6. Het pomp/voorraadsysteem omvat verder een selectief in werking te stellen pomp 13 die via de 10 inlaatkamer 23 en toevoerleidingen met kranen 14, 15 selectief in verbinding kan worden gebracht met de zuurbuffertank 4 of de neutralisatiebuffertank 6. Aldus kan met behulp van pomp 13 selectief reinigingsvloeistof 5 of neutralisatievloeistof uit de neutralisatiebuffertank 6 worden onttrokken en via slang 16 15 naar de ingang van het reinigingssysteem worden verpompt.

Het reinigingssysteem 31 kan bestaan uit één buis of slang, van een op voorhand gekozen lengte tussen 10m en 1000m en bij voorkeur 50m, en veelal uit een stelsel van dergelijke, via snelkoppelingen in serie geschakelde buizen of slangen. In 20 het systeem 17 kunnen op eenvoudige wijze, bijvoorbeeld met een niet afgebeeld trekkoord, te behandelen delen van verontreinigde leidingstelsels, in het bijzonder verontreinigde plantenvoedingssytemen uit de sier- en groenteteelt, compleet met leidingen 18 en druppelelementen 19 worden ondergebracht.

25 Zodra dit is gebeurt worden de afsluitdoppen 20, 21 geplaatst op het uiteinde van de buizenserie. De uitgang van de buis via dop 21 is met een slang of buis 22 via een tweewegkraan verbonden met de vloeistoffase in de zuurbuffertank 4 of de neutralisatiebuffertank 6.

30 De zuurgraad van de te circulerende vloeistoffen wordt gemeten in de inlaatkamer 23 die zich vlak voor de aanzuigkant 7 van de pomp 13 bevindt.

Tijdens de reinigingsstap wordt bij het in oplossing gaan van de verontreinigende basische aanslag zuur verbruikt. Dit zuurverbruik wordt gecompenseerd door met behulp van afsluiter 5 11 via leiding 9 zoveel geconcentreerd zuur uit voorraadtank 7 toe te laten in de aanzuigleiding van buffertank 4 dat de pH in de inlaatkamer 23 tussen 0 en 0.1 wordt gehouden.

Tijdens de neutralisatiestap moet het resterende zuur in het reinigingssysteem worden geneutraliseerd door toevoeging 10 van neutralisatiemiddel. Hiertoe wordt tijdens de neutralisatiestap net zoveel geconcentreerd neutralisatiemiddel uit voorraad tank 8 via leiding 10 en afsluiter 12 in de aanzuigleiding van de neutralisatiebuffertank toegelaten dat de pH in de inlaatkamer 23 tussen 6 en 8 wordt gehouden.

15 Aan het einde van een reinigingsstap is de reinigingsvloeistof vrijwel volledig teruggevoerd in de zuurbuffertank 4. Door de toegepaste pH - gestuurde zuursuppletie is de zuurconcentratie weer op het gewenste uitgangsniveau ( pH tussen 0 en 0,1).

20 Aan het einde van de neutralisatiestap is de neutralisatievloeistof vrijwel volledig teruggevoerd in de neutralisatiebuffertank 5, is de vloeistof verregaand ontdaan van opgelost koolzuurgas en heeft deze de gewenste pH van 6-8. Het is een verdunde oplossing van ammoniumnitraat, een 25 onschuldige, onschadelijke stof die met voordeel kan worden toegepast in gebruikelijke plantenvoedingssystemen.

Als aangegeven kan de werking van het systeem worden verbeterd met behulp van blower 25, die is geplaatst en ingericht om gas aan de perskant van de pomp 13 in het 30 reinigingssysteem te injecteren. Om te voorkomen dat deze gasinjectie leidt tot ongecontroleerde verspreiding van 8 agressieve nevels dient tijdens de reinigingsstap afsluiter 29 te worden geopend en 30 gesloten zodat het gas wordt onttrokken aan de gasfase van de 2uurbuffertank. Evenzo dient tijdens de neutralisatiestap afsluiter 30 te worden geopend en 29 gesloten 5 zodat het gas wordt onttrokken aan de gasfase in de neutralisatiebuffertank. Het mengsel van vloeistof en geïnjecteerde gas keert via de retourleiding 22 en tweewegkraan 24 weer geheel terug, onder vloeistofspiegel in de zuurbuffer-, respectievelijk neutralisatiebuffertank en ontmengt daar zonder 10 dat zich buiten het gesloten systeem agressieve nevels kunnen verspreiden.

