NL1031342C2 - Heupabductieorthese. - Google Patents

Heupabductieorthese. Download PDF

Info

Publication number
NL1031342C2
NL1031342C2 NL1031342A NL1031342A NL1031342C2 NL 1031342 C2 NL1031342 C2 NL 1031342C2 NL 1031342 A NL1031342 A NL 1031342A NL 1031342 A NL1031342 A NL 1031342A NL 1031342 C2 NL1031342 C2 NL 1031342C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
engaging part
thigh
hip
trunk
distance
Prior art date
Application number
NL1031342A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1031342A1 (nl
Inventor
Harry Plechelmus Christenhusz
Lambertus Joseph Mart Kruijsen
Original Assignee
Somas Orthopaedie B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1029502A external-priority patent/NL1029502C2/nl
Application filed by Somas Orthopaedie B V filed Critical Somas Orthopaedie B V
Priority to NL1031342A priority Critical patent/NL1031342C2/nl
Priority to AT06733051T priority patent/ATE514400T1/de
Priority to US11/989,358 priority patent/US8118764B2/en
Priority to EP06733051A priority patent/EP1906889B1/en
Priority to PCT/NL2006/000247 priority patent/WO2007008058A2/en
Publication of NL1031342A1 publication Critical patent/NL1031342A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1031342C2 publication Critical patent/NL1031342C2/nl
Priority to US13/343,085 priority patent/US8771214B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0193Apparatus specially adapted for treating hip dislocation; Abduction splints

