NL1034382C2 - Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening. - Google Patents

Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening. Download PDF

Info

Publication number
NL1034382C2
NL1034382C2 NL1034382A NL1034382A NL1034382C2 NL 1034382 C2 NL1034382 C2 NL 1034382C2 NL 1034382 A NL1034382 A NL 1034382A NL 1034382 A NL1034382 A NL 1034382A NL 1034382 C2 NL1034382 C2 NL 1034382C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
aid
front part
holder
movement
skate
Prior art date
Application number
NL1034382A
Other languages
English (en)
Inventor
Jacobus Josephus Antonius Maria Van Der Miessen
Original Assignee
Bouwadvies B B A B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bouwadvies B B A B V filed Critical Bouwadvies B B A B V
Priority to NL1034382A priority Critical patent/NL1034382C2/nl
Priority to EP20080164262 priority patent/EP2036595B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1034382C2 publication Critical patent/NL1034382C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63CSKATES; SKIS; ROLLER SKATES; DESIGN OR LAYOUT OF COURTS, RINKS OR THE LIKE
    • A63C1/00Skates
    • A63C1/30Skates with special blades
    • A63C1/34Multi-part blades
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63CSKATES; SKIS; ROLLER SKATES; DESIGN OR LAYOUT OF COURTS, RINKS OR THE LIKE
    • A63C17/00Roller skates; Skate-boards
    • A63C17/04Roller skates; Skate-boards with wheels arranged otherwise than in two pairs
    • A63C17/06Roller skates; Skate-boards with wheels arranged otherwise than in two pairs single-track type
    • A63C17/061Roller skates; Skate-boards with wheels arranged otherwise than in two pairs single-track type with relative movement of sub-parts on the chassis
    • A63C17/062Roller skates; Skate-boards with wheels arranged otherwise than in two pairs single-track type with relative movement of sub-parts on the chassis with a pivotal frame or cradle around transversal axis for relative movements of the wheels
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63CSKATES; SKIS; ROLLER SKATES; DESIGN OR LAYOUT OF COURTS, RINKS OR THE LIKE
    • A63C17/00Roller skates; Skate-boards
    • A63C17/04Roller skates; Skate-boards with wheels arranged otherwise than in two pairs
    • A63C17/06Roller skates; Skate-boards with wheels arranged otherwise than in two pairs single-track type
    • A63C17/065Roller skates; Skate-boards with wheels arranged otherwise than in two pairs single-track type with movements during use of the foot plate or shoe relative to the chassis, e.g. inline clap skate

Landscapes

  • Footwear And Its Accessory, Manufacturing Method And Apparatuses (AREA)
  • Professional, Industrial, Or Sporting Protective Garments (AREA)

