NL1032335C1 - Camerabehuizing. - Google Patents

Camerabehuizing. Download PDF

Info

Publication number
NL1032335C1
NL1032335C1 NL1032335A NL1032335A NL1032335C1 NL 1032335 C1 NL1032335 C1 NL 1032335C1 NL 1032335 A NL1032335 A NL 1032335A NL 1032335 A NL1032335 A NL 1032335A NL 1032335 C1 NL1032335 C1 NL 1032335C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
camera housing
housing
camera
lens
Prior art date
Application number
NL1032335A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Petrus Mari Schijndel
Original Assignee
Internova Holding Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Internova Holding Bvba filed Critical Internova Holding Bvba
Priority to NL1032335A priority Critical patent/NL1032335C1/nl
Priority to EP07793840A priority patent/EP2055094A2/en
Priority to PCT/NL2007/000201 priority patent/WO2008033008A2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1032335C1 publication Critical patent/NL1032335C1/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B13/00Burglar, theft or intruder alarms
    • G08B13/18Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength
    • G08B13/189Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems
    • G08B13/194Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems using image scanning and comparing systems
    • G08B13/196Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems using image scanning and comparing systems using television cameras
    • G08B13/19617Surveillance camera constructional details
    • G08B13/19619Details of casing
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N23/00Cameras or camera modules comprising electronic image sensors; Control thereof
    • H04N23/50Constructional details
    • H04N23/51Housings

Description

*
Camerabehuizing
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een earnerabehuizing voor een camera, geschikt voor plaatsing buiten en gebruik als bewakingscamera.
5 Bewakingscamera's zijn algemeen bekend. Dergelijke camera's kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt voor het op afstand in de gaten houden van onbemande faciliteiten, zoals bruggen, tankstations, of bijvoorbeeld verkeersstromen, etc. Typisch zullen de door de camera verschafte beelden continu 10 worden bekeken door bewakingspersoneel op afstand, om indien nodig direct actie te kunnen ondernemen. Dergelijke camera's kunnen ook worden gebruikt om gebeurtenissen vast te leggen, waarbij de camerabeelden later kunnen worden teruggezien, bijvoorbeeld om daders van een strafbaar feit te kunnen 15 herkennen.
Hoewel er verschillende typen bewakingscamera zijn, heeft een bewakingscamera typisch een langwerpige, doosvormige behuizing met een bij een uiteinde opgesteld kijkvenster met daarachter in de behuizing een lens, een beeldopnemer, en een 20 signaalverwerkend circuit voor het verwerken en verzenden van de door de beeldopnemer geleverde beelden.
Wanneer een camera bedoeld is voor gebruik buiten, worden aan de camera andere eisen gesteld dan bij gebruik binnenshuis. De belangrijkste aspecten in dit verband zijn vocht en 25 temperatuur. Het kijkvenster kan aan de buitenzijde worden vervuild door regen en andere neerslag, en kan aan de binnenzijde worden vervuild door condens, waardoor de beeldkwaliteit vermindert of het zelfs geheel onmogelijk wordt om beelden op te nemen. Voorts kunnen temperatuurvariaties de werking van de 30 beeldopneemchip nadelig beïnvloeden.
Het is een belangrijk doel van de onderhavige uitvinding om een hoogwaardige camera te verschaffen waarbij een goede beeldkwaliteit onder uiteenlopende atmosferische omstandigheden vergaand kan worden verzekerd.
1032335 * 2
In het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een camera te verschaffen waarbij de invloed van weersinvloeden op de beeldkwaliteit wordt geëlimineerd of ten minste vergaand wordt tegengegaan.
5
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of 10 vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een perspectivisch vooraanzicht toont van een camera volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een perspectivisch bovenaanzicht toont van de behuizing van de camera in geopende toestand; 15 figuur 3 een schematische dwarsdoorsnede toont van de camera-behuizing; figuur 4 een schematische langsdoorsnede toont van de camera-behuizing; figuur 5 op grotere schaal een schematische langsdoorsnede 20 toont van het voorste gedeelte van de camerabehuizing; en figuur 6 een schematisch bovenaanzicht toont van de camerabehuizing.
25 Figuur 1 toont een perspectivisch vooraanzicht van een camera 1 volgens de onderhavige uitvinding. De camera 1 omvat een behuizing 100 in de vorm van een langwerpige doos, waarvan figuur 2 een perspectivisch bovenaanzicht toont, in geopende toestand. De figuren 3 en 4 tonen schematisch respectievelijk 30 een dwarsdoorsnede en een langsdoorsnede van de behuizing 100. De camerabehuizing 100 omvat een voorwand 110, een bovenwand 120, zijwanden 13 0, 14 0, een achterwand 150, en een bodem 160. Het inwendige van de behuizing wordt aangeduid met het verwi j zingsci j fer 170. In de voorwand 110 bevindt zich een 35 kijkopening 111, met daarin een kijkglas 112. Het kijkglas 112 is gemaakt van een materiaal dat doorlaatbaar is voor licht, in het bijzonder zichtbaar licht en bij voorkeur ook infrarood licht. Het kijkglas 112 is bij voorbeeld gemaakt van glas, kristal, of dergelijke.
3
In het inwendige van de behuizing 100 zijn de optische en elektronische componenten van de camera 1 opgesteld. Die componenten omvatten: een optische detector, ook aangeduid als beeldchip, bij voorbeeld uitgevoerd als CCD-chip; een 5 lensstelsel, voor het op de beeldchip focusseren van licht dat de behuizing 100 binnenkomt via de kijkopening 111; en een signaal-verwerkende processor voor het verwerken van door de beeldchip gegenereerde signalen. Aangezien de genoemde componenten op zich bekende componenten zijn, terwijl de 10 onderhavige uitvinding niet is gericht op het verbeteren van genoemde componenten en kan worden geïmplementeerd met op zich bekende componenten, zijn deze componenten ter wille van de eenvoud niet in de figuren 1-4 weergegeven en zal hun werking niet nader worden beschreven. Hetzelfde geldt voor componenten 15 voor het opslaan of uitleveren van de beeldsignalen, en componenten voor het leveren van elektrische voeding. De camera 1 kan voorzien zijn van een harde schijf of ander geschikt opslagmedium. De camera kan voorzien zijn van een verbindingskabel voor het ontvangen van elektrische voeding en 20 voor het afgeven van een elektrisch signaal voor verdere verwerking, weergave en/of opslag van de beeldsignalen.