Description

•Λ *· •τ
Titel: Heupabductieorthese
De uitvinding heeft betrekking op een heupabductieorthese voor het stabiliseren van de heupgewrichten van een gebruiker, voorzien van een romp aangrijp deel, een eerste en tweede dijbeenaangrijpdeel en een eerste en tweede koppeldeel, waarbij het rompaangrijpdeel is ingericht om te 5 worden verbonden met een romp van de gebruiker, waarbij het eerste en tweede dijbeenaangrijpdeel zijn ingericht voor het aangrijpen op respectievelijk een eerste en een tweede dijbeen van de gebruiker, waarbij het eerste koppeldeel het eerste dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel en het tweede koppeldeel het tweede dijbeenaangrijpdeel 10 verbindt met het rompaangrijpdeel, en waarbij een afstand tussen het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel instelbaar is, waarbij een abductiehoek van dat dijbeenaangrijpdeel is ingésloten tussen een lijn die zich in gebruik in de lengterichting van dat dijbeen en door een vlak van dat dijbeenaangrijpdeel dat in gebruik aanligt tegen dat 9 15 dijbeen uitstrekt en het sagitale vlak, en waarbij de abductiehoek van dat dijbeenaangrijpdeel instelbaar is.
Dergelijke heupabductieorthesen zijn op zich bekend en worden bijvoorbeeld toegepast voor het behandelen van heupdysplasie of het stabiliseren van de heupen na (sub)luxatie. Hierbij worden in het algemeen 20 beide benen van de gebruiker in een spreidstand gebracht, dit houdt in dat de knieën van de benen op afstand van elkaar worden geplaatst. De heupabductieorthesen worden bijvoorbeeld toegepast bij kleine kinderen.
De bekende heupabductieorthesen hebben het nadeel dat het instellen van een, voor het correct stabiliseren van de heupgewrichten, 25 correcte positie van de dijbeenaangrijpdelen ten opzichte van het rompaangrijpdeel gecompliceerd is en grondige kennis van de orthese en/of de aandoening vereist. Het is derhalve voor een gebruiker, of indien de 1031342 i 1 i I η i ; 2 ί heupabductieorthese wordt toegepast bij een klein kind, een begeleider (zoals een ouder) van de gebruiker moeilijk om de orthese in te stellen.
Indien derhalve, bijvoorbeeld per ongeluk, de orthese ontsteld raakt of indien de orthese anderszins moet worden ingesteld, bijvoorbeeld doordat 5 het kind is gegroeid, is het noodzakelijk om de hulp in te roepen van gespecialiseerd personeel om de orthese in te stellen. Dit brengt extra kosten mee en mogelijk een tijdvertraging tussen het ontsteld raken van de | orthese en het opnieuw correct ingesteld zijn van de orthese.
Een doel van de uitvinding is om aan bovenstaand probleem 10 tegemoet te komen.
Daartoe wordt volgens de uitvinding een heupabductieorthese j verschaft waarbij de afstand en de abductiehoek dusdanig zijn gekoppeld, dat een eerste ingestelde afstand tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel is gekoppeld met een eerste ingestelde abductiehoek en 15 een van de eerste ingestelde afstand verschillende tweede ingestelde afstand is gekoppeld met een van de eerste ingestelde abductiehoek verschillende tweede ingestelde abductiehoek.
De term "afstand" wordt hier gebruikt om de variabele afstand tussen een dijbeenaangrijpdeel en het romp deel aan te duiden. De term 20 "ingestelde afstand" wordt hier gebruikt om een specifieke, ingestelde waarde van de afstand tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompdeel aan te duiden. Evenzo wordt de term "abductiehoek" hier gebruikt om de variabele abductiehoek van een dijbeenaangrijpdeel aan te duiden, en wordt de term "ingestelde abductiehoek" hier gebruikt om een specifieke, 25 ingestelde waarde van de abductiehoek van dat dijbeenaangrijpdeel aan te duiden.
Aldus wordt indien bij de orthese de afstand tussen het dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel wordt aangepast aan een afmeting van de gebruiker, d.w.z. wordt ingesteld op de eerste ingestelde 30 afstand, de eerste abductiehoek door de orthese automatisch ingesteld op de 3 met de eerste ingestelde afstand gekoppelde eerste ingestelde abductiehoek. Het instellen van de afstand op de eerste ingestelde afstand resulteert derhalve in dat de abductiehoek wordt ingesteld op de eerste ingestelde abductiehoek. Indien bijvoorbeeld de orthese per ongeluk ontsteld raakt, 5 wordt door het afstellen van de afstand op de eerste ingestelde afstand direct de juiste combinatie van de eerste ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde eerste ingestelde abductiehoek verkregen. Indien bijvoorbeeld de gebruiker is gegroeid, wordt door het afstellen van de afstand op de tweede ingestelde afstand direct de juiste combinatie van de tweede ingestelde 10 afstand en de daarmee gekoppelde tweede ingestelde abductiehoek verkregen.
Het is mogelijk dat de heupabductieorthese is ingericht voor het traploos instellen van de afstand tussen het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel binnen een vooraf bepaald 15 bereik van afstanden. Aldus is het mogelijk de ingestelde afstand te verschaffen die goed overeenkomt met een afmeting van de gebruiker,
A
bijvoorbeeld een lengte van het dijbeen van de gebruiker.
Het is eveneens mogelijk dat de heupabductieorthese is ingericht voor het instellen van de afstand tussen het eerste en/of tweede 20 dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel in een veelvoud van stappen. Aldus is het mogelijk de ingestelde afstand te verschaffen die goed overeenkomt met een afmeting van de gebruiker en eenvoudig is in te stellen.
Bij voorkeur zijn de afstand en de abductiehoek dusdanig 25 gekoppeld, dat elke ingestelde afstand is gekoppeld met een daarmee gekoppelde abductiehoek. Aldus wordt door het afstellen van de afstand voor elke ingestelde afstand direct de juiste combinatie van de ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek verkregen.
Aldus kan de heupabductieorthese op eenvoudige wijze worden ingesteld.
« 4
Bij voorkeur resulteert een verandering van de afstand binnen een vooraf bepaald afstandstraject in een vooraf bepaalde verandering van de abductiehoek. Aldus wordt door het veranderen van de afstand tevens dë abductiehoek veranderd en aldus door het instellen van een gewijzigde 5 ingestelde afstand, teven een gewijzigde ingestelde abductiehoek verkregen.
Bij voorkeur resulteert elke verandering van de afstand binnen het vooraf bepaalde afstandstraject resulteert in een vooraf bepaalde verandering van de abductiehoek. Aldus wordt bij elke wijziging van de afstand een wijziging van de abductiehoek verkregen, zodat voor elke 10 afstand een gewenste abductiehoek kan worden voorgeschreven door de heupabductieorthese.
Bij voorkeur is elke ingestelde afstand eenduidig gekoppeld met de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek. Aldus is niet één afstand gekoppeld met meerdere abductiehoeken, of één abductiehoek gekoppeld 15 met meerdere afstanden. Aldus kan indien een gewenste afstand en/of abductiehoek bekend is op eenvoudige wijze de orthese worden ingesteld.
*
Bij voorkeur zijn de afstand en de abductiehoek dusdanig gekoppeld dat indien de ingestelde afstand toeneemt, de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek afneemt. Het is gebleken dat, 20 bijvoorbeeld bij het behandelen van heupdysplasie bij kinderen, het in de praktijk gunstig is om gedurende de behandeling een door de orthese opgelegde abductiehoek gradueel te laten afnemen. Aangezien het kind gedurende de behandeling zal groeien, wordt derhalve doordat indien de ingestelde afstand toeneemt de daarmee gekoppelde ingestelde 25 abductiehoek afneemt, bereikt dat gedurende de behandeling de orthese automatisch correct ingesteld zal zijn wanneer de afstand telkens wordt aangepast aan de afmeting van het kind. Bij voorkeur zijn hierbij de afstand en de abductiehoek dusdanig gekoppeld, dat ten opzichte van het rompaangrijpdeel dat dijbeenaangrijpdeel verplaatsbaar is langs een 30 gekromd pad, zoals een cirkelboog. Bij voorkeur zijn hierbij althans in
V
5 bovenaanzicht, het eerste en het tweede dijbeenaangrijpdeel verplaatsbaar langs een en dezelfde cirkelboog. Aldus wordt een zeer gunstig verloop van de ingestelde abductiehoek met toenemende ingestelde afstand verkregen.
Bij de behandeling van heupdysplasie bij kinderen zijn de 5 dijbeenaangrijpdelen bij voorkeur dusdanig gepositioneerd ten opzichte van het rompaangrijpdeel dat, in gebruik, de bovenbenen zich dwars op de romp uitstrekken, meer bij voorkeur zodanig dat de bovenbenen onder een geringe hoek, van bijvoorbeeld ongeveer 12°, naar beneden (in de richting van het hoofd naar de heup van de gebruiker) wijken gaande van de heup naar de 10 knie.
In een bijzondere variant is een hoogtepositie van ten minste een dijbeenaangrijpdeel in een hoogterichting van de gebruiker instelbaar.
Aldus is het mogelijk om het zich dwars op de romp uitstrekkende bovenbeen enigszins naar boven (in de richting van de heup naar het hoofd 15 van de gebruiker) te laten wijken gaande van de heup naar de knie, of enigszins naar beneden (in de richting van het hoofd naar de heup van de gebruiker) te laten wijken gaande van de heup naar de knie. Hierdoor kan de heupabductieorthese naast voor normale heupdysplasie tevens voor meer specifieke heupafwijkingen worden toegepast.
20 Bij voorkeur zijn de afstand, de abductiehoek en de hoogtepositie dusdanig gekoppeld, dat de eerste ingestelde afstand tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel is gekoppeld met de eerste ingestelde abductiehoek en een eerste ingestelde hoogtepositie en de van de eerste ingestelde afstand verschillende tweede ingestelde afstand is 25 gekoppeld met de van de eerste ingestelde abductiehoek verschillende tweede ingestelde abductiehoek en een eventueel van de eerste ingestelde hoogtepositie verschillende tweede ingestelde hoogtepositie.
De term "hoogtepositie" wordt hier gebruikt om de variabele hoogtepositie van een dijbeenaangrijpdeel aan te duiden. De term 6 "ingestelde hoogtepositie" wordt hier gebruikt om een specifieke, ingestelde , waarde van de hoogtepositie van dat dijbeenaangrijpdeel aan te duiden.
Aldus worden indien bij de orthese de afstand tussen het dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel wordt aangepast aan een 5 afmeting van de gebruiker, d.w.z. wordt ingesteld op de eerste ingestelde afstand, de abductiehoek en de hoogtepositie door de orthese automatisch ingesteld op de met de eerste ingestelde afstand gekoppelde eerste ingestelde abductiehoek en eerste ingestelde hoogtepositie. Indien bijvoorbeeld de orthese per ongeluk ontsteld raakt, wordt door het afstellen 10 van de afstand op de eerste ingestelde afstand direct de juiste combinatie van de eerste ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde eerste ingestelde abductiehoek en eerste ingestelde hoogtepositie verkregen. Indien bijvoorbeeld de gebruiker is gegroeid, wordt door het afstellen van de afstand op de tweede ingestelde afstand direct de juiste combinatie van de 15 tweede ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde tweede ingestelde abductiehoek en tweede ingestelde hoogtepositie verkregen.
