NL1032377C2 - Vormmal voor het invriezen van vloeistof in kettingvorm. - Google Patents

Description

- 1 -

Vormmal voor het invriezen van vloeistof in kettingvorm.

De uitvinding betreft een flexibele draad met daaraan 5 bevroren vormelementen waardoor een ketting van bevroren vormelementen is ontstaan. De in een keer ordelijk aan de flexibele draad bevroren vloeistof vormelementen met behulp van een vormmal waarin de flexibele draad nauwkeurig wordt gepositioneerd, vormt na bevriezing een ketting met een aan 10 een schakeling van koelende vormelementen. Deze flexibele ketting met daaraan, in een regelmatig patroon, op een kleine afstand, in een keer aangevroren vloeistof vormelementen kan dienen als een sieraad met verkoelende eigenschappen. De koelketting kan ook juist als therapeutisch verkoelend element 15 zijn nut hebben. Of gewoon ter afkoeling in warme situaties door het dragen ervan om de hals. Aan de in te vriezen vloeistof kunnen smaakstoffen, therapeutische of medicinale stoffen worden toegevoegd. De aldus geschakelde koelketting kan zo voor bepaalde samenstellingen van de in te vriezen 20 vloeistof naast een verkoelende doelstelling eveneens dienen als een smaakvolle verkoeling, een therapeutische toepassing of bijvoorbeeld als toediening van een te inhaleren medicijn. Volgens de stand der techniek zijn er diverse vormmallen om een vloeistof in te vriezen. Het US2537915 (N.W. Roop -25 1951) octrooi beschrijft een invriesmal voor water waarbij doorlopende gaten in de kubusvormige ijsblokjes zitten. Deze vorm is zo bedacht om het water sneller te laten invriezen en niet met het doel deze ijsblokjes met gat aaneen te rijgen als een verkoelende ketting. Daarnaast worden de ijsblokjes niet 30 in een keer ordelijk met een gewenst patroon aan elkaar op een flexibele draad vast gevroren, en zouden de elementen zich niet mooi schikken. Het octrooi ES2253417T of W00210657 (Stickel Harald - 2006) heeft een vormmal voor aanmaak van ijsblokjes bedacht welke vlug en eenvoudig 35 binnen ieder huishouden praktische voordelen biedt. Het octrooi US3321932 (Orphey Robert Donald en Bell John 1032377 -2 -

Frederick - 1966) beschrijft een vinding waarbij de vormmal voor aanmaak van het conventionele ijsblokje is voorzien van metalen elementen waardoor het bevriezen van water vlugger gaat door een verbeterd koude transport. Dit octrooi heeft 5 niets van doen met in regelmatig aan een ketting bevroren vormelementen. De drie octrooien US4641655 (Nancy Abt), JP8275854 (Tadamitsu Morimoto) en US4805619 (David Swearingen) hebben aiie drie betrekking op een flexibele lang gevormde holle rond of plat gevormde zak welke vloeistof 10 dicht kan worden afgesloten. Deze zakvormen kunnen met water worden gevuld en worden gekoeld. Deze vormen worden gekoeld gebruikt voor therapeutische doeleinden. De laatste vijf genoemde octrooien hebben niets te maken met het regelmatig in een patroon aan een flexibele draad aanvriezen 15 van vloeistof in gevormde elementen.

Octrooi EP 0374021A (Selnor, Lesquin) beschrijft slechts een methode om keurige losse ijsblokjes te maken. Het octrooi US 2587852 (Jahn, Fred S.) beschrijft een flexibele vormmal om afzonderlijke ijsblokjes te maken. De mal is flexibel om de 20 ijsblokjes afzonderlijk na bevriezing makkelijker uit de vormmal te krijgen. Het Japanse octrooi 10253212 betreft een methode om sferisch gevormde afzonderlijke ijsblokjes, los van elkaar, te verkrijgen. Ook deze laatste drie genoemde octrooien beschrijven geheel niets over het in kettingvorm 25 aanvriezen van ijsblokjes. Het artikel “Ice age” in Parent & Child van juni 2006 (Ellen Booth), beschrijft hoe je een aan een schakeling van ijsvormpjes kan maken in een kettingvorm door in een conventionele ijsblokjes mal een draad in ieder kamervormpje, waarin water, te drukken over de wanden 30 tussen de vormkamers. Hiermee wordt een draad met daaraan tegen elkaar aanliggende bevroren ijsblokjes verkregen. De ijsblokjes zullen zich niet netjes in een patroon ordelijk laten schikken, en de draad zit niet ideaal gepositioneerd in de ijsblokjes. Het resultaat is wat slordig, en bij het aanbrengen 35 om een hals zal geen fraai en net geordend koelketting patroon zijn bereikt.