Description

Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening
De uitvinding heeft betrekking op een hulpmiddel voor tijdelijke bevestiging aan een menselijk been voor het beoefenen van atletische sporten, zoals schaatsen, skeeleren of skiën. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een verbeterde klapschaats, waaronder zowel 5 ijsschaatsen als in-line rolschaatsen worden begrepen.
Het principe van de bekende klapschaats kan worden teruggevoerd op een Duits octrooischrift DE 78733 uit 1894, terwijl ook daarna, zoals door US 1789182, weer opnieuw soortgelijke schaatsen zijn voorgesteld. Desondanks is dit type schaats pas vooral bekend geworden, nadat het 10 vanuit de bewegingswetenschap is ontwikkeld voor het langebaanschaatsen in wedstrijdverband. In plaats van dat het schaatsmes van een schaats, op de gebruikelijke wijze, voor en achter vast verbonden is met een schoen, is bij de klapschaats het schaatsmes aan de voorkant van de schoen scharnierend bevestigd. Met behulp van een veermechanisme wordt het 15 schaatsmes tegen een steunpunt aan de achterzijde van de schoen gehouden. Hiermee wordt tijdens het schaatsen een betere voetafwikkeling bereikt, zodat ook het afzetbeen van de schaatser geheel kan worden gestrekt alvorens van het ijs te worden getild. Daadwerkelijk zijn met dit type schaats betere resultaten bereikt in de internationale schaatssport. Als 20 nadeel van de klapschaats wordt wel genoemd het verlies van de mogelijkheid om bij het starten nog een zogenaamde “puntstart” te maken, waarbij met de voorste punt van het schaatsmes houvast wordt verkregen in het ijs. Hiervoor zijn weliswaar oplossingen bedacht, die het schaatsmes van een klapschaats tijdelijk vastzetten, maar deze oplossingen zijn voor een 25 deel onpraktisch, of zelfs in strijd met de door de ISU uitgevaardigde voorschriften voor de internationale schaatssport, zodat ze niet bruikbaar zijn voor de wedstrijdsport. Bij klapschaatsen volgens het gangbare model 1 034382.
2 bevindt zich de scharnierende bevestiging aan de voorzijde op ongeveer een derde of minder van de lengte van het schaatsmes vanaf de voorpunt van het schaatsmes. Wanneer bij omhooggeklapt voetdeel het steunpunt aan de hielzijde buiten werking is, moet ruim twee-derde van de lengte van het 5 schaatsmes door de scharnierbevestiging aan de voorzijde in bedwang worden gehouden. Dit stelt niet alleen hoge eisen aan de uitvoering van scharnierverbinding, maar maakt ook de werking van de schaats gevoelig voor slijtage. Vooral bij het starten, maar ook in bochten, is het optimaal overbrengen van kracht vanuit de hiel van de schaatser heel belangrijk.
10 Hiervoor is vooral een vaste en stabiele verbinding met het schaatsmes noodzakelijk. De bekende klapschaats kan hieraan, onder andere door slijtage aan de scharnierverbinding of aan de hielsteun, niet altijd voldoen. Niettemin blijft voor een optimaal benutten van de uitgeoefende kracht tijdens de schaatsslag ook de mogelijkheid om de voet te kunnen afwikkelen 15 zeer belangrijk. Behalve de behoefte aan een betere voetafwikkeling, bij het gebruik van lange schaatsen van het Noorse type, laat ook de wendbaarheid van deze op snelheid gerichte schaatsen te wensen over. Schaatsen die meer op wendbaarheid zijn toegelegd, zoals ijshockey- of kunstrijschaatsen hebben beduidend kortere schaatsmessen.
20 Daarmee in overeenstemming is het ten minste een doel van de onderhavige uitvinding om minstens één van de nadelen van de stand van de techniek te elimineren of daaraan tegemoet te komen. Meer in het bijzonder is het een doel van de uitvinding om aan de thans in gebruik zijnde langebaanschaatsen nieuwe eigenschappen mee te geven. Met name 25 eigenschappen op het gebied van gewrichtsbewegingsvrijheid, wendbaarheid en stabiliteit, werden verondersteld niet in dit schaatstype te kunnen worden gecombineerd. Ook is het een doel van de onderhavige uitvinding om alternatieve constructies te verschaffen die in vervaardiging en gebruik gemakkelijker zijn en die bovendien verhoudingsgewijs voordelig 3 gemaakt kunnen worden. Alternatief is het een doel van de uitvinding om het publiek een op zijn minst nuttige keuzemogelijkheid te verschaffen.
Daartoe voorziet de uitvinding in een hulpmiddel voor atletische sportbeoefening, in het bijzonder klapschaats, voorzien van een onderstel 5 uitgerust met een voorvoetzool en een hakpartij voor het ondersteunen van een menselijke voet en een met het onderstel verbonden houder met een aardoppervlakcontactorgaan, waarbij de houder voorzien is van een, in voortbewegingsrichting, voorste deel en een in het verlengde van het voorste deel aangebracht achterste deel, waarbij het voorste deel, in de nabijheid 10 van de voorvoetzool, om ten minste een dwarsas zwenkbaar met het onderstel is verbonden, voor een zwenkbeweging in een zich gemeenschappelijk door het onderstel en de houder uitstrekkend referentievlak en waarbij het achterste deel onbewegelijk aan het onderstel is bevestigd in de nabijheid van de hakpartij.
15 Het kan bij een dergelijk hulpmiddel of klapschaats voordelig zijn dat de zwenkbeweging van het voorste deel zich volstrekt tussen een niet-uitgezwenkte stand en een volledig uitgezwenkte stand zodat daarmee een voldoende mate van voetafwikkeling voor een gebruiker van het hulpmiddel te waarborgen is. Ook kan daarbij van een tussen het onderstel en de 20 houder werkzame veer gebruik worden gemaakt, die het voorste deel naar de niet-uitgezwenkte stand kan terugbewegen.
