NL1031868C2 - Inrichting voor het recyclen van uit aardolie vervaardigde produkten, meer in het bijzonder voor het recyclen van bitumenhoudende of teerhoudende materialen zoals dakbedekkingsmaterialen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het recyclen van uit aardolie vervaardigde produkten, meer in het bijzonder voor het recyclen van bitumenhoudende of teerhoudende materialen, zoals dakbedekkingsmaterialen.

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het recyclen van uit aardolie vervaardigde produkten, meer in het bijzonder voor het recyclen van bitumenhoudende of teerhoudende materialen, zoals dakbedekkingsmaterialen bestaande uit bitumen of teer met eventueel inlagen zoals polyestervlies of glasvlies of -weefsel en dergelijke, met leislag en dergelijke en met eventuele overige 10 dakbedekkingsmateriaal vormende bestanddelen, zoals al dan niet aanklevende isolatiematerialen gevormd uit polyurethaan, polystyreen, steen wol en dergelijke, gevormd door een bak die bestemd is om de materialen op te nemen, met middelen voor het toe- en afvoeren van een oplos- of smeltmedium, zoals dieselolie, fluxolie, afgewerkte motorolie, bitumen of teer, met middelen voor het in stroming brengen 15 van de inhoud, en eventueel met middelen voor het verwarmen van de inhoud, waarbij de bak is voorzien van een afzonderlijke houder voor het opnemen van de te recyclen materialen, welke houder wordt gevormd door een basisplaat waarop de te recyclen materialen kunnen worden geplaatst, en een op een afstand daarvan aangebrachte persplaat die van de basisplaat af en naar de basisplaat toe beweegbaar 20 is, waarbij een of beide platen zijn voorzien van een of meer openingen waardoorheen de bitumen of teer kan passeren onder achterlating, in de ruimte tussen de naar elkaar toegekeerde binnenvlakken van de basisplaat en de persplaat, van de overige het te recyclen materiaal vormende bestanddelen, zoals de inlagen en dergelijke.

25

Een dergelijke inrichting is bekend. Bij de bekende inrichting worden de openingen in de platen gevormd door perforaties met een diameter van ongeveer 1 mm tot ongeveer 4 mm.

30 De bekende inrichting heeft het bezwaar, dat de perforaties de doorstroming van het bitumen of teer teveel belemmeren.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen.

’ 2

De inrichting volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat de openingen in de plaat of in de platen zich vanaf het binnenvlak door de plaat heen in de richting naar het buitenvlak van de betreffende plaat heen verwijden, zodanig, dat bij een naar de basisplaat toe bewegen van de persplaat de opgesmolten of opgeloste bitumen of 5 teer wordt gefilterd door de openingen en het residu gevormd door de bitumineuze of teerhoudende materialen tussen de naar elkaar toegekeerde binnenvlakken van de basisplaat en de persplaat wordt samengeperst.

Volgens een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding hebben een of meer 10 openingen de vorm van een sleuf, een en ander zodanig, dat bij een naar de basisplaat toe bewegen van de persplaat het vrijgekomen bitumen of teer wordt gefilterd door de sleuven en het residu vervolgens tussen de platen wordt samengeperst.

15 Volgens nog een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is de verhouding tussen de breedte van een sleuf op het binnenvlak van een plaat en de breedte van de sleuf op het buitenvlak van de plaat gelegen tussen 1: 1,1 en 1:10, en is deze volgens een verder kenmerk gelegen tussen 1: 5, bij voorkeur 1:2,5.

20 Volgens een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding bedraagt de breedte van een sleuf op het binnenvlak van een plaat ongeveer 4 mm terwijl deze sleuf zich naar het buitenvlak van de plaat verbreedt tot ongeveer 10 mm, terwijl de lengte van de sleuf volgens nog een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is gelegen tussen 10 mm en 2000 mm, bij voorkeur 1000 mm.

25 Mogelijk zijn ook sleuven met een kleinere dan wel grotere breedte alsook sleuven met een kleinere dan wel grotere lengte.