Een belangrijk aspect van de camera 1 is het beheersen van de temperatuur in de behuizing. Volgens een belangrijk 25 aspect van de onderhavige uitvinding is de behuizing 100 voorzien van een ingenieus extern temperatuurschild 200, geïllustreerd in het perspectiefaanzicht van figuur 1 en de dwarsdoorsnede van figuur 3. Het temperatuurschild 200 omvat een eerste schildplaat 210, geassocieerd met de ene zijwand 30 130, en een tweede schildplaat 220, geassocieerd met de andere zijwand 140. Aangezien de twee schildplaten symmetrisch kunnen zijn uitgevoerd en symmetrisch kunnen zijn opgesteld, zal hierna alleen de eerste schildplaat 210 meer gedetailleerd worden besproken.
35 De schildplaat 210 is een plaatvormig lichaam dat is bevestigd aan de eerste zijwand 130 van de behuizing 100, bijvoorbeeld door middel van schroeven, waarbij de schildplaat 210 door afstandhouders 212 op korte afstand van de zijwand 130 wordt gehouden. Lengte en hoogte van de schildplaat 210
V
4 corresponderen met die van de zijwand 130; het biedt voordelen als de lengte van de schildplaat 210 iets groter is dan die van de zijwand 130. In de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm zijn de afstandhouders 212 uitgevoerd als twee verticaal 5 gerichte ribben die zich uitstrekken over de gehele hoogte van de zijwand 130, en die op elke hoogte de volledige afstand tussen de schildplaat 210 en de zijwand 130 overbruggen. De ribben 212 zijn gepositioneerd dicht bij de voorzijde respectievelijk dicht bij de achterzijde van de zijwand 130, 10 zodat de onderlinge afstand tussen de twee ribben 212 zo groot mogelijk is. Het is mogelijk dat er meer van dergelijke ribben verdeeld over de lengte van de zijwand 130 zijn aangebracht, maar dat is niet nodig en heeft niet de voorkeur.
Een eerste functie van de schildplaat 210 is directe 15 inval van zonnestraling op de zijwand 130 tegen gaan.
Een tweede functie van de schildplaat 210 is het definiëren van een thermisch isolerende ruimte 215 tussen de schildplaat 210 en de zijwand 130.
De schildplaat 210 heeft een onderrand 213 en een boven-20 rand 214. De afstand tussen de onderrand 213 en de zijwand 130 is in de figuur 3 aangeduid met dl, en de afstand tussen de bovenrand 214 en de zijwand 130 is in de figuur 3 aangeduid met d2. Duidelijk is getoond, dat dl groter is dan d2. Voorts is getoond, dat de schildplaat 210 in een voorkeurs-25 uitvoeringsvorm concaaf is uitgevoerd, terwijl de zijwand 130 in hoofdzaak vlak is en verticaal gericht is, zodat de onderlinge afstand tussen de schildplaat 210 en de zijwand 130 een maximum heeft dat wordt bereikt bij ongeveer de halve hoogte.
30 De genoemde ruimte 215 heeft dus aan zijn onderuiteinde een spleet 216 die breder is dan de spleet 217 aan zijn bovenuiteinde. Hierdoor is in de ruimte 215 een verticale luchtstroming mogelijk, zoals aangeduid door een pijl 218, welke luchtstroming wordt versneld door de venturi-werking van 35 de spleten 216, 217. Hierdoor vervult de schildplaat 210 een temperatuur-regulerende functie. Wanneer de omgeving warm is, en in het bijzonder wanneer de camera 1 wordt beschenen door zonlicht, neemt de temperatuur van de schildplaat 210 toe. De schildplaat 210 verwarmt dan de lucht in de ruimte 215, die 5 daardoor wil opstijgen, welke luchtstroming wordt versneld door de venturiwerking. De langs de zijwand 130 stromende lucht, die wordt aangezogen via de onderspleet 216 en afgevoerd via de bovenspleet 217, heeft op de zijwand 130 een 5 koelend effect.
De schildplaat 210 is bij voorkeur aangepast voor een zo snel mogelijke opwarming, en voor een goed warmte-overdragend contact met de lucht in de ruimte 215. Teneinde de opwarming door zonlicht te bevorderen, is de lichtabsorptie van het 10 buitenoppervlak van de schildplaat 210 bij voorkeur vergroot en de reflectie bij voorkeur verlaagd. Het buitenoppervlak van de schildplaat 210 is daarom bij voorkeur voorzien van een donkere kleur verf, in een matte uitvoering. Teneinde de overdracht van warmte vanuit de schildplaat 210 naar de lucht 15 in de ruimte 215 te bevorderen, is de schildplaat 210 op zijn binnenoppervlak bij voorkeur voorzien van verticaal gerichte ribbels.
Wanneer de omgevingslucht afkoelt en de instraling van zonlicht vermindert, zoals in de avond en nacht, stopt de 20 stroming van de lucht in de ruimte 215. De stilstaande lucht vormt een thermisch buffer tussen de zijwand 130 en de buitenlucht, zodat de afkoeling van de behuizing 100 wordt vertraagd.
Al met al worden temperatuurschommelingen van de 25 behuizing 100 dus gereduceerd door de aanwezigheid van de schildplaat 210. Opgemerkt wordt daarbij, dat de behuizing 100 bij voorkeur is uitgevoerd van aluminium plaat met een dikte van enkele millimeters, in de orde van ongeveer 5 mm, zodat de behuizing 100 een vrij grote thermische massa heeft en 30 derhalve langzaam opwarmt en afkoelt, hetgeen ook bijdraagt aan het tegengaan van temperatuurschommelingen.