Als aangegeven kan temperatuurverhoging van de reinigingvloeistof de reinigende werking verbeteren. Daartoe kan een (kwarts) dompelaar 27 worden gebruikt die, aangesloten 15 op een spanningsbron 28 met temperatuursturing, de temperatuur op het gewenste niveau kan houden. Vooralsnog is geconstateerd dat een temperatuur van ten hoogste 35 °C al een aanzienlijke verbetering kan geven.

Het zal duidelijk zijn dat na kennisneming van het 20 voorgaande zich vele aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen aan de vakman zullen opdringen, die alle zijn gelegen binnen het bereik van de beschermingsomgeving volgens bijgevoegde conclusies, tenzij dergelijke uitvoeringsvormen naar letter of geest afwijken van de definities volgens die 25 conclusies. Zo kan het mogelijk zijn om het reinigingssysteem 17 op te delen in een aantal segmenten, die meanderend kunnen worden neergelegd om de lengte te beperken. Ook kunnen de gasfase en de reinigings- en neutralisatie vloeistoffen op verschillende wijzen door het reinigingssysteem worden gevoerd. 30 Naast de aangegeven wijze, waarbij de reinigingsvloeistof en de neutralisatie vloeistof voornamelijk door het omhullende buizen

• I

9 stelsel worden gepompt, zijn ook andere varianten mogelijk. Zo kan men kiezen voor een mogelijkheid om de reinigings- en neutralisatievloeistoffen ter hoogte van dop 20 rechtsreeks in het inwendige van het te reinigen leidingstelsel te brengen, 5 deze aan het einde daarvan te laten uittreden in het omhullende buizenstelsel en vervolgens terug te voeren naar dop 20 alwaar de vloeistoffen vanuit het omhullende buizenstelsel via een aan te brengen aansluiting worden ingevoerd in retourleiding 22.

Een ander alternatief is dat de vloeistoffen die via de uitgang 10 en via de druppelpunten het te reinigen leiding stelsel verlaten rechtstreeks, dus zonder terugvoeren naar dop 20, worden geloosd op retourleiding 22.

Tevens kunnen ook andere materialen en stoffen worden gebruikt dan die welke hier zijn beschreven. In het bijzonder 15 het uitwisselbare gebruik van ammoniumhydroxide, ammoniumcarbonaat of ammonium(hydro)carbonaat als tweede stof is daarvan een sprekend voorbeeld. Daarnaast zouden ook stoffen als kaliumhydroxide, kaliumcarbonaat of kalium(hydro)carbonaat alsook calciumhydroxide, calciumcarbonaat of 20 calcium(hydro)carbonaat als tweede stof kunnen worden ingezet. Ook op deze wijze kan de neutralisatie van de eerste stof tot bruikbare meststoffen voeren. Overigens zal het gebruik van deze alternatieve tweede stoffen veelal tot meer complicaties leiden bij het praktisch uitvoeren van het neutralisatieproces. 25 De injectie van de gasfase kan ook achterwege worden gelaten, maar de daarmee gegenereerde turbulentie levert onder meer een aanzienlijke bijdrage aan het verbeteren van het reinigen met salpeterzuur (of enig ander middel). Ook kan tijdens de reinigingsstap naast of in plaats van de gasfase 30 een vaste fase, bijvoorbeeld bestaande uit polystyreen- of PVC bolletjes, worden ingevoerd om daarmee het fysisch mobiliseren 10 van de verontreinigende aanslag te bevorderen.

