NL1033035C2 - Kabelklem. - Google Patents
Kabelklem. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1033035C2 NL1033035C2 NL1033035A NL1033035A NL1033035C2 NL 1033035 C2 NL1033035 C2 NL 1033035C2 NL 1033035 A NL1033035 A NL 1033035A NL 1033035 A NL1033035 A NL 1033035A NL 1033035 C2 NL1033035 C2 NL 1033035C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wall part
- clamping
- wall
- cable clamp
- longitudinal edge
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01R—ELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
- H01R4/00—Electrically-conductive connections between two or more conductive members in direct contact, i.e. touching one another; Means for effecting or maintaining such contact; Electrically-conductive connections having two or more spaced connecting locations for conductors and using contact members penetrating insulation
- H01R4/28—Clamped connections, spring connections
- H01R4/30—Clamped connections, spring connections utilising a screw or nut clamping member
- H01R4/36—Conductive members located under tip of screw
- H01R4/363—Conductive members located under tip of screw with intermediate part between tip and conductive member
Landscapes
- Installation Of Indoor Wiring (AREA)
Description
Titel: Kabelklem.
5 De uitvinding heeft betrekking op een universele kabelklem voorzien van een stroom geleidend eerste klemdeel en een stroomgeleidend tweede klemdeel die samen een opneemruimte insluiten die is voorzien van een doorvoeropening voor het, in gebruik, van buiten de kabelklem via de doorvoeropening doorvoeren van een stroom geleidende kabel tot in de 10 opneemruimte en het inklemmen van de stroomgeleidende kabel in de opneemruimte waarbij de kabelklem en de kabel door het inklemmen stroomgeleidend met elkaar worden verbonden, waarbij de kabelklem verder is voorzien van klemmiddelen voor het naar elkaar toe drukken van het eerste en tweede klemdeel in een klemrichting waarbij de genoemde 15 opneemruimte wordt verkleind en, in gebruik, de kabel wordt ingeklemd en waarbij de kabelklem is ingericht stroomgeleidend te worden verbonden met een elektrisch contact van bijvoorbeeld een printplaat.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting omvattende een elektrisch circuit zoals een voeding, voorzien van een 20 behuizing met een doorvoeropening en een kabelklem.
Een dergelijke kabelklem is bekend uit US 5,062,812.
Het eerste klemdeel van de bekende klem is voorzien van een lichaam dat een langgerekte sleuf omvat. De langgerekte sleuf is toegankelijk middels een opening in een zijwand van het lichaam dat 25 loodrecht is gericht op een lengterichting van de sleuf. In de sleuf is voorts een cilindervormig lichaam opgenomen waarvan een axiale as eveneens loodrecht op de genoemde opening is gericht. In gebruik, wordt door de opening in de zijwand een draad in de sleuf gestoken waarbij de draad tussen een zijwand van de sleuf en de cilinder wordt geklemd met behulp 30 van een klemschroef. De zijwand van de sleuf die, in gebruik, tezamen met de cilinderdraad klemt heeft hierbij een vorm die gelijk is aan de vorm van 2 een half deel van de genoemde cilinder. De ingeklemde draad loopt hierbij in tangentiële richting over de cilinder en is tussen de cilinder en de wand van de sleuf ingeklemd.
Een probleem van de bekende kabelklem is dat deze niet geschikt 5 is om een kabel in te klemmen met een grote variëteit in diameters.
Hierdoor is de kabelklem alleen voor kabels met meer specifieke diameters geschikt om een kabel in te klemmen. De uitvinding beoogt een kabelklem te verschaffen die geschikt is om kabels met een groter bereik in diameters goed te kunnen inklemmen.
10 De kabelklem volgens de uitvinding wordt dienovereenkomstig gekenmerkt in dat het eerste klemdeel is voorzien van een eerste wanddeel met een eerste langsrand en een tweede wanddeel met een eerste langsrand waarbij de eerste langsrand van het eerste wanddeel met de eerste langsrand van het tweede wanddeel is verbonden en een dwarsdoorsnede 15 van het eerste wanddeel en het tweede wanddeel langs een vlak loodrecht op de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel een eerste vorm van een V heeft en dat het tweede klemdeel is voorzien van een derde wanddeel met een eerste langsrand en een vierde wanddeel met een eerste langsrand waarbij de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel 20 met elkaar zijn verbonden en een dwarsdoorsnede van het derde wanddeel en het vierde wanddeel langs een vlak dat loodrecht staat op de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel een tweede vorm van een V heeft waarbij het eerste wanddeel, het tweede wanddeel, het derde wanddeel en het vierde wanddeel althans een deel van de opneemruimte 25 begrenzen, waarbij de genoemde eerste langsranden zich althans in hoofdzaak uitstrekken in een axiale richting van de kabel wanneer deze zich in de opneemruimte bevindt en waarbij de klemmiddelen zijn ingericht om het eerste klemdeel en het tweede klemdeel naar elkaar toe te drukken in de klemrichting waarbij de eerste langsranden van het eerste en tweede 3 wanddeel en de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel naar elkaar toe worden gedrukt.
Ten gevolge van de genoemde V-vormen kunnen kabels met een grote range en diameter goed worden ingeklemd. In gebruik, zal een kabel 5 die wordt ingeklemd tegen de eerste en tweede wanddelen worden aangedrukt in de richting van de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel. Hoe smaller de kabel hoe dichter bij de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel de kabel tegen het eerste en tweede wanddeel wordt aangedrukt. De afstand tussen het eerste en tweede 10 wanddeel wordt in de richting van de eerste langsranden kleiner ten gevolge van de eerste V-vorm zodat draden met variërende diameters hier tussen passen waarbij de draad (onafhankelijk van zijn diameter) zal aanliggen tegen de eerste en tweede deelwand.
Bij voorkeur geldt dat de eerste V-vorm open is gezien van uit een 15 eerste richting en de tweede V-vorm open is gezien vanuit een tweede richting waarbij de eerste en tweede richting tegengesteld aan elkaar zijn. Op deze wijze zal een draad eveneens bij het inklemmen door het eerste klemdeel in de richting van de eerste langsranden van het derde wanddeel en het vierde wanddeel worden gedrukt. Ook hierbij geldt dat hoe smaller 20 de draad, hoe kleiner de afstand tussen de draad en de eerste langsranden van het derde wanddeel en het vierde wanddeel zal zijn. Ook de contactpunten tussen de draad en het derde wanddeel en het vierde wanddeel zullen dichter bij de langsranden van het derde wanddeel liggen wanneer de draad een kleinere diameter heeft. Ook hierbij geldt dat de 25 draad, onafhankelijk van zijn diameter, bij het inklemmen zal aanliggen tegen het derde en vierde wanddeel. Dit maakt het mogelijk dat draden met variabele diameters goed worden ingeklemd.
