NL1032258C2 - Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang. - Google Patents

Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang. Download PDF

Info

Publication number
NL1032258C2
NL1032258C2 NL1032258A NL1032258A NL1032258C2 NL 1032258 C2 NL1032258 C2 NL 1032258C2 NL 1032258 A NL1032258 A NL 1032258A NL 1032258 A NL1032258 A NL 1032258A NL 1032258 C2 NL1032258 C2 NL 1032258C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
closing
hose
liquid
flow
passage
Prior art date
Application number
NL1032258A
Other languages
English (en)
Inventor
Johan Gerrit Wormmeester
Original Assignee
H C Wormmeester B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by H C Wormmeester B V filed Critical H C Wormmeester B V
Priority to NL1032258A priority Critical patent/NL1032258C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1032258C2 publication Critical patent/NL1032258C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01MTESTING STATIC OR DYNAMIC BALANCE OF MACHINES OR STRUCTURES; TESTING OF STRUCTURES OR APPARATUS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G01M3/00Investigating fluid-tightness of structures
    • G01M3/02Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum
    • G01M3/26Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors
    • G01M3/28Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors for pipes, cables or tubes; for pipe joints or seals; for valves ; for welds
    • G01M3/2807Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors for pipes, cables or tubes; for pipe joints or seals; for valves ; for welds for pipes
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01MTESTING STATIC OR DYNAMIC BALANCE OF MACHINES OR STRUCTURES; TESTING OF STRUCTURES OR APPARATUS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G01M3/00Investigating fluid-tightness of structures
    • G01M3/02Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum
    • G01M3/26Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors
    • G01M3/28Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors for pipes, cables or tubes; for pipe joints or seals; for valves ; for welds
    • G01M3/2807Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors for pipes, cables or tubes; for pipe joints or seals; for valves ; for welds for pipes
    • G01M3/2815Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors for pipes, cables or tubes; for pipe joints or seals; for valves ; for welds for pipes using pressure measurements
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01MTESTING STATIC OR DYNAMIC BALANCE OF MACHINES OR STRUCTURES; TESTING OF STRUCTURES OR APPARATUS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G01M3/00Investigating fluid-tightness of structures
    • G01M3/02Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum
    • G01M3/26Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors
    • G01M3/32Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by measuring rate of loss or gain of fluid, e.g. by pressure-responsive devices, by flow detectors for containers, e.g. radiators

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Examining Or Testing Airtightness (AREA)