Het pomp/voorraadsysteem 30 behoeft niet per sé op een mobiel gestel te zijn geplaatst. De installatie of het systeem kan ook stationair worden opgesteld, Dat heeft echter gevolgen 5 voor het transport van leidingen of delen van een leidingstelsel naar de locatie, waar deze gereinigd kunnen worden. Een mobiel systeem volgens de onderhavige uitvinding heeft als voordeel, dat deze in veel toepassingen en uitvoeringsvormen door een warenhuis of glaskas heen te 10 transporteren is om op de locatie, waar de leidingstelsels zich bevinden, te worden ingezet voor het reinigen daarvan. Vele andere combinaties en modificaties vallen eveneens binnen het bereik van de letter of de geest van de onderhavige uitvinding, zoals deze in bijbehorende conclusies is gedefinieerd 15 1035014

Claims

1. Werkwijze voor het reinigen van een leidingstelsel, 5 zoals een in de tuinbouw toepasbaar druppel(leiding)systeem voor het aan planten verschaffen van voedingsstoffen, bijvoorbeeld druppelsgewijs, welke werkwijze niet noodzakelijkerwijs achtereenvolgens omvat: - het in een gesloten ruimte plaatsen van ten minste een deel 10 van het leidingstelsel; - het in de gesloten ruimte invoeren van een reinigingsvloeistof bevattende een eerste, aanslag oplossende stof in een op voorhand bepaalde concentratie uit de groep, die omvat: salpeterzuur; 15. het in de gesloten ruimte invoeren van een neutralisatievloeistof waaraan wordt toegevoegd een zodanige hoeveelheid van een tweede stof uit de groep, welke omvat: ammoniumcarbonaat, zodat een op voorhand bepaalde neutralisatiegraad ( pH 6-8) wordt bereikt; en 20 - het in combinatie uit de eerste en de tweede stof laten ontstaan van een derde stof welke voor het milieu in hoofdzaak onschadelijk is, zoals een meststof in het bijzonder ammonium-, kalium- of calciumnitraat of ammonium, kalium of calciumzouten in een op voorhand bepaalde neutralisatiegraad.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de neutralisatiegraad er één is met een pH-waarde tussen 5 en 9 , bij voorkeur tussen 6 en 8, en meer voorkeur een pH-waarde van althans bij benadering 7.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende 30 het uit de gesloten ruimte verwijderen van de reinigingsvloeistof met de eerste stof, voorafgaand aan de 1035014 stap van het invoeren van de neutralisatievloeistof.

4. Werkwijze volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de stap van het plaatsen van ten minste een deel van het leidingstelsel in een gesloten ruimte omvat: 5. het verschaffen van ten minste één, de gesloten ruimte vormende buis, slang, buizenstelsel of slangenstelsel met een invoeropening voor het daarlangs in of door de buis, slang, buizen- of slangenstelsel voeren van een deel of het geheel van het te reinigen leidingstelsel.

5. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 , verder omvattende het afvoeren van de derde stof via een uitgang van de gesloten ruimte.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de stap van het invoeren in de gesloten ruimte ten minste de eerste 15 stof en de tweede stof omvat: - het via ten minste één ingang van de gesloten ruimte in de gesloten ruimte brengen van ten minste de eerste stof en de tweede stof.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, omvattende: het 20 verschaffen van een buffervoorraad van een oplossing met daarin ten minste de eerste stof en een voorraad van de tweede stof en het aansluiten van de buffervoorraad van de eerste stof en de voorraad van de tweede stof op de ingang van de gesloten ruimte; en het tenminste één maal in- en uit de gesloten ruimte 25 voeren van tenminste de eerste stof.

8. Werkwijze volgens tenminste één van de voorgaande conclusies, waarbij de stap van het invoeren in de gesloten ruimte van tenminste één van de eerste en tweede stof omvat: het mee invoeren van een gasfase onder verhoogde druk of 30 omgevingslucht of het mee invoeren van een vaste fase ter bevordering van het fysisch mobiliseren van de in of op het leidingstelsel aanwezige verontreinigingen.

9. Werkwijze volgens ten minste één van de vorige conclusies, verder omvattende het verwarmen van de reinigingsvloeistof met de eerste stof.

10. Werkwijze volgens tenminste één van de voorgaande conclusies, verder omvattende het monitoren van de pH-waarde van de reinigingsvloeistof met de eerste stof en het toevoegen van een geconcentreerde oplossing van de eerste stof om in die oplossing een gewenste concentratie van de eerste stof te 10 verschaffen, ten minste voorafgaand aan de invoer van de reinigingsvloeistof met de eerste stof in de gesloten ruimte.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de stap van het toevoegen van het additief omvat: het verschaffen van een additionele hoeveelheid van de eerste stof, welke benodigd is 15 om de gewenste pH-waarde te bewerkstelligen.