In het bijzonder geldt dat de kabelklem verder is voorzien van een geleiding voor het, over een beperkt traject heen en weer beweegbaar, in een 30 richting van de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel naar 4 de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel, met elkaar verbinden van het eerste klemdeel en het tweede klemdeel.
Deze uitvoeringsvorm heeft als voordeel dat het eerste en tweede klemdeel met elkaar zijn verbonden en dus niet voordat deze bijvoorbeeld 5 worden gebruikt, per ongeluk van elkaar los kunnen geraken.
In het bijzonder geldt dat het eerste klemdeel verder is voorzien van een vijfde wanddeel met een langsrand die met een tweede langsrand van het eerste wanddeel is verbonden waarbij de tweede langsrand van het eerste wanddeel parallel loopt aan de eerste langsrand van het eerste 10 wanddeel en waarbij het vijfde wanddeel vanaf de tweede langsrand van het eerste wanddeel zich uitstrekt in een derde richting van de eerste langsranden van het eerste en het tweede wanddeel naar de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel; dat het eerste klemdeel verder is voorzien van een zesde wanddeel met een langsrand die met een 15 tweede langsrand van het tweede wanddeel is verbonden waarbij de tweede langsrand van het tweede wanddeel parallel loopt aan de eerste langsrand van het tweede wanddeel en waarbij het zesde wanddeel vanaf de tweede langsrand van het tweede wanddeel zich uitstrekt in de derde richting. Dit heeft als voordeel dat de maximale grootte van de opneemruimte in de 20 genoemde richting kan worden vergroot doordat het vijfde en zesde wanddeel de opneemruimte kunnen begrenzen wanneer de afstand tussen enerzijds de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel en anderzijds de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel kan worden vergroot.
25 In het bijzonder geldt hierbij dat het derde wanddeel is voorzien van een tweede langsrand die parallel loopt aan de eerste langsrand van het derde wanddeel en het vierde wanddeel is voorzien van een tweede langsrand die parallel loopt aan de eerste langsrand van het vierde wanddeel waarbij de tweede langsranden van het derde en vierde wanddeel 30 zich tussen het vijfde en zesde wanddeel bevinden. Het samenstel van het 5 derde en vierde wanddeel enerzijds en het vijfde en zesde wanddeel anderzijds kan hierbij deel uitmaken van de hierboven genoemde geleiding.
In het bijzonder geldt hierbij voorts dat gezien in een axiale richting vande kabel in de opneemruimte, in gebruik, het eerste en tweede 5 wanddeel langer zijn dan het derde en vierde wanddeel. De derde en vierde deelwand vormen hierbij een slede tussen de vijfde en zesde deelwand. In het bijzonder geldt hierbij voorts dat het eerste, tweede, derde en vierde wanddeel in combinatie althans een deel van de doorvoeropening van de opneemruimte voor de kabel vormen. Meer in het bijzonder geldt hierbij dat 10 randen van langsranden van het eerste, tweede, derde en vierde wanddeel die deel uitmaken van de doorvoeropening althans in hoofdzaak in een plat vlak liggen. Tevens geldt hier bij voorkeur dat eventueel tevens het vijfde en zesde wanddeel een deel van de doorvoeropening vormen afhankelijk van de afstand tussen de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel en 15 de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel.
Bij voorkeur geldt voorts dat de kabelklem verder is voorzien van een isolatie behuizing voor het afdekken van tenminste een deel van het eerste en tweede klemdeel.
Een inrichting omvattende een elektrisch circuit zoals een voeding 20 voorzien van een behuizing en een doorvoeropening en een kabelklem is volgens de uitvinding verder gekenmerkt in dat het eerste klemdeel elektrisch is verbonden met een elektrisch circuit binnen de behuizing van de inrichting en waarbij de kabelklem voor een deel vanuit de behuizing door de opening van de behuizing tot buiten de behuizing reikt waarbij de 25 klemmiddelen bedienbaar zijn van buiten de behuizing. Doordat de kabelklem voor een deel buiten de behuizing steekt kan op een gemakkelijke wijze een kabel worden bevestigd in de kabelklem zonder dat binnen in de behuizing op een lastige wijze de draad moet worden vastgemaakt zoals bij conventionele inrichtingen. Immers, bij conventionele inrichtingen wordt de 30 kabel in de regel via de doorvoeropening van de behuizing in de behuizing 6 gebracht om vervolgens binnen in de behuizing te worden bevestigd aan een conventionele klem. De kabelklem volgens de uitvinding kan tevens voor een deel buiten de behuizing worden geplaatst zodat bijvoorbeeld de genoemde doorvoeropening zich buiten de behuizing bevindt en waarbij 5 bovendien de klemmiddelen van buiten de behuizing bedienbaar zijn.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:
Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van een universele kabelklem volgens de uitvinding vlak alvorens hierin een kabel wordt bevestigd; 10 Fig. 2 de kabelklem volgens figuur 1 met een kabel in de opneemruimte van de kabelklem;
Fig. 3 de kabelklem volgens figuur 1 met daarin bevestigd een kabel;
Fig. 4 twee kabelklemmen volgens de figuren 1-3 in gemonteerde 15 toestand;
Fig. 5 een aanzicht van de kabelklem volgens figuur 1 voorzien van een isolerende behuizing;
Fig. 6 een aan figuur 5 tegengesteld aanzicht van de kabelklem met isolerende behuizing volgens figuur 5; 20 Fig. 7a een aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een kabelklem volgens de uitvinding;
Fig. 7b een los eerste klemdeel, tweede klemdeel en een isolatiebehuizing van de kabelklem volgens figuur 7a;
Fig. 7c een onderaanzicht van een eerste klemdeel van de 25 kabelklem volgens figuur 7a;
Fig. 7d een aanzicht van de kabelklem volgens figuur 7a;
Fig. 8 een dwarsdoorsnede in het vlak A van figuur 1;
Fig. 9 een dwarsdoorsnede in het vlak B van figuur 1;
Fig. 10A een dwarsdoorsnede van figuur 1; 30 Fig. 10B een dwarsdoorsnede van figuur 1; en 7
Fig. 11 een inrichting voorzien van een kabelklem volgens de uitvinding.