Bij voorkeur zijn de afstand, de abductiehoek en de hoogtepositie dusdanig gekoppeld, dat dat dijbeenaangrijpdeel verplaatsbaar is langs een vast vooraf bepaald pad ten opzichte van het rompaangrijpdeel. Aldus wordt 20 door het afstellen van de afstand voor elke ingestelde afstand direct de juiste combinatie van de ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek en ingestelde hoogtepositie verkregen. Aldus kan de heupabductieorthese op eenvoudige wijze worden ingesteld.
Bij voorkeur wijkt het vaste vooraf bepaalde pad in laterale 25 richting neerwaarts weg van een transversaal vlak door de heupkoppen van de gebruiker. Aldus wijkt in gebruik het met dat dijbeenaangrijpdeel geassocieerde bovenbeen in laterale richting neerwaarts weg van het transversale vlak, waardoor dat bovenbeen een gunstige oriëntatie heeft ten opzichte van de heup.
7
Bij voorkeur is het eerste en/of tweede koppeldeel voorzien van een geleiding voor het geleiden van het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel van de eerste ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde eerste ingestelde abductiehoek naar de tweede ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde 5 tweede ingestelde abductiehoek. Aldus kunnen een afstand, abductiehoek en eventueel hoogtepositie van het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel op eenvoudige wijze worden ingesteld.
Bij voorkeur is de heupabductieorthese voorzien van afstands-indicatiemiddelen voor het aangeven van de ingestelde afstand tussen dat 10 dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel. Aldus is het voor de gebruiker zeer eenvoudig om de gewenste afstand in te stellen en is het niet nodig om de ingestelde afstand op te meten.
Bij voorkeur geven de afstands-indicatiemiddelen een met de ingestelde afstand corresponderende afstand tussen de twee knieholten van 15 de gebruiker aan. Aldus is het mogelijk om de afstand tussen de twee knieholten van de gebruiker op te meten en vervolgens de * heupabductieorthese op eenvoudige wijze correct in te stellen, dat wil zeggen de afstand, de abductiehoek en eventueel de hoogtepositie correct in te stellen.
20 Bij voorkeur is ten minste een dijbeenaangrijpdeel conisch van vorm wanneer het is aangebracht aan een dijbeen van de gebruiker. Aldus wordt een comfortabel dijbeenaangrijpdeel verschaft dat correspondeert met de natuurlijke vorm van het dijbeen en dat het dijbeenaangrijpdeel goed gepositioneerd kan houden.
25 Bij voorkeur omvat ten minste een dijbeenaangrijpdeel een bistabiel element voor het in een eerste stabiele toestand geopend houden van dat dijbeenaangrijpdeel voor het daarin kunnen plaatsen van een dijbeen en het in een tweede stabiele toestand in hoofdzaak gesloten houden van dat dijbeenaangrijpdeel voor het althans ten dele omsluiten van een 30 dijbeen. Dit biedt het voordeel dat het dijbeenaangrijpdeel bijzonder 8 eenvoudig kan worden aangebracht aan het dijbeen. Het is immers mogelijk om het dijbeenaangrijpdeel in de eerste stabiele toestand geopend te houden en vervolgens het dijbeen in het geopende dijbeenaangrijpdeel te plaatsen. Hierbij zal het dijbeenaangrijpdeel niet dichtvallen voordat het dijbeen in 5 het dijbeenaangrijpdeel is geplaatst, zodat het plaatsen van de dijbeen niet wordt belemmerd. Vervolgens is het mogelijk om het dijbeenaangrijpdeel in de tweede stabiele toestand in hoofdzaak gesloten te houden en het dijbeenaangrijpdeel rond het dijbeen te sluiten, bijvoorbeeld met behulp van een klik-sluiting.
10 Bij voorkeur is een omtreksafmeting van een dijbeenaangrijpdeel instelbaar. Aldus is het mogelijk om het dijbeenaangrijpdeel aan te passen aan een afmeting van de gebruiker.
Bij voorkeur is het dijbeenaangrijpdeel voorzien van omtreks-indicatiemiddelen voor het aangeven van de ingestelde omtreksafmeting.
15 Aldus is het voor de gebruiker zeer eenvoudig om de gewenste omtreksafmeting in te stellen en is het niet nodig om de ingestelde omtreksafmeting op te meten.
Bij voorkeur omvat ten minste een dijbeenaangrijpdeel en/of het rompaangrijpdeel een in hoofdzaak rigide vormdeel, bijvoorbeeld 20 vervaardigd van kunststof. Dit biedt het voordeel dat een stevig dijbeenaangrijpdeel en/of rompaangrijpdeel wordt verschaft voor het stevig kunnen bevestigen van het dijbeenaangrijpdeel en/of rompaangrijpdeel aan de gebruiker.
Bij voorkeur is ten minste een dijbeenaangrijpdeel en/of het 25 rompaangrijpdeel voorzien van een, in gebruik, naar de gebruiker toe gekeerd kussen van een flexibel en/of elastisch materiaal, zoals kunststof. Aldus wordt een veerkrachtig en/of zacht contactvlak gecreëerd waartegen de gebruiker aanligt, hetgeen het draagcomfort vergroot.
Bij voorkeur is het dijbeenaangrijpdeel en/of het rompaangrijpdeel 30 vervaardigd middels multi-component spuitgieten voor het gelijktijdig 9 vormen van het kussen en het vormdeel. Aldus is het immers mogelijk om een vormdeel uit stevige kunststof en een kussen uit veerkrachtige kunststof gelijktijdig te spuitgieten, hetgeen een goedkope vervaardiging van het dijbeenaangrijpdeel en/of rompaangrijpdeel toestaat.
5 Bij voorkeur is de orthese in hoofdzaak geheel vervaardigd van kunststof. Aldus wordt een orthese verschaft die eenvoudig en goedkoop kan worden vervaardigd. Deze orthese kan eveneens eenvoudig worden gereinigd, bijvoorbeeld met water.
10 In het hiernavolgende wordt de uitvinding, bij wijze van voorbeeld, nader toe gelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont
Fig. la een schematisch vooraanzicht van een heupabductieorthese volgens de uitvinding;
Fig. lb een onderaanzicht van de heupabductieorthese getoond in 15 Fig. la;
Fig. lc een achteraanzicht van de heupabductieorthese getoond in Figg. la en lb;
Fig. 2 een vooraanzicht van de heupabductieorthese getoond in Figg. la-lc aangebracht aan een gebruiker; 20 Fig. 3a een zijaanzicht van een detail van een dijbeenaangrijpdeel in een eerste stabiele toestand; en
Fig. 3b een zijaanzicht van het detail van het dijbeenaangrijpdeel getoond in Fig. 3a in een tweede stabiele toestand.
In de tekening zijn overeenkomende delen voorzien van 25 overeenkomende verwijzingscijfers.
Figg. la, lb en lc tonen een voorbeeld van een eerste uitvoeringsvorm van een heupabductieorthese 1 volgens de uitvinding. Fig. la toont een vooraanzicht, Fig. lb een onderaanzicht en Fig. lc een 30 achteraanzicht van de heupabductieorthese 1. De heupabductieorthese 1 is 10 in Figg. la-lc voorzien van een rompaangrijpdeel 2, een eerste en een tweede dijbeenaangrijpdeel 4,6 en een eerste en een tweede koppeldeel 8,10.
Het eerste koppeldeel 8 verbindt het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 met het rompaangrijpdeel 2. Het tweede koppeldeel 10 verbindt het tweede 5 dijbeenaangrijpdeel 6 met het rompaangrijpdeel 2.
In dit voorbeeld is het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 roteerbaar verbonden met het eerste koppeldeel 8 rond een (virtuele) draai-as die zich in dit voorbeeld dwars op het koppeldeel 8 uitstrekt, in Fig. lb in hoofdzaak in het vlak van de tekening, en door het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 heen.
10 In dit voorbeeld is het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 roteerbaar verbonden met het tweede koppeldeel 10 rond een (virtuele) draai-as die zich in dit voorbeeld dwars op het koppeldeel 10 uitstrekt, in Fig. lb in hoofdzaak in het vlak van de tekening, en door het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 heen. De rotatievrijheid van de dijbeenaangrijpdelen biedt het voordeel dat de 15 bovenbenen enige bewegingsvrijheid hebben, hetgeen zorgt voor een betere doorbloeding van de heupkoppen, en daarmee een sneller genezingsproces.
Bovendien biedt de rotatievrijheid de mogelijkheid dat de gebruiker, bijvoorbeeld een baby, kan kruipen en dergelijke, zodat het normale ontwikkelingsproces van de gebruiker niet, althans nauwelijks, wordt 20 beperkt.
In een bijzondere variant is de heupabductieorthese 1 voorzien van middelen voor het blokkeren van de rotatievrijheid van de dijbeenaangrijpdelen (niet getoond). Dit biedt de mogelijkheid om de heupabductieorthese toe te passen bij de behandeling van zeer specifieke 25 aandoeningen zoals zeer specifieke luxaties.
Fig. lb toont een onderaanzicht van de heupabductieorthese 1 getoond in Figg. la en lc. In Fig. lb is te zien dat de koppeldelen 8,10 zijn uitgevoerd als eerste en tweede geleiding 40,42. De eerste geleiding 40 i omvat een huls 44 en een arm 46. De arm 46 is in dit voorbeeld ! 30 verschuifbaar opgenomen in de huls 44 voor het instellen van een afstand 11 tussen het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 en het rompaangrijpdeel 2. In Fig. lb is het eerste dijbeenaangrijpdeel zowel in een eerste als in een tweede positie ten opzichte van het rompdeel 2 weergegeven. Op de eerste positie bevindt het eerste dijbeenaangrijpdeel 4' zich op een eerste afstand di van 5 het rompdeel 2. Op de tweede positie bevindt het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 zich op een tweede afstand d2 van het rompdeel 2.De afstand tussen het eerste dijbeenaangrijpdeel en het rompdeel is instelbaar, in dit voorbeeld binnen een vooraf bepaald afstandstraject. Het afstandstraject heeft bij voorkeur een lengte van meer dan 2 cm, meer bij voorkeur meer dan 10 cm. 10 Het afstandstraject heeft bij voorkeur een lengte heeft van minder dan 30 i i cm, meer bij voorkeur minder dan 20 cm.
In de eerste positie is in Fig. lb het eerste dijbeenaangrijpdeel aangeduid met verwijzingscijfer 4' en weergegeven met onderbroken lijnen. In de tweede positie is in Fig. lb het eerste dijbeenaangrijpdeel aangeduid 15 met verwijzingscijfer 4 en weergegeven met getrokken lijnen. In gebruik zal in het algemeen het dijbeenaangrijpdeel 4' in de eerste positie worden a toegepast bij een kleinere gebruiker dan wanneer het dijbeenaangrijpdeel 4 in de tweede positie is geplaatst. Aldus zal in het algemeen, zoals getoond in Fig. lb, het eerste dijbeenaangrijpdeel zijn ingesteld om aan te grijpen op 20 een dunner dijbeen wanneer de afstand tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel kleiner is (waarbij natuurlijk variaties mogelijk zijn afhankelijk van bijvoorbeeld een lichaamsbouw van de gebruiker).
!
Het eerste koppeldeel 8 is voorts voorzien van borgmiddelen 48 voor het fixeren van de ingestelde afstand. De borgmiddelen zijn in dit 25 voorbeeld uitgevoerd als een snelspanner, maar andere borgmiddelen zoals bijvoorbeeld een pen-gat verbinding of een vertanding zijn eveneens mogelijk. Het koppeldeel 8 van de heupabductieorthese 1 kan zijn ingericht voor het traploos instellen van de afstand binnen een vooraf bepaald bereik van afstanden. Het koppeldeel 8 van de heupabductieorthese 1 kan tevens 30 zijn ingericht voor het instellen van de afstand in een veelvoud van stappen.
12
Hierbij is een stap van het veelvoud van stappen bij voorkeur kleiner dan 2,6 cm, meer bij voorkeur kleiner dan 1,5 cm. Een stap van het veelvoud van stappen is bij voorkeur groter dan 0,2 cm, meer bij voorkeur groter dan 0,7 cm. Meest bij voorkeur is een stap van het veelvoud van stappen in 5 hoofdzaak gelijk aan 1 cm. De tweede geleiding 42 van het tweede koppeldeel 10 is in dit voorbeeld op overeenkomstige wijze voorzien van een huls 50, een arm 52 en borgmiddelen 54.
