NL1034959C2 - Separatie-inrichting voor voedingsmiddelen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Separatie-inrichting voor voedingsmiddelen.

BESCHRIJVING

Oe onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect 5 betrekking op een separatie-inrichting voor voedingsmiddelen van het type met een mechanisch heen en weer beweegbaar separatieorgaan.

In FR 2 666 534 wordt een snij-inrichting voor het in plakken snijden van stukken vlees, zoals een kalkoenborst, beschreven. De bekende snij-inrichting heeft een aantal messen in de vorm van langgerekte snijstrips die twee aan twee 10 tussen twee lijsten zijn voorzien, waarbij steeds twee snijstrips in tegenfase ten opzichte van elkaar een heen en weer gaande beweging in horizontale richting maken met een frequentie van 10 tot 100 Hz.

De bekende snij-inrichting heeft echter een aantal nadelen. Eén van de nadelen is dat snijstrips tijdens het heen en weer bewegen van de snijstrips bij 15 het snijden van een stuk vlees aan de buitenzijden aan het vlees blijven kleven. Hierdoor worden althans de gesneden delen van het vlees tijdens het verder door het vlees snijden als gevolg van de heen en weer gaande beweging van de tegen elkaar gelegen snijstrips in tegengestelde richtingen geduwd. Hierdoor wordt het vlees niet alleen gesneden maar als het ware ook gescheurd, waardoor geen mooi 20 snijvlak zal ontstaan. Bij minder vaste substanties, zoals deeg, banket, ijs, etc. openbaart het kleefeffect zich in sterkere mate, omdat het product zelf minder stevig is en makkelijker uit elkaar kan worden getrokken. Het is zelfs mogelijk dat, wanneer een dergelijk product met de bekende snij-inrichting al zou kunnen worden gesneden, de structuur van helften van het gesneden deel van het voedselproduct 25 zodanig wordt verstoord dat het gesneden product er niet meer appetijtelijk uit ziet. Vanuit commercieel oogpunt is dit uiteraard nadelig, omdat het uiterlijk van voedselproducten een grote invloed heeft op het koopgedrag van consumenten.

De onderhavige uitvinding beoogt nu een separatie-inrichting te verschaffen waarmee het mogelijk is verschillende soorten voedselproducten 30 waaronder minder vaste substanties op zodanige wijze te snijden dat een scherpe snede ontstaat en waarbij de oriëntatie en structuur van producten met een niet al te stevige structuur tijdens het snijden althans ten minste in hoofdzaak gehandhaafd blijft. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt door een separatie-inrichting voor voedingsmiddelen omvattende een separatieorgaan met twee 1034959 2 buitenbladen die met ten minste een deel van hun omtreksranden in een scherpe hoek ten opzichte van elkaar zijn bevestigd voor het verschaffen van een snijrand, tussen ten minste een deel van welke buitenbladen een afstandhouderorgaan is opgenomen dat de ruimte tussen de beide buitenbladen slechts ten dele opvult, en 5 aandrijfmiddelen voor het met een frequentie in het bereik van 150 Hz - 10.000 Hz langs de snijrand doen heen en weer bewegen van de buitenbladen. Doordat het separatieorgaan met een relatief hoge frequentie van 150 - 10.000 Hz, bij voorkeur 250 - 5.000 Hz heen en weer beweegt, en daarbij uiteraard een relatief hoge snelheid ten opzichte van het te snijden product ontwikkelt, is de kans op 10 aanhechting van het voedselproduct aan het separatieorgaan geëlimineerd, of althans ten minste sterk gereduceerd. Om het separatieorgaan met een dergelijke frequentie heen en weer te kunnen laten bewegen is het noodzakelijk het separatieorgaan zo licht mogelijk uit te voeren. Vandaar dat het separatieorgaan is vervaardigd door twee buitenbladen tegen de snijrand aan elkaar te bevestigen en 15 vanuit die snijrand enigszins taps uiteen te laten lopen waarbij het afstandhouderorgaan de buitenbladen op afstand van de snijrand op afstand van elkaar houdt. Om het gewicht relatief laag te houden, vult het afstandhouderorgaan slechts een deel van de ruimte tussen beiden buitenbladen op. De bladen van het separatieorgaan zijn bij voorkeur vervaardigd van metaal. Verder hebben zij bij voorkeur een dikte in 20 het bereik van 100-150 μ. Omdat de buitenbladen bij voorkeur zo licht mogelijk worden uitgevoerd, kan het afstandhouderorgaan de nodige stijfheid aan het separatieorgaan verschaffen. Aldus kan het beoogde doel met een separatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden bereikt.