In het algemeen is het ook voordelig wanneer het voorste deel in niet-uitgezwenkte positie met een achtereinde aansluit op een vooreinde van het achterste deel langs een deelnaad in de houder. Hierbij kan dan de 25 deelnaad diagonaal worden uitgevoerd. Verder kan de deelnaad nog worden voorzien van onderling samenwerkende messing- en groefprofïelen. Meer in het bijzonder kan er in worden voorzien, dat het voorste deel in de niet-uitgezwenkte positie, in alle richtingen van een normale belasting, door ingrijping van een achtereinde met een vooreinde van het achterste deel 30 daarmee onbeweeglijk verbonden is. Ook kunnen er geleidingsmiddelen worden aangebracht, waarmee het achtereinde van het voorste deel, bij het verzwenken, geleid wordt ten opzichte van het vooreinde van het achterste deel.
4
Naar keuze kan de verzwenkbaarheid om de dwarsas wordt 5 bewerkstelligd door een scharnier voorzien van een scharnierpen, of door een flexibele, eventueel veerkrachtige, verbinding. Ook kan voor de verzwenkbaarheid van het voorste deel nog van een tweede dwarsas gebruikgemaakt worden, die in de voortbewegingsrichting voor de eerste dwarsas is geplaatst. Daarbij kan desgewenst de tweede dwarsas later in de 10 door voetafwikkeling veroorzaakte zwenkbeweging worden geactiveerd dan de eerste zwenkas. Ook kan zonodig ten minste een van de eerste en tweede dwarsassen schuingericht worden opgesteld ten opzichte van het referentie vlak.
In het algemeen kan het nuttig zijn om in de niet-uitgezwenkte 15 stand de positie van het voorste deel meer exact te laten bepalen door een aanslagmiddel. Daarbij kan ook het aanslagmiddel, althans gedeeltelijk, verend elastisch worden uitgevoerd. Ook kan nog worden voorzien in een grendelmiddel, waarmee de draaibeweging van het voorste deel in de niet-uitgezwenkte stand, ten minste tijdelijk, kan worden geblokkeerd. Het 20 grendelmiddel kan daarbij zijn uitgevoerd als een schuifdeel, dat het voorste en achterste deel van de houder gelijktijdig kan omsluiten. Desgewenst kan het grendelmiddel eventueel elektromagnetisch worden ontgrendeld. Ook kan met behulp van magnetische aantrekking in de niet-uitgezwenkte positie van het voorste deel de positie van dat voorste deel meer exact 25 worden bepaald. Alternatief is het ook mogelijk om door middel van twee afstotende magneetpolen zelfs een lichte afzetdruk te geven bij de afwikkeling van de voet. Hiermee kan ook het effect van wrijving worden verminderd.
5
Gebruikelijk bij dit soort hulpmiddelen is om de voorvoetzool en de hakpartij deel te laten uitmaken van een, de voet van een gebruiker, omsluitend schoeisel.
Een geschikt aardoppervlakcontactorgaan kan worden gevormd 5 door een schaatsmes. Dit kan vervaardigd zijn uit staal, al dan niet voorzien van een coating, uit sintermetaal of zelfs uit keramisch materiaal. Alternatief kan het aardoppervlakcontactorgaan worden gevormd door een wielstelsel voor in-line schaatsen. Dat is op zichzelf al een tak van sportbeoefening, maar kan ook dienen voor het onderhouden van de conditie 10 van een sportbeoefenaar gedurende periodes van ijsschaarste.
De uitvinding heeft verder nog betrekking op een als een paar schaatsen uitgevoerde combinatie met telkens een als linker en als rechter schaats uitgevoerd hulpmiddel van het hiervoor beschreven type, waarbij daartoe relevante details bij de linker en rechter schaats 15 spiegelsymmetrisch zijn uitgevoerd.
De uitvinding zal nu in meer detail worden beschreven aan de hand van de bijgesloten tekeningen, waarin:
Figuur 1 en 2 zijaanzichten zijn van een klapschaats volgens de uitvinding in respectievelijk de rijstand en de voorovergezwenkte positie; 20 Figuur 3 en 4 zijaanzichten zijn van een alternatieve uitvoeringsvorm voor een klapschaats volgens de uitvinding in dezelfde standen als in de figuren 1 en 2.
Figuur 5, 6, 7 en 8 alternatieve vormgevingen van de deelnaad zijn, volgens de doorsneden D-D in, onder andere, de figuren 1 en 3; 25 Figuur 9 en 10 zijaanzichten zijn van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een klapschaats volgens de uitvinding in dezelfde standen als in figuur 1 en 2;
Figuur 11 en 12 zijaanzichten zijn van nog weer een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een klapschaats volgens de uitvinding in 30 de standen van figuur 1 en 2; en 6
Figuur 13 en 14 zijaanzichten zijn van een in-line rolschaats, ook wel skeeler genoemd, volgens het principe van de uitvinding, waaraan tevens een door magneetwerking ondersteunde sluitbewegingsvariant is toegevoegd.
5 Figuur 1 toont in zijaanzicht een klapschaats 1 voor atletische sportbeoefening. De klapschaats 1 bevindt zich in figuur 1 in de normale rijstand. De schaats 1 beschikt over een onderstel 3, hier schematisch voorgesteld als een de voet van een gebruiker omsluitend schoeisel. Het onderstel 3 is voorzien van een voorvoetzool 5 en een hakpartij 7. Een met 10 het onderstel 3 verbonden houder 9 beschikt over een orgaan voor contact met het aardoppervlak zoals een schaatsmes 11. De houder 9 bestaat uit een voorste deel 13 en een in het verlengde daarvan liggend achterste deel 15. Het voorste deel 13 is verzwenkbaar om een scharnierpen 17, die zich in dwarsrichting uitstrekt ten opzichte van een denkbeeldig referentie vlak dat 15 zich door het onderstel 3 en de houder 9 uitstrekt. Bij verzwenking, zoals in figuur 2 getoond, blijft het voorste deel 13 in hoofdzaak in dit referentievlak. Het achterste deel 15 is onbeweeglijk aan de hakpartij 7 van het onderstel 3 bevestigd.