Dat de afstand tussen een dijbeenaangrijpdeel en het rompdeel instelbaar is biedt tevens het voordeel dat de heupabductieorthese kan 10 "meegroeien" met de gebruiker, zodat gedurende de gehele behandelingsduur dezelfde orthese kan worden gebruikt, en niet zodra de gebruiker enigszins is gegroeid een andere orthese moet worden aangeschaft.
Een abductiehoek van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 is hierin 15 gedefinieerd als de scherpe hoek die is ingesloten tussen enerzijds een lijn Li die zich in gebruik in de lengterichting van het met het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 geassocieerde eerste dijbeen 14 en door een vlak van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 dat in gebruik aanligt tegen het eerste dijbeen 14 uitstrekt en anderzijds het sagitale vlak Ps van de ! 20 heupabductieorthese 1 dat in gebruik samenvalt met het sagitale vlak van de gebruiker 12. Evenzo is een abductiehoek van het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 hierin gedefinieerd als de scherpe hoek die is ingesloten tussen enerzijds een lijn die zich in gebruik in de lengterichting van het met het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 geassocieerde tweede dijbeen 25 16 en door een vlak van het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 dat in gebruik aanligt tegen het tweede dijbeen 14 uitstrekt en anderzijds het sagitale vlak Ps.
In Fig. lb is te zien dat de geleidingen 40,42 dusdanig zijn ingericht dat de dijbeenaangrijpdelen 4,6 verplaatsbaar zijn langs een vast 30 vooraf bepaald pad ten opzichte van het rompaangrijpdeel 2, in dit voorbeeld 13 langs een gekromd pad, meer specifiek langs een cirkelboog S. Aldus resulteert een verandering van de afstand tussen het dijbeenaangrijpdeel en het rompdeel binnen een vooraf bepaald afstandstraject een vooraf bepaalde verandering van de abductiehoek van het dijbeenaangrijpdeel. In dit 5 voorbeeld resulteert elke verandering van de afstand binnen het vooraf bepaalde afstandstraject in een vooraf bepaalde verandering van de abductiehoek.
Een radius van de cirkelboog S is bij voorkeur kleiner dan 500 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 350 mm. De radius van de cirkelboog is bij 10 voorkeur groter is dan 100 mm, meer bij voorkeur groter dan 200 mm.
Meest bij voorkeur is de radius in hoofdzaak 250 mm. Aldus wordt aan elke afstand een abductiehoek toegevoegd die bijzonder geschikt is voor het behandelen van heup dysplasie en/of (sub)luxatie bij kinderen. In Fig. lb is bovendien te zien dat in dit voorbeeld het eerste en het tweede 15 dijbeenaangrijpdeel 4,6, althans in boven- of onderaanzicht, verplaatsbaar zijn langs in hoofdzaak één en dezelfde cirkelboog.
o
Aangezien in dit voorbeeld de geleidingen 40,42 dusdanig zijn ingericht dat de dijbeenaangrijpdelen 4,6 langs de cirkelboog S
| verplaatsbaar zijn ten opzichte van het rompaangrijpdeel 2, ligt in het in 20 Fig. lb getoonde onderaanzicht een abductiehoek α van het dijbeenaangrijpdeel 4 vast voor een gegeven afstand d van het dijbeenaangrijpdeel 4 tot een vast punt, bijvoorbeeld het centrum C, van het rompaangrijpdeel 2. Evenzo ligt in het in Fig. lb getoonde onderaanzicht een abductiehoek α van het dijbeenaangrijpdeel 6 vast voor een gegeven 25 afstand d van het dijbeenaangrijpdeel 6 tot een vast punt, bijvoorbeeld het centrum C, van het rompaangrijpdeel 2.
De heupabductieorthese 1 in Figg. la, lb en lc is derhalve dusdanig ingericht dat de afstand d en de abductiehoek α dusdanig zijn gekoppeld, dat elke ingestelde afstand is gekoppeld met een daarmee 14 gekoppelde ingestelde abductiehoek. Meer specifiek geldt in dit voorbeeld dat elke ingestelde afstand eenduidig is gekoppeld met de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek. In het voorbeeld neemt, indien de ingestelde afstand toeneemt, de daarmee gekoppelde ingestelde 5 abductiehoek af. In dit voorbeeld zijn de afstand d en de abductiehoek cc dusdanig gekoppeld, dat het eerste en tweede dijbeenaangrijpdeel 4,6 verplaatsbaar zijn langs de cirkelboog S.
Aangezien de afstand d en de abductiehoek α zijn gekoppeld, is het niet nodig om de afstand d en de abductiehoek α separaat in te stellen.
10 Meer algemeen geldt volgens de uitvinding dat de afstand d en de abductiehoek α dusdanig zijn gekoppeld, dat een eerste ingestelde afstand di tussen ten minste een dijbeenaangrijpdeel 4,6 en het rompaangrijpdeel 2 is gekoppeld met een eerste ingestelde abductiehoek ai en dat een van de eerste ingestelde afstand di verschillende tweede ingestelde afstand d2 is 15 gekoppeld met een van de eerste ingestelde abductiehoek ai verschillende tweede ingestelde abductiehoek a2. Aldus wordt, indien door de gebruiker de afstand d wordt ingesteld op de eerste ingestelde afstand di, door de heupabductieorthese zelf de abductiehoek α ingesteld op de eerste ingestelde abductiehoek ai. Voorts wordt, indien door de gebruiker de 20 afstand d wordt ingesteld op de tweede ingestelde afstand d2, door de heupabductieorthese zelf de abductiehoek α ingesteld op de tweede ingestelde abductiehoek a2. Het instellen van de afstand d op de eerste ingestelde afstand di, resulteert derhalve in het instellen van de abductiehoek α op de eerste ingestelde abductiehoek ai. Voorts resulteert 25 het instellen van de afstand d op de tweede ingestelde afstand d2, in het instellen van de abductiehoek α op de tweede ingestelde abductiehoek a2.
Het is mogelijk dat ten minste een van de koppeldelen 8 en/of 10 van de heupabductieorthese 1, bijvoorbeeld de arm 46 en/of 52, is voorzien van een nastelelement (niet getoond), voor het, enigszins nastellen van een 15 positie van het dijbeenaangrijpdeel 4 en/of 6 nabij de door de ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek bepaalde positie van het dijbeenaangrijpdeel 4,6. De arm 46 en/of 52, kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een buigelement, voor het, instellen van een buighoek tussen, 5 althans een deel van, het betreffende koppeldeel 8 en/of 10, respectievelijk, en het rompaangrijpdeel 2. Het is in dat geval mogelijk om met behulp van een dergelijk buigelement de positie van respectievelijk het dijbeenaangrijpdeel 4 en/of 6 enigszins aan te passen aan de situatie, bijvoorbeeld aan het lichaam van de gebruiker en/of een medische indicatie. 10 Aldus kan een frjnafs telling van de positie van het dijbeenaangrijpdeel 4 en/of 6 worden verschaft. Bij voorkeur is het buigelement ingericht om te worden verbogen, zodanig dat het buigelement na het buigen in de verbogen toestand blijft. Als alternatief is het buigelement ingericht voor het aanpassen van de positie van het dijbeenaangrijpdeel 4 en/of 6 in een 15 veelvoud van discrete stappen.
In Fig. lc is te zien dat de geleidingen 40,42 in laterale richting neerwaarts wegwijken van een transversaal vlak P dat zich in gebruik in hoofdzaak door de heupkoppen van de gebruiker 12 uitstrekt. Een tussen het transversale vlak P en de geleiding 40 ingesloten hoek βι is bij voorkeur 20 kleiner dan 20°, meer bij voorkeur kleiner dan 15°. De hoek βι is bij voorkeur groter dan 2°, meer bij voorkeur groter dan 7°. Meest bij voorkeur is de ingesloten hoek βι in hoofdzaak 12°. Het bovenstaande geldt op overeenkomstige wijze voor een tussen het transversale vlak P en de geleiding 42 ingesloten hoek β2· Aldus wordt in dit voorbeeld voor beide 25 heupgewrichten een vooraf bepaalde flexiehoek voorgeschreven. De flexie en abductie voor beide heupgewrichten bepalen tezamen in gebruik een spreidstand van de dijbenen 14,16.
In een voorbeeldsuitvoeringsvorm wordt voor beide dijbeenaangrijpdelen 4,6 de abductiehoek vastgelegd doordat het eerste en 16 het tweede dijbeenaangrijpdeel 4,6, althans in boven- of onderaanzicht, verplaatsbaar zijn langs in hoofdzaak één en dezelfde cirkelboog, met bij voorkeur een radius van in hoofdzaak 250 mm en wordt voor beide dijbeenaangrijpdelen 4,6 de flexiehoek vastgelegd doordat de tussen het 5 transversale vlak P en de geleiding 40 ingesloten hoek in hoofdzaak 12° is. Met de genoemde voorbeeldsuitvoeringsvorm wordt voor beide dijbenen 14,16 een bijzonder gunstige spreidstand verkregen voor het behandelen van heupdysplasie.
Het zal duidelijk zijn dat, in het voorbeeld, wanneer de afstand 10 tussen het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel 4,6 en het rompaangrijpdeel 2 toeneemt, een hoogtepositie van respectievelijk het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel, in een richting van de heup naar het hoofd van de gebruiker, afneemt. In het voorbeeld geldt derhalve dat de afstand d, de abductiehoek cc en de hoogtepositie zijn gekoppeld. De afstand 15 d, de abductiehoek α en de hoogtepositie zijn dusdanig zijn gekoppeld, dat het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel 4,6 verplaatsbaar is langs een * vast vooraf bepaald pad ten opzichte van het rompaangrijpdeel 2. Het vaste vooraf bepaalde pad wijkt in het voorbeeld in laterale richting neerwaarts weg van het transversale vlak P.
20 Meer algemeen geldt dat de afstand d, de abductiehoek α en de hoogtepositie van het eerste en/of het tweede dijbeenaangrijpdeel 4,6 dusdanig zijn gekoppeld, dat de eerste ingestelde afstand di tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel is gekoppeld met de eerste ingestelde abductiehoek ai en een eerste ingestelde hoogtepositie en de van 25 de eerste ingestelde afstand di verschillende tweede ingestelde afstand A2 is gekoppeld met de van de eerste ingestelde abductiehoek ai verschillende tweede ingestelde abductiehoek a2 en een eventueel van de eerste ingestelde hoogtepositie verschillende tweede ingestelde hoogtepositie.
17
Het zal duidelijk zijn dat het mogelijk is dat de hoek βι en/of β2 instelbaar is uitgevoerd. Aldus is de flexiehoek van een of beide heupgewrichten instelbaar uitgevoerd. Het is eveneens mogelijk dat de hoogtepositie van het dijbeenaangrijpdeel 4,6 op andere wijze instelbaar is 5 uitgevoerd. Door de instelbare hoogtepositie kan de heupabductieorthese naast voor normale heupdysplasie tevens voor meer specifieke heupafwijkingen worden toegepast.
Fig. 2 toont een vooraanzicht van het voorbeeld van de heupabductieorthese getoond in Figg. la-lc aangebracht aan een gebruiker 10 12, in dit voorbeeld een klein kind. Hierbij zijn delen van de heupabductieorthese 1, die zich in het vooraanzicht van Fig. 2 achter de gebruiker bevinden, met onderbroken lijnen weergegeven. Het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 grijpt aan op een eerste dijbeen 14 van de gebruiker 12. Het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 grijpt aan op een tweede dijbeen 16 15 van de gebruiker 12. In het voorbeeld van Fig. 2 is het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 verbonden met het eerste dijbeen 14. In het voorbeeld van Fig. 2 is het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 niet verbonden met het tweede dijbeen 16. Bij normaal gebruik zal het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 met het tweede dijbeen 16 zijn verbonden, zoals getoond met betrekking tot 20 het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 in Fig. 2. Het rompaangrijpdeel 2 grijpt aan op een romp 18 van de gebruiker.