In de stand van de techniek zijn verschillende separatie-organen 25 met een translerende snijrand bekend. Daarbij is steeds gekozen voor ofwel een in de context van de onderhavige uitvinding relatief lage translatiefrequentie, lager dan 100 Hz, of een in de context van de onderhavige uitvinding relatieve hoge frequentie in het ultrasoon gebied, hoger dan 20 kHz. Het nadeel van de lage frequentie is hierboven reeds besproken. Het nadeel van een frequentie in het ultrasoon gebied is 30 dat die hoge eisen stelt aan de samenstelling van het mes, dat relatief robuust dient te worden uitgevoerd. Een verder nadeel van een dergelijke frequentie is dat de amplitude van de snijrand bij een met een ultrasone frequentie beperkt is tot 0,01 mm, hetgeen niet voor alle toepassingen geschikt is. Een separatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding maakt mogelijk de massa van het mes zodanig te 3 beperken, dat de snijrand met een combinatie van een relatief hoge frequentie (meer dan 150 Hz) met een relatief grote amplitude (groter dan 0,5 mm) wordt getransleerd.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 5 zijn de buitenbladen daarbij met de omtreksranden ten opzichte van elkaar versprongen aangebracht. Hierbij bevindt de omtreksrand van één van de twee buitenbladen zich binnen de omtreksrand van het andere buitenblad, bijvoorbeeld op een afstand van 0,5 mm tot 3 mm van die omtreksrand. Aldus wordt de snijrand van het separatieorgaan gevormd door de omtreksrand van het zich het verst 10 uitstrekkend en aldus tot voorbij het ander buitenblad uitstekend buitenblad. Aldus kan door het verder uitstrekkend buitenblad een ter plaatse van de snijrand dunner snij-orgaan worden gevormd. Bovendien biedt een dergelijke uitvoeringsvorm de mogelijkheid de buitenbladen op betrouwbare wijze nabij de omtreksranden aan elkaar te lassen, bijvoorbeeld door middel van laserlassen.

15 Verder kan tussen de beide omtreksranden een snij-element zijn voorzien, dat de daadwerkelijke snijrand vormt. Hierbij kan voor het materiaal van de buitenbladen en het materiaal van de snijrand een keuze worden gemaakt waarmee de functie van het betreffend element kan worden geoptimaliseerd. Het is daarbij mogelijk dat de snijrand deel uitmaakt van, of is verbonden met, het afstandhouder-20 orgaan.

Voor het kunnen vormen van een scherpe snijrand heeft het de voorkeur dat de buitenbladen althans ten minste nabij de snijrand aan elkaar zijn bevestigd.

Een zeer goed snijresultaat wordt bereikt indien het 25 separatieorgaan is ingericht voor het heen- en weer bewegen om een rotatieas. Hierdoor maakt het separatieorgaan een pendelbeweging om de rotatie-as met de snijrand aan een van de rotatie-as weg gerichte snijrand.

Om een dergelijke snij-inrichting goed door een voedselproduct te kunnen laten bewegen heeft het de voorkeur dat de snijrand een gebogen vorm 30 heeft. Die gebogen vorm kan, althans bij een separatieorgaan dat om een rotatie-as heen en weer beweegt, in hoofdzaak verlopen volgens een cirkelboog met de rotatie-as als middelpunt. Een zeer goed snijresultaat wordt verkregen indien de kant van de snijrand die bij een snijbeweging het voorlopend einde vormt dichter bij de rotatie-as is gelegen dan een nalopend deel van de snijrand. Bij een snijorgaan 4 dat tweezijdig kan snijden, vormen de tegenover elkaar gelegen uiteinden van de snijrand een voorlopend einde en wordt het nalopend deel van de snijrand gevormd door het middengedeelte van de snijrand.