Volgens een ander belangrijk aspect wordt de bovenwand 35 120 van de behuizing 100 gekoeld door een geforceerde luchtstroming. De bovenwand 120 is daartoe voorzien van ten minste één in de lengterichting van de behuizing 100 gericht luchtkanaal 123. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de bovenwand dubbelwandig uitgevoerd. In de weergegeven 6 uitvoeringsvorm hebben de zijwanden 130, 140 boven de bovenwand 120 uitstekende wanddelen 131, 141, die zijwanden vormen van het luchtkanaal 123. Een met de bovenuiteinden van die wanddelen 131, 141 verbonden deksel 122 vormt de bovenwand 5 van het luchtkanaal 123, en de bovenwand 120 van de binnenruimte 170 vormt de onderwand van het luchtkanaal 123. Aan de achterzijde van de behuizing 100 is een ventilator-eenheid 125 (figuur 2) aangebracht, gemonteerd tegen de achterwand 150. De achterwand 150 ligt verdiept ten opzichte 10 van de achteruiteinden van de zijwanden 130, 140, zodat de zijwanden 130, 140 naar achteren reiken tot voorbij de ventilator-eenheid 125. Ook het deksel 122 reikt tot voorbij de ventilator-eenheid 125, in hoofdzaak even ver als de zijwanden 130, 140. Aldus definiëren de achteruiteinden van de 15 zijwanden 130, 140 samen met de achterwand 150 en het achteruiteinde van het deksel 122 een ventilatorkamer 124, waarin de ventilator-eenheid 125 is geplaatst. Deze ventilatorkamer 124 is aan de achterzijde afgesloten door een ventilatorkamer-deksel 127, dat bevestigd is aan de achteruiteinden van de 20 zijwanden 130, 140.
Een horizontaal dwarsschot 126 verdeelt de ventilatorkamer 124 in een onderkamer 124A en een bovenkamer 124B, waarbij de ventilator-eenheid 125 zodanig is gemonteerd, dat zijn aanzuigzijde zich bevindt in de onderkamer 124A en 25 dat zijn uitblaaszijde zich bevindt in de bovenkamer 124B. De bodem 160 van de behuizing reikt minder ver naar achteren dan de zijwanden 130, 140, en reikt bij voorkeur niet voorbij de achterwand 150, zodat tussen het onderuiteinde van het deksel 127 en de achterwand 150 een spleet 128 vrij blijft die een 30 ingang definieert voor de ventilatorkamer 124, waar doorheen de onderkamer 124A in verbinding staat met de omgeving voor het aanzuigen van lucht. De plaatsing van de ingangsspleet 128 aan de onderzijde van de behuizing 100 heeft onder meer als voordeel, dat het direct binnendringen van regen wordt 35 vermeden.
De bovenkamer 124B communiceert uitsluitend met het luchtkanaal 123. Aldus zal door de ventilator 124 aangezogen lucht gedwongen worden om via het luchtkanaal 123 langs de bovenwand 120 te stromen naar de voorzijde van de behuizing 7 100 en daar via een uitlaatopening 129 het luchtkanaal 123 te verlaten.
Reeds wanneer er geen luchtstroming plaatsvindt in het luchtkanaal 123, vormt dit luchtkanaal 123 een thermische 5 isolatie van de bovenwand 120. De geforceerde luchtstroming in het luchtkanaal 123 verschaft daarenboven een actieve koeling. Voor een goede warmte-uitwisseling met de luchtstroming is de bovenwand 120 bij voorkeur aan zijn bovenoppervlak voorzien van longitudinale ribbels 121 (in figuur 3 slechts 10 gedeeltelijk getoond).
Voor een verhoogde koelcapaciteit kan desgewenst aan de bovenwand 120 een Peltier-element worden bevestigd.
De ventilator-eenheid 125 kan continu in bedrijf zijn.
Het is echter ook mogelijk dat is voorzien in een temperatuur-15 sensor, en dat de ventilator-eenheid 125 wordt AAN- of UIT-geschakeld op basis van de gemeten temperatuur in de behuizing.
Opgemerkt wordt, dat er op zich camera-behuizingen bekend zijn waar een actieve koeling wordt verschaft door middel van 20 een geforceerde luchtstroming in het inwendige 170 van de behuizing. Een dergelijke interne luchtstroming heeft echter als nadeel, dat het inwendige 170 noodzakelijkerwijs in open verbinding staat met de omgevingsatmosfeer, zodat vocht het inwendige 170 kan binnendringen. Voorts zal bij het aanzuigen 25 van buitenlucht stof en vuildeeltjes worden meegezogen, zodat het inwendige 170 met het verstrijken van de tijd vervuilt. Deze effecten zijn nadelig voor de goede werking van de elektronica en de beeldopneemchip. Door de geforceerde externe luchtstroming worden deze problemen vermeden. In het bijzonder 30 kan het inwendige 170 hermetisch zijn afgesloten, waarbij het de voorkeur geniet dat in één of meer van de wanden en/of de bodem één of meer moleculaire filtereenheden zijn aangebracht, zoals omschreven in de Nederlandse octrooi 1029975.
35
Een ander belangrijk aspect van de camera 1 betreft beheersing van de atmosfeer in het inwendige 170 van de behuizing 100. Als gevolg van temperatuur-fluctuaties zou condens gevormd kunnen worden op kijkglas 112 en/of op een 8 lens van het lensstelsel; om dit tegen te gaan zou het gewenst zijn om in de behuizing 100 een verwarmingselement op te nemen. Anderzijds is het voor een goede beeldkwaliteit gewenst dat de temperatuur van de beeldopneemchip zo laag mogelijk 5 wordt gehouden.
De onderhavige uitvinding biedt ook voor dit probleem een oplossing door het inwendige 170 van de behuizing 100 te verdelen in twee thermisch gescheiden zones, zoals zal worden uitgelegd onder verwijzing naar figuur 6.