De heupabductieorthese 1 wordt bijvoorbeeld toegepast bij het behandelen van heupdysplasie of voor het stabiliseren van een heup na luxatie of subluxatie, bijvoorbeeld bij kleine kinderen, zoals baby's of 25 peuters. Het eerste en het tweede koppeldeel 8 en 10 zijn ingericht voor het in hoofdzaak fixeren van, respectievelijk, een positie van ten minste een eerste fixatiepunt van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 en een positie van ten minste een tweede fixatiepunt van het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 op, respectievelijk, een eerste en tweede positie ten opzichte van het 30 rompaangrijpdeel. Wanneer de orthese 1 wordt gedragen door een gebruiker i 18 12, houdt dit in dat een stand van de dijbenen 14,16 ten opzichte van de romp 18 wordt gefixeerd. Hierdoor worden de heupgewrichten gestabiliseerd.
In het voorbeeld van Fig. 2 is het rompaangrijpdeel 2 5 gepositioneerd aan de rugzijde 20 van de romp 18 van de gebruiker 12. In dit voorbeeld is de orthese 1 dusdanig ingericht dat het rompaangrijpdeel 2 kan worden bevestigd aan de rugzijde 20 van de romp 18 van de gebruiker 12. Hierbij strekt het rompaangrijpdeel 2 zich in hoofdzaak uit in een hoogterichting H die zich in hoofdzaak parallel aan een ruggengraat van de 10 gebruiker 12 uitstrekt, en strekt het rompaangrijpdeel 2 zich tevens in hoofdzaak uit in een breedterichting W, welke breedterichting W zich, in gebruik, in hoofdzaak uitstrekt in een laterale richting ten opzichte, van de gebruiker 12 dwars op de hoogterichting H. Aangezien het rompaangrijpdeel 2 in dit voorbeeld een voorzijde van de romp 18 in hoofdzaak vrijlaat, wordt 15 de gebruiker 12 niet, althans minder, gehinderd bij het uitvoeren van taken die aan de voorzijde van de romp 18 plaats vinden, zoals bijvoorbeeld spelen $ bij kinderen. De heupabductieorthese 1 is voorzien van een band 22 voor het bevestigen van het rompaangrijpdeel 2 aan de romp 18. De band 22 kan daartoe bijvoorbeeld zijn voorzien van een op zich bekende sluiting 23 zoals 20 klittenband, een gesp of een klikverbinding.
Het rompaangrijpdeel 2 is in dit voorbeeld voorzien van een in hoofdzaak rigide rugsteun 24. De in hoofdzaak rigide rugsteun 24 is hierbij voldoende rigide om de orthese 1 voldoende stevig met de romp 18 te kunnen verbinden om de stand van het dijbeen 14,16 ten opzichte van de 25 romp 18 te kunnen fixeren. De rugsteun is in dit voorbeeld tevens voldoende soepel om een vorm van de rug, bijvoorbeeld een kromming van de
J
wervelkolom, van de gebruiker te volgen. In dit voorbeeld zijn het eerste en het tweede koppeldeel 8,10 direct verbonden met de in hoofdzaak rigide rugsteun 24 om de orthese 1 voldoende stevig met de romp 18 te kunnen 30 verbinden om de stand van het dijbeen 14,16 ten opzichte van de romp 18 te 19 kunnen fixeren. Om het draagcomfort te vergroten is in dit voorbeeld het rompaangrijpdeel 2 voorts voorzien van een rugkussen 26 dat, althans enigszins, flexibel en/of elastisch is uitgevoerd en aan de, in gebruik, naar de romp 18 toegekeerde zijde van het rompaangrijpdeel 2 is voorzien. Hierbij 5 kan het rugkussen 26 zich uitstrekken buiten een omtrek van de rugsteun 24, en/of kunnen randen van de rugsteun dusdanig zijn vormgegeven, bijvoorbeeld afgerond, zodat de randen van de rugsteun 24 niet, althans minder, onaangenaam tegen de rugzijde van de romp 18 van de gebruiker i 12 drukken.
10 In Figg. la, lb, lc en 2 zijn de dijbeenaangrijpdelen 4 en 6 elk voorzien van een in hoofdzaak rigide manchet 28 of 30, respectievelijk. In gebruik omsluiten de manchetten 28 en 30 respectievelijk het eerste en het tweede dijbeen 14,16. In Fig. lb is te zien dat de manchetten 28,30 van de dijbeenaangrijpdelen 4,6 een conische vorm hebben, zodat deze een vorm 15 van de dijbenen 14,16 van de gebruiker 12 volgen. Hierdoor is het mogelijk de dijbeenaangrijpdelen 4,6 voldoende stevig met de dijbenen 14,16 te ê kunnen verbinden om de stand van de dijbenen 14,16 ten opzichte van de romp 18 te kunnen fixeren. In dit voorbeeld zijn de dijbeenaangrijpdelen 4,6 elk voorzien van een dijbeenkussen 32,34 dat, althans enigszins, flexibel 20 en/of elastisch is uitgevoerd en aan de, in gebruik, naar het dijbeen 14,16 toegekeerde zijde van het dijbeenaangrijpdeel 4,6 is voorzien. Dat wil zeggen dat het dijbeenkussen 32 in gebruik is opgenomen tussen de manchet 28 en het dijbeen 14 en dat het dijbeenkussen 34 in gebruik is opgenomen tussen de manchet 30 en het dijbeen 16.
25 Aldus vormen de rugsteun 24 van het rompaangrijpdeel 2 en de manchetten 28,30 van de dijbeenaangrijpdelen 4,6 in hoofdzaak rigide vormdelen die bijvoorbeeld vervaardigd kunnen worden van een in hoofdzaak rigide kunststof. Het rugkussen 26 en de dijbeenkussens 32,34 kunnen worden vervaardigd van een flexibele en/of elastische kunststof. Het 30 zal duidelijk zijn dat de eigenschappen van de kunststof waarvan de ! 20 i vormdelen kunnen worden vervaardigd verschillen van de eigenschappen van de kunststof waarvan de kussens kunnen worden vervaardigd.
Het is mogelijk dat het rompaangrijpdeel, omvattende de kunststof rugsteun 24 en het kunststof rugkussen 26, en/of het dijbeenaangrijpdeel 4 5 en/of 6, omvattende respectievelijk de kunststof manchet 26 en/of 28 en het kunststof dijbeenkussen 32 en/of 34, worden vervaardigd middels multi-component spuitgieten, bijvoorbeeld twee-componenten spuitgieten (ook bekend als 2K spuitgieten). Aldus worden het kussen en het vormdeel gelijktijdig gevormd, hetgeen een goedkope vervaardiging van het 10 dijbeenaangrijpdeel en/of rompaangrijpdeel toestaat.
Naast de hierboven genoemde dijbeenaangrijpdelen en rompaangrijpdeel kunnen tevens de koppeldelen, bijvoorbeeld de arm en huls, zoals getoond in Fig. lc, worden vervaardigd van kunststof.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is de heupabductieorthese in 15 hoofdzaak geheel vervaardigd van kunststof. Bij voorkeur is de heupabductieorthese geheel vervaardigd van kunststof. Aldus wordt een orthese verschaft die eenvoudig en goedkoop kan worden vervaardigd. Deze orthese kan bovendien eenvoudig en grondig worden gereinigd, bijvoorbeeld met water en eventueel een reinigingsmiddel, zoals bijvoorbeeld standaard 20 afwasmiddel, of zelfs in een standaard vaatwasmachine. Het eenvoudig en grondig kunnen reinigen van de heupabductieorthese is bijzonder gunstig indien de orthese wordt gebruikt door een klein kind. Het is immers mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, dat de orthese in dat geval vies wordt van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, urine en/of uitwerpselen, hetgeen grondig 25 reinigen van de orthese noodzakelijk maakt om de algemene gezondheid van het kind niet in gevaar te brengen.
Het zal duidelijk zijn dat het toepassen van multi-component spuitgieten voor het verkrijgen van gecombineerde vormdelen en kussens ook kan worden toegepast voor onderdelen die in contact staan met het 21 lichaam van een gebruiker bij andere heupabductieorthesen en andere orthesen.
Het zal tevens duidelijk zijn dat het ook mogelijk is andere heupabductieorthesen en andere orthesen geheel van kunststof te 5 vervaardigen, bijvoorbeeld indien het nodig is om die orthesen eenvoudig en grondig te kunnen reinigen.
De tot dusver beschreven heupabductieorthese 1 kan als volgt worden ingesteld om te corresponderen met afmetingen van de gebruiker ! 12.
10 Het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 wordt op een gewenste afstand van het rompaangrijpdeel 2 geplaatst en/of onder een gewenste abductiehoek. In het voorbeeld van de heupabductieorthese 1 getoond in Figg. la, lb, lc en 2 worden de borgmiddelen 48 van het eerste koppeldeel 8 ontgrendeld en wordt het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 op de gewenste 15 afstand van het rompaangrijpdeel 2 geplaatst. In dit voorbeeld kan daarbij de arm 46 in de huls worden verschoven.
Zoals getoond in Fig. lc kan de heupabductieorthese 1 zijn voorzien van eerste afstandsindicatiemiddelen 56 voor het weergeven van een indicatie van de ingestelde afstand tussen het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 20 en het rompaangrijpdeel 2, bijvoorbeeld de ingestelde afstand, bijvoorbeeld in centimeters. In Fig. lc zijn de afstandsindicatiemiddelen 56 uitgevoerd als een schaalverdeling die is aangebracht op de arm 46 van het eerste koppeldeel 8.
i
Tevens wordt het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 op een gewenste j 25 afstand van het rompaangrijpdeel 2 geplaatst en/of onder een gewenste abductiehoek voor het tweede dijbeen 16. Dit gebeurt op soortgelijke wijze als hierboven beschreven met betrekking tot het eerste dijbeenaangrijpdeel 4. De heupabductieorthese kan voorts zijn voorzien van tweede afstandsindicatiemiddelen 58 voor het weergeven van een indicatie van de 30 ingestelde afstand tussen het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 en het 22 rompaangrijpdeel 2, bijvoorbeeld de ingestelde afstand, bijvoorbeeld in centimeters.
In een bijzondere uitvoeringsvorm kan een afstand worden bepaald, bijvoorbeeld gemeten met een meetlint, tussen een eerste knieholte 5 van het eerste dijbeen 14 en een tweede knieholte van het tweede dijbeen 16 indien de beide dijbenen 14,16 de juiste abductie vertonen, en bij voorkeur in de juiste spreidstand staan of worden gehouden. Hierbij geldt bijvoorbeeld voor elk been dat de heupkop centraal in de kom van de heup wordt geplaatst. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van Röntgen 10 opnamen en/of de ervaring van een deskundige, bijvoorbeeld een arts. Het eerste en tweede dijbeenaangrijpdeel 4,6 kunnen vervolgens op een dusdanige afstand van het rompaangrijpdeel 2 worden geplaatst, dat in gebruik het eerste en het tweede dijbeen 14,16 de gewenste abductie vertonen, bijvoorbeeld zodanig dat in gebruik een afstand tussen de eerste 15 en de tweede knieholte correspondeert met de bepaalde afstand tussen de eerste en de tweede knieholte. De heupabductieorthese kan daarbij zijn p voorzien van afstandsindicatiemiddelen, bijvoorbeeld de schaalverdelingen 56,58, die de met een ingestelde afstand tussen een dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel corresponderende bepaalde of gemeten afstand tussen 20 de knieholten weergeven.
Een eerste omtreksafmeting van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 wordt aangepast aan een omtreksafmeting van het eerste dijbeen 14. Daartoe is het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 voorzien van eerste omtreksinstelmiddelen 60. De omtreksinstelmiddelen 60 kunnen zijn 25 ingericht voor het traploos instellen van de omtreksafmeting binnen een vooraf bepaald bereik van omtreksafmetingen. De omtreksinstelmiddelen 60 kunnen tevens zijn ingericht voor het instellen van de omtreksafmeting in een veelvoud van stappen. Hierbij is een stap van het veelvoud van stappen bij voorkeur kleiner dan 2,6 cm, meer bij voorkeur kleiner dan 1,5 cm. Een 30 stap van het veelvoud van stappen is bij voorkeur groter dan 0,2 cm, meer 23 bij voorkeur groter dan 0,7 cm. Meest bij voorkeur is een stap van het veelvoud van stappen in hoofdzaak gelijk aan 1 cm. In Fig. lb omvatten de omtreksinstelmiddelen 60 een strip 62 voorzien van een veelvoud van op afstand geplaatste uitsparingen 64 en een ingrijper 66 voor het ingrijpen op 5 één van de uitsparingen 64. Het zal duidelijk zijn dat in dit voorbeeld het eerste dijbeenaangrijpdeel is voorzien van een met de strip 62 verbonden eerste subdeel 63 en een met de ingrijper 66 verbonden tweede subdeel 65.