Met de inrichting volgens de uitvinding is het mogelijk om op een eenvoudige wijze bitumineuze materialen te recyclen en het bitumen of teer van eventueel inlagen 30 zoals polyestervlies of glasvlies of -weefsel en dergelijke, leislag en dergelijke en eventueel overig dakbedekkingsmateriaal vormende bestanddelen, zoals al dan niet aanklevende isolatiematerialen gevormd uit polyurethaan, polystyreen, steenwol en dergelijke, te scheiden. Daarbij is het niet nodig dat de materialen eerst worden verkleind. De vanaf het binnenvlak van een plaat door de plaat heen naar het 3 buitenvlak van de plaat toe zich verwijdende of verbredende openingen bewerkstelligen een goede “lossing” van door de openingen geslipte vuildeeltjes, en een belemmering van de doorstroming door de wrijving van vloeistof langs de rand van de opening of perforatie wordt vergaand verminderd. Op doelmatige wijze 5 hebben daarbij de openingen de vorm van een sleuf, door middel waarvan een relatief groot doorlatend oppervlak met een korte randlengte wordt verkregen, hetgeen verder leidt tot een kleinere doorlaatweerstand en een grotere doorlaathoeveelheid.

10 De uitvinding zal hierna worden beschreven aan de hand van de tekeningen van een uitvoerings voorbeeld.

De figuren 1 tot en met 4 tonen gedeeltelijk in doorsnede een vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

15 Figuur 5 toont gedeeltelijk in doorsnede een vooraanzicht van een ander uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 6 toont een detail van de bak met een gedeelte van een in de bak uitmondende stromingspijp.

Figuur 7 toont een doorsnede van een gedeelte van een plaat ter plaatse van een 20 opening in de plaat.

Zoals in figuur 1 is te zien, worden in een houder 1 voor bitumineuze materialen bitumineuze banen of rollen 2 inclusief de leislag, de inlage en het eventueel daaraan hechtende isolatiemateriaal geplaatst. In dit uitvoeringsvoorbeeld wordt de houder 1 25 gevormd door een basisplaat 3, waarop de bitumineuze rollen 2 worden geplaatst. Boven de basisplaat 3 en op een afstand daarvan is een persplaat 4 aangebracht die langs geleidingselementen 5 van de basisplaat 3 af en naar de basisplaat 3 toe beweegbaar is door middel van een niet verder in de tekening weergegeven aandrijving 6. De basisplaat 3 of de persplaat 4 of beide platen kunnen zijn voorzien 30 van openingen 17. Zoals is te zien in de figuren 1 tot en met 4 en in detail in figuur 7 verwijden de openingen 17 in de persplaat 4 zich vanaf het binnenvlak 25 door de persplaat 4 heen in de richting naar het buitenvlak 26 van de persplaat 4. Ook de openingen 17 in de basisplaat 3 verwijden zich vanaf het binnenvlak 27 door de basisplaat 3 heen in de richting naar het buitenvlak 28 van de basisplaat 3 4

De openingen hebben de vorm van een sleuf, waarbij in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld de breedte van de sleuf 17 op het binnenvlak 25 van de persplaat 4 ongeveer 4 mm bedraagt terwijl deze sleuf 17 zich naar het buitenvlak 26 van de persplaat 4 verbreedt tot ongeveer 10 mm, terwijl de sleuf 17 een lengte 5 heeft van ongeveer 1000 mm.

De basisplaat 3 en de persplaat 4 hebben een zodanige diameter dat deze platen 3, 4 min of meer nauw passen in de bak 7, waarbij tussen de buitenomtrek 18 van de platen 3,4 en de binnenwand 19 van de bak een speelruimte 20 aanwezig is. De 10 afmeting van deze speelruimte kan variëren en bedraagt in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 1 mm.