In figuur 1-6 is met referentienummer 1 een kabelklem volgens de uitvinding aangeduid. De kabelklem 1 is voorzien van een stroom geleidend 5 eerste klemdeel 2 en een stroomgeleidend tweede klemdeel 4. De klemdelen kunnen bijvoorbeeld zijn vervaardigd van roestvrijstaal. De klemdelen 2,4 omsluiten tezamen een opneemruimte 6 die is voorzien van een doorvoeropening 8 voor het, in gebruik, vanaf buiten de kabelklem via de doorvoeropening 8 doorvoeren van een stroomgeleidende kabel 10 tot in de 10 opneemruimte. De kabel 10 is in dit voorbeeld een voedingsspanningkabel. De kabel is voorzien van een isolerende omhulling 12 met in dit voorbeeld een koperen kern 14 met een diameter die kan variëren van bijvoorbeeld 5-25 mm. In dit voorbeeld heeft de kern 14 een diameter van ongeveer 15 mm.
De kabelklem is verder voorzien van klemmiddelen 16 voor het 15 naar elkaar toe drukken van het eerste en tweede klemdeel waarbij de genoemde opneemruimte wordt verkleind (in de richting h) en, in gebruik, de kabel wordt ingeklemd zoals getoond in figuur 3. In dit voorbeeld zijn de klemmiddelen 16 voorzien van een bout 80 waarbij door het draaien van de bout in de richting R (zie figuur 2) het tweede klemdeel ten opzichte van het 20 eerste klemdeel omhoog wordt gemanoeuvreerd zodat de kabel wordt ingeklemd zoals getoond in figuur 3.
De kabelklem is ingericht om elektrisch geleidend te worden verbonden met een elektrisch contact van bijvoorbeeld een printplaat 9. Een voorbeeld hiervan is getoond in figuur 4.
25 Het eerste klemdeel is voorzien van een eerste wanddeel 20 met een eerste langsrand 22 en een tweede wanddeel 24 met een eerste langsrand 26. De eerste langsrand 22 van het eerste wanddeel 20 is verbonden met de eerste langsrand 26 van het tweede wanddeel 24.
Een dwarsdoorsnede van het eerste wanddeel en het tweede 30 wanddeel langs een vlak A, loodrecht op de eerste langsranden van het 8 eerste en tweede wanddeel, heeft een eerste vorm van een (in dit voorbeeld omgekeerde) V (zie figuur 8). Het tweede klemdeel 4 is voorzien van een derde wanddeel 28 met een eerste langsrand 30 en een vierde wanddeel 32 met een eerste langsrand 34. De eerste langsranden 30,34 van het derde en 5 vierde wanddeel zijn met elkaar verbonden.
Een dwarsdoorsnede van het derde wanddeel en het vierde wanddeel langs een vlak B dat loodrecht staat op de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel heeft een tweede vorm van een V (zie figuur 9). Het eerste wanddeel, het tweede wanddeel het derde wanddeel, en het 10 vierde wanddeel begrenzen in dit voorbeeld althans een deel van de opneemruimte. De genoemde langsranden 22, 26, 30, 34 strekken zich hierbij in hoofdzaak uit in een axiale richting Z van de kabel in de opneemruimte.
In dit voorbeeld geldt dat in de opneemruimte het eerste wanddeel 15 20 en het tweede wanddeel 24 een hoek α insluiten die kleiner is dan 180 graden en bij voorkeur een waarde heeft van 60-120 graden, meer bij voorkeur, zoals in dit voorbeeld, een waarde heeft van ongeveer 90 graden.
Voorts geldt in dit voorbeeld dat in de opneemruimte het derde wanddeel 28 en het vierde wanddeel 32 een hoek β insluiten die kleiner is 20 dan 180 graden, bij voorkeur een waarde heeft van 60-120 graden, meer bij voorkeur, zoals in dit voorbeeld, een waarde heeft van ongeveer 90 graden.
In dit voorbeeld geldt voorts dat de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel parallel lopen aan de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel. Tevens geldt in dit voorbeeld dat de eerste V-25 vorm open is gezien vanuit een eerste richting R1 en de tweede V-vorm open is gezien vanuit een tweede richting R2 waarbij de eerste en tweede richting Rl, R2 tegengesteld aan elkaar zijn (zie figuur 8, 9).
In dit voorbeeld geldt voorts dat het eerste klemdeel verder is voorzien van een vijfde wanddeel 36 met een langsrand 38 die met een 30 tweede langsrand 40 van het eerste wanddeel is verbonden waarbij de 9 tweede langsrand 40 van het eerste wanddeel 20 parallel loopt aan de eerste langsrand 22 van het eerste wanddeel 20. Het vijfde wanddeel 36 strekt zich vanaf de tweede langsrand 40 uit in de genoemde richting (h). De richting h betreft een klemrichting waarin het eerste klemdeel en het tweede klemdeel 5 naar elkaar toe kunnen worden gedrukt, waarbij de (hoogte van) genoemde opneemruimte wordt verkleind en, in gebruik, de kabel wordt ingeklemd. De klemmiddelen zijn dus ingericht om het eerste klemdeel en het tweede klemdeel naar elkaar toe te drukken in de klemrichting waarbij de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel en de eerste langsranden 10 van het derde en vierde wanddeel naar elkaar toe worden gedrukt. Deze klemrichting (h) loopt van de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel naar de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel.
Het eerste klemdeel is verder voorzien van een zesde wanddeel 42 met een langsrand 44 die met een tweede langsrand 46 van het tweede wanddeel 24 15 is verbonden. De tweede langsrand 46 van het tweede wanddeel 24 loopt parallel aan de eerste langsrand 26 van het tweede wanddeel 24. Tevens geldt dat het zesde wanddeel zich vanaf de tweede langsrand 46 uitstrekt in de richting (h) van de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel naar de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel.
20 Voorts geldt in dit voorbeeld dat het derde wanddeel 28 is voorzien van een tweede langsrand 48 die parallel loopt aan de eerste langsrand 30 van het derde wanddeel 28. Verder geldt dat het vierde wanddeel 32 is voorzien van een tweede langsrand 50 die parallel loopt aan de eerste langsrand 34 van het vierde wanddeel 32.
25 Zoals in figuur 3 te zien is, bevinden de tweede langsranden 48, 50 van het derde en vierde wanddeel zich tussen het vijfde en zesde wanddeel 36,42.