De omtreksafmeting van het eerste dijbeen 14 wordt bepaald, bijvoorbeeld gemeten met een meetlint. Vervolgens wordt de 10 omtreksafmeting van het eerste dijbeenaangrijpdeel met behulp van de i omtreksinstelmiddelen 60 zodanig ingesteld dat deze correspondeert met de omtreksafmeting van het eerste dijbeen 14.
In een alternatieve uitvoeringsvorm zijn de omtreksinstelmiddelen 60 dusdanig ingericht dat deze zichzelf vergrendelen in of nabij de 15 ingestelde omtreksafmeting. Daartoe kunnen de omtreksinstelmiddelen bijvoorbeeld zijn voorzien van een vertanding. Dergelijke * omtreksinstelmiddelen zijn op zich bekend en worden bijvoorbeeld toegepast in ski-schoenen.
Zoals getoond in Fig. lb kan de heupabductieorthese 1 zijn voorzien 20 van eerste omtreksindicatiemiddelen 72 voor het weergeven van een indicatie van de ingestelde omtreksafmeting van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4, bijvoorbeeld de ingestelde omtreksafmeting, bijvoorbeeld in centimeters. Fig. lb zijn de omtreksindicatiemiddelen 72 uitgevoerd als een schaalverdeling die is aangebracht op het eerste subdeel 25 68 van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4.
Tevens wordt een tweede omtreksafmeting van het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 wordt aangepast aan een omtreksafmeting van het tweede dijbeen 16. Dit gebeurt op soortgelijke wijze als hierboven beschreven met betrekking tot het eerste dijbeenaangrijpdeel 4. De 30 heupabductieorthese kan voorts zijn voorzien van tweede 24 omtreksindicatiemiddelen 74 voor het weergeven van een indicatie van de ingestelde omtreksafmeting van het tweede dijbeenaangrijpdeel 6, bijvoorbeeld de ingestelde omtreksafmeting, bijvoorbeeld in centimeters:
De dijbeenaangrijpdelen 4,6 zijn in de voorbeelden van Figg. la, lb, 5 lc en 2 voorts elk voorzien van een bistabiel element 36. Het bistabiele element 36 heeft twee stabiele toestanden. In een eerste stabiele toestand houdt het bistabiele element 36 het dijbeenaangrijpdeel 4,6 geopend, zodat een dijbeen in het dijbeenaangrijpdeel kan worden geplaatst, zonder dat daarbij het dijbeenaangrijpdeel dicht valt of anderszins de toegang voor het 10 dijbeen belemmert. In een tweede stabiele toestand houdt het bistabiele element 36 het dijbeenaangrijpdeel 4,6 in hoofdzaak gesloten, zodat het dijbeen 14,16 althans ten dele is omsloten door het dijbeenaangrijpdeel 4,6.
Figg. 3a en 3b tonen een zijaanzicht van een detail van het dijbeenaangrijpdeel 4 in respectievelijk de eerste en de tweede stabiele 15 toestand. In Figg. 3a en 3b is een eerste omsluitdeel 68 van het dijbeenaangrijpdeel 4 scharnierend rond een (virtuele) draai-as 76 verbonden met een met het eerste koppeldeel 8 verbonden tussendeel 78 van het dijbeenaangrijpdeel 4. In Figg. 3a en 3b is een tweede omsluitdeel 70 van het dijbeenaangrijpdeel 4 scharnierend rond een (virtuele) draai-as 80 20 verbonden met het tussendeel 78 van het dijbeenaangrijpdeel 4. In dit voorbeeld zijn het eerste en het tweede omsluitdeel 68,70 buigbaar scharnierend verbonden met het tussendeel 78. Aldus kunnen het eerste en tweede omsluitdeel 68,70 en het tussendeel 76 uit één geheel worden vervaardigd, bijvoorbeeld middels spuitgieten.
25 Het bistabiele element 36 van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 omvat in dit voorbeeld ten minste een verend element 82 (in Fig. la is te zien dat in dit voorbeeld het bistabiele element 36 twee verende elementen 82 omvat). De verende elementen 82 zijn scharnierend rond een (virtuele) draai-as 84 verbonden met het eerste omsluitdeel 68 en scharnierend rond 30 een (virtuele) draai-as 86 verbonden met het tweede omsluitdeel 70. In dit ! 25 voorbeeld zijn het eerste en het tweede omsluitdeel 68,70 buigbaar scharnierend verbonden met de verende elementen 82. Aldus kunnen het eerste en tweede omsluitdeel 68,70 en het verende element 82 uit één geheel worden vervaardigd, bijvoorbeeld middels spuitgieten.
5 In Figg. 3a en 3b is te zien dat een afstand tussen de (virtuele) draai-assen 84 en 86 kleiner is dan een afstand tussen de (virtuele) draai-assen 76 en 80. Een lengte van de verende elementen 82 kan hierbij dusdanig zijn gekozen, dat in de eerste en de tweede stabiele toestand de verende elementen 82 in hoofdzaak geen trek- en/of drukspanning 10 ondervinden. Het zal duidelijk zijn dat indien het eerste en/of het tweede omsluitdeel 68,70 zich in een rotatiestand tussen de eerste en de tweede stabiele toestand bevindt, de verende elementen 82 een drukspanning zullen ondervinden, en eventueel dientengevolge zullen buigen of knikken. Aangezien de verende elementen zullen pogen de drukspanning tegen te 15 werken, zal dat eerste en/of tweede omsluitdeel 68,70 naar de eerste en/of tweede stabiele toestand worden bewogen.
De tot dusver beschreven heupabductieorthese 1 kan als volgt worden aangebracht aan de gebruiker 12, in dit voorbeeld een klein kind.
Ten eerste kan de heupabductieorthese 1 gereed worden gemaakt 20 om te worden aangebracht aan de gebruiker 12. Hiertoe worden de bistabiele elementen 36 van beide dijbeenaangrijpdelen 4,6 in de eerste stabiele toestand gebracht. Voorts kan de heupabductieorthese 1 op een ondergrond worden geplaatst, bijvoorbeeld met een achterzijde van het rompaangrijpdeel 2 op een tafel.
25 Vervolgens kan de gebruiker 12 van bovenaf op de heupabductieorthese 1 worden geplaatst, zodanig dat de bovenbenen 14,16 van de gebruiker 12 zich ter hoogte van de dijbeenaangrijpdelen 4,6 bevinden. Door de bovenbenen 14,16 van de gebruiker 12 (voorzichtig) in de dijbeenaangrijpdelen 4,6 te drukken, zullen de bistabiele elementen 36 van 30 de eerste stabiele toestand overgaan naar de tweede stabiele toestand, en 26 zullen de dijbeenaangrijpdelen 4,6 de bovenbenen 14,16 van de gebruiker 12, althans ten dele, omsluiten. In het voorbeeld van Figg. 3a is te zien dat de verende elementen 82, in het getoonde zijaanzicht, uitsteken buiten ëen contour van het tussendeel 78. Het zal duidelijk zijn dat indien het 5 bovenbeen 14 tegen de verende elementen 82 drukt, het bistabiele element 36 van de eerste stabiel toestand zal overgaan naar de tweede stabiele toestand.
Aldus is de heupabductieorthese gepositioneerd ten opzichte van de gebruiker 12. Doordat de dijbeenaangrijpdelen 4,6 in de tweede stabiele 10 toestand de bovenbenen 14,16 althans ten dele omsluiten, is het risico dat een dijbeenaangrijpdeel en het daarmee geassocieerde bovenbeen zich weer van elkaar scheiden (bijvoorbeeld door spartelen van het kind) gereduceerd.
Vervolgens kunnen de dijbeenaangrijpdelen worden gesloten door middel van een sluiting 38,39. In het voorbeeld zijn de dijbeenaangrijpdelen 15 4,6 daartoe voorzien van een klik-sluiting.
Indien de dijbeenaangrijpdelen zijn voorzien van de omtreksinstelmiddelen die dusdanig zijn ingericht dat deze zichzelf vergrendelen in of nabij de ingestelde omtreksafmeting, is het ook mogelijk dat de dijbeenaangrijpdelen zijn ingesteld op de grootst mogelijke 20 omtreksafmeting. Vervolgens kan de sluiting 38,39 worden gesloten. Tenslotte kan de omtreksafmeting van de dijbeenaangrijpdelen worden ingesteld door de omtreksafmeting te verkleinen totdat de dijbeenaangrijpdelen de bovenbenen naar wens omsluiten. De dijbeenaangrijpdelen zullen zichzelf vergrendelen in of nabij de ingestelde 25 omtreksafmeting.
Tenslotte kan de band 22 van het rompaangrijpdeel 2 rond de romp 18 worden aangebracht en worden gesloten middels de sluiting.
In Figg. la-lb en 2 is eerste dijbeenaangrijpdeel 4 uitsluitend via het eerste en tweede koppeldeel 8,10 met het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 30 verbonden. In gebruik worden krachten op de orthese derhalve uitsluitend 27 via het eerste en tweede koppeldeel 8,10 van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 op het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 overgebracht. Het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 is in dit voorbeeld hierbij uitsluitend via een rugzijde van de orthese 1 met het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 verbonden. De 5 rugzijde van de orthese 1 strekt zich in gebruik uit aan de rugzijde 20 van de romp 18 van de gebruiker 12. In gebruik worden krachten derhalve uitsluitend via een rugzijde van de orthese van het eerste dijbeenaangrijpdeel 4 op het tweede dijbeenaangrijpdeel 6 overgebracht. De orthese 1 is derhalve aan de voorzijde van de romp 18 vrij van de 10 koppeldelen 8,10. Ook hierdoor wordt de gebruiker 12 minder gehinderd bij het uitvoeren van taken die aan de voorzijde van de romp 18 plaats vinden.
In het voorbeeld van Figg. la, lb, lc, lb en 2 bevinden zowel het rompaangrijpdeel 2 als de koppeldelen 8,10 zich, in gebruik, aan de rugzijde 20 van de romp 18, hetgeen het draagcomfort van de orthese 1 bevordert.
15 Tevens wordt hierdoor het aanbrengen en verwijderen van de orthese 1 bij de gebruiker 12 eenvoudiger, aangezien de orthese eenvoudig vanaf de rugzijde 20 van de romp 18 kan worden aangebracht of verwijderd.
In de voorbeelden is de heupabductieorthese voorzien van een kindvriendelijk uiterlijk. In dit geval is de heupabductieorthese uitgevoerd 20 als een knuffelbeer. Dit biedt het voordeel dat de acceptatie van de heupabductieorthese door de gebruiker, bijvoorbeeld indien dit een (klein) kind is, en/of door een begeleider van de gebruiker, bijvoorbeeld een ouder, groter zal zijn. Aldus is het eenvoudiger voor een begeleider van de gebruiker om de heupabductieorthese aan de gebruiker te bevestigen. Het 25 zal duidelijk zijn dat de heupabductieorthese eveneens kan zijn voorzien van een ander uiterlijk, zoals bijvoorbeeld een clown, een ander (knuffel)dier, een prins(es), een sprookjesfiguur, een fantasiefiguur en dergelijke.
In de voorbeelden is het rompaangrijpdeel middels de band 30 verbindbaar met de romp van de gebruiker. Het is tevens mogelijk dat het 28 rompaangrijpdeel ten minste een bistabiel element omvat voor het in een eerste stabiele toestand geopend houden van het rompaangrijpdeel voor het daarin kunnen plaatsen van de romp en het in een tweede stabiele toestand althans ten dele gesloten houden van het rompaangrijpdeel voor het althans 5 ten dele omsluiten van de romp. In het voorbeeld van Fig. la kunnen bijvoorbeeld de voorpoten van de beer een dusdanige lengte hebben, en elk zijn voorzien van een bistabiel element, dat in een eerste stabiele stand de voorpoten wijd gespreid staan voor het aan de romp van de gebruiker kunnen plaatsen van het rompaangrijpdeel en in een tweede stabiele 10 toestand de gebruiker "omarmen" zodat het rompaangrijpdeel aan de romp is bevestigd.
Dergelijke variaties worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
9 1 0 3 1 342