12. Werkwijze volgens tenminste één van de voorgaande conclusies, verder omvattende het monitoren van de pH-waarde van de neutralisatievloeistof en het toevoegen van een additief om een gewenste pH-waarde te verschaffen, ten minste 20 voorafgaand aan de invoer van de neutralisatie vloeistof in de gesloten ruimte.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de stap van het toevoegen van het additief omvat: het verschaffen van een additionele hoeveelheid van de tweede stof aan de 25 neutralisatievloeistof, welke benodigd is om in de neutralisatievloeistof de gewenste neutraliserende werking te bewerkstelligen.

14. Systeem voor het reinigen van een leidingstelsel omvattende: 30. een gesloten ruimte met tenminste enigszins grotere afmetingen dan de omvang van een deel of het geheel van het é t leidingstelsel en tenminste één invoeropening voor het inbrengen van het deel of het geheel van het leidingstelsel; - een op de gesloten ruimte aan te sluiten of aangesloten buffervoorraad met een reinigingsvloeistof met daarin een 5 eerste, aanslag van het leidingstelsel oplossende stof in een op voorhand bepaalde concentratie uit de groep, die omvat: salpeterzuur; en - een op de gesloten ruimte aan te sluiten of aangesloten voorraad van een tweede stof, uit de groep welke 10 ammoniumcarbonaat omvat.

15. Systeem volgens conclusie 14, waarbij de gesloten ruimte een buis, slang of een stelsel van buizen of slangen is.

16. Systeem volgens conclusie 14 of 15, waarbij de buis, slang, of het stelsel van buizen- of slangen omvat: een invoer 15 voor het deel of het geheel van het leidingstelsel; en tenminste één ingang voor tenminste één van de reinigingsvloeistof met de eerste stof en van een oplossing van de tweede stof.

17. Systeem volgens conclusies 14, 15 of 16 waarbij op de 20 gesloten ruimte verder een gasinlaat aan te sluiten is, welke via een blower in verbinding staat met de gasfase boven de buffervoorraad van de reinigingsvloeistof met de eerste stof of boven de buffervoorraad van de neutralisatievloeistof, of met de buitenlucht en waarlangs de gasfase of buitenlucht in de 25 gesloten ruimte te brengen is.

18. Systeem volgens conclusie 14, 15, 16 of 17, waarbij op het te reinigen leidingstelsel verder een inlaat en uitlaat aan te sluiten zijn voor het circuleren van een vaste fase.

19. Systeem volgens tenminste een van de conclusies 14 30 -18, verder omvattende : verwarmingsmiddelen in ten minste de buffervoorraad van de reinigingsvloeistof met de eerste stof. • 4

20. Systeem volgens tenminste één van de voorgaande conclusies 14-19, verder omvattende een verplaatsbaar gestel met daarop geconcentreerde oplossingen van de voorraad van de eerste en de voorraad van de tweede stof en buffervoorraden van 5 de reinigingsvloeistof, zijnde verdunde oplossingen van de eerste stof, en van de neutralisatievloeistof.

21. Systeem volgens conclusies 15 en 20, waarbij de buis of slang of het stelsel van buizen of slangen, welke de gesloten ruimte vormt, buiten gebruik van het systeem op het 10 gestel te plaatsen is

22. Systeem volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 14-21, omvattende meetmiddelen voor het bepalen van de concentratie van de eerste stof in de reinigingsvloeistof en van de neutralisatiegraad in de neutralisatievloeistof door 15 middel van pH-meting en vulmiddelen in combinatie met ten minste één van een reservoir voor een geconcentreerde oplossing van de eerste stof en een reservoir voor een geconcentreerde oplossing van de tweede stof, en aldus een gewenste pH-waarde in te stellen in de betreffende buffervoorraad voor de 20 reinigingsvloeistof en de buffervoorraad voor de neutralisatievloeistof. 1035014