Figuur 2 toont het voorste deel 13 met een bijbehorend deel van de 20 houder 9A en deel van het ijsmes 11A in een vooroverge zwenkte positie van de klapschaats 1. Het voorste deel van het ijsmes 11A zal in deze positie in contact blijven met het ijsoppervlak. Het achterste deel 15, dat vast aan de hielpartij 7 is bevestigd, heeft zich in figuur 2 met een achterste deel HB van het ijsmes van het ijs af bewogen. Hiermee is onder andere bereikt dat 25 tijdens het afwikkelen van de voet van de berijder met het voorste deel 13 van de schaats nog kracht op het ijs kan worden uitgeoefend maar dat de belasting van het scharnierlager 17 beduidend lager is terwijl in deze stand ook een grotere wendbaarheid is verkregen. Voor een goede uitlijning van de voorste en achterste schaatsmessen HA, HB kan het wenselijk zijn om een 30 aanslag 19 aan te brengen. Verder kan er tussen het onderstel 3 of de 7 voorvoetzool 5 en het voorste deel 13 van de houder 9 een veer werkzaam zijn om het voorste deel naar de niet-uitgezwenkte stand terug te brengen. Deze veer (niet getoond, maar conventioneel) kan het voorste deel 13 terugbrengen naar de stand van figuur 1, nadat de schaats 1 vanuit de 5 positie in figuur 2 in zijn geheel van het ijs is gelicht. Deze veren die courant zijn bij klapschaatsen, zijn de vakman bekend en kunnen worden gevormd door haarspeldveren rond het scharnier 17 maar ook door trekveren die bijvoorbeeld een achtereinde 21 van het voorste deel 13 naar de voorvoetzool 5 toe trekken. Veelal kunnen dergelijke trekveren naar keuze op een aantal 10 plaatsen worden ingehaakt, zodat een instelbare veerspanning verkregen wordt. In gesloten stand (figuur 1) sluit het achtereinde 21 van het voorste deel 13 aan tegen een vooreinde 23 van het achterste deel 15 en vormt dan een deelnaad 25 in de houder 9.
De figuren 3 en 4, waarin voor een beter begrip zoveel mogelijk 15 dezelfde referentiecijfers zullen worden gebruikt, tonen een variant waarbij de deelnaad 25 niet meer recht maar volgens een radius verloopt. De radius van de deelnaad 25 heeft het draaipunt 17 als middelpunt. Hierdoor blijven het achtereinde 21 en het vooreinde 23 van de deelnaad 25 tijdens het verzwenken (fig. 4) langs elkaar lopen. Van deze omstandigheid kan op 20 voordelige wijze gebruik worden gemaakt wanneer een geschikte deelnaadvormgeving uit de figuren 5-8 wordt toegepast.
Figuren 5, 6, 7 en 8 tonen schematisch en als bovenaanzicht een aantal alternatieve doorsneden volgens de lijnen D-D in figuur 1 en figuur 3. Deze doorsneden hebben ook toepassing in de figuren 9 en 11 die hierna nog 25 worden toegelicht. Wanneer nu bij de uitvoeringsvorm uit figuur 3 en 4 in plaats van de rechte uitvoering volgens figuur 5 een van de contouren volgens de figuren 6, 7, of 8 wordt toegepast, dan wordt het vooreinde 23 van het achterste deel 15 over tenminste een belangrijk deel van het verzwenktraject geleid ten opzichte van het achtereind 21 van het voorste 30 deel 13. In deze specifieke combinatie is het wel van belang dat er geen 8 wrijving van betekenis kan optreden tussen het uitzwenkende voorste deel en het vaste achterste deel. Ook kan het nodig zijn om bij de uitvoering volgens figuur 3 en 4 de deelnaad enigszins ruim te dimensioneren, zodat ijs, sneeuw of vuil geen kans krijgt om de zwenkbaarheid te hinderen.
5 Figuur 6 toont een zogenaamde messing en groef variant waarbij een messing 27 met een groef 29 in aangrijping is. Een ongewenste zijwaartse verplaatsing kan hiermee volledig worden uitgesloten en kunnen ook de krachten op het scharnier 17 worden beteugeld. Een soortgelijk effect kan worden bereikt met de puntige variant volgens figuur 7 of de ronde 10 variant volgens figuur 8. Ook bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 en 2 kan deze vormgeving toepassing vinden, maar heeft dan alleen effect in de niet-uitgezwenkte positie (volgens figuur 1). Het behoeft geen verder betoog dat in de rijstand vooral het goed en onbeweeglijk uitgelijnd zijn van de schaatsmessen buitengewoon belangrijk is voor het bereiken van 15 topprestaties.
In de figuren 9 en 10 wordt nog een alternatieve variant van de klapschaats volgens de uitvinding getoond, waarbij de deelnaad 25 in hoogterichting diagonaal is uitgevoerd en wel zo dat deze deelnaad aan de bovenzijde meer naar voren is gepositioneerd dan aan de onderzijde. Met 20 een dergelijke diagonale uitvoering van de deelnaad wordt een aanslag overbodig omdat de sluitstand bepaald wordt door de deelnaad zelf. Voor de vormgeving van de voor- en achtervlakken 21, 23 van de deelnaad kan weer een van de alternatieven uit de figuren 5, 6, 7 of 8 worden toegepast.
De figuren 11 en 12 laten nog weer een andere variant zien met 25 een diagonale deelnaad 25. De deelnaad heeft hier een getrapte vorm. Dit is een geschikte uitvoeringsvorm wanneer het onderstel 3 moet worden vrijgehouden van reactiekrachten zoals die in een diagonale deelnaad volgens de figuren 9 en 10 zouden kunnen ontstaan. Ook hier kan de dwarsdoorsnede D-D weer een van de vormgevingen uit de figuren 5 tot 8 30 gebruiken.
9