Het eerste klemdeel is verder voorzien van een eerste opening 52Λ en een derde opening 52B die zich elk in het vijfde wanddeel en het eerste 30 wanddeel uitstrekken. Voorts is het eerste klemdeel voorzien van een 10 tweede opening 54A en een vierde opening 54B die zich elk in een zesde wanddeel en in een tweede wanddeel uitstrekken.
Het tweede klemdeel is verder voorzien van een zevende wanddeel 56 (zie ook figuur 10) met een langsrand 58 die met de tweede langsrand 48 5 van het derde wanddeel 28 is verbonden. Het zevende wanddeel strekt zich vanaf de tweede langsrand 48 van het derde wanddeel 28 door de eerste opening 52A uit tot buiten het eerste klemdeel. Het tweede klemdeel is verder voorzien van een achtste wanddeel 60 met een langsrand 62 die met een tweede langsrand 50 van het vierde wanddeel 32 is verbonden. Het 10 achtste wanddeel 60 strekt zich vanaf de tweede langsrand 50 van het vierde wanddeel 32 door de tweede opening 54A uit tot buiten het eerste klemdeel.
Dit biedt de mogelijkheid om de klemmiddelen enerzijds te laten aangrijpen op het zevende en achtste wanddeel en anderzijds op het eerste 15 en tweede wanddeel, zoals hierna nog nader uiteen zal worden gezet.
Het tweede klemdeel is verder voorzien van een negende wanddeel 64 met een langsrand 66 die met de tweede langsrand 48 van het derde wanddeel 28 is verbonden waarbij het negende wanddeel 64 zich vanaf de tweede langsrand van het derde wanddeel door de derde opening 52B 20 uitstrekt tot buiten het eerste klemdeel. Het tweede klemdeel is verder voorzien van een tiende wanddeel 68 met een langsrand 70 die met de tweede langsrand 50 van het vierde wanddeel 32 is verbonden. Het tiende wanddeel 68 strekt zich vanaf de tweede langsrand van het vierde wanddeel door de vierde opening 54B tot buiten het eerste klemdeel uit. De 25 klemmiddelen grijpen enerzijds aan op het negende en tiende wanddeel en anderzijds op het eerste en tweede wanddeel. Zoals te zien is in de figuren 1-4 maken het zevende en negende wanddeel 56,64 in feite deel uit van een elfde wanddeel 130 dat is voorzien van een vijfde opening 72 waardoor een deel van het derde wanddeel zich uitstrekt dat zich tussen de eerste opening 30 52A en de derde opening 52B bevindt. Hierbij is het elfde wanddeel voorzien 11 van een gebogen rand 65. Tevens geldt dat het achtste en tiende wanddeel 132 in feite deel uitmaken van een twaalfde wanddeel dat is voorzien van een zesde opening 74 waardoor een deel van het vierde wanddeel 32 zich uitstrekt dat zich tussen de tweede opening 54A en de vierde opening 54B 5 bevindt. Hierbij is het twaalfde wanddeel voorzien van een gebogen rand 67. Er geldt hierbij dat de klemmiddelen enerzijds aangrijpen op het elfde en twaalfde wanddeel en anderzijds aangrijpen op het eerste wanddeel. Er geldt voorts dat het eerste en tweede wanddeel zich voor een deel uitstrekken tussen het elfde en twaalfde wanddeel.
10 Er geldt verder dat de klemmiddelen zijn voorzien van een klemwanddeel 76 met een van schroefdraad voorziene boutopening 78 en de in de boutopening opgenomen bout 80 waarbij het klemwanddeel is verbonden met het elfde en twaalfde wanddeel 56,64; 60,68. De bout strekt zich althans voor een deel uit tussen het elfde en twaalfde wanddeel waarbij 15 de bout, in gebruik, bij het klemmen, tegen de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel aanligt buiten het eerste klemdeel.
Eén en ander is dusdanig gedimensioneerd dat, wanneer de bout is verwijderd, het eerste en tweede klemdeel niet van elkaar kunnen worden gemanipuleerd doordat het eerste en tweede wanddeel in elke mogelijke 20 positie van het eerste klemdeel ten opzichte van het tweede klemdeel een deel van het derde wanddeel zich uitstrekt door de vijfde opening en/of een deel van het vierde wanddeel zich uitstrekt door de zesde opening. Het eerste klemdeel is verder voorzien van bevestigingswanden 82 voorzien van tenminste een opening 84 voor het, in gebruik, bevestigen van de 25 bevestigingswand aan bijvoorbeeld een printplaat 91 met behulp van een schroef door de opening van het bevestigingswanddeel (zie bijvoorbeeld figuur 4 waarin de genoemde schroef niet is getoond).
Zoals blijkt uit de tekening geldt voorts dat in ccn axiale richting Z van de kabel in de opneemruimte het eerste en tweede wanddeel langer zijn 30 dan het derde en vierde wanddeel.
12
Voorts geldt dat het eerste, tweede, derde en vierde wanddeel in combinatie althans een deel van de doorvoeropening 6 van de opneemruimte voor de kabel vormen. Indien de afstand tussen de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel enerzijds en de eerste langsranden van het 5 derde en vierde wanddeel anderzijds wordt vergroot, kan het zo zijn dat tevens het vijfde en zesde wanddeel een deel van de doorvoeropening (gaan) vormen.
Voorts geldt dat, gezien vanaf de doorvoeropening in de axiale richting Z, de bevestigingswand voorbij het derde en vierde wanddeel ligt.
10 Dit maakt het mogelijk de kabelklem dusdanig te gebruiken dat de bevestigingswand zich in een inrichting bevindt terwijl een gedeelte van de kabelklem tot buiten de behuizing van een inrichting reikt voor het op eenvoudige wijze kunnen monteren van de kabel. Dit zal nog nader worden uiteen gezet aan de hand van figuur 11. In het bijzonder geldt voorts nog 15 dat, zoals getoond in figuur 5 en 6, de kabelklem kan zijn voorzien van een isolatiebehuizing 86 voor het afdekken van ten minste een deel van het eerste en tweede klemdeel.
In gebruik, wordt de kabel via de doorvoeropening tot in de opneemruimte geschoven waarna door het draaien aan de bout de afstand 20 tussen de langsranden van het eerste en tweede wanddeel enerzijds en de langsranden van het derde en vierde wanddeel anderzijds wordt verkleind zodat de kabel wordt ingeklemd. Ten gevolge van de genoemde V-vormen wordt een goede inklemming verkregen voor een ruime range van verschillende diameters van de kabels zoals hiervoor aangegeven.