Description

Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang, omvattende een doorlaatelement met een uitlaatzijde die in 5 open communicatie verkeert met een inlaatzijde van de slang voor het doorlaten van vloeistof naar de slang, en afsluitmiddelen die verplaatsbaar zijn tussen een afsluitstand waarin het doorlaatelement voor stroming van vloeistof naar de slang althans in hoofdzaak is afgesloten, en een doorlaatstand waarin het doorlaatelement stroming van vloeistof naar de slang toestaat, en bedieningsmiddelen voor het bedienen van de 10 afsluitmiddelen.
Een inrichting van de in de aanhef genoemde soort is uit de praktijk bekend. De bekende inrichting heeft een aansluitzijde waarmee deze op een kraan wordt vastgeschroefd. Op een andere aansluitzijde van de bekende inrichting wordt de watertoevoerslang 15 aangesloten. De afsluitmiddelen worden in de afsluitstand gebracht bij waterafhame boven een bepaalde hoeveelheid, bijvoorbeeld 30 liter. Toevoer van water uit de kraan naar de slang is dan niet meer mogelijk zodat lekkage uit de slang dan stopt.
De bekende inrichting heeft als bezwaar dat deze eerst een aanzienlijke hoeveelheid 20 water naar een lekkende slang doorlaat alvorens de afsluitmiddelen in de afsluitstand worden gebracht. Via het lek in de slang kan die hoeveelheid water wegstromen over een vloer met alle nadelige gevolgen van dien.
Het is een doel van de uitvinding om hierin verbetering te brengen.
25
Om het beoogde doel te bereiken is de inrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de inrichting meetmiddelen omvat voor het meten van een vloeistofdebiet aan de inlaatzijde van de slang en een vloeistofdebiet aan een uitlaatzijde van de slang, dat de meetmiddelen zijn gekoppeld met de 30 bedieningsmiddelen, en dat de bedieningsmiddelen zijn ingericht om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen wanneer een gemeten vloeistofdebiet aan de uitlaatzijde van de slang kleiner is dan een gemeten vloeistofdebiet aan de inlaatzijde van de slang.
1032258 ] -2-
In het geval van een lekkende slang zal het vloeistofdebiet aan de inlaatzijde van de slang groter zijn dan het vloeistofdebiet aan de uitlaatzijde van de slang. Slanglekkage kan aldus worden vastgesteld door het vloeistofdebiet aan de inlaat- en uitlaatzijde van de slang te meten, en een verschil daartussen te bepalen. Indien een verschil wordt 5 vastgesteld lekt de slang. De afsluitmiddelen worden dan door de bedieningsmiddelen in de afsluitstand gebracht. Hierdoor wordt toevoer van vloeistof naar de slang afgesloten zodat lekkage uit de slang vrijwel direct stopt. De hoeveelheid vloeistof die uit de slang lekt blijft hierdoor zeer beperkt. Schade als gevolg van weggelekte vloeistof wordt aldus grotendeels voorkomen.
10
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat vergrendelmiddelen zijn voorzien om, wanneer de afsluitmiddelen in de afsluitstand komen, de afsluitmiddelen automatisch in de afsluitstand te vergrendelen. Wanneer als gevolg van een lekke slang de afsluitmiddelen in de afsluitstand komen, 15 wordt door de vergrendelmiddelen verzekerd dat de afsluitmiddelen daarna in de afsluitstand blijven. Lekkage uit de slang wordt zo blijvend gestopt.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat handmatig bedienbare reset-middelen zijn voorzien om de afsluitmiddelen 20 vanuit de afsluitstand naar de doorlaatstand te brengen. De reset-middelen worden gebruikt wanneer de afsluitmiddelen bij een niet lekkende slang onbedoeld in de afsluitstand zijn gekomen, bijvoorbeeld als gevolg van lucht in de slang. Anderzijds kunnen de reset-middelen worden gebruikt nadat een lekkende slang is gerepareerd of uitgewisseld voor een nieuwe slang.
25
In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de meetmiddelen op mechanische wijze met de afsluitmiddelen zijn gekoppeld om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen. Door de mechanische koppeling is er geen elektrische voeding benodigd om de afsluitmiddelen in de 30 afsluitstand te brengen. De inrichting kan daardoor zonder batterijen werken. Ook is het daardoor niet nodig om de inrichting op een elektriciteitsnetwerk aan te sluiten. Door de mechanische koppeling kunnen de afsluitmiddelen op betrouwbare en zekere wijze in de afsluitstand worden gebracht.
-3-