De zwenkverbinding tussen het voorste deel 13 en de voorvoetzool 5 is bij de beschreven uitvoeringsvormen voorgesteld als een scharnierverbinding met als dwarsas een scharnierpen 17. Het zal de deskundige duidelijk zijn dat hiervoor ook een zwenkverbinding uit flexibel, 5 eventueel veerkrachtig, materiaal kan worden toegepast. Ook is het mogelijk om van meer dan één zwenkas gebruik te maken. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van dergelijke meerassige systemen, wordt verwezen naar de beschrijvingen in NL 1003205, NL 1008647, US 6,082,744 en/of NL 1011985.
10 Voor de hoek die de dwarsas maakt met het referentievlak door het onderstel 3 en de houder 9, kan ook een schuingerichte opstelling worden gekozen die rekening houdt met de hoek waaronder het menselijk been zich tijdens het schaatsen afwikkelt. Een meer gedetailleerde beschrijving hiervan is te vinden in onder andere: NL 1014462 en/of NL 1014318.
15 Bij het starten van de schaatsbeweging kan het soms gewenst zijn om het voorste deel 13 ten opzichte van het achterste deel 15 in de niet-uitgezwenkte stand te vergrendelen. Hiervoor kan een eenvoudig met de hand te bedienen grendelmiddel worden voorzien dat is uitgevoerd als een schuifdeel dat aansluitende delen van het voorste en achterste deel 20 gelijktijdig kan omvatten. Ook meer complexe systemen kunnen als vergrendeling in aanmerking komen en voorbeelden hiervan zijn beschreven in NL 8500483, NL 1001618, NL 1007725, NL 1008109 en/of NL 1008898. De figuren 13 en 14 zijn schematische zijaanzichten van een in-line rolschaats, ook wel skeeler genoemd, waarbij het 25 aardoppervlakcontactorgaan wordt gevormd door een wielstelsel. In plaats van een schaatsmes is hier aan het voorste en achterste deel 13, 15 van het onderstel een stelsel van wielen 30A, 30B, 30C en 30D aangebracht. In het voorbeeld zijn dit er vier, maar het kunnen er ook meer dan vier zijn.
Tevens is aan deze uitvoeringsvorm een door magneetwerking 30 ondersteunde sluitbewegingsvariant toegevoegd. In plaats van veren, zoals 10 een haarspeld veer of een trekveer, om het voorste deel 13 naar de niet-uit ge zwenkte stand terug te brengen, kunnen ook magnetische velden worden aangewend om het voorste schaatsdeel in zijn uitgangspositie terug te bewegen. Het verzwenkbare voorste deel 13, bij de verbeterde 5 klapschaats volgens de uitvinding is nagenoeg in balans. Dat wil zeggen dat de zwenkas 17 zich in de nabijheid van het zwaartepunt van het voorste deel 13 bevindt. Hierdoor zal de uitgezwenkte stand ervan zich, onder invloed van de zwaartekracht, in hoofzaak parellel aan het aardoppervlak instellen. Het is daardoor niet nodig, dat er over het gehele traject van de 10 zwenkbeweging een kracht wordt uitgeoefend om het voorste deel 13 in zijn niet-uitgezwenkte stand terug te brengen. Aan het voorvoetdeel van het onderstel 3 is een eerste magneet 31 aangebracht en aan een voor de zwenkas 17 liggend deel van het voorste deel 13 is een tweede magneet 33 aangebracht. De polen van de eerste en tweede magneten 31, 33 zijn 15 zodanig georiënteerd, dat zij elkaar afstoten, zodat er vanuit de uiterste uitgezwenkte positie van het voorste deel 13 een afnemende terugbeweegkracht worden uitgeoefend. Alternatief, of in combinatie met de eerste en tweede magneten 31, 33, kan een derde magneet 35 zijn aangebracht op een verlenging van het achterste deelnaadvlak 23 van het 20 achterste deel 15. Een vierde magneet 37 is daarbij aangebracht op een achter de zwenkas 17 liggend deel van het voorste deel 13. De derde en de vierde magneten 35, 37 zijn zodanig gepoold, dat zij elkaar met toenemende kracht aantrekken. Hiermee kan worden bereikt, dat sluitkrachten op het verzwenkbare voorste deel, slecht in de nabijheid van de uiterste 25 zwenkstanden worden uitgeoefend en niet over een voor de voetafw ikke ling belangrijk deel van het zwenktraject. Het gebruik van magneten bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 13 en 14 is facultatief voor wat betreft de in-line rolschaatsvariant en kan met het zelfde voordeel worden toegepast op elk van de ijsschaats-varianten, zoals die hiervoor besproken 30 zijn.
11
Verondersteld wordt dat de constructie en de werking van de onderhavige uitvinding uit de voorafgaande beschrijving duidelijk blijken. De uitvinding is niet beperkt tot om het even welke hierin beschreven uitvoeringsvorm en, binnen het vermogen van de vakman, zijn er variaties 5 mogelijk die binnen de omvang van de bescherming geacht moeten worden te liggen. Eveneens worden alle kinematische omkeringen geacht binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding te zijn begrepen. Uitdrukkingen, zoals “bestaande uit”, wanneer gebruikt in deze beschrijving of de bijgaande conclusies, moeten niet als een uitputtende opsomming, 10 maar eerder in een inclusieve betekenis, worden opgevat. Uitdrukkingen zoals: "middel voor..." moeten worden gelezen als: "component gevormd voor..." of "element geconstrueerd om..." en dienen te worden opgevat alle equivalenten voor de beschreven constructies mede te omvatten. Het gebruik van uitdrukkingen als: "kritisch", "voordelig", "gewenst" enz., is niet 15 bedoeld om de uitvinding te beperken. Bovendien kunnen ook eigenschappen die niet specifiek of uitdrukkelijk worden beschreven of geëist in de constructie volgens de onderhavige uitvinding worden omvat zonder dat wordt afgeweken van de beschermingsomvang.
1034382