25 Figuur 11 toont een inrichting omvattende een elektrisch circuit 91 zoals een voeding. De inrichting 90 is voorzien van een behuizing 92 voorzien van een doorvoeropening 94 en een kabelklem zoals hiervoor besproken. Het eerste klemdeel is elektrisch geleidend verbonden met het elektrisch circuit. Dit is bijvoorbeeld getoond in figuur 4 die een elektrisch 30 circuit (de print 91) toont dat in de inrichting 90 is opgenomen. Dit 13 elektrisch circuit bevindt zich binnen de behuizing van de inrichting. De kabelklem reikt voor een deel vanuit de behuizing door de doorvoeropening van de behuizing tot buiten de behuizing. Hierbij zijn de klemmiddelen 16 bedienbaar van buiten de behuizing. Nadat de kabel is bevestigd kan het 5 gedeelte van de kabelklem dat zich buiten de behuizing bevindt worden afgedekt door de isolatiebehuizing 86 zoals getoond in figuur 5 en 6. Het is ook mogelijk dat de klemmiddelen 16 (in dit voorbeeld de bout 80) zich in de behuizing 92 bevindt. De isolatiebehuizing 86 kan zich in dit voorbeeld dus geheel in de behuizing 92 bevinden of gedeeltelijk via de opening 94 tot 10 buiten de behuizing 92 reiken.
In figuur 7a-7d wordt nog een tweede uitvoeringsvorm van de kabelklem volgens de uitvinding getoond. Een verschil met de kabelklem volgens figuren 1-3 is dat het derde en vierde wanddeel 28,32 langer zijn uitgevoerd in de richting Z. Dit betekent ook dat, gezien in de richting Z, het 15 derde en vierde wanddeel 28,32 langer is dan het elfde en twaalfde wanddeel 56,64; 60,68. Het derde en vierde wanddeel vormen hierbij een slede. Randen van langsranden van het eerste, tweede, derde en vierde wanddeel die deel uitmaken van de doorvoeropening 6 liggen hierbij thans in een plat vlak. Indien, afhankelijk van de afstand tussen de eerste 20 langsranden van het eerste en tweede wanddeel en de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel, de randen van langsranden van het vijfde en zesde wanddeel tevens deel uitmaken van de doorvoeropening liggen de randen van langsranden van het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde wanddeel die deel uitmaken van de doorvoeropening althans in 25 hoofdzaak in een plat vlak. Dit platte vlak is in figuur 7 aangeduid met de hoofdletter V. De slede heeft als voordeel dat het eerste en tweede wanddeel op een vooraf bepaalde nauwkeurige wijze ten opzichte van elkaar kunnen worden bewogen. Voorts heeft het feit dat er randen van langsranden van het eerste, tweede, derde, en vierde wanddeel en eventueel het vijfde en 30 zesde wanddeel die deel uitmaken van de doorvoeropening althans in 14 hoofdzaak in een plat vlak liggen als voordeel dat bij montage de kabel gemakkelijker tot in de opneemruimte kan worden gemanipuleerd. Verder is het tweede klemdeel 4 voorzien van uitsteeksels 100,102 die zich in de opneemruimte bevinden en onderdeel uitmaken van het derde en vierde 5 wanddeel en zich door de langsranden 30,34 uitstrekken. Deze uitsteeksels 100,102 vormen aan een buitenzijde van het tweede klemdeel verdiepingen 104,106. Het eerste klemdeel 2 is voorzien van een uitsteeksel 110 dat zich in de opneemruimte bevindt en onderdeel uitmaakt van het eerste en tweede wanddeel 20,24 en zich door de langsranden 22,26 uitstrekt. Dit 10 uitsteeksel vormt aan de buitenzijde van het eerste klemdeel een verdieping 112. In dit voorbeeld valt hier, in gebruik, een uiteinde van de bout 80 in. De uitsteeksels 100,102,110 zorgen voor een verbeterde inklemming van de kabel.
In figuur 7 is de kabelklem inclusief de behuizing 86 getoond. De 15 isolatiebehuizing 86 is voorzien van een opening 114 die in een naar buiten toe gekeerde richting groter wordt (trompethoornvormige opening). Hierdoor kan een uiteinde van de kabel gemakkelijk via de opening 114 in de opneemruimte worden gebracht. Verder zijn door de openingen 52A,52B,54A,54B van elkaar gescheiden wanddelen 120,122,124,126 van 20 respectievelijk het vijfde en zesde wanddeel 36,42 dusdanig gericht dat tegenover elkaar gelegen wanddelen 120-126 taps naar elkaar toe lopen in een van de doorvoeropening 6 afgekeerde richting (zie figuur 7b,7c).
In dit voorbeeld is het eerste klemdeel uit één stuk vervaardigd. De genoemde wanden van het eerste klemdeel zijn dan ook geïntegreerd. Dit 25 geldt eveneens voor het tweede klemdeel. Bovendien geldt in dit voorbeeld dat het tweede klemdeel alsmede het klemwanddeel uit één stuk zijn vervaardigd. Verder geldt in dit voorbeeld dat het eerste klemdeel en de bevestigingswanddelen uit één stuk zijn vervaardigd. Noodzakelijk is dit echter niet. Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de 30 uitvinding te vallen.