In een andere bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding 5 gekenmerkt doordat een elektrische aandrijving is voorzien om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen. Een constructief ingewikkelde mechanische koppeling tussen de meetmiddelen en de afsluitmiddelen kan hierdoor achterwege blijven.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als 10 kenmerk dat de meetmiddelen aan de inlaatzijde van de slang een eerste stromingsweerstand omvatten en aan de uitlaatzijde van de slang een tweede stromingsweerstand, dat de meetmiddelen zijn ingericht voor het meten van een eerste drukval van de vloeistof over de eerste stromingsweerstand en voor het meten van een tweede drukval van de vloeistof over de tweede stromingsweerstand, en dat de 15 bedieningsmiddelen zijn ingericht om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen wanneer een verschil tussen de eerste en tweede drukval een grenswaarde bereikt.
In het geval dat de slang niet lekt, zal bij stroming van vloeistof daardoorheen evenveel vloeistof langs de eerste stromingsweerstand als langs de tweede stromingsweerstand 20 stromen. Door geschikte dimensionering van beide stromingsweerstanden zullen dan de eerste en tweede drukval ongeveer even groot zijn. Het verschil tussen de eerste en tweede drukval zal dan ongeveer gelijk aan nul zijn. Door geschikte keuze van de grenswaarde wordt deze laatste dan niet bereikt door het verschil tussen de eerste en tweede drukval. De afsluitmiddelen blijven daardoor in de doorlaatstand zodat stroming 25 van vloeistof door het doorlaatelement naar de slang mogelijk blijft.
In het geval dat er geen vraag naar vloeistof is en er geen vloeistof door de slang stroomt, zijn de eerste en tweede drukval gelijk aan nul. Het verschil tussen de eerste en tweede drukval is dan gelijk aan nul zodat ook dan de grenswaarde niet wordt bereikt.
30 De afsluitmiddelen blijven hierdoor in de doorlaatstand, en het doorlaatelement blijft -4- open voor vloeistofstroming. Via de slang kan aldus met onderbrekingen vloeistof worden afgenomen zonder dat de afsluitmiddelen daarbij in de afsluitstand komen.
In het geval dat de slang wel lekt, zal althans een gedeelte van langs de eerste 5 stromingsweerstand aan de slang toegevoerde vloeistof via het lek ontsnappen. De hoeveelheid vloeistof die langs de eerste stromingsweerstand stroomt is dan groter dan de hoeveelheid vloeistof die langs de tweede stromingsweerstand stroomt. Daardoor is de eerste drukval verhoogd ten opzichte van de tweede drukval. Door geschikte keuze van de grenswaarde zal het verschil tussen de eerste en tweede drukval dan de 10 grenswaarde bereiken. Daardoor worden de afsluitmiddelen door de bedieningsmiddelen in de afsluitstand gebracht. Lekkage van vloeistof uit de slang wordt aldus snel gestopt.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de meetmiddelen een eerste flexibel membraan omvatten dat met 15 een ene zijde in open verbinding staat met een inlaatzijde van de eerste stromingsweerstand en dat met een andere zijde in open verbinding staat met een uitlaatzijde van de eerste stromingsweerstand, en een tweede flexibel membraan dat met een ene zijde in open verbinding staat met een inlaatzijde van de tweede stromingsweerstand, en dat met een andere zijde in open verbinding staat met een 20 uitlaatzijde van de tweede stromingsweerstand, dat de bedieningsmiddelen een bedieningsorgaan omvatten dat is gekoppeld met het eerste en tweede membraan voor gezamelijke verplaatsing, waarbij het bedieningsorgaan is ingericht om als gevolg van een bepaalde verplaatsing in een sluitrichting de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen, en dat als gevolg van de eerste drukval door het eerste membraan een kracht in 25 de sluitrichting op het bedieningsorgaan wordt uitgeoefend, en dat als gevolg van de tweede drukval door het tweede membraan een kracht in een aan de sluitrichting tegengestelde richting op het bedieningsorgaan wordt uitgeoefend.
In het geval van een niet lekkende slang zullen bij stroming van vloeistof door de slang, 30 bij geschikte dimensionering van de eerste en tweede stromingsweerstand, de eerste en tweede drukval ongeveer even groot zijn. Als gevolg daarvan wordt door het eerste -5- membraan een kracht in sluitrichting op het bedieningsorgaan uitgeoefend en wordt door het tweede membraan daarop een ongeveer even grote kracht in de daaraan tegengestelde richting uitgeoefend. De resulterende kracht op het bedieningsorgaan is aldus ongeveer gelijk aan nul, en het bedieningsorgaan zal daardoor niet verplaatsen.
5 Het doorlaatelement blijft daardoor open voor het doorlaten van vloeistof naar de slang.