Claims (23)

1. Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening, in het bijzonder klapschaats, voorzien van een onderstel uitgerust met een voorvoetzool en een hakpartij voor het ondersteunen van een menselijke voet en een met het onderstel verbonden houder met een aardoppervlakcontactorgaan, waarbij 5 de houder voorzien is van een, in voortbewegingsrichting, voorste deel en een in het verlengde van het voorste deel aangebracht achterste deel, waarbij het voorste deel, in de nabijheid van de voorvoetzool, om ten minste een eerste dwarsas zwenkbaar met het onderstel is verbonden, voor een zwenkbeweging in een zich gemeenschappelijk door het onderstel en de 10 houder uitstrekkend referentie vlak en waarbij het achterste deel onbewegelijk aan het onderstel is bevestigd in de nabijheid van de hakpartij.
2. Hulpmiddel volgens conclusie 1, waarbij de zwenkbeweging van het 15 voorste deel zich volstrekt tussen een niet-uitgezwenkte stand en een volledig uitgezwenkte stand en daarmee is ingericht om een voldoende mate van voetafwikkeling voor een gebruiker van het hulpmiddel te waarborgen.
3. Hulpmiddel volgens conclusie 2, waarbij een tussen het onderstel 20 en de houder werkzame veer het voorste deel naar de niet-uitgezwenkte stand kan terugbewegen.
4. Hulpmiddel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het voorste deel in niet-uitgezwenkte positie met een achtereinde aansluit op een vooreinde van 25 het achterste deel langs een deelnaad in de houder. 1 034382
5. Hulpmiddel volgens conclusie 4, waarbij de deelnaad in hoogterichting diagonaal is uitgevoerd.
6. Hulpmiddel volgens conclusie 4 of 5, waarbij de deelnaad in 5 dwarsrichting voorzien is van onderling samenwerkende messing- en groefmiddelen.
7. Hulpmiddel volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij het voorste deel in de niet-uitgezwenkte positie, in alle richtingen van een 10 normale belasting, door ingrijping van een achtereinde met een vooreinde van het achterste deel daarmee onbeweeglijk verbonden is.
8. Hulpmiddel volgens conclusie 7, waarbij met geleidingsmiddelen het achtereinde van het voorste deel, bij het verzwenken, geleid wordt ten 15 opzichte van het vooreinde van het achterste deel.
9. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 1 tot 8, waarbij de verzwenkbaarheid om de dwarsas wordt bewerkstelligd door een scharnier voorzien van een scharnierpen. 20
10. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 1 tot 8, waarbij de verzwenkbaarheid om de dwarsas wordt bewerkstelligd door een flexibele, eventueel veerkrachtige, verbinding.
11. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 2 tot 10, waarbij voor de verzwenkbaarheid van het voorste deel van een tweede dwarsas gebruikgemaakt wordt, die in de voortbewegingsrichting voor de eerste dwarsas is geplaatst.
12. Hulpmiddel volgens conclusie 11, waarbij de tweede dwarsas later in de door voetafwikkeling veroorzaakte zwenkbeweging wordt geactiveerd dan de eerste zwenkas.
13. Hulpmiddel volgens conclusie 11 of 12, waarbij ten minste een van de eerste en tweede dwarsassen schuingericht is ten opzichte van het referentie vlak.
14. Hulpmiddel volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de 10 niet-uitgezwenkte positie wordt bepaald door een aanslagmiddel.
15. Hulpmiddel volgens conclusie 14, waarbij het aanslagmiddel, althans gedeeltelijk, verend elastisch is uitgevoerd.
16. Hulpmiddel volgens conclusie 14 of 15, waarbij magnetische middelen zijn aangebracht, die tussen het voorste deel en het aanslagmiddel werkzaam zijn.
17. Hulpmiddel volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de 20 voorvoetzool en de hakpartij deel uitmaken van een de voet van een gebruiker omsluitend schoeisel.
18. Hulpmiddel volgens een van de voorafgaande conclusies, voorzien van een grendelmiddel, waarmee de draaibeweging van het voorste deel in 25 de niet-uitgezwenkte stand, ten minste tijdelijk, kan worden geblokkeerd.
19. Hulpmiddel volgens conclusie 18, waarbij het grendelmiddel uitgevoerd is als een schuifdeel, dat het voorste en achterste deel van de houder gelijktijdig kan omsluiten. 30
20. Hulpmiddel volgens conclusie 18 of 19, waarbij het grendelmiddel elektromagnetisch kan worden ontgrendeld.
21. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 1 tot 20, waarbij het 5 aardoppervlakcontactorgaan wordt gevormd door een schaatsmes.
22. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 1 tot 20, waarbij het aardoppervlakcontactorgaan wordt gevormd door een wielstelsel voor in-line schaatsen. 10
23. Een als een paar schaatsen uitgevoerde combinatie met telkens een als linker en als rechter schaats uitgevoerd hulpmiddel volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij daartoe relevante details bij de linker en rechter schaats spiegelsymmetrisch zijn uitgevoerd. 1 034382
NL1034382A 2007-09-13 2007-09-13 Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening. NL1034382C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034382A NL1034382C2 (nl) 2007-09-13 2007-09-13 Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening.
EP20080164262 EP2036595B1 (en) 2007-09-13 2008-09-12 Ice skate