Claims (29)
1. Universele kabelklem voorzien van een stroomgeleidend eerste 5 klemdeel (2) en een stroomgeleidend tweede klemdeel (4) die samen een opneemruimte (8) insluiten die is voorzien van een doorvoeropening voor het, in gebruik, van buiten de kabelklem via de doorvoeropening doorvoeren van een stroomgeleidende kabel (10) tot in de opneemruimte en het inklemmen van de stroomgeleidende kabel in de opneemruimte waarbij de 10 kabelklem en de kabel door het inklemmen stroomgeleidend met elkaar worden verbonden, waarbij de kabelklem verder is voorzien van klemmiddelen (16) voor het naar elkaar toe drukken van het eerste en tweede klemdeel in een klemrichting waarbij de genoemde opneemruimte wordt verkleind en, in gebruik, de kabel wordt ingeklemd en waarbij de 15 kabelklem is ingericht stroomgeleidend te worden verbonden met een elektrisch contact van bijvoorbeeld een printplaat, met het kenmerk, dat het eerste klemdeel (2) is voorzien van een eerste wanddeel (20) met een eerste langsrand (22) en een tweede wanddeel (24) met een eerste langsrand (26) waarbij de eerste langsrand van het eerste wanddeel met de eerste 20 langsrand van het tweede wanddeel is verbonden en een dwarsdoorsnede van het eerste wanddeel en het tweede wanddeel langs een vlak A, loodrecht op de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel, een eerste vorm van een V heeft en dat het tweede klemdeel is voorzien van een derde wanddeel (28) met een eerste langsrand (30) en een vierde wanddeel (32) 25 met een eerste langsrand (34) waarbij de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel met elkaar zijn verbonden en een dwarsdoorsnede van het derde wanddeel en het vierde wanddeel langs een vlak B dat loodrecht staat op de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel een tweede vorm van een V heeft waarbij het eerste wanddeel, het tweede 30 wanddeel, het derde wanddeel en het vierde wanddeel althans een deel van de opneemruimte begrenzen, waarbij de genoemde eerste langsranden zich althans in hoofdzaak uitstrekken in een axiale richting van de kabel wanneer deze zich in de opneemruimte bevindt en waarbij de klemmiddelen zijn ingericht om het eerste klemdeel (2) en het tweede klemdeel naar 5 elkaar toe te drukken in de klemrichting (h) waarbij de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel en de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel naar elkaar toe worden gedrukt.
2. Universele kabelklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in 10 de opneemruimte het eerste wanddeel (20) en het tweede wanddeel (24) een hoek insluiten die kleiner is dan 180 graden en bij voorkeur een waarde heeft van 60-120 graden, meer bij voorkeur ongeveer 90 graden.
3. Universele kabelklem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat in de opneemruimte het derde wanddeel (28) en het vierde wanddeel (32) een hoek insluiten die kleiner is dan 180 graden en bij voorkeur een waarde heeft van 60-120 graden, meer bij voorkeur ongeveer 90 graden.
4. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat de eerste langsranden (22,26) van het eerste (20) en tweede (24) wanddeel parallel lopen aan de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel.
5. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat de eerste V-vorm open is gezien van uit een eerste richting (Rl) en de tweede V-vorm open is gezien vanuit een tweede richting (R2) waarbij de eerste en tweede richting tegengesteld aan elkaar zijn.
6. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat de kabelklem verder is voorzien van een geleiding voor het over een beperkt traject heen en weer beweegbaar in een richting (h) van de eerste langsranden (22,26) van het eerste en tweede wanddeel (20,24) naar de eerste langsranden (30,34) van het derde en vierde wanddeel (28, 32) met elkaar verbinden van het eerste klemdeel (2) en het tweede klemdeel. 5
7. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste klemdeel (2) verder is voorzien van een vijfde wanddeel (36) met een langsrand (38) die met een tweede langsrand (40) van het eerste wanddeel (20) is verbonden waarbij de tweede langsrand (40) 10 van het eerste wanddeel (20) parallel loopt aan de eerste langsrand (40) van het eerste wanddeel (20) en waarbij het vijfde wanddeel (36) vanaf de tweede langsrand (40) van het eerste wanddeel zich uitstrekt in een derde richting (h) van de eerste langsranden (20,24) van het eerste en het tweede wanddeel naar de eerste langsranden (30,34) van het derde en vierde 15 wanddeel; dat het eerste klemdeel (2) verder is voorzien van een zesde wanddeel (42) met een langsrand (44) die met een tweede langsrand (46) van het tweede wanddeel (24) is verbonden waarbij de tweede langsrand (46) van het tweede wanddeel (24) parallel loopt aan de eerste langsrand (26) van het tweede wanddeel (24) en waarbij het zesde wanddeel (42) vanaf 20 de tweede langsrand van het tweede wanddeel zich uitstrekt in de derde richting (h).
8. Universele kabelklem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het derde wanddeel (28) is voorzien van een tweede langsrand (48) die 25 parallel loopt aan de eerste langsrand (30) van het derde wanddeel en het vierde wanddeel (32) is voorzien van een tweede langsrand (50) die parallel loopt aan de eerste langsrand (34) van het vierde wanddeel (32) waarbij de tweede langsranden (48,50) van het derde en vierde wanddeel zich tussen het vijfde en zesde wanddeel (36,42) bevinden. 30
9. Universele kabelklem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het eerste klemdeel (2) is voorzien van een eerste opening (52A) die zich in het vijfde wanddeel (36) en eventueel het eerste wanddeel (20) uitstrekt en een tweede opening (54A) die zich tenminste in het zesde wanddeel (42) en 5 eventueel in het tweede wanddeel (24) uitstrekt waarbij het tweede klemdeel verder is voorzien van een zevende wanddeel (56) met een langsrand (58) die met de tweede langsrand (48) van het derde wanddeel is verbonden waarbij het zevende wanddeel (56) zich vanaf de tweede langsrand (48) van het derde wanddeel door de eerste opening (52A) tot 10 buiten het eerste klemdeel (2) uitstrekt; dat het tweede klemdeel verder is voorzien van een achtste wanddeel (60) met een langsrand (62) die met de tweede langsrand (50) van het vierde wanddeel (32) is verbonden waarbij het achtste wanddeel (60) zich vanaf de tweede langsrand (50) van de vierde deelwand (32) door de tweede opening (54A) tot buiten het eerste klemdeel 15 uitstrekt; waarbij de klemmiddelen enerzijds aangrijpen op het zevende en achtste wanddeel en anderzijds aangrijpen op het eerste en tweede wanddeel (20,24).
10. Universele kabelklem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat 20 het eerste klemdeel is voorzien van een derde opening (52B) die zich in het vijfde wanddeel (36) en eventueel het eerste wanddeel (20) uitstrekt en een vierde opening (54B) die zich tenminste in het zesde wanddeel (42) en eventueel in het tweede wanddeel (24) uitstrekt waarbij het tweede klemdeel verder is voorzien van een negende wanddeel (64) met een 25 langsrand die met een tweede langsrand van het derde wanddeel is verbonden waarbij het negende wanddeel (64) zich vanaf de tweede langsrand van het derde wanddeel door de derde opening tot buiten het eerste klemdeel uitstrekt; dat het tweede klemdeel verder is voorzien van een tiende wanddeel met een langsrand die met een tweede langsrand van 30 het vierde wanddeel is verbonden waarbij het tiende wanddeel (68) zich vanaf de tweede langsrand van het vierde wanddeel door de vierde opening (54B) tot buiten het eerste klemdeel uitstrekt; waarbij de klemmiddelen enerzijds aangrijpen op het negende en tiende wanddeel (68) en anderzijds aangrijpen op het eerste en tweede wanddeel. 5
11. Universele kabelklem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het zevende en negende wanddeel (64) deel uitmaken van een elfde wanddeel (56,64) dat is voorzien van een vijfde opening (72) waardoor een deel van het derde wanddeel zich uitstrekt dat zich tussen de eerste opening 10 (52A) en de derde opening (52B) bevindt en waarbij het achtste en tiende wanddeel deel uitmaken van een twaalfde wanddeel (60,68) dat is voorzien van een zesde opening (74) waardoor een deel van het vierde wanddeel zich uitstrekt dat zich tussen de tweede opening en de vierde opening bevindt; waarbij de klemmiddelen enerzijds aangrijpen op het elfde en twaalfde 15 wanddeel en anderzijds aangrijpen op het eerste en tweede wanddeel.