In het geval van een lekkende slang zal bij stroming van vloeistof door de slang de eerste drukval vergroot zijn ten opzichte van de tweede drukval. Als gevolg daarvan wordt door het eerste membraan een kracht in sluitrichting op het bedieningsorgaan 10 uitgeoefend die groter is dan de kracht die daarop in tegengestelde richting wordt uitgeoefend door het tweede membraan. Daardoor zal het bedieningsorgaan in sluitrichting verplaatsen om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen. Het doorlaatelement wordt dan afgesloten voor stroming van vloeistof naar de slang.
15 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het bedieningsorgaan door het doorlaatelement reikt, en dat de afsluitmiddelen aan het bedieningsorgaan zijn gevormd. Doordat de afsluitmiddelen en het bedieningsorgaan zijn geïntegreerd tot één onderdeel wordt een compacte constructie van de inrichting verkregen.
20
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de andere zijde van het tweede membraan in open verbinding staat met de uitlaatzijde van de tweede stromingsweerstand middels een verbindingsslang.
25 Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat stroomafwaarts van de tweede stromingsweerstand een aansluiting is voorzien om de inrichting aan te sluiten op een vloeistof verbruikend apparaat, en dat de inrichting detectiemiddelen omvat voor het detecteren van uit het apparaat gelekte vloeistof, en dat een omloop voor de vloeistof over de tweede stromingsweerstand is 30 voorzien, waarbij de omloop is voorzien van een afsluitorgaan, waarbij het afsluitorgaan verplaatsbaar is tussen een afsluitstand waarin de omloop voor stroming van vloeistof -6- althans in hoofdzaak is afgesloten, en een doorlaatstand waarin stroming van vloeistof door de omloop wordt toegestaan, en dat de detectiemiddelen zijn gekoppeld met het afsluitorgaan om het afsluitorgaan in de doorlaatstand te brengen wanneer de detectiemiddelen uit het apparaat gelekte vloeistof detecteren.
5
Wanneer het apparaat lek is, en er vloeistof uit het apparaat lekt, zal dit door de detectiemiddelen worden gedetecteerd. Als gevolg daarvan wordt het afsluitorgaan in de doorlaatstand gebracht. Wanneer dan via de aansluiting van de inrichting vloeistof aan het apparaat wordt toegevoerd, zal althans een gedeelte van de toegevoerde vloeistof 10 door de omloop stromen. De hoeveelheid vloeistof die langs de tweede stromingsweerstand stroomt, zal dan verkleind zijn ten opzichte van het geval dat het afsluitorgaan zich in de afsluitstand bevindt en alle toegevoerde vloeistof langs de tweede stromingsweerstand moet stromen. Omdat de hoeveelheid langs de tweede stromingsweerstand stromende vloeistof verkleind is, zal de tweede drukval verkleind 15 zijn. Omdat de eerste drukval niet verandert, zal het verschil tussen de eerste en de tweede drukval dan vergroot zijn, en zal het verschil tussen de eerste en de tweede drukval de grenswaarde bereiken. De afsluitmiddelen worden dan in de afsluitstand gebracht zodat geen toevoer van vloeistof meer mogelijk is. Een hoeveelheid uit het apparaat gelekte vloeistof blijft zo beperkt. Schade aan een omgeving als gevolg van uit 20 het apparaat gelekte vloeistof wordt zo tegengegaan of zelfs geheel voorkomen. Het vloeistof verbruikend apparaat is bijvoorbeeld een wasmachine. De vloeistof is in dat laatste geval water.
Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is 25 gekenmerkt doordat de detectiemiddelen op mechanische wijze zijn gekoppeld met het afsluitorgaan om het afsluitorgaan in de doorlaatstand te brengen. Er is dan geen elektrische voeding, bijvoorbeeld batterijen of een elektriciteitsnetwerk, benodigd om het afsluitorgaan in de doorlaatstand te brengen. Het niet functioneren van de inrichting doordat er geen elektrische voeding is, bijvoorbeeld als gevolg van lege batterijen of 30 doordat men vergeten is een stekker in een stopcontact te steken, wordt zo voorkomen. De inrichting kan zo een hoge mate van bedrijfszekerheid verkrijgen.
-7-
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de detectiemiddelen een reservoir voor uit het apparaat gelekte vloeistof omvatten, waarbij het reservoir is voorzien van een vlotter, en waarbij het afsluitorgaan in de doorlaatstand wordt gebracht wanneer de vlotter tot een bepaalde hoogte ten 5 opzichte van het reservoir is gestegen. Uit het apparaat gelekte vloeistof wordt opgevangen in het reservoir, bijvoorbeeld door het apparaat in het reservoir te plaatsen. Als gevolg daarvan zal een vloeistofniveau in het reservoir stijgen. De vlotter wordt meegenomen door het stijgende vloeistofniveau. Wanneer de vlotter tot de bepaalde hoogte ten opzichte van het reservoir is gestegen, wordt het afsluitorgaan in de 10 doorlaatstand gebracht. De toevoer van vloeistof dan wordt afgesloten zoals eerder beschreven, zodat lekkage van vloeistof uit het apparaat zal stoppen.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de vlotter mechanisch is verbonden met het afsluitorgaan.