10 Figuur 6 is een schematisch bovenaanzicht van de camera 1, met het deksel verwijderd, zodat de schematische opstelling van enkele belangrijke componenten wordt getoond. In het inwendige 170 is een scheidingswand 350 aangebracht, op betrekkelijk korte afstand van de voorwand 110 en in hoofdzaak 15 evenwijdig aan die voorwand 110, hoewel deze evenwijdigheid niet essentieel is. De scheidingswand 350 sluit goed aan op de bodem 160, de zijwanden 130, 140 en de bovenwand 120, zodat het inwendige 170 is onderverdeeld in twee gescheiden ruimten 171 en 172. De ruimte die zich bevindt tussen de voorwand 110 20 en de scheidingswand 350 zal worden aangeduid als voorste ruimte 171, terwijl de ruimte die zich bevindt tussen de achterwand 150 en de scheidingswand 350 zal worden aangeduid als achterste ruimte 172. In de achterste ruimte 172 is een beeldopneemeenheid 360 gemonteerd, welke opneemeenheid de 25 beeldchip (ter wille van de eenvoud niet weergegeven) omvat.
Tussen de beeldopneemeenheid 360 en de kijkopening 111 bevindt zich een lensstelsel 300, dat het via de kijkopening 111 ontvangen licht op geschikte wijze projecteert op de beeldchip. Het lensstelsel 300 heeft een lenshuis 305 met een 30 naar de kijkopening 111 gerichte ingangszijde 301 en een naar de beeldopneemeenheid 360 gerichte uitgangszijde 303. Bij de ingangszijde 301 is een ingangslens 302 opgesteld, die luchtdicht is verbonden met het lenshuis 305. Bij de uitgangszijde 303 is een uitgangslens 304 opgesteld, die eveneens luchtdicht 35 is verbonden met het lenshuis 305. Verdere constructiedetails van het lensstelsel 300 zijn niet relevant voor een goed begrip van de onderhavige uitvinding en zullen niet worden besproken.
9
Het lenshuis 305 reikt door de scheidingswand 350, zodat zijn ingangszijde 301 met de ingangslens 302 zich bevindt in de voorste ruimte 171 terwijl zijn uitgangszijde 303 met de uitgangslens 304 zich bevindt in de achterste ruimte 172. De 5 scheidingswand 350 sluit luchtdicht aan op het lenshuis 305.
In de voorste ruimte 171 is een verwarmingsorgaan 380 aangebracht. Het verwarmingsorgaan 380 kan een elektrisch verwarmingsorgaan zijn waarvan de werking is gebaseerd op Ohmse verwarming van een weerstand-element, en kan zijn 10 voorzien van een temperatuur-sensor en een regelaar om de temperatuur boven een bepaalde waarde te houden, maar deze details zijn niet essentieel en derhalve niet in de figuur weergegeven.
Deze maatregelen bieden onder meer de volgende voordelen. 15 Door het verwarmingsorgaan 380 worden het kijkglas 112 en de ingangslens 302 verwarmd, zodat condens-vorming op deze onderdelen wordt vermeden. Het verwarmingsorgaan 380 hoeft alleen de relatief kleine voorste ruimte 171 te verwarmen. De beeldopneemeenheid 360 is thermisch gescheiden van de voorste 20 ruimte 171, en heeft derhalve geen hinder van de door het verwarmingsorgaan 380 afgegeven warmte. Eventueel kan de beeldopneemeenheid 360 worden voorzien van één of meerdere koelventilatoren, voor het afvoeren van door de elektronica gegenereerde warmte; deze koelmiddelen hoeven niet door het 25 verwarmingsorgaan 380 gegenereerde warmte af te voeren.
Een ander belangrijk aspect van de camera 1 betreft vervuiling van het buitenoppervlak van het kijkglas 112 als 30 gevolg van weersinvloeden. Bij camera's voor gebruik buiten is het een bekend probleem, dat regendruppels en de na het drogen van regendruppels achterblijvende vlekken het zicht van de camera ernstig kunnen verstoren en belemmeren. Soms accepteert men dit noodgedwongen, maar het komt ook voor dat men de 35 kijkvensters op regelmatige basis laat reinigen, hetgeen hoge kosten met zich meebrengt en toch maar voor korte duur een oplossing biedt. Een andere bekende oplossing is het aanbrengen van een automatische wis-installatie, waarbij een wisser voorzien van een reinigingsvloeistof over het 10 buitenoppervlak van het kijkglas 112 wordt bewogen. Dit heeft de nadelen van mechanische gecompliceerdheid en storingsgevoeligheid, terwijl het nog steeds noodzakelijk is om op regelmatige basis een reservoir voor de reinigingsvloeistof te 5 controleren en te vullen.
Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding om ook dit probleem vergaand te verminderen met relatief eenvoudige middelen.
Volgens een aspect van de uitvinding is het buitenopper-10 vlak van het kijkglas 112 voorzien van een dunne transparante coating van titaniumoxide. Een dergelijke coating heeft een water-afstotende eigenschap, die tot gevolg heeft dat eventuele waterdruppels sneller naar beneden zullen vloeien en/of sneller verdampen, in hoofdzaak zonder achterlating van 15 residu.
Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een in hoofdzaak vlakke luchtstroming langs het buitenoppervlak van het kijkglas 112 geleid. Deze luchtstroming dient meerdere doelen. In de eerste plaats werkt deze luchtstroming als een 20 luchtgordijn dat een barrière vormt tussen het kijkglas 112 en de buitenatmosfeer. Eventuele regendruppels die de camera naderen, zullen door de luchtstroming worden weggeblazen voordat zij het kijkglas 112 bereiken. In de tweede plaats kan deze luchtstroming eventuele regendruppels die toch het 25 buitenoppervlak van het kijkglas 112 bereiken, van het buitenoppervlak van het kijkglas 112 verwijderen die regendruppels weg te blazen. In de derde plaats kan deze luchtstroming de verdamping van eventuele regendruppels op het buitenoppervlak van het kijkglas 112 versnellen.
30 Het verdient de voorkeur dat de genoemde luchtstroming en de genoemde coating in combinatie worden toegepast. Aldus wordt een in hoge mate betrouwbaar en onderhoudsvrij systeem bereikt.