Zoals in figuur 2 is te zien laat men de houder 1 naar beneden zakken in de bak 7. De bak 7 wordt met een smeltmedium of oplosmiddel 8 gevuld. Als smeltmedium wordt vloeibare hete bitumen 8 of hete stookolie, hete afgewerkte motorolie of hete 15 fluxolie of een ander heet smeltmedium gebruikt van ca 200°, of een koud oplosmiddel zoals dieselolie, afgewerkte motorolie of fluxolie. Het smeltmedium 8 wordt in circulatie gebracht door middel van een propeller 21 en langs de te recyclen bitumineuze rollen of dakbanen 2 gevoerd. Figuur 6 toont een detail van de bak of tank 7 met een gedeelte van een in de tankwand 28 uitmondende stromingspijp 29 20 met daarin de propeller 21. Propellers 21 met voldoende vermogen zorgen voor een grote stroomsnelheid van het smeltmedium. De warmteoverdracht is afhankelijk van het kwadraat van de stroomsnelheid. Om te voorkomen dat de propellers 21 in contact komen met de persplaat 4 en de basisplaat 3 zijn deze buiten de eigenlijke smeltbak of smelttank 7 aangebracht in stromingspijpen 29. Om tevens te voorkomen 25 dat stukken afval in de stromingspijpen 29 komen zijn deze in het grensvlak met de tank 7 voorzien van geperforeerde platen 31 met perforaties van bijvoorbeeld 10 mm. Om voldoende volume naar de propellers 21 te voeren hebben de stromingspijpen 29 een grote diameter (bijvoorbeeld lA van de tankdiameter) en zijn ze aan de binnenzijde voorzien van een straalpijp 30 van bijvoorbeeld de helft van de 30 pijpdiameter. Om een tangentiale/radiale en neerwaartse stroming te verkrijgen zijn deze straalpijpen 30 in de stromingspijpen 29 onder een zekere hoek geplaatst ten opzichte van het tankmiddelpunt en de tankas. Middelen zijn aanwezig met behulp waarvan de stand van de straalpijp in de stromingspijp kan worden versteld, zodanig dat de stromingsrichting van het smelt- of oplosmedium kan worden gevarieerd.

5

Na enige tijd zal het bitumineus afvalmateriaal gesmolten zijn en resteren de overige het dakbedekkingsmateriaal vormende bestanddelen, zoals de inlagen, de kokers, de leislag, de isolaties en dergelijke, en is het bitumen of teer van de dakbanen in het 5 smeltmedium weggesmolten of opgelost in het oplosmiddel.

Na het smelten van het bitumen of teer in de afvalmaterialen wordt de persplaat 4 langzaam naar de basisplaat 3 toe bewogen zoals is te zien in figuur 3. De vrijgekomen bitumen of teer wordt door de neergaande persplaat gefilterd. De bitumineuze afval 2 wordt tussen de naar elkaar toe gekeerde binnenvlakken 25, 27 10 van de persplaat 4 en de basisplaat 3 samengeperst, waarbij de bitumen uit de resterende materialen 2 wordt geperst. Het gesmolten bitumen in de ruimte 22 tussen de binnenvlakken 25, 27 van de platen 3,4 passeert door de sleuven 17 in de platen 3, 4 in de ruimte 24 in de bak 7, terwijl verder de nauwe passing van de platen 3, 4 in de bak voorkomt dat restmaterialen vanuit de ruimte 22 door de speelruimte 20 15 tussen de platen naar buiten treden in de ruimte 24 in de bak 7, zodat vergaand wordt bewerkstelligd dat de restmaterialen tussen de platen 3,4 achterblijven.

Zoals is te zien in figuur 4 wordt de houder 1 met daarin de tot een blok samengeperste restmaterialen daarna omhoog en uit de bak gehaald en kan dit blok 20 vervolgens als afval worden verwerkt, bijvoorbeeld worden verbrand.

Met de inrichting volgens de uitvinding is het mogelijk om op zeer eenvoudige wijze de bitumineuze afvalmaterialen zoals de rollen en banen en dergelijke in een smeltbak te brengen en te smelten of op te lossen en te filtreren tijdens de 25 neergaande beweging van de persplaat en tenslotte het residu door het samenpersen vergaand en vrijwel geheel te ontdoen van zich daaraan hechtend bitumen, terwijl de verwijdering van het residu en de hantering van het residu eveneens op zeer eenvoudige wijze kan plaatsvinden.

Bij een doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de 30 platen uitwisselbaar, zodat, afhankelijk van de aard van te recyclen materialen, platen met kleinere respectievelijk grotere diameter kunnen worden gekozen voor het scheppen van een grotere respectievelijk kleinere speelruimte tussen de buitenomtrek van de platen en de binnenwand van de bak, terwijl verder platen met kleinere dan wel grotere perforaties kunnen worden gewisseld.

6

Op deze wijze kan de door de perforaties en de speelruimte bewerkstelligde zeef- of filterwerking worden aangepast aan de grootte of grofheid van de restmaterialen.

Figuur 5 toont nog een andere uitvoeringvorm van de inrichting volgens de 5 uitvinding.