15
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van drie uitvoeringsvoorbeelden en een bijbehorende tekening. In de tekening toont: figuur 1 een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; 20 figuur 2 een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; figuur 3 een dwarsdoorsnede van een derde uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; figuur 4 een dwarsdoorsnede van een vierde uitvoeringsvoorbeeld van de 25 inrichting volgens de uitvinding;
De figuren zijn overigens zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name kunnen ter wille van de duidelijkheid sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren zoveel mogelijk 30 met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.
-8-
De in figuur 1 getoonde inrichting 1 voor het tegengaan van lekkage van water 10 uit een slang 2 met een inlaatzijde 3 en een uitlaatzijde 4 heeft een doorlaatelement 5 voor het doorlaten van water naar de slang 2. In het doorlaatelement 5 is een afsluiter 6 voorzien die verplaatsbaar is tussen een afsluitstand waarin het doorlaatelement 5 voor 5 stroming van water naar de slang 2 is afgesloten en een doorlaatstand waarin het doorlaatelement 5 stroming van water naar de slang 2 toestaat. Aan de inlaatzijde 3 van slang 2 is een eerste stromingsweerstand 7 voor het water voorzien, terwijl aan de uitlaatzijde 4 van slang 2 een tweede stromingsweerstand 8 voor het water is voorzien.
10 Water stroomopwaarts van de eerste stromingsweerstand 7 staat in fluidumverbinding met een eerste compartiment 11 van een eerste kamer 12, terwijl water stroomafwaarts van de eerste stromingsweerstand 7 in fluidumverbinding staat met een tweede compartiment 13 van de eerste kamer 12. Het eerste en tweede compartiment 11,13 van de eerste kamer 12 zijn daarbij van elkaar gescheiden door een flexibel membraan 14.
15 Evenzo staat water stroomopwaarts van de tweede stromingsweerstand 8 in fluidumverbinding met een eerste compartiment 15 van een tweede kamer 16, terwijl water stroomafwaarts van de tweede stromingsweerstand 8 middels een binnen de slang 2 opgestelde binnenslang 17 in fluidumverbinding staat met een tweede compartiment 18 van de tweede kamer 16. De binnenslang 17 reikt daarbij met een uiteinde door de 20 tweede stromingsweerstand 8, en is met dat uiteinde vast met de tweede stromingsweerstand 8 verbonden. Het eerste en tweede compartiment 15,18 van de tweede kamer 16 zijn middels een flexibel membraan 19 van elkaar gescheiden.
De inrichting 1 omvat voorts een bedieningsorgaan 20 dat is verbonden met een 25 klepsteel van afsluiter 6 om deze laatste in de afsluitstand te brengen. Het bedieningsorgaan 20 is hiertoe verbonden met het membraan 14 van de eerste kamer 12, en met het membraan 19 van de tweede kamer 16.
Wanneer er geen stroming van water door de slang 2 is, bevindt de inrichting 1 zich in 30 een in figuur 1 getoonde uitgangssituatie waarin de afsluiter 6 zich in de doorlaatstand bevindt. Wanneer er vervolgens water wordt gevraagd, zal, in het geval dat de slang 2 -9- niet lekt, evenveel water langs de eerste stromingsweerstand 7 als langs de tweede stromingsweerstand 8 stromen. Door geschikte dimensionering van beide stromingsweerstanden 7,8 zal de drukval over beide stromingsweerstanden 7,8 dan ongeveer even groot zijn. Als gevolg van de drukval over de eerste stromingsweerstand 5 7 heerst in beide compartimenten 11,13 van de eerste kamer 12 een verschillende druk.
Hierdoor wordt op het membraan 14 van de eerste kamer 12 een kracht uitgeoefend. Het membraan 14 draagt op zijn beurt de kracht over op het bedieningsorgaan 20 om de afsluiter 6 naar de afsluitstand te verplaatsen. Als gevolg van de drukval over de tweede stromingsweerstand 8 heerst ook in beide compartimenten 15,18 van de tweede kamer 10 een verschillende druk. Hierdoor wordt op het membraan 19 van de tweede kamer een kracht uitgeoèfend in een tegengestelde richting aan de kracht die op het membraan 14 van de eerste kamer 12 wordt uitgeoefend. Het membraan 19 draagt op zijn beurt de kracht over op het bedieningsorgaan 20 om de afsluiter 6 naar een doorlaatstand te verplaatsen. Omdat de door het membraan 14 en het membraan 19 op het 15 bedieningsorgaan 20 uitgeoefende krachten even groot maar tegengesteld gericht zijn, blijft het bedieningsorgaan 20 op zijn plaats, en blijft afsluiter 6 in de in figuur 1 getoonde doorlaatstand. Het doorlaatelement 5 blijft zo open voor het doorlaten van water naar de slang 2.