Om de separatie-inrichting te kunnen afstemmen op verschillende 5 te snijden producten heeft het de voorkeur dat regelmiddelen zijn voorzien voor het regelen van de frequentie waarmee het separatieorgaan kan worden heen en weer bewogen.

Voor het verder verminderen van weerstand die de buitenbladen tijdens een snijbeweging ondervinden, en daarmee het gevaar dat het 10 voedselproduct tijdens het snijden aan de buitenbladen van het separatieorgaan kleeft, kan ten minste één van de buitenbladen aan de van het afstandhouderorgaan weg gerichte kant zijn voorzien van een getextureerd oppervlak. Het getextureerd oppervlak kan afhankelijk van het te snijden product hydrofiel of hydrofoob worden gekozen.

15 Het snijresultaat kan nog verder worden verbeterd wanneer het separatieorgaan is voorzien van een fluidumtoevoer voor het toevoeren van fluïdum naar het inwendige van het separatieorgaan en van fluïdum-afvoeropeningen. Hierdoor is het mogelijk tijdens een snijbewerking fluïdum door het separatieorgaan tussen de gesneden vlakken van het gesneden product toe te voeren. Hoe dit kan 20 resulteren in een beter snijresultaat zal duidelijk worden uit de hierna volgende alinea's.

Wanneer de fluïdum-afvoermiddelen, althans ten minste ten dele, zijn voorzien in ten minste één van beide buitenbladen kan tussen het ten minste ene buitenblad en het snijvlak van een gesneden deel van een te snijden 25 voedselproduct een fluïdumlaag worden aangebracht. Het is uiteraard mogelijk beide buitenbladen te voorzien van fluïdum-afvoermiddelen, zodat tijdens het snijden tussen het separatieorgaan en beide snijvlakken van gesneden delen van het te snijden voedselproduct fluïdum kan worden voorzien. Het fluïdum kan verschillende doelen dienen. Zo is het mogelijk vocht, bijvoorbeeld water, in kleine 30 hoeveelheden uit het separatieorgaan te laten sijpelen tijdens het snijden, zodat een film van vloeistof, bijvoorbeeld water, tussen een buitenblad en het corresponderend snijvlak van het te snijden product wordt verschaft. Zo is het bekend dat bijvoorbeeld brooddeeg niet aan een oppervlak, in dit geval een buitenblad, zal kleven wanneer er zich een filmlaag van water tussen dat oppervlak en het deeg bevindt. Bovendien 5 zullen de twee snijvlakken van een deegproduct na het snijden niet weer aan elkaar kleven als gevolg van de waterfilm die zich er tussen bevindt bijvoorbeeld doordat die door het separatieorgaan tussen twee tegenover elkaar gelegen snijvlakken is achtergelaten. Verder kan een relatief warm of koud fluïdum door het 5 separatieorgaan stromen voor het doen verwarmen respectievelijk koelen van het separatieorgaan. Verwarmen kan bijvoorbeeld het snijden door ijs vergemakkelijken. Het koelen van het separatieorgaan kan teweeg brengen dat een condens neerslaat op het separatieorgaan, hetgeen hetzelfde effect heeft als het door de buitenbladen laten sijpelen van water.

10 Voor het naar de fluïdum-afvoermiddelen transporteren van fluïdum kan het afstandhouderorgaan zijn voorzien van ten minste één kanaal voor het van de fluïdumtoevoer naar de fluïdum-afvoeropeningen leiden van een fluïdum.

Alternatief of daarnaast kunnen de fluïdum-afvoermiddelen althans ten minste ten dele zijn voorzien aan een van de snijrand van het separatieorgaan 15 weg gerichte omtreksrand van het separatieorgaan. Aldus kan bij een snijbeweging aan een zogenaamd nalopend einde een fluïdum worden achtergelaten tussen de van elkaar gescheiden delen van een (deels) gesneden product.