- 3 -

Geen enkele techniek is in de octrooiliteratuur gevonden met het kenmerk om een ketting te verkrijgen middels het in een ordelijk patroon direct aan een flexibele kettingdraad invriezen van vloeistofmengsels met als doel een verkoelende 5 ketting welke zich netjes kan schikken bij het dragen om de hals waarbij de bevroren koelelementen in principe niet aan elkaar gaan vastvriezen of onderling verkleven en de bevroren vormen regelmatig en fraai ordelijk vallen. Dit verkregen door de vormkeuze en positie van de kettingdraad in de in te 10 vriezen vormmal zo te kiezen dat het zwaartepunt van de ingevroren vorm aan de draad ten opzichte van de draad ervoor zorgt dat de verkregen koelketting zich zo schikt bij het dragen om de hals dat een fraai regelmatig en een symetrisch patroon wordt verkregen. De aan de draad 15 bevroren elementen hebben na invriezen een zekere afstand van elkaar.

De vloeistofmengsels zijn water met eventueel daaraan vermengd toegevoegd, droge poedervormige stoffen of in opgeloste vorm, toeslagstoffen welke een zeker effect beogen 20 bij het smelten van de mengsels. De vloeistofmengsels zijn dusdanig dat zij in principe goed in te vriezen zijn. Een verkoelende ketting waarbij tijdens het smelten van de bevroren kralen stoffen vrij kunnen komen met zekere doeleffecten. Een ketting direct verkregen na bevriezing van 25 vloeistofmengsels om een verbindingsdraad. In geen enkel hiervoor genoemd octrooi of artikel wordt beschreven dat het doel een verkoelende ketting van een in eens aan een flexibele kettingdraad ingevroren vormelementen zijn die zich in een geordend patroon schikken bij het dragen om de hals.

30 En naast het verkoelende effect ook als attractie, verkoelend kettingsieraad, en eventueel als neven effecten een verkoelend ketting element met smaak, geur, medicinale, homeopathische, fysiotherapeutische of therapeutische eigenschappen is.

35 Hier in het bijzonder de eenvoud van het aanmaken van een bevroren ketting van vloeistofvormelementen in hiervoor specifieke vormmal waarbij de verkregen koelketting zich -4 - geordend in een fraai patroon schikt bij het dragen om de hals. De positie van de flexibele kettingdraad door de vormelementen zo is dat de ingevroren elementen zich zolang mogelijk in een ordelijk en regelmatig patroon blijven 5 schikken tijdens het smelten van de vormelementen. De positie van de draad is zo gekozen voor ieder vormelement dat gedurende het smeltproces de kettingdraad die positie behoudt ten opzichte van het resterende vormelement dat het deels afgesmolten vormelement nog zolang als mogelijk aan 10 de kettingdraad blijft hangen door omsloten bevroren vormmassa(vloeistof), met dien verstande dat het zwaartepunt van nog niet gesmolten vormmassa zich onder de kettingdraad blijft bevinden tijdens het smeltproces opdat de vormelementen zich goed blijven ordenen en positioneren ten 15 opzichte van de kettingdraad.

De uitvinding zal aan de hand van enkele tekeningen, welke een mogelijk eenvoudig uitvoeringsvoorbeeld principe matig weergeven, nader worden toegelicht.