20 In het geval dat de slang 2 lekt zal er meer water langs de eerste stromingsweerstand 7 dan langs de tweede stromingsweerstand 8 stromen. Als gevolg daarvan zal de drukval van het water over de eerste stromingsweerstand 7 vergroot zijn ten opzichte van de drukval over de tweede stromingsweerstand 8. Daardoor wordt door het membraan 14 van de eerste kamer 12 een kracht in sluitrichting op het bedieningsorgaan 20 25 uitgeoefend die groter is dan de kracht die daarop in tegengestelde richting wordt uitgeoefend door het membraan 19 van de tweede kamer 16. Daardoor zal het bedieningsorgaan 20 in sluitrichting verplaatsen om de afsluiter 6 in de afsluitstand te brengen. Het doorlaatelement 5 wordt dan afgesloten voor stroming van vloeistof naar de slang 2 zodat lekkage van water uit de slang 2 stopt.
30 -10-
Bij het in figuur 2 getoonde tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting 21 volgens de uitvinding zijn de eerste en tweede kamer 12,16 aan weerszijden van het doorlaatelement 5 aangebracht. De afsluiter 6 is daarbij op het bedieningsorgaan 20 gevormd. De eerste stromingsweerstand 7 is stroomopwaarts geplaatst ten opzichte van 5 de afsluiter 6. De inrichting 21 functioneert op soortgelijke wijze als de in figuur 1 getoonde inrichting 1. Wanneer er geen stroming van water door de slang 2 is, bevindt de inrichting 21 zich in de in figuur 2 getoonde uitgangssituatie waarin de afsluiter 6 zich in de doorlaatstand bevindt. Wanneer echter na lekkage van de slang 2 de afsluiter 6 in de afsluitstand is gebracht, zal de afsluiter 6 in de afsluitstand blijven omdat in het 10 compartiment 11 een hogere druk van het water zal heersen dan de druk van het water in de compartimenten 11,15,18. Het compartiment 11 staat immers direct in verbinding met een aanvoer voor water die bijvoorbeeld is aangesloten op een waterleidingnetwerk. De compartimenten 11, 15 en 18 bevinden zich stroomafwaarts van de zich in de afsluitstand bevindende afsluiter 6 zodat in die compartimenten het water een lagere 15 druk zal hebben als gevolg van een lek in de slang 2. Hierdoor zal er op het bedieningsorgaan 20 blijvend een netto kracht in de sluitrichting worden uitgeoefend om de afsluiter 6 in de afsluitstand te houden. Door bijvoorbeeld een handmatige bediening kan het bedieningsorgaan 20 verplaatst worden om de afsluiter 6 weer in de doorlaatstand te brengen, bijvoorbeeld nadat een lekke slang 2 is gerepareerd of 20 uitgewisseld.
Bij het in figuur 3 getoonde uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting 61 volgens de uitvinding is de slang 2 stroomafwaarts van de tweede stromingsweerstand 8 aangesloten op een niet nader getoonde wasmachine. De wasmachine is daarbij in een 25 reservoir geplaatst, waarbij het reservoir is voorzien van een vlotter 26. Een omloop 25 is om de tweede stromingsweerstand 8 aangebracht. In de omloop 25 is een afsluitorgaan 27 voorzien waarmee de omloop 25 tijdens normaal bedrijf voor stroming van water is afgesloten. Het afsluitorgaan 27 is met de vlotter 26 gekoppeld.
30 Wanneer de wasmachine een lek heeft, zal er water uit de wasmachine in het reservoir stromen. Als gevolg daarvan zal een watemiveau in het reservoir stijgen. De vlotter 26 -11- zal daardoor met het watemiveau stijgen totdat de vlotter 26 een bepaalde hoogte ten opzichte van het reservoir heeft bereikt als gevolg waarvan de vlotter 26 het afsluitorgaan 27 in de doorlaatstand brengt. Hierdoor zal er water door de omloop 25 gaan stromen, en zal minder water langs de tweede stromingsweerstand 8 stromen. De 5 drukval van water over de tweede stromingsweerstand 8 is daardoor verkleind. De drukval van water over de eerste stromingsweerstand 7 blijft onveranderd. Als gevolg van het toegenomen verschil in drukval over de eerste en tweede stromingsweerstanden 7,8 verplaatst het bedieningsorgaan 20, en komt afsluiter 6 in de afsluitstand. Er kan dan geen water meer worden toegevoerd aan de slang 3 zodat lekkage uit de wasmachine 10 stopt. Waterschade wordt zo voorkomen.
Met de inrichtingen 1,21,61 kan lekkage van water uit een slang 2 snel gestopt worden zodat de hoeveelheid weggelekt water beperkt blijft. Schade aan bijvoorbeeld een interieur blijft zo achterwege of wordt sterk beperkt.
15
Hoewel de uitvinding aan de hand van louter twee uitvoeringsvoorbeelden nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk.
1032258