Het heeft de voorkeur dat de inrichting een contragewicht omvat dat in tegenfase ten opzichte van het separatieorgaan heen en weer beweegt. Het 20 contragewicht heeft ten doel de separatie-inrichting bij gebruik zo stabiel mogelijk te houden. Hierdoor kan de frequentie van het heen en weer bewegen verder worden verhoogd en is het risico dat de separatie-inrichting als gevolg van het bereiken van een eigenfrequentie aan aanzienlijke trillingen wordt blootgesteld sterk gereduceerd ten opzichte van inrichtingen zonder contragewicht.

25 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn verwarmingsmiddelen voorzien voor het doen verwarmen van althans ten minste de buitenbladen van het separatieorgaan. Verwarmingsmiddelen kunnen worden toegepast om het snijden met het separatieorgaan te vergemakkelijken, bijvoorbeeld wanneer het separatieorgaan het product ook kan smelten, zoals 30 bijvoorbeeld bij ijs en andere zuivelproducten. Door het (mede) smelten van het product langs het snijvlak kan bij bepaalde producten een nog nettere afwerking van het snijvlak worden bereikt.

Het heeft de voorkeur dat de verwarmingsmiddelen een elektrisch verwarmingselement omvatten. Elektrische verwarmingselementen zijn eenvoudig 6 aan te brengen en zijn weinig storingsgevoelig.

De lengte van de snijrand is bij voorkeur gelegen in het bereik van 15 tot 150 mm, verder bij voorkeur van 25 tot 100 mm. Een separatieorgaan met een dergelijke snijrand heeft de juiste afmetingen voor het eenvoudig kunnen snijden 5 van de meeste voedselproducten.

Voor het verschaffen van een separatie-inrichting waarbij de snijbewerking wordt ondersteund door het onderling bewegen van de buitenbladen van het separatieorgaan kunnen de buitenbladen van het separatieorgaan zodanig ten opzichte van elkaar aan de separatie-inrichting zijn aangebracht dat zij ten 10 opzichte van elkaar in tegenfase langs de snijrand heen en weer kunnen worden bewogen.

De separatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat bij voorkeur een draagoppervlak voor een te separeren product, boven welk draag-oppervlak het separatieorgaan heen en weer beweegbaar is aangebracht. Hierdoor 15 is de onderlinge opstelling tussen het separatieorgaan en een product dat zich op het draagoppervlak bevindt door middel van de inrichting instelbaar. Door een juiste opstelling van een te snijden product ten opzichte van het separatieorgaan (of omgekeerd) kan het snijproces worden geoptimaliseerd.

Het heeft daarbij de voorkeur dat het draagoppervlak is opgenomen 20 in een transporteur. Dit maakt het mogelijk dat de transporteur het te snijden product in de richting en tot voorbij het werkzaam separatieorgaan beweegt.

Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een separatieorgaan voor toepassing bij een separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, omvattende twee buitenbladen 25 die met ten minste een deel van hun omtreksranden in een scherpe hoek ten opzichte van elkaar tegen elkaar zijn bevestigd voor het verschaffen van een snijrand en tussen ten minste een deel van welke buitenbladen een afstandhouderorgaan is opgenomen dat de ruimte tussen de beide buitenbladen slechts ten dele opvult. De voordelen van een dergelijke werkwijze corresponderen 30 met de voordelen van de separatie-inrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend nader worden toegelicht aan de hand van een slechts als voorbeeld dienende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, 7 waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een snij-inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 een zijaanzicht is van een deel van de separatie-inrichting 5 uit figuur 1;

Figuur 3 een alternatieve uitvoeringsvorm van een separatieorgaan voor toepassing bij de onderhavige uitvinding toont;

Figuur 4 een uitvoeringsvorm van een nog een ander separatieorgaan voor toepassing bij de onderhavige uitvinding toont; 10 Figuur 4a een dwarsdoorsnede-aanzicht van het separatieorgaan volgens de lijn A-A uit figuur 4 toont;

Figuur 4b een doorsnede-aanzicht van het separatieorgaan uit figuur 4 volgens de lijn B-B uit figuur 4a toont;

Figuur 4c een dwarsdoorsnede-aanzicht van een alternatieve 15 uitvoeringsvorm van een separatieorgaan volgens de lijn A-A uit figuur 4 toont.