In principe is het mogelijk de genoemde luchtstroming 35 zelfstandig op te wekken. In een bijzondere voorkeurs- uitvoeringsvorm wordt de hiervoor beschreven stroming in het kanaal 123 benut, zodat deze stroming twee functies vervult: de functie van koeling van de behuizing en de functie van het schoon houden van het kijkglas. Deze voorkeursuitvoeringsvorm 11 zal in het hiernavolgende meer gedetailleerd worden beschreven onder verwijzing naar figuur 5, die op grotere schaal dan figuur 4 een schematische langsdoorsnede toont van het voorste gedeelte van de behuizing 100.
5 Figuur 5 toont de voorwand 110 met de kijkopening 111, met een in het inwendige 170 opgesteld lensstelsel 300, uitgelijnd met de kijkopening 111. De kijkopening 111 heeft een hoogte en een breedte (d.w.z. loodrecht op het vlak van tekening) die onderling kunnen verschillen, maar typisch heeft 10 de kijkopening 111 een cirkelronde contour. Het kijkglas 112 is in deze figuur weergegeven als zijnde gemonteerd tegen het binnenoppervlak van de voorwand 110, maar het moge duidelijk zijn dat het kijkglas 112 ook in het vlak van de voorwand 110 kan liggen. Hoewel het kijkglas 112 een optische sterkte kan 15 hebben, heeft het kijkglas primair als functie een transparante maar luchtdichte afdichting van de kijkopening 111 te vormen, waarbij de aansluiting van het kijkglas op de voorwand 110 luchtdicht is.
Figuur 5 toont voorts, dat de voorwand 110 in de hoogte-20 richting reikt tot het deksel 122, terwijl de bovenwand 120 reikt tot aan de voorwand 110. Het boven de bovenwand 120 gelegen deel 310 van de voorwand 110 vormt een voorwand van het stromingskanaal 123, en is voorzien van een zich over ten minste de volledige breedte van de kijkopening 110 25 uitstrekkende spleet 311, die de functie vervult van de onder verwijzing naar figuur 4 genoemde uitgangsopening 129. Bij voorkeur strekt deze spleet 311 zich uit over in hoofdzaak de gehele breedte van de voorwand 110. De hoogte van de spleet 311 is bij voorkeur, en zoals getoond, kleiner dan de hoogte 30 van het stromingskanaal 123.
Aan de buitenzijde is de voorwand 110 voorzien van een stromingsgeleider 320. De stromingsgeleider 320 heeft een naar de voorwand 110 gericht geleidingsoppervlak 322 dat gebogen is volgens een hierna te beschrijven contour. In een mogelijke 35 uitvoeringsvorm is de stromingsgeleider 320 uitgevoerd als een gebogen plaat. In algemene zin strekt de stromingsgeleider 320 zich uit in verticale richting, op korte afstand voor de voorwand 110 en over de gehele hoogte van de voorwand 110 of ten minste over de gehele hoogte van de kijkopening 110. De 12 ruimte tussen de stromingsgeleider 320 en de voorwand 110 zal worden aangeduid als gordijnruimte 323. De genoemde spleet 311 vormt de ingang tot de gordijnruimte 323. In breedte-richting wordt de gordijnruimte begrensd door de voorste gedeelten van 5 de zijwanden 130, 140, die reiken tot voorbij de voorwand 110, zoals te zien is in de figuren 1 en 2.
De stromingsgeleider 320 heeft een bovenuiteinde 324 dat bevestigd is aan de voorwand 110 op een locatie boven de spleet 311. Op deze locatie staat het geleidingsoppervlak 322 10 in hoofdzaak loodrecht op de voorwand 110. Het geleidingsoppervlak 322 heeft dan een omlaag gebogen bochtsectie 325, een zich voor de kijkopening 111 uitstrekkende middensectie 326, en een eindsectie 327. De middensectie 326 is in hoofdzaak verticaal gericht, of maakt (zoals getoond) een hoek 15 met de verticaal zodat de onderkant van de middensectie zich dichter bij de voorwand 110 bevindt dan de bovenkant van de middensectie. De eindsectie 327 kan van de voorwand af gebogen zijn, zoals getoond, zodat het geleidingsoppervlak 322 als geheel een S-vormige contour heeft. De kortste afstand tussen 20 de eindsectie 327 en de voorwand 110 is groter dan nul, zodat tussen de eindsectie 327 en de voorwand 110 een spleet 328 blijft die de uitgang vormt van de gordijnruimte 323.
De horizontale luchtstroming AF1 in het luchtkanaal 123 passeert de spleet 311 en wordt door de bochtsectie 325 25 afgebogen tot een verticale gordijnstroming AF2, die de gordijnruimte 323 aan de onderzijde verlaat via spleet 328. Doordat de gordijnruimte 323 naar onderen toe smaller wordt, treedt in de gordijnstroming AF2 een versnelling en drukdaling op, hetgeen bijdraagt aan het reinigen van het kijkglas 112.
30 De stromingsgeleider 320 heeft een opening 321 die is uitgelijnd met de kijkopening 111 in de voorwand 110. Ook deze opening 321 is bij voorkeur, zoals geïllustreerd in figuur 1, cirkelrond, en zijn diameter correspondeert in hoofdzaak met die van de kijkopening 111 of is enigszins groter, rekening 35 houdend met de kijkhoek van het lensstelsel 300, zodat het kijkveld van het lensstelsel 300 niet of nauwelijks wordt belemmerd door de stromingsgeleider 320. De middensectie 326, die de opening 321 bevat, is bij voorkeur planair. De relatief grote opening 321, noodzakelijk om de camera ongehinderd te 13 laten kijken, heeft nauwelijks of geen ongunstig effect op de gordijnstroming AF2, omdat de gordijnstroming AF2 als gevolg van het Coanda-effeet de neiging heeft om de voorwand 110 en het kijkglas 112 te volgen in plaats van de gordijnruimte 323 5 te verlaten via de opening 321: de gordijnstroming AF2 "kleeft" als het ware aan het kijkglas 112.