Claims (13)

1. Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang, omvattende een doorlaatelement met een uitlaatzijde die in open communicatie verkeert 5 met een inlaatzijde van de slang voor het doorlaten van vloeistof naar de slang, en afsluitmiddelen die verplaatsbaar zijn tussen een afsluitstand waarin het doorlaatelement voor stroming van vloeistof naar de slang althans in hoofdzaak is afgesloten, en een doorlaatstand waarin het doorlaatelement stroming van vloeistof naar de slang toestaat, en bedieningsmiddelen voor het bedienen van de afsluitmiddelen, met het kenmerk, dat 10 de inrichting meetmiddelen omvat voor het meten van een vloeistofdebiet aan de inlaatzijde van de slang en een vloeistofdebiet aan een uitlaatzijde van de slang, dat de meetmiddelen zijn gekoppeld met de bedieningsmiddelen, en dat de bedieningsmiddelen zijn ingericht om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen wanneer een gemeten vloeistofdebiet aan de uitlaatzijde van de slang kleiner is dan een 15 gemeten vloeistofdebiet aan de inlaatzijde van de slang.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat vergrendelmiddelen zijn voorzien om, wanneer de afsluitmiddelen in de afsluitstand komen, de afsluitmiddelen automatisch in de afsluitstand te vergrendelen. 20
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat handmatig bedienbare reset-middelen zijn voorzien om de afsluitmiddelen vanuit de afsluitstand naar de doorlaatstand te brengen.
4. Inrichting volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de meetmiddelen op mechanische wijze met de afsluitmiddelen zijn gekoppeld om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen.
5. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat een elektrische 30 aandrijving is voorzien om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen. 1032258 -13-
6. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de meetmiddelen aan de inlaatzijde van de slang een eerste stromingsweerstand omvatten en aan de uitlaatzijde van de slang een tweede stromingsweerstand, dat de meetmiddelen zijn ingericht voor het meten van een eerste drukval van de vloeistof over 5 de eerste stromingsweerstand en voor het meten van een tweede drukval van de vloeistof over de tweede stromingsweerstand, en dat de bedieningsmiddelen zijn ingericht om de afsluitmiddelen in de afsluitstand te brengen wanneer een verschil tussen de eerste en tweede drukval een grenswaarde bereikt.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de meetmiddelen een eerste flexibel membraan omvatten dat met een ene zijde in open verbinding staat met een inlaatzijde van de eerste stromingsweerstand en dat met een andere zijde in open verbinding staat met een uitlaatzijde van de eerste stromingsweerstand, en een tweede flexibel membraan dat met een ene zijde in open verbinding staat met een inlaatzijde 15 van de tweede stromingsweerstand, en dat met een andere zijde in open verbinding staat met een uitlaatzijde van de tweede stromingsweerstand, dat de bedieningsmiddelen een bedieningsorgaan omvatten dat is gekoppeld met het eerste en tweede membraan voor gezamelijke verplaatsing, waarbij het bedieningsorgaan is ingericht om als gevolg van een bepaalde verplaatsing in een sluitrichting de afsluitmiddelen in de afsluitstand te 20 brengen, en dat als gevolg van de eerste drukval door het eerste membraan een kracht in de sluitrichting op het bedieningsorgaan wordt uitgeoefend, en dat als gevolg van de tweede drukval door het tweede membraan een kracht in een aan de sluitrichting tegengestelde richting op het bedieningsorgaan wordt uitgeoefend.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan door het doorlaatelement reikt, en dat de afsluitmiddelen aan het bedieningsorgaan zijn gevormd.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de andere zijde van het 30 tweede membraan in open verbinding staat met de uitlaatzijde van de tweede stromingsweerstand middels een verbindingsslang. -14-
10. Inrichting volgens één of meer der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat stroomafwaarts van de tweede stromingsweerstand een aansluiting is voorzien om de inrichting aan te sluiten op een vloeistof verbruikend apparaat, en dat de inrichting detectiemiddelen omvat voor het detecteren van uit het apparaat gelekte vloeistof, en dat 5 een omloop voor de vloeistof over de tweede stromingsweerstand is voorzien, waarbij de omloop is voorzien van een afsluitorgaan, waarbij het afsluitorgaan verplaatsbaar is tussen een afsluitstand waarin de omloop voor stroming van vloeistof althans in hoofdzaak is afgesloten, en een doorlaatstand waarin stroming van vloeistof door de omloop wordt toegestaan, en dat de detectiemiddelen zijn gekoppeld met het 10 afsluitorgaan om het afsluitorgaan in de doorlaatstand te brengen wanneer de detectiemiddelen uit het apparaat gelekte vloeistof detecteren.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de detectiemiddelen op mechanische wijze zijn gekoppeld met het afsluitorgaan om het afsluitorgaan in de 15 doorlaatstand te brengen.
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de detectiemiddelen een reservoir voor uit het apparaat gelekte vloeistof omvatten, waarbij het reservoir is voorzien van een vlotter, en waarbij het afsluitorgaan in de doorlaatstand wordt gebracht 20 wanneer de vlotter tot een bepaalde hoogte ten opzichte van het reservoir is gestegen.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de vlotter mechanisch is verbonden met het afsluitorgaan. 1032258
NL1032258A 2006-08-01 2006-08-01 Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang. NL1032258C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032258A NL1032258C2 (nl) 2006-08-01 2006-08-01 Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032258A NL1032258C2 (nl) 2006-08-01 2006-08-01 Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang.
NL1032258 2006-08-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1032258C2 true NL1032258C2 (nl) 2008-02-05