Figuur 5a een zijaanzicht van een separatieorgaan met geperforeerd buitenblad toont;

Figuur 5b een doorsnede-aanzicht van het separatieorgaan uit figuur 5a volgens de lijn A-A toont; en 20 Figuur 6 een separatieorgaan met fluïdum-uitstroomopeningen in een nalooprand toont.

Kijkend naar figuur 1 wordt een deel van een snijinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Een wigvormig snijelement 11 met twee buitenbladen 2 (waarvan er in figuur 1 slechts één zichtbaar is) is pendelend volgens 25 dubbele pijl P opgehangen aan een aandrijfinrichting 3 met een rotatieas 3a voor het snijblad 2. Op een transportband 4 wordt een stuk plaatgebak 5 in de richting van pijl T naar een snijrand 7 van het snijelement 11 toegevoerd om langs separatievlak 6, dat hier met stippellijnen is weergegeven, te worden gesneden. Zolang het product (nog) niet is gesneden, is er uiteraard (nog) geen sprake van een 30 separatievlak, of daarmee moet een denkbeeldig vlak worden bedoeld waarlangs het product dient te worden gesneden.

Figuur 2 toont een zijaanzicht van het snijelement 11 en aandrijfinrichting 3 boven een transportband 4 uit figuur 1. Het snijelement 11 is volgens dubbele pijl P pendelend met de snijrand 7 juist boven transportband 4 pendelend 8 opgehangen (zie dubbele pijl P).

Figuur 3 toont een zijaanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een snijelement 15 met een snijblad 12 met een gegolfde snijrand 17 dat volgens dubbele pijl P pendelend is opgehangen aan aandrijfinrichting 13.

5 Figuur 4 toont een zijaanzicht van een snijelement 21 met een snijblad 22 en een snijrand 27. Figuur 4a toont een doorsnede volgens de lijn A-A uit figuur 4 van het snijelement 21 met twee snijbladen 22a, 22b waartussen een middenorgaan 28 is voorzien en waarbij de snijbladen 22a, 22b vanuit de onderrand 27 van het middenorgaan 28 wigvormig zijn aangebracht aan weerszijden van het 10 middenorgaan 28, waarvan de onderrand 27 de snijrand vormt. Het snijelement 21 is pendelend om rotatieas 23a opgehangen.

Figuur 4b toont een doorsnede-aanzicht volgens de lijn B-B uit figuur 4a van het snijelement 21. Het snijelement 21 strekt zich vanaf de snijrand die wordt gevormd door de snijbladen, waarvan in figuur 4b slechts snijblad 22b 15 zichtbaar is, uit tot de bovenkant van de snijbladen 22 van het snijelement 21. Aldus verschaft het middenorgaan 28 het snijelement 21 een stijfheid aan de constructie met de buitenbladen 22a, 22b.

Figuur 4c toont een zijaanzicht van een snijelement 61, in grote lijnen vergelijkbaar met snijelement 21, met een snijblok 62 en een alternatieve 20 snijrand 67, volgens de lijn A-A uit figuur 4. Snijelement 61 heeft twee snijbladen 62a, 62b, waartussen een middenorgaan 68 is voorzien en waarbij de snijbladen 62a, 62b aan weerszijden van het middenorgaan 68 zijn aangebracht. Aan het uiteinde 65 van snijblad 62b is snijblad 62b met een lasverbinding is verbonden aan snijblad 62a dat zich iets verder uitstrekt en waarvan het uiteinde 67 de snijrand 25 vormt.

Figuur 5a toont een zijaanzicht van een snijelement 31 met een snijrand 37 en buitenbladen 32a, 32b (waarvan het laatste in figuur 5a niet zichtbaar is) en een middenorgaan met kanalen 39 tussen de buitenbladen 32a, 32b die in figuur 5a met stippellijnen zijn aangegeven en leiden naar gebieden op vlak 32a die 30 zijn voorzien van perforaties 40.

Figuur 5b toont een dwarsdoorsnede-aanzicht volgens lijn A-A uit figuur 5a met twee buitenbladen 32a, 32b die vanuit snijrand 37 wigvormig naar boven verlopen met een middenorgaan 38 waardoorheen zich de kanalen uit figuur 5a vanaf een toevoeraansluiting 41 naar de gebieden met perforaties 40 (zie figuur 9 5a) uitstrekken voor het volgens pijlen F aan een snijvlak kunnen afgeven van fluïdum.