De ventilator-eenheid 125 kan continu in bedrijf zijn, zodat de gordijnstroming AF2 continu aanwezig is. De gordijnstroming AF2 is echter eigenlijk alleen dan nodig 10 wanneer het regent. Het is daarom ook mogelijk dat is voorzien in een regen-sensor, en dat de ventilator-eenheid 125 wordt AAN- of UIT-geschakeld op basis van al dan niet gedetecteerde regen.
Figuur 5 toont nog, dat het deksel 122 zich in de lengte-15 richting uitstrekt tot voorbij de voorwand 110 en zelfs tot voorbij de stromingsgeleider 320, om te eindigen met een omlaag gebogen voorsectie 122A. Deze voorsectie 122A dient als regenscherm. De zijwanden 13 0, 14 0 reiken tot aan de voorsectie 122A, zoals zichtbaar in figuur 1, om in zijdelingse 20 richting te dienen als regenscherm. Een uitsparing 122B in de voorsectie 122A voorkomt dat het regenscherm het zicht van de camera hindert.
Samenvattend is een camera (1) beschreven omvattende een 25 camerabehuizing (100), die is voorzien van langs de zijwanden (130, 140) gemonteerde schildplaten (210, 220) en een aan de buitenzijde tegen de bovenwand (120) aangebracht kanaal (123) voor een geforceerde luchtstroming (AF1) ter regeling van de temperatuur. In de voorwand (110) bevindt zich een kijkopening 30 (111) met een kijkglas (112) , dat aan de buitenzijde is voorzien van een waterafstotende coating van titaniumoxide.
Aan de voorzijde van de camerabehuizing wordt de luchtstroming omgebogen en langs het kijkglas geleid. Het inwendige (170) van de camerabehuizing is onderverdeeld in twee thermische 35 zones (171, 172), waarbij de beeldopneemchip is opgesteld in de achterste zone terwijl de voorste zone is voorzien van verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van het kijkglas en de ingangslens van het lensstelsel.
14
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de 5 uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Claims (27)

1. Camerabehuizing (100), omvattende: een voorwand (110) met een kijkopening (111), een bovenwand (120), zijwanden (130, 140), een achterwand (150), en een bodem (160) ; 5 waarbij de behuizing (100) is voorzien van een extern temperatuurschild (200) dat ten minste één met een zijwand (130, 140) geassocieerde schildplaat (210, 220) omvat; waarbij de hoogte van de schildplaat (210, 220) correspondeert met die van de corresponderende zijwand (130, 14 0) ; 10 waarbij de lengte van de schildplaat (210, 220) correspondeert met die van de corresponderende zijwand (130, 140) of bij voorkeur iets groter is dan die van de corresponderende zijwand (130, 140); waarbij de schildplaat (210, 220) met behulp van afstand-15 houders (212) op korte afstand van de corresponderende zijwand (130, 140) is gemonteerd, waarbij de afstand (dl) tussen een onderrand (213) van de schildplaat (210, 220) en de corresponderende zijwand (130, 140) groter is dan de afstand (d2) tussen een bovenrand (214) van de schildplaat (210, 220) 20 en de corresponderende zijwand (130, 140).
2. Camerabehuizing volgens conclusie 1, waarbij de schildplaat (210, 220) in verticale richting concaaf is uitgevoerd, zodat de onderlinge afstand tussen de schildplaat 25 (210, 220) en de corresponderende zijwand (130, 140) een maximum heeft dat wordt bereikt bij een verticale positie tussen de onderrand (213) en de bovenrand (214), bij voorkeur ongeveer halverwege tussen de onderrand (213) en de bovenrand (214) . 30
3. Camerabehuizing volgens conclusie 1 of 2, waarbij een af standhouder (212) is uitgevoerd als een verticaal gerichte, langwerpige rug die zich uitstrekt over een groot deel van de hoogte van de zijwand, bij voorkeur over de gehele hoogte van 35 de zijwand. 1032335
4. Camerabehuizing volgens conclusie 3, waarbij elke zijwand is voorzien van twee van dergelijke langwerpige afstandhouders (212), waarvan er één is gepositioneerd dicht bij de voorzijde van de zijwand terwijl de ander is gepositioneerd dicht bij de 5 achterzijde van die zijwand.
5. Camerabehuizing volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het buitenoppervlak van de schildplaat (210) donker en mat is uitgevoerd ter verhoging van de 10 absorptie van zonnestraling.
6. Camerabehuizing volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het binnenoppervlak van de schildplaat (210) is voorzien van verticaal gerichte ribbels. 15
7. Camerabehuizing (100), bij voorkeur uitgevoerd volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, omvattende: een voorwand (110) met een kijkopening (111), een bovenwand (120), zijwanden (130, 140), een achterwand (150), en een 20 bodem (160); waarbij de behuizing (100) is voorzien van middelen (125; 123) voor het langs het buitenoppervlak van de bovenwand (120) tot stand brengen van een geforceerde luchtstroming (AF1) voor het koelen van bovenwand (120). 25
8. Camerabehuizing volgens conclusie 7, voorzien van ten minste één in de lengterichting van de behuizing (100) gericht luchtkanaal (123) en een bij de achterwand (150) opgestelde ventilator (125) waarvan een uitgang communiceert met het 30 luchtkanaal (123); waarbij het bovenoppervlak van de bovenwand (120) de onderwand van het luchtkanaal (123) vormt.
9. Camerabehuizing volgens conclusie 8, waarbij het 35 bovenoppervlak van de bovenwand (120) is voorzien van longitudinale ribbels (121).