In dit uitvoeringsvoorbeeld is de houder 1 als een cilinder 12 uitgevoerd waarvan de wand bestaat uit een geperforeerde plaat 13. De cilinder 12 wordt zoals is te zien in figuur 5 van bovenaf gevuld met de rollen 2, waarna de cilinder 12 in de bak wordt neergelaten, een en ander zoals schematisch in de tekening is weergegeven. De bak 7 10 wordt zoals hiervoor met betrekking tot de figuren 1-4 is beschreven gevuld met hete bitumen of een ander smeltmedium. Na het smelten van het bitumen in de rollen 23 wordt de bak 7 leeggepompt waarna de cilinder 13 door middel van een niet verder in de tekening weergegeven aandrijving 6 wordt rondgedraaid en het materiaal wordt gecentrifugeerd. De cilinder 13 is afgesteund op steunwielen 14 en zijdelingse 15 steunwielen 15. Het bitumen wordt van de overige materialen door middel van centrifugeren gescheiden. Het residu 16 bevindt zich tegen de wand 13 van de cilinder en kan op zeer eenvoudige wijze uit de bak worden afgevoerd.

Eerder is opgemerkt dat bij de inrichting de inhoud van de bak wordt verwarmd en 20 dat als smeltmedium wordt gebruikt vloeibare hete bitumen 8 of hete stookolie of een ander heet smeltmedium van ca 200 °. Zoals in het bovenstaande is vermeld is het echter ook mogelijk om bij de inrichting af te zien van een verwarmen van de inhoud van de bak en om in plaats van een smeltmedium een of ander koud oplosmiddel (bijv. dieselolie of fluxolie of afgewerkte machine-/motorolie) toe te passen.

25

Bij een - niet beperkende - uitvoeringsvorm van de inrichting gaat na het smelten of het oplossen van de bitumen eerst de persplaat omlaag en wordt daardoor de teruggewonnen bitumen gefilterd door middel van de sleuven in de persplaat. De gefiltreerde bitumen bevindt zich dan boven de persplaat. Pas daarna wordt onderin 30 het restmateriaal samengeperst en ontdaan van de laatste resten bitumen.

Het is gebleken, dat de op de wijze volgens de onderhavige uitvinding gerecyclede teer en bitumen zich heel goed laten mengen met gerecyclede machine-/motorolie of fluxolie. In veel landen wordt machine-/motorolie gerecycled. Ongeveer 10 % wordt 7 weer smeerolie; de rest wordt verbrand. Een deel van de gerecyclede bitumen en teer is een samenraapsel van bitumen- en teersoorten en niet goed herbruikbaar bij de vervaardiging van dakbedekkingsmaterialen. Het verbranden is door de hoge viscositeit lastig. Teer is gevaarlijk afval en moet worden gestort. Het is gebleken 5 dat teer, afkomstig van bijvoorbeeld sloopdaken, in de inrichting kan worden opgesmolten, terwijl het daarna kan worden gemengd met gerecyclede machine-/motorolie of fluxolie en vervolgens worden verbrand. Het is verder gebleken dat de gerecyclede bitumen bij fluxolie of machine-/motorolie kan worden gemengd, waardoor de viscositeit sterk daalt, waarbij het op deze wijze verkregen mengsel een 10 uitstekende brandstof is voor allerlei doeleinden ter vervanging van onder andere stookolie en verder zeer geschikt is voor het gebruik als zuurstof reductiemiddel bij de bereiding van staal in de staalindustrie, in plaats van de gebruikelijke cokes.

Op deze wijze kan ook teer worden gerecycled 15 Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding wordt er dan ook verschaft een samenstelling, geschikt voor het gebruik als brandstof of voor het gebruik als reductiemiddel in de staalindustrie, ter verwijdering van zuurstof uit het ijzer, waarbij de samenstelling bestaat uit gerecyclede bitumen of gerecyclede teer gemengd met gerecyclede machine-Anotorolie of fluxolie.

20 Volgens een kenmerk van de samenstelling volgens de uitvinding bestaat deze samenstelling voor 10 tot 90% uit de bitumen of teer en voor het overige uit de gerecyclede motorolie of fluxolie.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt er verder verschaft een werkwijze voor het reduceren van ijzererts, met het kenmerk dat daarbij gebruik wordt gemaakt 25 van de samenstelling volgens de uitvinding.