20 Een enkel basaal uitvoeringsvoorbeeld wordt besproken aan de hand van de Figuren 1, 2 en 3. Figuur 1 bestaat uit de figuren 1A, 1B, 1C en 1D en geven een basale uitvoeringsvorm aan met respectievelijk een bovenaanzicht, dwarsdoorsnede A - A, een langsdoorsnede B - B en nog een 25 langsdoorsnede C - C. Figuur 2 geeft een dubbele vormmal als in figuur 1 aan maar dan met daarin aangebracht twee flexibele kettingdraden. Figuur 3 geeft een verkregen ketting, bestaande uit een flexibele kettingdraad 1.f met daaraan 7 bevroren vloeistofvormelementen 1.n weer. Figuur 1A geeft 30 het bovenaanzicht weer van een dubbele kettingvormmal. Twee rijen van 7 vormkamers 1.a met de vorm van een haaientand, als voorbeeld 1.n, zijn in rij gepositioneerd in een vormmassa 1.i. De vormmassa 1.i is in principe van een elastisch materiaal met een zo’n hoog mogelijke warmte 35 geleidingscoëfficiënt, om te bevorderen dat de elementen snel bevriezen, maar ook, na bevriezing van de vloeistof in de vormelementen, zo makkelijk mogelijk uit de vormmal kunnen -5 - worden genomen door de vorming van een vloeistof laagje aan het oppervlak van de bevroren vloeistofvormen door opwarming van het ingevroren geheel. De vormkamer rijen zijn in spiegelbeeld en een halve vormkamer verschoven 5 gepositioneerd om een zo klein mogelijk totaal volume in te nemen om te bereiken dat minimale vormmassa 1.i nodig is. Aan ieder einde van de dubbele rij vormkamers zit een kamer 1.b die wordt gebruikt om de einden 1.k van flexibele kettingdraden in op te bergen, tijdens het bevriezingsproces. 10 Hierna te noemen opbergkamer 1.b Tussen de vormkamers bevinden zich in de tussen liggen- de wanden van gelijk georiënteerde kamers kanaal V-vormige uitsparingen 1.c van enkele millimeters diepte welke aan onderzijde overgaan in een snede 1.d tot aan ongeveer de helft van de vormkamer 15 diepte. Deze kanaal V-vormige uitsparingen 1.c overgaand in een snede 1.d liggen op rij alle in een rechte lijn en kunnen worden gezien als een overloopkanaaltje tussen aangrenzende gelijk georiënteerde vormkamers. Tussen de buitenste vormkamers in een rij en de daarnaast in rij gelegen 20 opbergkamer 1.b is alleen een snede 1.1 tot ongeveer de halve diepte van de vormkamer 1.a. Onderaan in de scheidingswanden 1.j, net boven de bodem 1.o van de vormkamers 1.a, tussen alleen de vormkamers 1.a, is er eventueel voorzien in een klein één è enkele millimeters groot 25 doorvoer openingskanaal 1.h. Via deze doorvoeropeningen 1.h komen alle vormkamers 1.a met elkaar in verbinding te staan en kan het vloeistofniveau, wat maximaal ter hoogte van de horizontale lijn 1.p is gedacht of iets daaronder, in de vormkamers 1.a bij het vullen van de vormkamers zich via 30 deze doorvoeropeningen 1.h naar een gelijk niveau in alle vormkamers 1.a reguleren. De V-vormige kanaaluitsparingen 1.c hebben eveneens als doel om te bereiken dat het vullen van de vormkamers 1.a met vloeistof in een goed gelijk genivelleerd niveau tot maximaal de horizontale lijn 1.p 35 resulteert. De verticale snedevlakken 1.d van de snedegleuven 1.d sluiten in principe volledig tegen elkaar aan en zijn vloeistof dicht. Bij recht strak inleggen van een -6 - flexibele kettingdraad 1.f door alle V-vormige kanaaluitsparingen 1.c kan de flexibele draad 1.f gemakkelijk, mede door de flexibele vervorming van de vormmassa 1.i, worden doorgevoerd en gepositioneerd tot onder in de 5 snedegleuven 1.d. Dit gebeurd met een lichte inklemming van de flexibele kettingdraad 1.f waardoor de flexibele kettingdraad 1.f horizontaal, recht en een weinig strak door de vormkamers 1.a is gesitueerd. De buiten de vormkamers 1.a uitstekende flexibele draadeinden, van de kettingdraad 10 1. f aan belden zijden, worden na het strak inleggen en doorvoeren door de snedesleuven 1.1 opgerold en geborgen In de opbergkamers 1.b. Bij het vullen van de vorm-kamers 1.a met water of een makkelijk te bevriezen vloeistofmengsel zal het vloeistofniveau zich in alle kamers in principe 15 nivelleren tot een gelijk hoogte niveau, waarbij de totale toegevoegde vloeistofhoeveelheid wordt afgestemd dat maximaal horizontaal niveau 1.p wordt bereikt, in alle vormkamers 1.a. De flexibele kettingdraad 1.f zal niet op de vloeistof gaan drijven daar deze recht en strak is ingeklemd 20 en gepositioneerd in de vormkamer tussen de snedegleuven 1.d en 1.1. Tijdens het bevriezen van de vloeistof, door het plaatsen van de vormmal in een vriezer, zal de draad rondom worden omsloten door bevroren massa. De vormmal is voorzien van een stapelvatting 1.e, welke zich in principe 25 rondom aan de bovenzijde van de vormmassa 1.i van de vormmal, figuur 1, bevindt. De onderzijde van de vormmal is voorzien van een contour 1.g wat exact in de stapelvatting 1.e past. Zo kunnen de vormmallen eenvoudig worden gestapeld zonder dat ze ten opzichte van elkaar makkelijk verschuiven. 30 Gestapelde vormmallen kunnen zo in de vriezer worden geplaatst. Na het bevriezen van de vloeistof om de flexibele kettingdraad 1.f in de vormmallen is het zaak dat de vormmallen even aan warmte worden blootgesteld bijvoorbeeld door ze even onder stromend lauw water te houden. Tussen 35 de wanden en bodem van de vormmallen en de bevroren elementen en flexibele draad ontstaat dan een vloeibaar laagje. Door nu de mal in de lengte richting enkele keren om - 7 - en om te torderen en een beetje te buigen breekt de bevroren vloeistof in de doorvoerkanaaltjes 1.h onder in tussen de vormkamers en bovenin de overioopkanaaltjes 1.c. De bevroren vormelementen 1.n vast aan de flexibele 5 kettingdraad 1.f kunnen nu uit de vormkamers 1.a worden genomen, waarbij de vormelementen 1.n aan de flexibele ketting draad 1.f blijven zitten in een kettingschakeringspatroon als voorgesteld in figuur 3. De bevroren vormelementen l.n zitten ten opzichte van de 10 flexibele kettingdraad 1.f gelijk gepositioneerd en op onderlinge gelijke afstand van enkele millimeters. De flexibele kettingdraad 1.f kan eenvoudig worden gesloten door het aanbrengen van een knoopje 1.m in de draadeinden. Hierna kan de verkregen koelketting, figuur 3, om een hals 15 worden aangebracht bijvoorbeeld ter verkoeling.