10. Camerabehuizing volgens conclusie 8 of 9, waarbij de zijwanden (130, 140) boven de bovenwand (120) uitstekende wanddelen (131, 141) hebben, die zijwanden vormen van het luchtkanaal (123) , en waarbij een met de bovenuiteinden van die wanddelen (131, 141) verbonden deksel (122) de bovenwand vormt van het luchtkanaal (123). 5
11. Camerabehuizing volgens conclusie 10, waarbij de zijwanden (130, 140) en het deksel (122) naar achteren reiken tot voorbij de achterwand (150) en aldus tezamen met de achterwand (150) een ventilatorkamer (124) definiëren waarin de 10 ventilator-eenheid (125) is geplaatst; waarbij voorts is voorzien in een ventilatorkamerdeksel (127), dat bevestigd is aan de achteruiteinden van de zijwanden (13 0, 140), voor het aan de achterzijde afsluiten van de ventilatorkamer (124); 15 waarbij de behuizing (100) voorts een horizontaal dwarsschot (126) heeft dat de ventilatorkamer (124) verdeelt in een onderkamer (124A) en een bovenkamer (124B), waarbij de bovenkamer (124B) uitsluitend communiceert met het luchtkanaal (123) , en waarbij de ventilator-eenheid (125) zodanig is 20 gemonteerd, dat zijn aanzuigzijde zich bevindt in de onderkamer (124A) en dat zijn uitblaaszijde zich bevindt in de bovenkamer (124B).
12. Camerabehuizing volgens conclusie ll, waarbij de 25 ventilatorkamer (124) bij zijn onderzijde een ingangsspleet (128) heeft.
13. Camerabehuizing volgens een willekeurige der conclusies 8-12, voorts voorzien van een temperatuur-sensor voor het 30 meten van de temperatuur in of van de behuizing, waarbij voorts is voorzien in schakelmiddelen voor het AAN- of UIT-schakelen van de ventilator op basis van de gemeten temperatuur.
14. Camerabehuizing (100), bij voorkeur uitgevoerd volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, omvattende: een voorwand (110) met een kijkopening (111), een bovenwand (120), zijwanden (130, 140), een achterwand (150), en een bodem (160) ; en een in of tegen de kijkopening (lil) gemonteerd kijkglas (112) ; waarbij het buitenoppervlak van het kijkglas (112) is voorzien van een dunne transparante en waterafstotende coating. 5
15. Camerabehuizing volgens conclusie 14, waarbij de coating titaniumoxide bevat.
16. Camerabehuizing (100), bij voorkeur uitgevoerd volgens een 10 willekeurige der voorgaande conclusies, omvattende: een voorwand (110) met een kijkopening (111), een bovenwand (120), zijwanden (130, 140), een achterwand (150), en een bodem (160); en een in of tegen de kijkopening (111) gemonteerd kijkglas 15 (112); waarbij de camerabehuizing (100) voorts is voorzien van middelen (123; 125; 320) voor het opwekken van een luchtstroming (AF2) en het langs het buitenoppervlak van het kijkglas (112) leiden van die luchtstroming. 20
17. Camerabehuizing volgens conclusie 16, omvattende ten minste één in de lengterichting van de behuizing (100) gericht en boven de bovenwand (120) opgesteld luchtkanaal (123) alsmede een bij de achterwand (150) opgestelde ventilator 25 (125) waarvan een uitgang communiceert met het luchtkanaal (123); en een op korte afstand voor de voorwand (110) opgestelde, zich over ten minste de gehele hoogte van de kijkopening (111) uitstrekkende stromingsgeleider (320) met een naar de voorwand 30 (110) gericht geleidingsoppervlak (322) dat gebogen is volgens een S-vormige contour, welke stromingsgeleider (320) is voorzien van een met de kijkopening (111) in de voorwand (110) uitgelijnde opening (321) .
18. Camerabehuizing volgens conclusie 17, waarbij de stromingsgeleider (320) is uitgevoerd als een gebogen plaat.
19. Camerabehuizing volgens conclusie 17 of 18, waarbij de stromingsgeleider (320) een bovenuiteinde (324) heeft dat is opgesteld op korte afstand boven een uitgangsopening (311) van het luchtkanaal (123); waarbij het geleidingsoppervlak (322) een zich voor die uitgangsopening (311) uitstrekkende, omlaag gebogen 5 bochtsectie (325) heeft, een zich voor de kijkopening (111) uitstrekkende, bij voorkeur planaire middensectie (326), en een eindsectie (327) .
20. Camerabehuizing volgens conclusie 19, waarbij de 10 middensectie (326) een hoek met de verticaal maakt zodat de onderkant van de middensectie zich dichter bij de voorwand (110) bevindt dan de bovenkant van de middensectie om aldus de luchtstroming te convergeren.
21. Camerabehuizing volgens conclusie 19 of 20, waarbij de eindsectie (327) van de voorwand af gebogen is.
22. Camerabehuizing volgens een willekeurige der conclusies 19-21, waarbij de kortste afstand tussen de eindsectie (327) 20 en de voorwand (110) groter is dan nul.
23. Camerabehuizing volgens een willekeurige der conclusies 19-22, waarbij de voorwand (110) in de hoogte-richting tot voorbij de bovenwand (120) reikt zodat het boven de bovenwand 25 (120) gelegen deel (310) van de voorwand (110) een voorwand van het stromingskanaal (123) vormt, welk deel (310) is voorzien van een zich over ten minste de volledige breedte van de kijkopening (111) uitstrekkende spleet (311), die de functie vervult van uitgangsopening van het stromingskanaal 30 (123) .
24. Camerabehuizing volgens een willekeurige der conclusies 17-23, voorts voorzien van een regen-sensor en schakelmiddelen voor het AAN- of UIT-schakelen van de ventilator op basis van 35 gedetecteerde regen.
25. Camera (1), omvattende een camerabehuizing (100) volgens een willekeurige der voorgaande conclusies.
26. Camera (1), bij voorkeur volgens conclusie 25, omvattende een camerabehuizing (100) die een voorwand (110) met een kijkopening (111) en een in of tegen de kijkopening (111) gemonteerd kijkglas (112), een bovenwand (120), zijwanden 5 (130, 140), een achterwand (150), en een bodem (160) omvat, waarbij de camerabehuizing (100) voorts een scheidingswand (350) omvat, die op betrekkelijk korte afstand van de voorwand (110) is opgesteld en het inwendige (170) van de camerabehuizing (100) onderverdeelt in twee thermisch ten opzichte 10 van elkaar gescheiden ruimten (171) en (172); waarbij de camera (1) voorts een beeldopneemeenheid (360) omvat die is opgesteld in de achterste ruimte (172) tussen de achterwand (150) en de scheidingswand (350) ; waarbij de camera (1) voorts een tussen de beeldopneemeenheid 15 (360) en de kijkopening (111) opgesteld lensstelsel (300) omvat, welk lensstelsel (300) een lenshuis (305) met een ingangslens (302) en een uitgangslens (304) omvat; waarbij het lenshuis (305) door de scheidingswand (350) heen reikt; 20 waarbij de uitgangslens (304) zich bevindt in de achterste ruimte (172) terwijl de ingangslens (302) zich bevindt in de voorste ruimte (171) tussen de voorwand (110) en de scheidingswand (350); en waarbij in de voorste ruimte (171) een verwarmingsorgaan 25 (380) is opgesteld voor het verwarmen van het kijkglas (112) en de ingangslens (302).
