NL1034343C1 - De zelfdragende toegangspoort. - Google Patents

Description

Titel:De zelfdragende toegangspoort.

De uitvinding betreft een inrichting voor openen en dichten van een toegang of opening in de vorm van een poort (hek) , doorgaans bestaande uit één of meerdere vouwbare 5 poortdelen, die tegelijkertijd in beweging zijn bij het openen en het sluiten.

Indien de toegang volledig gesloten wordt, komen de poortdelen in lengterichting in eikaars verlengde te staan, waarbij de poortnokken op een vloeiende wijze "gevangen" 10 worden in de geprofileerde middenvangen. De vloeiende wijze van "vangen" vindt plaats middels een excentrisch geplaatst kettingwiel-konstruktie, welke uniek is in zijn soort. Indien de toegang volledig geopend is, staan de poortdelen twee aan twee parallel tegen elkaar, zodat een maximale 15 doorgang beschikbaar is.

De toepassingen van onderhavige uitvinding zijn divers, zoals ten behoeve van al dan niet beveiligde toegangen tot gebouwen, vliegvelden, ambassades e.d.

Onderhavige uitvinding is niet uitgevoerd met een onder- of 20 bovengeleiderail, die bij conventionele toegangssysternen ervoor zorgen, dat de hekdelen geleid worden naar de eindposities en daarna gefixeerd kunnen worden in de middenvang, zodat de toegang volledig gesloten is.

Bij conventionele toegangssystemen zijn de bedienings-25 cilinders gepositioneerd in een speciale uitsparing in een zware betonnen fundatie, waarin ook de eerder genoemde ondergeleiderail gepositioneerd en ingestort is. Hierdoor is de kwetsbaarheid en de vervuiling ten gevolge van o.a. steentjes, sneeuw, ijs e.d. hoog, zodat geen honderd 30 procent betrouwbare werking van de geleiding en de bedieningscilinders voor langere tijd gegarandeerd kan 1034343 2 worden, hetgeen meer en meer noodzakelijk gaat worden sinds terroristische aanslagen in de wereld orde van de dag worden.

Er zijn ook conventionele vouwhekken bekend met een boven-5 railgeleiding,waardoor geen vrije doorrijhoogte beschikbaar is.

Een verder nadeel van de tot nu bekende onderrail-konstrukties is, dat het wegdek na verloop van tijd in het algemeen aan weerszijde van de rail verzakt, waardoor een 10 rail een obstakel in het wegdek wordt en deze bij het overrijden met voertuigen en dergelijke aan grote belastingen wordt onderworpen, waardoor ook beschadigingen van de rail kunnen optreden.

Bij een bovenrailkonstruktie bestaat bij calamiteiten het 15 grote gevaar, dat de toegang geopend blijft, doordat bij beschadiging van de bovenrail de toegangspoort niet of onvoldoende functioneert.

Met onderhavige uitvinding wordt beoogd een toegangspoort van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de nadelen 20 van de bekende konstrukties kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de poortdelen in beweging uitsluitend worden ondersteund door hun scharaierverbindingen, welke aan de zijkant van de poortdelen bevestigd zijn. Vanzelfsprekend is het eerste 25 hekdeel scharnierend gepositioneerd aan de kolom.

Bij volledig openstaande toegangspoort en bij volledig gesloten toegangspoort is het mogelijk, dat verticale gewichtsondersteunigen toegepast worden, zoals een poort-vang in het midden van het wegdek en/of één of meerdere 30 poortvangen nabij de kolommen.

3

Bij onderhavige uitvinding zijn alle te activeren componenten gepositioneerd in de hekdelen, terwijl de kolom steeds het vast punt (gestel) van waaruit de beweging van het eerste hekdeel en als gevolg daarvan middels een 5 ketting/kettingwielconfiguratie de gelijktijdige beweging van het tweede hekdeel, wordt gerealiseerd.

Bij toepassing van voorgaande konstruktieuitvoeringen kan een in het wegdek aangebrachte rail of een bovenrail vervallen.

10 De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van tekeningen, waarbij bij wijze van uitvoeringsvoorbeeld de zelfdragende poort dubbel uitgevoerd is, zodat de linker- en rechterpoortdelen eikaars spiegelbeeld zijn.

15 De beveiligingen, besturingen en automatische bedieningen van toegangen in het algemeen en poorten in het bijzonder vallen buiten onderhavige uitvinding, omdat deze genoegzaam in diverse uitvoeringen bekend verondersteld mogen worden.

Fig.I toont een vooraanzicht, een bovenaanzicht van 20 een dubbeluitgevoerde toegangspoort en een bovenaanzicht van een geprofileerde midden vang.

Fig.II toont een tweetal doorsneden van de volledig geopende toegangspoortsituatie van de rechtse toegangspoortdelen.

25 Fig.III toont een tweetal doorsneden van de volledig gesloten toegangspoortsituatie van de rechtse toegangspoortdelen.

