NL1031014C2 - Muntafgifte-inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Muntafgifte-inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een muntafgifte-inrichting 5 volgens de aanhef van conclusie 1.

Een muntafgifte-inrichting van de bovengenoemde soort is bekend uit EP1489561 van aanvraagster. In de praktijk bestaat de bekende muntafgifte-inrichting in hoofdzaak uit kunststof.

Uit recent onderzoek is gebleken dat de detectiemiddelen van de 10 bekende inrichting beschadigd kunnen raken door het optreden van elektrische ontladingen tussen de detectiemiddelen en munten die de detectiemiddelen vanuit de transportruimte van de inrichting passeren. Hierbij kan in aanmerking genomen worden dat bij de bekende inrichting een transportband tijdens aandrijving ervan over 15 geleidemiddelen geleid wordt en dat de band en de geleidemiddelen uit verschillende, elektrisch ongeleidende kunststoffen bestaan. Hierdoor kan tijdens het aandrijven van de transportband statische elektriciteit tussen band en de geleidemiddelen opgewekt worden die overgedragen kan worden aan munten die door de band meegevoerd 20 worden. Een onderste gedeelte van de transportruimte bevat doorgaans meerdere munten, die elkaar, de transportband en de wanden van de transportruimte raken. Wanneer de munten elektrisch geleidend zijn, zal in het onderste gedeelte van de transportruimte tussen de transportband en de geleidemiddelen opgewekte statische elektriciteit 25 via de munten geneutraliseerd worden. Op een hoger niveau in de transportruimte wordt de transportband alleen geraakt door munten die door de band omhoog gevoerd worden. Hierdoor wordt op deze munten overgedragen statische elektriciteit niet via andere munten naar de geleidemiddelen geneutraliseerd. Bij het verlaten van de 30 transportruimte hebben deze munten een elektrische lading die op een andere plaats dan in de transportruimte geneutraliseerd zal worden. Het is gebleken dat deze lading een zodanig hoge potentiaal kan hebben dat de lading naar de elektrische detectiemiddelen kan overgaan en daardoor de detectiemiddelen kunnen beschadigen. Wanneer 35 de door de inrichting afgegeven munten meegevoerde lading niet volledig in de inrichting geneutraliseerd wordt en afgegeven munten 1031014 - 2 - in een elektrisch niet geleidende bak of in een elektrisch geïsoleerd opgestelde bak opgevangen worden zal de lading van de munten in de bak accumuleren en kan een zodanig hoge potentiaal van de munten in de bak bereikt worden dat elektrische middelen buiten de muntafgifte-.5 inrichting beschadigd worden.

De hoeveel statische elektriciteit in de transportruimte tussen de transportband en de geleidemiddelen opgewekt wordt is afhankelijk van de verschillende eigenschappen van de kunststoffen waaruit de transportband en de geleidemiddelen bestaan, de grootte, reinheid en 10 wrijvingsgevoeligheid van aanrakingsoppervlakken, de luchtvochtigheid en de hoogte waarover de munten alleen de transportband raken.

Hoeveel van de door de munten meegevoerde lading naar de detectiemiddelen kan overgaan is afhankelijk van de luchtvochtigheid en van de afstand tussen de munten en elektrisch geleidende 15 onderdelen van de detectiemiddelen. Hierbij moet in aanmerking genomen worden dat delen van de detectiemiddelen die door passerende munten geraakt worden ook uit kunststof kunnen bestaan, zodat lading van de munten op die kunststof delen kan overgaan, de lading op de kunststof delen kan accumuleren en daardoor een potentiaal ervan een 20 hoogte kan bereiken die schade aan de detectiemiddelen kan veroorzaken. Er blijken, achteraf, dus veel variabelen een rol te spelen bij het ontstaan van statische elektriciteit en bij het optreden van schade aan elektrische middelen van en bij een dergelijke bekende muntafgifte-inrichting als gevolg van de opgewekte 25 statische elektriciteit. Dit kan verklaren dat het ontstaan van. dergelijke schade geruime tijd niet begrepen werd.