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034382A NL1034382C2 (nl) 2007-09-13 2007-09-13 Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening.
NL1034382 2007-09-13

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1034382C2 true NL1034382C2 (nl) 2009-03-16

Family

ID=39146087

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034382A NL1034382C2 (nl) 2007-09-13 2007-09-13 Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2036595B1 (nl)
NL (1) NL1034382C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2003408C2 (nl) * 2009-08-28 2011-03-01 Gimo Holding B V Binding van het klapskitype voor een ski of schaats.
US20140042718A1 (en) * 2012-08-09 2014-02-13 Ajyle Skate LLC Biomechanical articulating skate

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE167622C (nl) *
DE78733C (de) * K. HANNES, Raitenhaslach, Post Burghausen, Oberbayern Schlittschuh mit in vertikaler Ebene drehbarer Fufsplatte
GB235827A (en) * 1925-05-09 1925-06-25 Ferdinand Eberle Improvements in skates
US1789182A (en) * 1929-10-07 1931-01-13 Klevstad Edward Ice skate
US3963251A (en) * 1975-07-01 1976-06-15 Miano Paul P Articulated shoe sole with universal supportive wheel
EP0778058A2 (en) * 1995-12-04 1997-06-11 NORDICA S.p.A Skate with in-line wheels
DE29704662U1 (de) * 1997-03-14 1998-04-09 Mohr, Werner, 65719 Hofheim Rollschuh mit schwingend gelagertem Vorderteil, bestehend aus einer Rolle und einer Kugel, und starrem Hinterteil mit 2 Rollen
WO1998047576A1 (en) * 1997-04-22 1998-10-29 Darrel Rowledge Flexible footbed skate
EP0914844A1 (en) * 1997-11-06 1999-05-12 Stylus S.P.A. Ice skate