Fig.I toont een vooraanzicht (Fig.Ia), bovenaanzicht (Fig.Ib) van een dubbeluitgevoerde toegangspoort en een 30 bovenaanzicht van een dubbeluitgevoerde geprofileerde middenvang.

4

De uitvinding betreft als voorbeeld het hekwerk volgens Fig.Ia, bestaande uit een tweetal opvouwbare poortdelen 1 en 2, die in spiegelbeeld opgesteld ten opzichte van de kolommen (vaste poortpalen) 3 en 4 zodanig sluitbaar zijn, 5 dat de poorten 1 en 2 in lengterichting volledig in eikaars verlengde staan.

De poortpalen 3 en 4 dienen als schamierbare draagsteunkonstruktie voor de steunpoortdelen 5 en 6, welke naast de scharnieren 7 en 8 en respectievelijk 9 en 10 ook 10 de poeren 11 en 12 omvatten.

De poeren 11 en 12 strekken zich voornamelijk uit in de ondergrond 13, althans niet boven het schematisch aangegeven wegdek 14.

Het wegdek 14 is in dit voorbeeld in het midden voorzien 15 van een dubbeluitgevoerde middenvang 15, dat net boven het wegdek 14 uitsteekt en in gesloten toestand van de poortdelen 5 en 6 voorzien van poortnokken 16 en 17 van de poortdelen 18 en 19 "gevangen" worden, hetgeen betekent, dat de poortnokken 16 en 17 opgesloten zitten en aan de 20 einden van hun bewegingen eventueel verticaal ondersteund worden.

De middenvang 15 is dan onloswrikbaar verankerd in de middenpoer 20, die zich uitstrekt in de ondergrond 13,althans doorgaans niet boven het schematisch aangegeven 25 wegdek 14 uitsteekt.

De poeren 11 en 12 en eventueel ook 20 kunnen middels ondergrondse besturings-, dan wel stroomtoevoer-c.q. beveiligingsdraden 21 voorzien zijn.

De op poortdelen 5 en 6, voorzien van de scharnieren 22, 30 23, 24 en 25, schamierbare poortdelen 18 en 19 kunnen als voorbeeld eveneens als de poortdelen 5 en 6 voorzien zijn 5 van spijlen 26 -tussen boven- en onderframes, repectievelijk 27 en 28, kolomzijde-scharnierframes 29 en 30, alsmede de scharnierstaanders 31, 32, 33 en 34. Vanzelfsprekend kunnen de spijlen vervangen zijn door niet nader aan te geven 5 gaas, plaatwerk e.d.

In c.q. op de onderframes 28 zijn de nog nader aan te geven aandrijfmechanisme van de poortdelen 5,6,18 en 19 aangebracht.

De middenvang 15 in Fig Ic omvat in bovenaanzicht zodanige 10 geprofileerde vangvormen 35 en 36 (in dit geval vanzelfsprekend in spiegelbeeld dubbel uitgevoerd) , dat in de doorrij richtingen volgens pijl 37 van het niet nader aangegeven rijverkeer, de poortnokken 16 en 17 volledig gevangen kunnen worden, behalve in de richtingen van de 15 opengaande poortrichtingen volgens de pijlen 38 en 39.

Fig.II toont een tweetal doosneden (Fig.IIa en Fig.IIb)van de volledig geopende toegangspoortsituatie van de rechtse toegangspoortdelen 5 en 18, waarin de rechtse kolom 4, de vierkante spijlen 26, de poortnok 17, ter 20 hoogten van het onder frame 28 uit Fig.I zichtbaar zijn.

De poortdelen 5 en 18 zijn gedwongen draaibaar ten opzichte van elkaar, omdat poortdeel 18 voorzien is van een ten opzichte van een punt van de verticale scharnierlijn ( in de doorsnede Fig.IIa aangegeven met een E) excentrisch 25 geplaatst kettingwiel 40 met een excentriciteit ter grootte van de afstand SE, zodanig dat de poortnok 17 een vloeiende sluitbeweging maakt in de in Fig.II niet aangegeven middenvangvorm 35 uit Fig.I. S is het middelpunt van het kettingwiel 40 en E is een punt op de verticale 30 scharnierlijn door de scharnieren 22 en 23 uit Fig.I, 6 evenals Ff zijnde een punt van de schamierlijn door de scharnieren 9 en 10 uit Fig.I op de kolom 4.

Om het met poortdeel 18 star-gekoppelde kettingwiel 40 is een overeenkomstige ketting 41 geslagen, welke aan het 5 spanningseinde 42 gekoppeld zit aan de enkelwerkende spanningscilinder 43 en aan het andere insteleinde 44 gekoppeld is aan de instelbare draadstangkonstruktie 45, bestaande uit een linksdraaiende schroefdraadstang 46 en een rechtsdraaiende schroefdraadstang 47 en een 10 overeenkomstige dubbeluitgevoerde wartel 48.

De spanningscilinder 43 is aan de andere cilinderzijde star gekoppeld aan het vaste gestel van poortdeel 5.

De spanningscilinder 43 wordt op de stangzijde van een constante hydraulische druk voorzien.