27. Camera volgens conclusie 26, waarbij het lenshuis (305) luchtdicht aansluit op de scheidingswand (350) ; 30 waarbij de ingangslens (302) luchtdicht aansluit op het lenshuis (305) ; en waarbij de uitgangslens (304) luchtdicht aansluit op het lenshuis (305) .
NL1032335A 2006-08-17 2006-08-17 Camerabehuizing. NL1032335C1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032335A NL1032335C1 (nl) 2006-08-17 2006-08-17 Camerabehuizing.
EP07793840A EP2055094A2 (en) 2006-08-17 2007-08-16 Camera housing
PCT/NL2007/000201 WO2008033008A2 (en) 2006-08-17 2007-08-16 Video surveillance camera housing

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032335 2006-08-17
NL1032335A NL1032335C1 (nl) 2006-08-17 2006-08-17 Camerabehuizing.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1032335C1 true NL1032335C1 (nl) 2008-02-19

Family

ID=38969876

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1032335A NL1032335C1 (nl) 2006-08-17 2006-08-17 Camerabehuizing.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2055094A2 (nl)
NL (1) NL1032335C1 (nl)
WO (1) WO2008033008A2 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP5776020B2 (ja) 2011-10-07 2015-09-09 パナソニックIpマネジメント株式会社 カメラ装置
DE102012107170A1 (de) 2012-08-03 2014-05-15 Kst Gmbh Kamera & System Technik Kameraaußengehäuse für den Einsatz in der Verkehrstechnik
NL2011486C2 (en) * 2013-09-23 2015-03-24 Lely Patent Nv System for performing an animal related action.
JP6273796B2 (ja) * 2013-11-26 2018-02-07 株式会社デンソー 車載カメラ装置
AU2015333554B2 (en) 2014-10-17 2021-05-13 Nima Nabavi Self-cleaning optical sensor assembly
CN108216128A (zh) * 2016-12-22 2018-06-29 天津市松正电动汽车技术股份有限公司 一种双源无轨公交车摄像头防雨结构
DE102018216123A1 (de) * 2018-09-21 2020-03-26 Robert Bosch Gmbh Sensoreinheit mit Reinigungsfunktion
DE102019210933A1 (de) * 2019-07-24 2021-01-28 Zf Friedrichshafen Ag Umwelterfassungsvorrichtung und System für automatisierte Mobilität
CN113364940A (zh) * 2020-03-04 2021-09-07 杭州海康威视数字技术股份有限公司 一种除尘装置及摄像机组件
CN113037976B (zh) * 2021-03-11 2023-03-14 杭州海康威视数字技术股份有限公司 一种用于监控高空区域的摄像机系统

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5155358A (en) * 1991-07-12 1992-10-13 The Babcock & Wilcox Company Double wall camera housing with thermostatic cooler
DE4400475C1 (de) * 1994-01-11 1994-12-15 Hartig E Videor Tech Schutzgehäuse für optische Geräte
DE4405626C1 (de) * 1994-02-22 1995-02-02 Hartig E Videor Tech Schutzgehäuse für optische Geräte
US6061087A (en) * 1998-07-16 2000-05-09 Sensormatic Electronics Corporation Outdoor enclosure for video surveillance system

Also Published As

Publication number Publication date
EP2055094A2 (en) 2009-05-06
WO2008033008A2 (en) 2008-03-20
WO2008033008A3 (en) 2008-07-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1032335C1 (nl) Camerabehuizing.
CN102256836B (zh) 光学模块、具有光学模块的汽车及用于校准距离和位置的方法
JP4359121B2 (ja) Cmosまたはccd技術のマトリクスを有する多機能統合化視覚システム
CN101308269B (zh) 液晶显示装置
US6799904B2 (en) Camera arrangement for motor vehicles
US9913319B2 (en) Pane arrangement having an electrically heatable baffle plate
JP5662154B2 (ja) アクティブビデオ煙検出(avsd)システムでの物体進入判断方法およびavsdシステム
EP1626583B1 (en) Image-acquisition module comprising a heating device, which is used to monitor the exterior of a motor vehicle
CN107078144B (zh) 加热图像传感器窗口
BE1017814A3 (nl) Inrichting voor het fotograferen en/of filmen van een voertuig en een fotografeerstation dat kan worden gebruikt in zulke inrichting.
CN216437295U (zh) 清洁系统及摄像机
CN103105359B (zh) 生化分析仪的光学系统及该生化分析仪
KR102462327B1 (ko) 촬영 시야확보 기능을 갖는 돔형 cctv 카메라
NL2011486C2 (en) System for performing an animal related action.
JP2018043562A (ja) 車載光学センサ装置
CA1266187A (en) Refrigerated case with ventilated glazed frame
KR102406527B1 (ko) 풍력 유도부가 구비된 에어커튼 하우징
US20210387579A1 (en) On-board camera device
KR101016222B1 (ko) 디지털 정보 디스플레이 장치
KR200474039Y1 (ko) 감시 카메라 하우징
GB2481988A (en) An outdoor CCTV camera system
CN108761974B (zh) 多媒体反射式投影系统与地铁多媒体系统
RU146715U1 (ru) Кожух для защиты от загрязнения оборудования наружного наблюдения
CN117916624A (zh) 用于工业和汽车感测的独立环境控制系统
RU2790180C1 (ru) Кожух видеокамеры наружного наблюдения

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20110301