Figuur 6 tenslotte toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een snijelement 51 in explosie-aanzicht, waarbij tussen de snijbladen 52a, 52b een 5 inzetstuk 62 met een toevoeropening 61, kanalen 59 en uitstroomopeningen 60 is voorzien in het nalopend einde van het snijelement 51.

Nu kijkend naar figuur 1 wordt een snijinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond, waarbij een aandrijfinrichting 3 bij toepassing snijelement 11 in de richtingen van dubbele pijl P pendelend om as 3a aandrijft, 10 terwijl op transportband 4 een plaatgebak 5 in de richting van snijelement 11 wordt getransporteerd. Wanneer snijelement 11 in contact komt met het plaatgebak 5 zal het het plaatgebak 5 volgens separatievlak 6 snijden. Dit geschiedt doordat de scherpe snijrand 7 pendelend heen en weer wordt bewogen met een frequentie van ongeveer 500 Hz en met een amplitude in het bereik van 0,25 - 4 mm. Verder bij 15 voorkeur heeft het bereik van een ondergrens van 1.0 mm. Ook verder bij voorkeur heeft het bereik een bovengrens van 1,5 mm van. Hierbij wordt de ondergrens bepaald door onder andere een gewenste minimale afstand waarvan het snijelement door het te snijden product moet pendelen. De bovengrens wordt onder andere bepaald door de onderste pendelfrequentie en het gewicht van het snijelement. Door 20 de hoge frequentie waarmee snijelement 11 met de snijbladen 2 en snijrand 7 door het plaatgebak 5 snijdt, zal het plaatgebak 5 aan weerszijden van het separatievlak 6 niet aan de snijbladen 2 van het snijelement 11 kleven en wordt aldus het plaatgebak 5 netjes gesneden.

Figuur 2 toont het snijelement 11 in zijaanzicht in de richting van pijl 25 P pendelend boven transportband 4. Uit de vorm van de snijrand 7 van dubbele snijelement 11 is op te maken dat dit snijelement geschikt is voor het vanaf twee zijden kunnen snijden van een voedselproduct.

Figuur 3 toont een snijelement 15 dat door aandrijfinrichting 13 pendelend in de richting van dubbele pijl P wordt aangedreven, waarbij de snijrand 30 17 van de snijbladen 12 gegolfd is. Hierdoor is dit snijelement met name geschikt voor voedselproducten waarbij het mes goed bot kan worden, zoals bijvoorbeeld gevogelte waarin nog botten aanwezig zijn.

Figuur 4 toont een ander snijelement 21 dat geschikt is voor het met snijrand 27 snijden van voedselproducten. Dit snijelement 21 heeft asymmetrische 10 snijbladen 22, waarbij de afstand d1 vanaf de rotatie-as 23a tot het voorlopend eind van de snijrand 27 kleiner is dan de afstand d2 vanaf rotatie-as 23a tot een middengedeelte van de snijrand 27. Hierdoor zal het snijelement 21 wanneer het in figuur 4 in de richting van de wijzers van de klok om rotatieas 23a beweegt ook bij 5 een stilstaand product steeds verder in het product doordringen. In feite glijdt de snijrand 27 bij een dergelijke uitvoeringsvorm door het product heen, waarbij de snijrand 27 in de teruggaande beweging (in de richting van de wijzers van de klok) zich terugtrekt uit het snijvlak om vervolgens bij de beweging in de richting van de wijzers van de klok weer een goede snijbeweging te kunnen uitvoeren.

10 Figuur 4a toont een doorsnede-aanzicht van het snijelement 21 uit figuur 4 volgens de lijn A-A. In dit doorsnede-aanzicht is te zien dat een middenorgaan 28 als afstandhouder en steunorgaan voor de beide snijbladen 22a, 22b van het snijelement 21 dienst doet. Onderaan het snijelement 21 maken de bladen 22a, 22b direct contact met de onderrand 27 van het middenorgaan 28 voor 15 het vormen van een zeer scherpe, wigvormige snijrand 27.