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8500483A (nl) 1985-02-21 1986-09-16 Albert Wilhelm Schreurs Klapschaats: schaats waarbij de stand van de schoen (en voet) ten opzichte van de buis (inkl. staal) van stand kan veranderen.
NL1003205C2 (nl) 1995-05-24 1996-12-04 Gierveld Beheer Bv Sportinrichting.
NL1001618C2 (nl) 1995-11-09 1997-05-13 Arnold Barends Vergrendelbare klapschaats.
US6082744A (en) 1997-10-24 2000-07-04 K-2 Corporation Double hinged skate
NL1007725C1 (nl) 1997-12-08 1999-06-09 Hans Meester Klapschaats met vergrendelmechanisme,
NL1008109C1 (nl) 1998-01-23 1999-07-26 Hans Meester Klapschaats met vergrendelinrichting.
NL1008647C2 (nl) 1998-03-20 1999-09-21 Fred Jan Dekker Inrichting voor het beoefenen van een schaats- of skisport.
NL1008898C1 (nl) 1998-04-16 1999-10-19 Joannes Adrianus Verbunt Klapschaats.
NL1011985C2 (nl) 1999-05-06 2000-11-07 Univ Amsterdam Verbindingsorgaan.
NL1014462C1 (nl) 1999-12-17 2000-03-21 Sportsinline International B V Klapschaats.
NL1014318C2 (nl) 2000-02-08 2001-08-09 Stichting Tech Wetenschapp Verbindingsorgaan.

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE167622C (nl) *
DE78733C (de) * K. HANNES, Raitenhaslach, Post Burghausen, Oberbayern Schlittschuh mit in vertikaler Ebene drehbarer Fufsplatte
GB235827A (en) * 1925-05-09 1925-06-25 Ferdinand Eberle Improvements in skates
US1789182A (en) * 1929-10-07 1931-01-13 Klevstad Edward Ice skate
US3963251A (en) * 1975-07-01 1976-06-15 Miano Paul P Articulated shoe sole with universal supportive wheel
EP0778058A2 (en) * 1995-12-04 1997-06-11 NORDICA S.p.A Skate with in-line wheels
DE29704662U1 (de) * 1997-03-14 1998-04-09 Mohr, Werner, 65719 Hofheim Rollschuh mit schwingend gelagertem Vorderteil, bestehend aus einer Rolle und einer Kugel, und starrem Hinterteil mit 2 Rollen
WO1998047576A1 (en) * 1997-04-22 1998-10-29 Darrel Rowledge Flexible footbed skate
EP0914844A1 (en) * 1997-11-06 1999-05-12 Stylus S.P.A. Ice skate

Also Published As

Publication number Publication date
EP2036595B1 (en) 2012-08-01
EP2036595A2 (en) 2009-03-18
EP2036595A3 (en) 2009-10-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2010318724B2 (en) Roller skate and wheel trucks therefor
CA2536952A1 (en) Prosthetic foot
FR2749522A1 (fr) Patin a roues en ligne energise
US20050046126A1 (en) Roller skate and wheel trucks therefor
NL1034382C2 (nl) Hulpmiddel voor atletische sportbeoefening.
GB2363078A (en) An in line roller skate
JP2000024164A (ja) 雪用輪かんじき上に靴を保持するための改良された装置
WO2007057523A1 (fr) Dispositif de freinage a machoire, notamment pour patin en ligne
GB2556961B (en) Adjustable roller skates
US6688613B1 (en) Roller skating device
CN103228325B (zh) 直排轮滑鞋
US5630596A (en) Brake device for in-line skates
NL1008552C2 (nl) Zwenkmechanisme en een inrichting voorzien van een dergelijk zwenkmechanisme ter vorming van een schaats, een langlaufski, een rolski, een skeeler of in-line rolschaats.
US7762563B2 (en) Roller skate
FR2618688A1 (fr) Dispositif de support et fixation de chaussures de ski pour pratiquer le surf sur neige
JP7523426B2 (ja) クラップスケート
CS235532B2 (en) Heel holder for safety ski binding
US9186571B2 (en) In-line roller skate
NL1015581C1 (nl) Rem voor roller skates.
NL1039578C2 (nl) Glijhulpmiddel met geïntegreerd systeem om schoen te bevestigen.
KR101573823B1 (ko) 베어링을 이용한 트럭 장치
NL1010079C1 (nl) Schaats.
DK2152375T3 (en) rollerskate
NL1011510C2 (nl) Zwenkmechanisme en een inrichting voorzien van een dergelijk zwenkmechanisme ter vorming van een schaats, een langlaufski, een rolski, een skeeler of in-line rolschaats.
FI58437C (fi) Anordning foer bromsning av rullskida eller dylik

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20130401