Claims (55)

1. Heupabductieorthese voor het stabiliseren van de heupgewrichten van een gebruiker, voorzien van een rompaangrijpdeel, een eerste en een tweede dijbeenaangrijpdeel en een eerste en een tweede koppeldeel, waarbij het rompaangrijpdeel is ingericht om te worden verbonden 5 met een romp van de gebruiker, waarbij het eerste en tweede dijbeenaangrijpdeel zijn ingericht voor het aangrijpen op respectievelijk een eerste en een tweede dijbeen van de gebruiker, waarbij het eerste koppeldeel het eerste dijbeenaangrijpdeel 10 verbindt met het rompaangrijpdeel en het tweede koppeldeel het tweede dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel, waarbij een afstand tussen het eerste en/of het tweede dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel instelbaar is, waarbij een abductiehoek van dat dijbeenaangrijpdeel is ingesloten 15 tussen een lijn die zich in gebruik in de lengterichting van het met dat dijbeenaangrijpdeel geassocieerde dijbeen en door een vlak van dat dijbeenaangrijpdeel dat in gebruik aanligt tegen dat dijbeen uitstrekt en het sagitale vlak, waarbij de abductiehoek van dat dijbeenaangrijpdeel instelbaar is, 20 en waarbij de afstand en de abductiehoek dusdanig zijn gekoppeld, dat een eerste ingestelde afstand tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel is gekoppeld met een eerste ingestelde abductiehoek en een van de eerste ingestelde afstand verschillende tweede ingestelde afstand 25 is gekoppeld met een van de eerste ingestelde abductiehoek verschillende tweede ingestelde abductiehoek. 1031342 !
2. Heupabductieorthese volgens conclusie 1, waarbij een verandering van de afstand binnen een vooraf bepaald afstandstraject resulteert in een vooraf bepaalde verandering van de abductiehoek.
3. Heupabductieorthese volgens conclusie 2, waarbij het 5 afstandstraject een lengte heeft van meer dan 2 cm, bij voorkeur meer dan 10 cm.
4. Heupabductieorthese volgens conclusie 2 of 3, waarbij het afstandstraject een lengte heeft van minder dan 30 cm, bij voorkeur minder dan 20 cm.
5. Heupabductieorthese volgens een der conclusies 2-4, waarbij elke verandering van de afstand binnen het vooraf bepaalde afstandstraject resulteert in een vooraf bepaalde verandering van de abductiehoek.
6. Heupabductieorthese volgens een der conclusies 2-5, waarbij het afstandstraject een vooraf bepaald gebogen pad omvat.
7. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de heupabductieorthese is ingericht voor het traploos instellen van de afstand tussen het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel.
8. Heupabductieorthese volgens een der conclusies 1-6, waarbij de 20 heupabductieorthese is ingericht voor het instellen van de afstand tussen het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel in een veelvoud van stappen.
9. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en/of tweede koppeldeel is ingericht voor het in hoofdzaak 25 fixeren van, respectievelijk, ten minste een eerste fixatiepunt van het eerste dijbeenaangrijpdeel en/of ten minste een tweede fixatiepunt van het tweede dijbeenaangrijpdeel op, respectievelijk, een eerste en/of tweede positie ten opzichte van het rompaangrijpdeel.
10. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afstand en de abductiehoek dusdanig zijn gekoppeld, dat elke ! ingestelde afstand is gekoppeld met een daarmee gekoppelde abductiehoek .
11. Heupabductieorthese volgens conclusie 10, waarbij elke ingestelde i I 5 afstand eenduidig is gekoppeld met de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek.
12. Heupabductieorthese volgens conclusie 5 of 6, waarbij de afstand : en de abductiehoek dusdanig zijn gekoppeld dat indien de ingestelde afstand toeneemt, de daarmee gekoppelde ingestelde abductiehoek afneemt.
13. Heupabductieorthese volgens een der conclusies 10-12, waarbij de afstand en de abductiehoek dusdanig zijn gekoppeld, dat ten opzichte van het wmpaangrijpdeel dat dijbeenaangrijpdeel verplaatsbaar is langs een gekromd pad, zoals een cirkelboog.
14. Heupabductieorthese volgens conclusie 13, waarbij, althans in 15 bovenaanzicht, het eerste en het tweede dijbeenaangrijpdeel verplaatsbaar zijn langs een en dezelfde cirkelboog.
15. Heupabductieorthese volgens conclusie 13 of 14, waarbij, een radius van de cirkelboog kleiner is dan 500 mm, bij voorkeur kleiner dan 350 mm, meest bij voorkeur in hoofdzaak 250 mm.
16. Heupabductieorthese volgens een der conclusies 8-10, waarbij, een radius van de cirkelboog groter is dan 100 mm, bij voorkeur groter dan 200 mm, meest bij voorkeur in hoofdzaak 250 mm.
17. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een hoogtepositie van ten minste een dijbeenaangrijpdeel in een 25 hoogterichting van de gebruiker instelbaar is.
18. Heupabductieorthese volgens conclusie 17, waarbij de afstand, de abductiehoek en de hoogtepositie dusdanig zijn gekoppeld, dat de eerste ingestelde afstand tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel is gekoppeld met de eerste ingestelde abductiehoek en een eerste ingestelde 30 hoogtepositie en de van de eerste ingestelde afstand verschillende tweede ingestelde afstand is gekoppeld met de van de eerste ingestelde abductiehoek verschillende tweede ingestelde abductiehoek en een eventueel van de eerste ingestelde hoogtepositie verschillende tweede ingestelde hoogtepositie.
19. Heupabductieorthese volgens conclusies 18, waarbij de afstand, de abductiehoek en de hoogtepositie dusdanig zijn gekoppeld, dat dat dijbeenaangrijpdeel verplaatsbaar is langs een vast vooraf bepaald pad ten opzichte van het rompaangrijpdeel.
20. Heupabductieorthese volgens conclusie 19, waarbij het vaste vooraf 10 bepaalde pad in laterale richting neerwaarts wegwijkt van een transversaal vlak door de heupkoppen van de gebruiker.
21. Heupabductieorthese volgens conclusie 20, waarbij een tussen het transversale vlak en het vooraf bepaalde pad ingesloten hoek kleiner is dan 20°, bij voorkeur kleiner dan 15°, meest bij voorkeur in hoofdzaak 12°.
22. Heupabductieorthese volgens conclusie 20 of 21, waarbij een tussen het transversale vlak en het vooraf bepaalde pad ingesloten hoek groter is dan 2°, bij voorkeur groter dan 7°, meest bij voorkeur in hoofdzaak 12°.
23. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en/of tweede koppeldeel is voorzien van een geleiding voor 20 het geleiden van het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel van de eerste ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde eerste ingestelde abductiehoek naar de tweede ingestelde afstand en de daarmee gekoppelde tweede ingestelde abductiehoek.
24. Heupabductieorthese volgens conclusie 8, waarbij een stap van het 25 veelvoud van stappen bij voorkeur kleiner is dan 2,6 cm, meer bij voorkeur kleiner dan 1,5 cm.
25. Heupabductieorthese volgens conclusie 8 of 24, waarbij een stap van het veelvoud van stappen bij voorkeur groter is dan 0,2 cm, meer bij voorkeur groter dan 0,7 cm.
26. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de heupabductieorthese is voorzien van borgmiddelen voor het fixeren van de ingestelde afstand.
27. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, 5 waarbij de heupabductieorthese is voorzien van afstands-indicatiemiddelen voor het aangeven van een indicatie van de ingestelde afstand tussen dat dijbeenaangrijpdeel en het rompaangrijpdeel en/of een ingestelde abductiehoek.
28. Heupabductieorthese volgens conclusie 27, waarbij de afstands-10 indicatiemiddelen een met de ingestelde afstand corresponderende afstand tussen de twee knieholten van de gebruiker aangeven.
29. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een dijbeenaangrijpdeel roteerbaar is rond een rotatie-as ten opzichte van ten minste een koppeldeel.
30. Heupabductieorthese volgens conclusie 29, waarbij dat ten minste ene dijbeenaangrijpdeel is verbonden met dat ten minste ene koppeldeel via een scharnier dat rechtstreeks aangrijpt op dat ten minste ene dijbeenaangrijpdeel.
31. Heupabductieorthese volgens conclusie 29 of 30, waarbij de rotatie-20 as zich uitstrekt door dat ten minste ene dijbeenaangrijpdeel.
32. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een dijbeenaangrijpdeel conisch van vorm is wanneer het is aangebracht aan een dijbeen van de gebruiker.
33. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, 25 waarbij ten minste een dijbeenaangrijpdeel een bistabiel element omvat voor het in een eerste stabiele toestand geopend houden van dat dijbeenaangrijpdeel voor het daarin kunnen plaatsen van een dijbeen en het in een tweede stabiele toestand in hoofdzaak gesloten houden van dat dijbeenaangrijpdeel voor het althans ten dele omsluiten van een dijbeen.
34. Heupabductieorthese volgens conclusie 33, waarbij het bistabiele element een verend element omvat.
35. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een dijbeenaangrijpdeel een sluiting, zoals een klik- 5 sluiting, omvat voor het, in gebruik, sluiten van dat dijbeenaangrijpdeel rond een dijbeen van de gebruiker.
36. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een omtreksafmeting van ten minste een dijbeenaangrijpdeel instelbaar is.
37. Heupabductieorthese volgens conclusie 36, waarbij dat dijbeenaangrijpdeel is voorzien van omtreksinstelmiddelen die bij voorbeeld dusdanig zijn ingericht dat deze zichzelf vergrendelen in of nabij de ingestelde omtreksafmeting.
38. Heupabductieorthese volgens conclusie 36 of 37, waarbij dat 15 dijbeenaangrijpdeel is voorzien van omtreks-indicatiemiddelen voor het aangeven van een indicatie van de ingestelde omtreksafmeting.
39. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een dijbeenaangrijpdeel en/of het rompaangrijpdeel een in hoofdzaak rigide vormdeel omvat, bijvoorbeeld vervaardigd van 20 kunststof.
40. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een dijbeenaangrijpdeel en/of het rompaangrijpdeel is voorzien van een, in gebruik, naar de gebruiker toe gekeerd kussen van een flexibel en/of elastisch materiaal, zoals kunststof.
41. Heupabductieorthese volgens conclusie 39 en 40, waarbij dat dijbeenaangrijpdeel en/of het rompaangrijpdeel is vervaardigd middels multi-component spuitgieten voor het gelijktijdig vormen van het kussen en het vormdeel.
42. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, 30 waarbij de orthese in hoofdzaak geheel is vervaardigd van kunststof.
43. Heupabductieorthese volgens conclusie 42, waarbij de orthese geheel is vervaardigd van kunststof.
44. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de orthese is ingericht voor het, in gebruik, uitsluitend via een zich 5 aan een rugzijde van de gebruiker uitstrekkende rugzijde van de orthese overbrengen van de kracht van het eerste dijbeenaangrijpdeel op het tweede dijbeenaangrijpdeel.
45. Heupabductieorthese volgens conclusie 44, waarbij het eerste dijbeenaangrijpdeel uitsluitend via de rugzijde van de orthese met het 10 tweede dijbeenaangrijpdeel is verbonden.
46. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij, in gebruik, het rompaangrijpdeel zich bevindt aan een rugzijde van de gebruiker, waarbij het rompaangrijpdeel zich uitstrekt in een hoogterichting, welke hoogterichting zich, in gebruik, in hoofdzaak parallel 15 aan een ruggengraat van de gebruiker uitstrekt, en waarbij het rompaangrijpdeel zich uitstrekt in een breedterichting, welke breedterichting zich, in gebruik, in hoofdzaak uitstrekt in een laterale richting ten opzichte van de gebruiker.
47. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, 20 waarbij het rompaangrijpdeel is voorzien van een band voor het, in gebruik, bevestigen van het rompaangrijpdeel aan de romp van de gebruiker.
48. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het rompaangrijpdeel ten minste een bistabiel element omvat voor het in een eerste stabiele toestand geopend houden van het 25 rompaangrijpdeel voor het daarin kunnen plaatsen van de romp en het in een tweede stabiele toestand in hoofdzaak gesloten houden van het romp aangrijp deel voor het althans ten dele omsluiten van de romp.
49. Heupabductieorthese volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de heupabductieorthese is voorzien van een kindvriendelijk 30 uiterlijk, zoals een clown of (knuffel)dier. 4
50. Orthese waarbij de orthese in hoofdzaak geheel is vervaardigd van kunststof.
51. Orthese volgens conclusie 50, waarbij de orthese een 5 heupabductieorthese is voor het stabiliseren van de heupgewrichten van een gebruiker, voorzien van een romp aangrijp deel, een eerste en een tweede dijbeenaangrijpdeel en een eerste en een tweede koppeldeel, waarbij het rompaangrijpdeel is ingericht om te worden verbonden met een romp van de gebruiker, waarbij het eerste en het tweede dijbeenaangrijpdeel zijn 10 ingericht voor het aangrijpen op respectievelijk een eerste en een tweede dijbeen van de gebruiker, waarbij het eerste koppeldeel het eerste dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel en het tweede koppeldeel het tweede dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel.
52. Orthese waarbij een aangrijpdeel dat, in gebruik, aangrijpt op een lichaamsdeel van een gebruiker is vervaardigd middels multi-component spuitgieten.
53. Orthese volgens conclusie 52, waarbij de orthese een heupabductieorthese is voor het stabiliseren van de heupgewrichten van een 20 gebruiker, voorzien van een rompaangrijpdeel, een eerste en een tweede dijbeenaangrijpdeel en een eerste en een tweede koppeldeel, waarbij het rompaangrijpdeel is ingericht om te worden verbonden met een romp van de gebruiker, waarbij het eerste en het tweede dijbeenaangrijpdeel zijn ingericht voor het aangrijpen op respectievelijk een eerste en een tweede 25 dijbeen van de gebruiker, waarbij het eerste koppeldeel het eerste dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel en het tweede koppeldeel het tweede dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel, en waarbij het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel en/of het rompaangrijpdeel is vervaardigd middels multi-component 30 spuitgieten. 2
54. Orthese waarbij een aangrijpdeel dat, in gebruik, een lichaamsdeel van een gebruiker althans ten dele omsluit een bistabiel element omvat voor het in een eerste stabiele toestand geopend houden van dat aangrijpdeel voor het daarin kunnen plaatsen van het lichaamsdeel en het in een tweede 5 stabiele toestand in hoofdzaak gesloten houden van dat aangrijpdeel voor het althans ten dele omsluiten van het lichaamsdeel.
55. Orthese volgens conclusie 54, waarbij de orthese een heupabductieorthese is voor het stabiliseren van de heupgewrichten van een gebruiker, voorzien van een rompaangrijpdeel, een eerste en een tweede 10 dijbeenaangrijpdeel en een eerste en een tweede koppeldeel, waarbij het rompaangrijpdeel is ingericht om te worden verbonden met een romp van de gebruiker, waarbij het eerste en het tweede dijbeenaangrijpdeel zijn ingericht voor het aangrijpen op respectievelijk een eerste en een tweede dijbeen van de gebruiker, waarbij het eerste koppeldeel het eerste 15 dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel en het tweede koppeldeel het tweede dijbeenaangrijpdeel verbindt met het rompaangrijpdeel, en waarbij het eerste en/of tweede dijbeenaangrijpdeel het bistabiele element omvat voor het in een eerste stabiele toestand geopend houden van dat dijbeenaangrijpdeel voor het daarin kunnen 20 plaatsen van een dijbeen en het in een tweede stabiele toestand in hoofdzaak gesloten houden van dat dijbeenaangrijpdeel voor het althans ten dele omsluiten van een dijbeen. 25 1031342
NL1031342A 2005-07-12 2006-03-10 Heupabductieorthese. NL1031342C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031342A NL1031342C2 (nl) 2005-07-12 2006-03-10 Heupabductieorthese.
AT06733051T ATE514400T1 (de) 2005-07-12 2006-05-12 Hüftabduktionsorthose
US11/989,358 US8118764B2 (en) 2005-07-12 2006-05-12 Hip abduction orthosis
EP06733051A EP1906889B1 (en) 2005-07-12 2006-05-12 Hip abduction orthosis
PCT/NL2006/000247 WO2007008058A2 (en) 2005-07-12 2006-05-12 Hip abduction orthosis
US13/343,085 US8771214B2 (en) 2005-07-12 2012-01-04 Hip abduction orthosis