Figuur 4b tenslotte toont een doorsnede-aanzicht volgens de lijn B-B uit figuur 4a, waarbij de vorm van het middenorgaan 28 tussen de snijbladen 22a, 22b wordt getoond. De uitsparingen in het middenorgaan 28, waardoorheen snijblad 22b zichtbaar is dienen om het gewicht van het snijelement 21 te reduceren voor het 20 mogelijk maken van een zo hoog mogelijke pendelfrequentie. Aan de onderkant strekt het snijblad 22b zich tot voorbij het middenorgaan 28 uit, waar het snijblad 22b contact zal maken met snijblad 22a dat in deze figuur niet wordt getoond.

Figuur 4c toont een alternatief dwarsdoorsnedeaanzicht volgens de lijn A-A uit figuur 4 van een snijelement 61 vergelijkbaar met snijelement 21 uit 25 figuur 4. Ook hier worden twee snijbladen 62a, 62b op afstand van elkaar gehouden door middenorgaan 68. Echter, in tegenstelling tot bij figuur 4a, waarbij een onderrand van het middenorgaan 28 de snijrand 27 vormt, strekken beide snijbladen 62a, 62b zich uit tot voorbij afstandhouderorgaan 68 om vervolgens bij de onderrand 65 van snijblad 62b samen te komen. Snijblad 62a strekt zich verder uit dan snijblad 30 62b, dat met het uiteinde 65 aan snijblad 62a is gelast. Aldus wordt de snijrand 67 in feite slechts gevormd door de omtreksrand van snijblad 62a.

In figuren 5a en 5b wordt een snijelement 31 in zijaanzicht respectievelijk in doorsnede-aanzicht weergegeven, waarbij in de snijbladen 32a en 32b aan weerszijden van het snijelement 31 perforaties 40 zijn voorzien. In figuur 5a 11 zijn met stippellijnen kanalen weergegeven voor het vanuit een toevoeraansluiting 41 voor fluïdum (zie figuur 5b) naar de perforaties 40 transporteren van fluïdum. De perforaties 40 zijn zodanig aangebracht dat zij voor een specifiek te snijden product een ideale locatie hebben. Voor verschillende producten kunnen de perforaties op 5 verschillende plaatsen zijn aangebracht. De kanalen 39 strekken zich uit door middenorgaan 38, hetgeen overigens om reden van overzichtelijkheid in de tekeningen niet als zodanig is getekend. In figuur 5b is te zien dat fluïdum volgens pijlen F uit de beide snijbladen 32a, 32b stroomt voor het afgeven van fluïdum aan de snijvlakken van een voedselproduct aan weerszijden van het snijelement 31.

10 Figuur 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een snijelement 51 met uitstroomopeningen 60 voor fluïdum in explosie-aanzicht. In samengestelde toestand bevindt het inzetstuk 62 zich tussen de snijbladen 52a en 52b, waarbij de perforaties of uitstroomopeningen 60 uitmonden aan de achterkant van het snijelement 51. Als zodanig kan fluïdum vanaf toevoeraansluiting 61 door kanalen 15 59 in de richting van pijlen F in het inzetstuk 62 door de uitstroomopeningen 60 worden geleid. Bij deze uitvoeringsvorm zal het fluïdum pas tussen de snijvlakken van een deels gesneden product worden aangebracht nadat het snijelement 51 dat deel van het voedselproduct is gepasseerd. Deze uitvoeringsvorm is daarom maar geschikt voor het aanbrengen van een film tussen de snijvlakken en minder voor het 20 verminderen van wrijving tussen de snijbladen 52a, 52b en het voedselproduct.

In de figuren en de beschrijving zijn slechts enkele uitvoeringsvormen van een snijinrichting of snijelement volgens de onderhavige uitvinding getoond en beschreven. Het moge echter duidelijk zijn dat voor de vakman verschillende aanpassingen op deze uitvoeringsvormen kunnen worden bedacht, die 25 vallen binnen de beschermingsomvang van de onderhavige octrooiaanvrage, die wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. De figuren en beschrijving uit dit document zijn slechts ter toelichting opgenomen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de separatie-inrichting te voorzien van koppelmiddelen, bij voorkeur snelkoppel-middelen, voor het (snel) kunnen verwisselen van snijelementen voor het kunnen 30 aanpassen van een snijelement aan verschillende soorten te snijden producten.