12. Universele kabelklem volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het eerste en tweede wanddeel zich voor een deel uitstrekken tussen het elfde en twaalfde wanddeel (56,64; 60,68). 20
13. Universele kabelklem volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de klemmiddelen zijn voorzien van een klemwanddeel (72) met een van schroefdraad voorziene boutopening en een in de boutopening opgenomen bout (80) waarbij het klemwanddeel is verbonden met het elfde en twaalfde 25 wanddeel, de bout zich althans voor een deel uitstrekt tussen het elfde en twaalfde deelwand en de bout bij het klemmen tegen de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel aanliggen buiten het eerste klemdeel.
14. Universele kabelklem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 30 wanneer de bout is verwijderd het eerste en tweede klemdeel (2,4) niet van elkaar kunnen worden gemanipuleerd doordat het eerste en tweede wanddeel (20,24) in elke mogelijke positie van het eerste klemdeel ten opzichte van het tweede klemdeel een deel van het derde wanddeel zich uitstrekt door de vijfde opening (72) en/of een deel van het vierde wanddeel 5 zich uitstrekt door de zesde opening.
15. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste klemdeel is voorzien van tenminste een bevestigingswanddeel (82) voorzien van tenminste een opening (84) voor 10 het, in gebruik, bevestigen van de bevestigingswand aan bijvoorbeeld een printplaat met behulp van een schroef door de opening van de bevestigingswand.
16. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat gezien in een axiale richting van, in gebruik, de kabel in de opneemruimte het eerste en tweede wanddeel langer zijn dan het derde en vierde wanddeel.
17. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat het eerste, tweede, derde en vierde wanddeel in combinatie althans een deel van de doorvoeropening van de opneemruimte voor de kabel vormen.
18. Universele kabelklem volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat 25 randen van langsranden van het eerste, tweede, derde en vierde wanddeel die deel uitmaken van de doorvoeropening althans in hoofdzaak in een plat vlak (V) liggen.
19. Universele kabelklem volgens conclusies 7 en 17, met het kenmerk, 30 dat eventueel tevens het vijfde (36) en zesde wanddeel(42) een deel van de doorvoeropening vormen afhankelijk van de afstand tussen de eerste langsranden (22,26) van het eerste en tweede wanddeel en de eerste langsranden van het derde en vierde wanddeel.
20. Universele kabelklem volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat randen van langsranden van het eerste, tweede, derde en vierde wanddeel en eventueel het vijfde en zesde wanddeel die deel uitmaken van de doorvoeropening (16) althans in hoofdzaak in een plat vlak (V) liggen.
21. Universele kabelklem volgens conclusie 18 of 20, met het kenmerk, dat een normaal (2) van het platte vlak zich uitstrekt in een richting van de eerste langsranden van het eerste en tweede wanddeel.
22. Universele kabelklem volgens conclusies 15 en 16, met het 15 kenmerk, dat gezien vanaf de doorvoeropening in de axiale richting de bevestigingswand voorbij het derde en vierde wanddeel ligt.
23. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kabelklem verder is voorzien van een isolatiebehuizing 20 (86) voor het afdekken van tenminste een deel van het eerste en tweede klemdeel.
24. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste klemdeel is voorzien van tenminste een 25 uitsteeksel (110) dat zich in de opneemruimte bevindt en bij voorkeur deel uitmaakt van het eerste en tweede wanddeel waarbij het tenminste ene uitsteeksel zich door de langsranden van het eerste en tweede wanddeel uitstrekt.
25. Universele kabelklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede klemdeel is voorzien van tenminste een uitsteeksel (100,102) dat zich in de opneemruimte bevindt en bij voorkeur deel uitmaakt van het derde en vierde wanddeel waarbij het tenminste ene 5 uitsteeksel zich door de langsranden van het derde en vierde wanddeel uitstrekt.
26. Universele kabelklem volgens een der conclusies 9-14, met het kenmerk, dat door openingen in het vijfde en zesde wanddeel van elkaar 10 gescheiden wanddelen van het vijfde en zesde wanddeel dusdanig zijn gericht dat tegenover elkaar gelegen wanddelen (120,124; 122,126) taps naar elkaar toe lopen in een van de doorvoeropeningen (6) afgekeerde richting.
27. Inrichting omvattende een elektrisch circuit (91) zoals een voeding, voorzien van een behuizing (92) met een doorvoeropening (94) en een 15 kabelklem (1) volgens een der voorgaande conclusies waarbij het eerste klemdeel elektrisch is verbonden met een elektrisch circuit binnen de behuizing van de inrichting en waarbij de kabelklem voor een deel vanuit de behuizing door de doorvoeropening van de behuizing tot buiten de behuizing reikt waarbij de klemmiddelen (16,80; 76,78) bedienbaar zijn van buiten de 20 behuizing.
28. Inrichting volgens conclusie 274, met het kenmerk, dat de klemmiddelen zich buiten de behuizing van de inrichting bevinden.