30 1 0 3 1 8 63

Claims (12)

1 .Inrichting voor het recyclen van uit aardolie vervaardigde materialen, meer in het bijzonder voor het recyclen van bitumenhoudende of teerhoudende materialen, 5 zoals dakbedekkingsmaterialen bestaande uit bitumen of teer met eventueel inlagen zoals polyestervlies of glasvlies of -weefsel en dergelijke, met leislag en dergelijke en met eventuele overige dakbedekkingsmateriaal vormende bestanddelen, zoals al dan niet aanklevende isolatiematerialen gevormd uit polyurethaan, polystyreen, steenwol en dergelijke, gevormd door een bak die bestemd is om de materialen op 10 te nemen, met middelen voor het toe- en afvoeren van een oplos- of smeltmedium, zoals dieselolie, fluxolie, afgewerkte machine-/motorolie, bitumen of teer, met middelen voor het in stroming brengen van de inhoud, en eventueel met middelen voor het verwarmen van de inhoud, waarbij de bak is voorzien van een afzonderlijke houder voor het opnemen van de te recyclen materialen, welke houder wordt 15 gevormd door een basisplaat waarop de te recyclen materialen kunnen worden geplaatst, en een op een afstand daarvan aangebrachte persplaat die van de basisplaat af en naar de basisplaat toe beweegbaar is, waarbij een of beide platen zijn voorzien van een of meer openingen waardoorheen de bitumen of teer kan passeren onder achterlating, in de ruimte tussen de naar elkaar toegekeerde binnenvlakken van 20 de basisplaat en de persplaat, van de overige het te recyclen materiaal vormende bestanddelen, zoals de inlagen en dergelijke, met het kenmerk, dat de openingen in de plaat of in de platen zich vanaf het binnenvlak door de plaat heen in de richting naar het buitenvlak van de betreffende plaat heen verwijden, zodanig, dat bij een naar de basisplaat toe bewegen van de persplaat de opgesmolten of opgeloste bitumen of 25 teer wordt gefilterd door de openingen en het residu gevormd door de bitumineuze of teerhoudende materialen tussen de naar elkaar toegekeerde binnenvlakken van de basisplaat en de persplaat wordt samengeperst.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een of meer openingen de 30 vorm van hebben een sleuf, een en ander zodanig, dat bij een naar de basisplaat toe bewegen van de persplaat het vrijgekomen bitumen of teer wordt gefilterd door de sleuven en het residu tussen de platen wordt samengeperst. 1 0 3 10 68

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de breedte van een sleuf op het binnenvlak van een plaat en de breedte van de sleuf op het buitenvlak van de plaat is gelegen tussen 1: 1,1 en 1:10. 5

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de breedte van een sleuf op het binnenvlak van een plaat en de breedte van de sleuf op het buitenvlak van de plaat is gelegen tussen 1: 5, bij voorkeur 1:2,5.

5. Inrichting volgens conclusie 2,3 of 4, met het kenmerk, dat de breedte van een sleuf op het binnenvlak van een plaat ongeveer 4 mm bedraagt terwijl deze sleuf zich naar het buitenvlak van de plaat verbreedt tot ongeveer 10 mm.

6. Inrichting volgens conclusie 2 tot en met 5, met het kenmerk, dat de lengte van 15 een sleuf is gelegen tussen 10 mm en 2000 mm.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de lengte van een sleuf ongeveer 1000 mm bedraagt.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2 tot en met 7, met het kenmerk, dat de breedte van een sleuf op het binnenvlak van een plaat ongeveer 4 mm bedraagt terwijl de breedte van de sleuf op het buitenvlak van de plaat ongeveer 10 mm bedraagt terwijl de lengte van de sleuf ongeveer 1000 mm bedraagt.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het in stroming brengen van de inhoud van de bak worden gevormd door een in de wand van de bak uitmondende stromingspijp met daarin een propeller, waarbij de propeller is omgeven door een in de stromingspijp opgenomen straalpijp, waarbij middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de stand van de straalpijp in de 30 stromingspijp kan worden versteld, zodanig dat de stromingsrichting van het smelt-of oplosmedium kan worden gevarieerd.

10. Samenstelling, geschikt voor het gebruik als brandstof of voor het gebruik als reductiemiddel in de staalindustrie (verwijderen van zuurstof uit het ijzererts) bestaande uit gerecyclede bitumen of gerecyclede teer gemengd met gerecyclede machine-/motorolie of fluxolie.

11. Samenstelling volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de samenstelling voor 10 tot 90% bestaat uit de bitumen of teer en voor het overige uit de gerecyclede motorolie of fluxolie.

12. Werkwijze voor het reduceren van ijzererts, met het kenmerk dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een samenstelling volgens conclusie 10 of 11. 15 20 25 30 1031868