Muntafgifte-inrichtingen van de bovengenoemde soort zijn ook bekend uit EP0080842, US4535794 en http://www.hopper.it/. In geen van deze publicaties is het hierboven toegelichte probleem van het 30 ontstaan en de gevolgen van statische elektriciteit beschreven of is daarop gewezen.

De uitvinding heeft daarom als doel een oplossing voor het defect raken van elektrische middelen als gevolg van het ontwikkelen van statische elektriciteit tijdens het transport van munten in een 35 muntafgifte-inrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen.

Volgens de uitvinding wordt het genoemde doel bereikt door het verschaffen van een muntafgifte-inrichting volgens conclusie 1.

1031014 - 3 -

Hierdoor neutraliseert het in de uitgifteruimte van de muntafgifte-inrichting aangebrachte elektrisch geleidende element op beheerste wijze elektrische lading die zich bevindt op uit de transportruimte gevoerde munten, zodat deze lading niet op 5 elektrische middelen, zoals de detectiemiddelen, kan overgaan en deze middelen zou kunnen beschadigen.

Doordat de munten bij het verlaten van de muntafgifte-inrichting ontladen worden kunnen zij ook geen schade als gevolg van elektrostatische lading aan elektrische middelen buiten de 10 muntafgifte-inrichting veroorzaken.

Verder wordt door het neutraliseren van de lading van de munten in de afgifteruimte van de muntafgifte-inrichting het gevaar van het krijgen van een elektrische schok door een persoon bij aanraking van door de inrichting afgegeven munten weggenomen.

15 Andere eigenschappen en voordelen van de werkwijze en van de inrichting volgens de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende toelichting van uitvoeringsvormen van een muntafgifte-inrichting volgens de uitvinding met verwijzing naar de bijgevoegde tekening. In de tekening: 20 Fig. 1 toont in perspectief een muntafgifte-inrichting waarvan een hulpdeel uitgenomen is en waarin de uitvinding op twee manieren gerealiseerd is;

Fig. 2 toont in perspectief en gezien vanaf een andere zijde de muntafgifte-inrichting van fig. 1 in een verder uiteengenomen 25 toestand;

Fig. 3 toont in perspectief en op grotere schaal het in fig. 2 getoonde hulpdeel;

Fig. 4 toont het in de fig. 3 getoonde hulpdeel gezien vanaf een andere zijde; en 30 Fig. 5 toont een doorsnede van een detectiebrug van het hulpdeel van fig. 1.

Als eerste wordt opgemerkt dat. in deze beschrijving en de bijgevoegde conclusies de term "munt" staat voor in hoofdzaak schijfvormige objecten, en in het bijzonder schijfvormige objecten 35 die geschikt zijn om bij inworp in een machine de machine op een bepaalde wijze te laten werken of om op een bepaalde wijze door een gebruiker te kunnen gebruiken.

1031014 - 4 -

De in fig. 1 getoonde muntafgifte-inrichting, hierna inrichting genoemd, omvat een behuizing die uit drie hoofddelen 2, 4 en 6 bestaat.

Het behuizingdeel 2 heeft een voorraadruimte voor het in 5 voorraad houden van munten. De voorraadruimte heeft in een bovenwand ervan een invoeropening 8 via welke munten in de inrichting gevoerd kunnen worden. Het behuizingdeel 2 heeft verder een van de voorraadruimte afgescheiden muntafgifteruimte 10.

Het behuizingdeel 4 is tussen de behuizingdelen 2 en 6 10 aangebracht. Het behuizingdeel 4 vormt samen met het behuizingdeel 6 een munttransportruimte. Het behuizingdeel 2 en het behuizingdeel 4 hebben in een gezamenlijke scheidingswand vanaf een relatief kleine hoogte een doorgang 12 via welke munten vanuit de voorraadruimte door zwaartekracht in de transportruimte gevoerd worden. Het vanuit de 15 voorraadruimte in de transportruimte voeren van munten wordt vergemakkelijkt doordat een bodem van de voorraadruimte schuin naar de doorgang 12 afloopt.