29. Inrichting volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk,dat de inrichting is voorzien van de kabelklem volgens conclusie 23 waarbij de isolatiebehuizing (86) tenminste het deel van de kabelklem dat zich buiten de behuizing bevindt bedekt. 1 0^935
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1033035A NL1033035C2 (nl) | 2006-12-12 | 2006-12-12 | Kabelklem. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1033035A NL1033035C2 (nl) | 2006-12-12 | 2006-12-12 | Kabelklem. |
NL1033035 | 2006-12-12 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1033035C2 true NL1033035C2 (nl) | 2008-06-13 |
Family
ID=38269067
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1033035A NL1033035C2 (nl) | 2006-12-12 | 2006-12-12 | Kabelklem. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1033035C2 (nl) |
Citations (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2532068A (en) * | 1948-12-23 | 1950-11-28 | Pelham Electric Mfg Corp | Solderless connector |
US2976515A (en) * | 1958-06-03 | 1961-03-21 | Cutler Hammer Inc | Solderless lug type terminal connector |
DE2228088B1 (de) * | 1972-06-09 | 1973-06-07 | Karl Pfisterer Fabrik Elektrotechnischer Spezialartikel, 7000 Stuttgart | Klemme zum Verbinden eines Rund oder Sektorleiters mit einem Anschlußteil in einer Schaltanlage |
DE2347497B1 (de) * | 1973-09-21 | 1975-01-16 | Pfisterer Elektrotech Karl | Kontaktstueck fuer Klemmen |
DE2344404A1 (de) * | 1973-09-03 | 1975-03-13 | Bertos Ag | Anschlussklemme mit einem geraeteanschluss- und einem aussenanschlusskontakt |
DE7900338U1 (de) * | 1979-01-08 | 1979-04-05 | Karl Pfisterer Elektrotechnische Spezialartikel Gmbh & Co Kg, 7000 Stuttgart | Direktanschlußklemme zum Anschließen von Rund- oder Sektorleitern an den Anschlunbolzen eines elektrischen Gerätes, beispielsweise eines Transformators |
FR2459560A1 (fr) * | 1979-06-19 | 1981-01-09 | Alsthom Cgee | Bornes de connexion pour conducteur electrique isole |
DE9311278U1 (de) * | 1993-07-28 | 1993-09-16 | Siemens AG, 80333 München | Rahmenklemme mit Schaltstück |
EP0704931A1 (de) * | 1994-09-30 | 1996-04-03 | Efen Elektrotechnische Fabrik GmbH | Klemmaufbau zum Anschliessen von Kabeln an Schienen |
US5674079A (en) * | 1995-05-31 | 1997-10-07 | Electric Motion Company, Inc. | Ground lug |
DE19740508A1 (de) * | 1997-09-15 | 1999-03-25 | Woehner Gmbh & Co Kg | Abzweigklemmeinrichtung |
US20060183382A1 (en) * | 2003-12-02 | 2006-08-17 | King Lloyd H Jr | Open face electrical connector |
-
2006
- 2006-12-12 NL NL1033035A patent/NL1033035C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2532068A (en) * | 1948-12-23 | 1950-11-28 | Pelham Electric Mfg Corp | Solderless connector |
US2976515A (en) * | 1958-06-03 | 1961-03-21 | Cutler Hammer Inc | Solderless lug type terminal connector |
DE2228088B1 (de) * | 1972-06-09 | 1973-06-07 | Karl Pfisterer Fabrik Elektrotechnischer Spezialartikel, 7000 Stuttgart | Klemme zum Verbinden eines Rund oder Sektorleiters mit einem Anschlußteil in einer Schaltanlage |
DE2344404A1 (de) * | 1973-09-03 | 1975-03-13 | Bertos Ag | Anschlussklemme mit einem geraeteanschluss- und einem aussenanschlusskontakt |
DE2347497B1 (de) * | 1973-09-21 | 1975-01-16 | Pfisterer Elektrotech Karl | Kontaktstueck fuer Klemmen |
DE7900338U1 (de) * | 1979-01-08 | 1979-04-05 | Karl Pfisterer Elektrotechnische Spezialartikel Gmbh & Co Kg, 7000 Stuttgart | Direktanschlußklemme zum Anschließen von Rund- oder Sektorleitern an den Anschlunbolzen eines elektrischen Gerätes, beispielsweise eines Transformators |
FR2459560A1 (fr) * | 1979-06-19 | 1981-01-09 | Alsthom Cgee | Bornes de connexion pour conducteur electrique isole |
DE9311278U1 (de) * | 1993-07-28 | 1993-09-16 | Siemens AG, 80333 München | Rahmenklemme mit Schaltstück |
EP0704931A1 (de) * | 1994-09-30 | 1996-04-03 | Efen Elektrotechnische Fabrik GmbH | Klemmaufbau zum Anschliessen von Kabeln an Schienen |
US5674079A (en) * | 1995-05-31 | 1997-10-07 | Electric Motion Company, Inc. | Ground lug |
DE19740508A1 (de) * | 1997-09-15 | 1999-03-25 | Woehner Gmbh & Co Kg | Abzweigklemmeinrichtung |
US20060183382A1 (en) * | 2003-12-02 | 2006-08-17 | King Lloyd H Jr | Open face electrical connector |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP5222542B2 (ja) | 電流センサ | |
CA2539088C (en) | Coaxial connector with a cable gripping feature | |
US7798869B1 (en) | Electrical connector | |
JP5059710B2 (ja) | 差込み可能なプリントクリップ | |
JP6665280B2 (ja) | 導体接続接点要素 | |
US4502743A (en) | Ground bracket assembly including omega shaped compression member | |
US5496968A (en) | Shielded cable connecting terminal | |
JP2003317875A (ja) | シールドされた電気ケーブルのための丸型差込みコネクタ | |
US7416448B2 (en) | Cable plug | |
GB2034984A (en) | Bus bar for connecting electrical wiring devices | |
WO2012144192A1 (en) | Terminal fitting | |
GB2328806A (en) | Connecting terminal to braid of shielded wire | |
DE59604193D1 (de) | Klemmkontakteinrichtung | |
ES2979091T3 (es) | Dispositivo terminal y aparato de cableado con el mismo | |
NL1033035C2 (nl) | Kabelklem. | |
KR930018776A (ko) | 시일드형 데이타 코넥터 | |
US20110312208A1 (en) | Push-in connector for accepting the end of a rigid conductor | |
CN110600329B (zh) | 电子设备的连接结构、配线用连接器具和断路器 | |
US4466686A (en) | Switch connection adapter | |
EP0849835A2 (en) | Electrical connectors and connecting parts therefor | |
US7341473B2 (en) | Contact element and additional conduction chamber for a plug or socket | |
US6454602B1 (en) | High voltage bulkhead connector | |
KR102668783B1 (ko) | 전력량계 파워 코드의 전기적 연결 장치 | |
GB2323221A (en) | Electrical connectors and connecting parts therefor | |
US11908653B2 (en) | High voltage power distributor |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20110701 |