15 De draadstang 47 is middels een draaibare inschroefkoppeling 49 gekoppeld aan het kolomlichaam 50, dat star bevestigd is aan de kolom 4.

In Fig.IIb is een andere doosneden ter hoogte van het onderframe 28 uit Fig.I van de volledig geopende 20 toegangspoortsituatie van de rechtse toegangspoortdelen 5 en 18 weergegeven.

Bij draaiing van het poortdeel 5 ten opzichte van de kolom 4 door de hydraulische dubbelwerkende cilinder 51 uit te sturen ( draaiing om schamierlijn door F) , wordt 25 tegelijkertijd de afstand tussen de inschroefkoppeling 49 en het kettingwiel 40 groter, zodat het kettingwiel 40 rechtsom draait en de spanningscilinder 43 hierdoor uitgaat. Bij rechtsomdraaiing van het kettingwiel 40 gaat het poortdeel 18 open.

30 De ketting 41 wordt geleid middels de geleidingsplaatkonstruktie 52, welke vastgekoppeld is aan 7 de afschermingsbeplating 53, die tevens nabij de kolomingangen 54 en 55 voor draaibare afschermingen zorgdraagt.

De dubbelwerkende hydraulische cilinder 51 is enerzijds 5 draaibaar gekoppeld aan het poortgestel 56 en aan de andere zijde ter plaatse van scharnier 58 aan het stilstaande kolomlichaam 57, dat evenals kolomlichaam 50 vastzit aan de kolom 4.

Voor de duidelijkheid is in Fig.IIb het punt E aangegeven 10 zijnde de scharnierlijn van poortdeel 5.

Kortom: Middels de voornoemde kettingwielkonstruktie is poortdeel 18 voor wat betreft zijn draaibewegingen excentrisch gekoppeld aan het ten opzichte van de kolom 4 draaibare poortdeel 5, zodanig dat een soepele en 15 geleidelijke opsluiting in de midden vang 15 gewaarborgd is. Fig.III toont een tweetal doorsneden (Fig.IIa en Fig Illb) van de volledig gesloten toegangspoortsituatie van de rechtse toegangspoortdelen 5 en 18, waarin o.a. de andere uiterste posities van de maximaal gespannen 20 spanningscilinder 43, de inschroefkpppeling 49, de uitgeschoven dubbelwerkende cilinder 51 zichtbaar zijn.

Voor de duidelijkheid en begrip zijn in Fig.IXIa de punten S en E aangegeven zijnde de respectievelijke posities van de scharnierlijn tussen de poortdelen 5 en 18, en het 25 excentrisch geplaatste middelpunt van het kettingwiel 40. Middels de flexibele poortrand 59 worden de beide poortdelen 18 en 19 nagenoeg gesloten. Binnen de flexibele poortrand kunnen niet nader aan te geven detektieschakelaars bevinden, die bij indrukken de 30 bewegende poortdelen uit veiligheidsoverwegingen tegen verklemming van personen doet openen.

8

De beveiligingen, besturingen en automatische bedieningen van toegangen in het algemeen en poorten in het bijzonder vallen buiten onderhavige uitvinding, omdat deze genoegzaam in diverse uitvoeringen bekend verondersteld mogen worden.

5 10 15 20 25 30 n.uut

Claims (11)

1. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort met het kenmerk, dat de poortdelen tegelijkertijd in beweging zijn bij 5 het openen en sluiten.

2. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de poortdelen gekoppeld zijn met een ten opzichte van de scharnierlijn excentrisch 10 geplaatste kettingwielkonstruktie.

3. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 en 2 met het kenmerk, dat de poortdelen vloeiend in eikaars verlengde "gevangen" worden in 15 een geprofileerde midden vang.

4. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 3 met het kenmerk, dat de poortdelen geen onder- of bovengeleiderail vereisen.

5. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 4 met het kenmerk, dat alle te activeren componenten stofvrij en vandalismebestendig gepositioneerd zijn in de 2. poortdelen.

6. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 5 met het kenmerk, dat onderhavige toegangspoort een onbeperkte 30 doorvoerhoogte toestaat. 0 34 343

7. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 6 met het kenmerk, dat onderhavige toegangspoort niet kwetsbaar is voor 5 regen, sneeuw, steentjes, vuil e.d.

8. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 7 met het kenmerk, dat de poortdelen alleen ondersteund worden door de 10 poortkolommen.

9. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 8 met het kenmerk, dat alle bekend zijnde besturingen, beveiligingen, 15 detectiesystemen e.d. op onderhavige poort toegepast kunnen worden.

10. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 9 met het kenmerk, dat de 20 poortnokken in alle andere richtingen dan de ten opzichte van de doorrij richting te blokkeren poortbewegingsrichting volledig opgesloten zitten in de middenvang.

11. Een inrichting voor openen en dichten van een toegang 25 in de vorm van een vouwbare poort volgens de conclusies 1 tot en met 10 met het kenmerk, dat de poortdelen altijd gelijktijdig en synchroon ten opzichte van elkaar bewegen. 30

0. A 3 4 3