Family

ID=37719293

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1032258A NL1032258C2 (nl) 2006-08-01 2006-08-01 Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1032258C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2885467B1 (de) 2012-08-20 2017-10-25 Hans Sasserath GmbH & Co. KG. Trinkwasserinstallation mit einer Leckageschutzanordnung

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3664357A (en) * 1969-05-06 1972-05-23 Erdol Raffinnerie Mannheim Gmb Method and installation for detecting fluid leakage from a pipeline
US4355654A (en) * 1981-02-26 1982-10-26 Midland-Ross Corporation Fluid flow control device for monitoring the fluid flow in a conduit for leakage of fluid
WO1987004520A1 (en) * 1986-01-17 1987-07-30 I.K. Trading Aps Central heating system and water system and method for controlling the tightness thereof
DE19501044A1 (de) * 1995-01-16 1996-07-18 Ulrich Pumpe Verfahren und Vorrichtung zum Erfassen von Fehlmengen bei Leitungssystemen für gasförmige oder flüssige Medien
US20020088491A1 (en) * 1998-06-23 2002-07-11 Gennai Yanagisawa Fluid leakage monitoring system
US20030177818A1 (en) * 2003-06-10 2003-09-25 Emerson Electric Co. Gas Water Heater Shut Off Apparatus

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3664357A (en) * 1969-05-06 1972-05-23 Erdol Raffinnerie Mannheim Gmb Method and installation for detecting fluid leakage from a pipeline
US4355654A (en) * 1981-02-26 1982-10-26 Midland-Ross Corporation Fluid flow control device for monitoring the fluid flow in a conduit for leakage of fluid
WO1987004520A1 (en) * 1986-01-17 1987-07-30 I.K. Trading Aps Central heating system and water system and method for controlling the tightness thereof
DE19501044A1 (de) * 1995-01-16 1996-07-18 Ulrich Pumpe Verfahren und Vorrichtung zum Erfassen von Fehlmengen bei Leitungssystemen für gasförmige oder flüssige Medien
US20020088491A1 (en) * 1998-06-23 2002-07-11 Gennai Yanagisawa Fluid leakage monitoring system
US20030177818A1 (en) * 2003-06-10 2003-09-25 Emerson Electric Co. Gas Water Heater Shut Off Apparatus

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2885467B1 (de) 2012-08-20 2017-10-25 Hans Sasserath GmbH & Co. KG. Trinkwasserinstallation mit einer Leckageschutzanordnung
EP2885467B2 (de) 2012-08-20 2020-12-09 Hans Sasserath GmbH & Co. KG. Trinkwasserinstallation mit einer Leckageschutzanordnung

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR100413559B1 (ko) 연료공급시스템에서누출을검출하기위한검출장치
US8490645B2 (en) Pressure sensor, pressure-differential flow rate meter, and flow rate controller
RU2426083C1 (ru) Устройство и способ обнаружения протечки в канале трубопровода текучей среды
KR101336452B1 (ko) 유체 유동 제어기
US5062442A (en) Apparatus for monitoring a fluid conduit system for leakage points
US8763622B2 (en) Dynamic self-checking interlock monitoring system
KR100927752B1 (ko) 기준 측정 방법을 사용하는 탱크 누출 진단 방법 및 장치
JP6064115B2 (ja) 流量検出ユニットおよび給湯システム
NL1032258C2 (nl) Inrichting voor het tegengaan van lekkage van een vloeistof uit een slang.
US20180245545A1 (en) Fuel volatility sensor system
KR20000068274A (ko) 진단 모듈
GB2267152A (en) Integrity checking of fluid duct means
KR101467038B1 (ko) 누수감지제어 시스템 및 그를 이용한 누수감지 제어 방법
CN107847656A (zh) 医学流体治疗系统的测试
CN107206891B (zh) 蒸气回收系统和蒸气控制方法
CN207018300U (zh) 一种限速阀测试系统
HUT67867A (en) Air/vapour separation device
CN113646509A (zh) 用于填充飞行器发动机的油储存部的设备和方法
JP2011522179A (ja) 流量制御ユニット及びフィルタアセンブリを持つ給水器
WO2013041662A2 (en) Leakage indication device
CN208588498U (zh) 气体压力表电接点自动校验装置
JP3897338B2 (ja) 光干渉式流体特性測定装置
KR20170123550A (ko) 3방밸브의 누출감지시스템
KR102520395B1 (ko) 유량 측량계
US8196617B2 (en) Vapor recovery detection means

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20100301