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1029502 2005-07-12
NL1029502A NL1029502C2 (nl) 2005-07-12 2005-07-12 Heupabductieorthese.
NL1031342A NL1031342C2 (nl) 2005-07-12 2006-03-10 Heupabductieorthese.
NL1031342 2006-03-10

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1031342A1 NL1031342A1 (nl) 2007-01-15
NL1031342C2 true NL1031342C2 (nl) 2007-02-20

Family

ID=37309769

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031342A NL1031342C2 (nl) 2005-07-12 2006-03-10 Heupabductieorthese.

Country Status (5)

Country Link
US (2) US8118764B2 (nl)
EP (1) EP1906889B1 (nl)
AT (1) ATE514400T1 (nl)
NL (1) NL1031342C2 (nl)
WO (1) WO2007008058A2 (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20110185468A1 (en) * 2007-08-21 2011-08-04 Bohdan Theodore Olesnicky Apparatuses, Methods and Systems For Reinforced Garment Support System
US10842653B2 (en) 2007-09-19 2020-11-24 Ability Dynamics, Llc Vacuum system for a prosthetic foot
DE102009056710B4 (de) * 2009-11-25 2019-01-17 Bauerfeind Ag Stabilisierungsspange für orthesen, verfahren zu deren herstellung sowie diese enthaltende orthese
US9925082B2 (en) 2012-03-20 2018-03-27 Ossur Hf Orthopedic device
US9872526B2 (en) 2012-12-13 2018-01-23 Marc Safran Brace for preventing symptoms of femoral acetabular impingement
USD774647S1 (en) * 2013-10-25 2016-12-20 Jarmilla Wisnowski Children's medical privacy sleeve
CN103860305B (zh) * 2014-03-11 2016-05-11 加莎热特·杰力勒 缓慢牵张三维髋关节复位运动治疗装置
US10617549B2 (en) 2016-04-04 2020-04-14 Ossur Iceland Ehf Orthopedic device
US20180271692A1 (en) * 2016-09-12 2018-09-27 Jeffrey Ray Palmer Removable Pediatric Hip Orthotic
US10561516B2 (en) * 2016-09-12 2020-02-18 Jeffrey Ray Palmer Removable pediatric hip orthotic
US10980656B2 (en) * 2016-09-12 2021-04-20 Jeffrey Ray Palmer Removable pediatric hip orthotic
USD835289S1 (en) 2016-11-08 2018-12-04 Ossur Iceland Ehf Orthopedic device
USD813089S1 (en) 2016-11-08 2018-03-20 Ossur Iceland Ehf D-ring
US11730656B2 (en) * 2018-09-07 2023-08-22 Mohammad Fakhrizadeh Apparatus for treating lower limb contractures

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3260259A (en) * 1962-10-08 1966-07-12 S H Camp & Company Abduction splint
US4574790A (en) * 1983-07-09 1986-03-11 Otto Bock Orthopadische Industrie Kg Orthopedic device for treating hip dysplasia and hip dislocation
EP0237242A1 (en) * 1986-03-05 1987-09-16 Paul Arthur Roland Meyer Leg restraint
EP1159940A2 (en) * 2000-05-26 2001-12-05 Orthomerica Products, Inc. Modular adjustable hip orthosis and adduction/abduction joint

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4576151A (en) * 1984-03-19 1986-03-18 Carmichael Hoagy C Orthopedic leg appliance

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3260259A (en) * 1962-10-08 1966-07-12 S H Camp & Company Abduction splint
US4574790A (en) * 1983-07-09 1986-03-11 Otto Bock Orthopadische Industrie Kg Orthopedic device for treating hip dysplasia and hip dislocation
EP0237242A1 (en) * 1986-03-05 1987-09-16 Paul Arthur Roland Meyer Leg restraint
EP1159940A2 (en) * 2000-05-26 2001-12-05 Orthomerica Products, Inc. Modular adjustable hip orthosis and adduction/abduction joint

Also Published As

Publication number Publication date
EP1906889B1 (en) 2011-06-29
US20090216165A1 (en) 2009-08-27
WO2007008058A3 (en) 2007-04-05
US20120109032A1 (en) 2012-05-03
US8118764B2 (en) 2012-02-21
NL1031342A1 (nl) 2007-01-15
US8771214B2 (en) 2014-07-08
ATE514400T1 (de) 2011-07-15
WO2007008058A2 (en) 2007-01-18
EP1906889A2 (en) 2008-04-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1031342C2 (nl) Heupabductieorthese.
JP4805601B2 (ja) モジュール式矯正具
US3853123A (en) Orthopedic knee brace
EP1837001B1 (en) Knee brace with lightweight structure
JPH0533050B2 (nl)
US20110046529A1 (en) Arm abduction orthotic
US7850632B2 (en) Knee brace having an adaptable thigh pad
CN105491979A (zh) 具有免荷功能的膝关节矫形器
US4262664A (en) Orthopedic knee device
US4686969A (en) Knee brace having upper cuff with crossed straps
EP1861051B1 (en) Adjustable knee brace
EP2552363B1 (en) Infant hip joint positioning device
FR2567397A1 (fr) Appareil orthopedique pour le genou
US20160135978A1 (en) Ankle Foot Tensioned Orthosis
US4483336A (en) Universal suspensory leg cast and splint support
US4393865A (en) Napkin for a young child
NL1029502C2 (nl) Heupabductieorthese.
US5618264A (en) Abduction mechanical device for treatment of displasia or congenital luxation of the hip
JP7397013B2 (ja) 整形外科用ブレースの偏心および多中心連結張力ジョイント
US10980656B2 (en) Removable pediatric hip orthotic
JP2005500130A (ja) 膝装具皮膚挟み防止ガード
US20180271692A1 (en) Removable Pediatric Hip Orthotic
WO2003005932A2 (en) External device diminishing odds of patient disengaging hip replacement
RU33315U1 (ru) Ортопедический аппарат для лечения дисплазии тазобедренного сустава
CN210494080U (zh) 一种幼儿抽血用腿部固定装置

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
CD Transfer of rights (laid open patent application)

Owner name: SOMAS ORTHOPAEDIE B.V.

PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: OESSUR EUROPE B.V.

Effective date: 20080619

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210401