20 1032377

Claims (9)

1. Koelketting bestaande uit meerdere, eventueel 5 verschillend van vorm, bevroren elementen, alsmede de vormmal om deze te maken met het kenmerk dat deze bevroren vormelementen op een kleine afstand gefixeerd zijn aan een flexibele kettingdraad waardoor de vormelementen niet ten opzichte van elkaar verschuiven en hiermee wordt 10 voorkomen dat ze onderling aan elkaar vast vriezen.

2. Koelketting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de vormmal van deze koelketting inkepingen heeft tussen de aangrenzende in principe in lijn of ringvorm gepositioneerde vormkamers tot op circa halve hoogte van de gewenste vorm, 15 zodat de flexibele kettingdraad, licht klemmend, strak en rechtlijnig met een simpele handeling in de invriesvormmal te positioneren is. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de kettingdraad recht midden door de hoogte van de vormmal ligt, en de kettingdraad niet zal gaan drijven op de in te 20 vriezen vloeistof. Deze inkepingen dragen tevens zorg voor een goede gelijkmatig verdeelde vulling ten aanzien van de hoogte van de in te vriezen vloeistof in de vormkamers door overloop van de vloeistof en drainage al of niet via de flexibele kettingdraad door middel van capillaire werking naar 25 aangrenzende vormkamers.

3. Koelketting volgens conclusie 1 en 2 met het kenmerk dat de positie van de kettingdraad in de vormmal zo veel mogelijk de ideale situatie bereikt dat het ingevroren vormelement zolang moge lijk in gewenste geordende 30 rangschikking kan blijven hangen in zijn ketting schikking vormpatroon.

4. Koelketting volgens conclusie 1 t/m 3 met het kenmerk dat de flexibele draad strak in een veelhoek kan 1032377 - 9 - worden aangebracht in vormkamers welke zijn gepositioneerd radiaal symetrisch op een cirkel, of cirkelsegment.

5. Koelketting volgens conclusie 1 t/m 4 met het kenmerk dat de vormmal bestaat uit vormen met een duidelijk 5 zwaartepunt ten opzichte van de flexibele kettingdraad ligging, waardoor de bevroren elementen aan de ketting in principe altijd gelijk gesitueerd zijn t.o.v. de flexibele kettingdraad waarmee een fraai ordelijk en regelmatig kettingpatroon wordt verkregen bij toepassing mede als 10 sieraad om de hals.

6. Koelketting volgens conclusies 1 t/m 5 met het kenmerk dat tussen de vormkamers, waarin de vloeistof word bevroren, een afstand zit van circa 5 millimeter of meer zodat de koelketting na het uit de vormmal nemen een flexibele 15 vorm kan aannemen zonder dat de vormdelen aan elkaar vast gaan kleven, klonteren of vriezen.

7. Koelketting volgens conclusie 1 t/m 6 waarbij de vormmal hiervan is voorzien van een opbergkamer naast de laatste vormkamer op rij aan ieder kettingdraad einde in de 20 kettingmal aan het einde van de ketting om de kettingdraadeinden goed in op te bergen.

8. Koelketting volgens conclusie 1 t/m 7 waarbij de flexibele kettingdraad een zekere rekbaarheid heeft waardoor bij het uitnemen van de koelketting wordt voorkomen dat de 25 kettingdraad breekt.

9. Koelketting volgens conclusie 1 t/m 8 met het kenmerk dat aan de vloeistof welke in de vriesmal wordt toegevoegd voor bevriezing eerst een additief wordt toegevoegd. Dit additief kan bijvoorbeeld een massage olie 30 zijn of worden na smelten van de bevroren vloeistof ten behoeve van massage, of bijvoorbeeld een menthol poeder hetwelk bij het vrijkomen na smelten van de vormkraal een medicinale werking kan hebben op de ademhalingswegen. 1032377