1 034959

Claims (21)

1. Separatie-inrichting voor voedingsmiddelen omvattende een separatieorgaan met twee buitenbladen die met ten minste een deel van hun 5 omtreksranden in een scherpe hoek ten opzichte van elkaar zijn bevestigd voor het verschaffen van een snijrand, tussen ten minste een deel van welke buitenbladen een afstandhouderorgaan is opgenomen dat de ruimte tussen de beide buitenbladen slechts ten dele opvult, en aandrijfmiddelen voor het met een frequentie in het bereik van 150 Hz -10.000 Hz langs de snijrand doen heen en weer bewegen van 10 het separatieorgaan.

2. Separatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buitenbladen daarbij met de omtreksranden ten opzichte van elkaar versprongen zijn aangebracht.

3. Separatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 15 tussen de beide omtreksranden een snij-element is voorzien dat de daadwerkelijke snijrand vormt.

4. Separatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de buitenbladen althans ten minste nabij de snijrand aan elkaar zijn bevestigd.

5. Separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat het separatieorgaan is ingericht voor het heen- en weer bewegen om een rotatieas.

6. Separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de snijrand een gebogen vorm heeft.

7. Separatie-inrichting met het kenmerk, dat regelmiddelen zijn 25 voorzien voor het regelen van de frequentie waarmee het separatieorgaan kan worden heen en weer bewogen.

8. Separatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één van de buitenbladen aan de van het afstandhouderorgaan weg gerichte kant is voorzien van een getextureerd oppervlak.

9. Separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het separatieorgaan is voorzien van een fluïdumtoevoer en van fluïdum-afvoeropeningen.

10. Separatie-inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de fluïdum-afvoermiddelen, althans ten minste ten dele zijn voorzien in ten minste één 1034959 van beide buitenbladen.

11. Separatie-inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het afstandhouderorgaan is voorzien van ten minste één kanaal voor het van de fluïdumtoevoer naar de fluïdum-afvoeropeningen leiden.

12. Separatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies 9 tot en met 11, met het kenmerk, dat de fluïdum-afvoermiddelen althans ten minste ten dele zijn voorzien op een van de snijrand van het separatieorgaan weg gerichte omtreksrand van het separatieorgaan.

13. Separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een contragewicht omvat dat in tegenfase ten opzichte van het separatieorgaan heen en weer beweegt.

14. Separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat verwarmingsmiddelen zijn voorzien voor het doen verwarmen van althans ten minste de buitenbladen van het separatieorgaan.

15. Separatie-inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen een elektrisch verwarmingselement omvatten.

16. Separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lengte van de snijrand is gelegen in het bereik van 15 tot 150 mm.

17. Separatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 3 of 5 tot en met 16, met het kenmerk, dat de buitenbladen van het separatieorgaan zodanig ten opzichte van elkaar aan de separatie-inrichting zijn aangebracht dat zij ten opzichte van elkaar in tegenfase langs de snijrand heen en weer kunnen worden bewogen.

18. Separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de separatie-inrichting een draagoppervlak voor een te separeren artikel omvat, boven welk draagoppervlak het separatieorgaan heen en weer beweegbaar is aangebracht.

19. Separatie-inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het 30 draagoppervlak is opgenomen in een transporteur.

20. Separatieorgaan voor toepassing bij een separatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, omvattende twee buitenbladen die met ten minste een deel van hun omtreksranden in een scherpe hoek ten opzichte van elkaar zijn bevestigd voor het verschaffen van een snijrand en waartussen een afstandhouderorgaan is opgenomen dat de ruimte tussen de beide buitenbladen slechts ten dele opvult.

21. Werkwijze voor het snijden van een voedingsmiddel, waarbij een separatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 19 een 5 separatieorgaan doet pendelen met een frequentie gelegen in het bereik van 150 Hz-10.000 Hz. 10 1034959