De transportruimte biedt in een onderste gedeélte ervan een ruimte waarin zich een aantal munten kunnen bevinden.

20 De inrichting heeft transportmiddelen, die, zoals getoond in fig. 2, een eindloze transportband 14, geleidemiddelen 16, aandrijfmiddelen en met de aandrijfmiddelen verbonden elektrische stuurmiddelen omvatten. Het buitenste behuizingdeel 6 heeft op een wand tegenover de geleidemiddelen 16 van het middelste behuizingdeel 25 4 identieke geleidemiddelen 16 (niet apart getoond).

De transportband 14 bestaat uit een aantal gekoppelde schakels 18 die elk aan een uiteinde ervan geleidestiften 20 hebben. De geleidstiften steken dwars op een bewegingsvlak van de transportband 14 naar buiten. De geleidemiddelen 16 bestaan uit een goot of sleuf 30 die geschikt is voor het daarin opnemen en het tijdens het rondgaand verplaatsen van de transportband 14 geleiden van de geleidestiften 20. De schakels 18 zijn in hoofdzaak vlak en hebben in hoofdzaak naar elkaar gekeerde binnenste hoofdzijden. Elke schakel 18 heeft op de binnenste hoofdzijde ervan een schuin in een verplaatsingsrichting 22 35 van de transportband 14 verlopende ribbe 22 of een anders gevormde verhoging, die geschikt is om daarop vanuit het onderste gedeelte van de transportruimte zodanig een munt omhoog mee te nemen dat de munt te$en een opvoergedeelte 26 van de gemeenschappelijke wand tussen de 1031014 - 5 - voorraadruimte en de transportruimte rolt. Het opvoergedeelte 26 loopt gezien in de verplaatsingsrichting 22 van de transportband 14 vanaf ongeveer een locatie 28 geleidelijk in de richting van het buitenste behuizingdeel 6 op en bij een locatie 3D relatief steil af.

5 Het relatief steil aflopende gedeelte bij locatie 30 van het opvoergedeelte 26 eindigt tegenover een gemeenschappelijke doorgang (respectievelijk een uitvoeropening en een invoeropening) (niet getoond) van het middelste behuizingdeel 4 en een relatief hoog gelegen, gedeelte van de afgifteruimte 10 van het buitenste 10 behuizingdeel 2. De vorm van de ribben 24 van de schakels 18 en de vorm van het opvoergedeelte 28 van de scheidingswand tussen de behuizingdelen 2 en 4 maken dat een door de ribbe 24 omhoog meegevoerde munt bij locatie 30 van het opvoergedeelte via de nabijgelegen doorgang in de muntafgifteruimte 10 rolt.

15 De transportmiddelen omvatten tevens aandrijfmiddelen, in het bijzonder een elektrische motor 32, die door een tandwiel (niet getoond) aan de transportband 14 gekoppeld is.

De inrichting omvat verder een hulpdeel 34 dat via een opening 36 in een wand van het buitenste behuizingdeel 2 in en uit de 20 muntafgifteruimte 10 geschoven kan worden. Het hulpdeel 34 omvat een gedrukte bedradingkaart (PCB) 36 waarop elektronische middelen voor het sturen van de motor 32 en voor het detecteren van het uit de transportruimte in de muntafgifteruimte 10 ontvangen van een munt aangebracht zijn. De detectiemiddelen omvatten een detectiebrug 38, 25 die een muntdoorgang 40 vormt, een lichtgever, zoals een LED, 42, een lichtontvanger 44 en een prismatisch reflectie-element 46, dat tegenover de lichtgever 42 en de lichtontvanger 46 aangebracht is en dat door het materiaal van de lichtbrug 38 gevormd kan zijn. De PCB 36 wordt afgedekt en daardoor beschermd door een afdekplaat 48. De 30 afdekplaat 48 bestaat uit doorschijnend materiaal voor het kunnen doorlaten van licht afkomstig van een of meer lichtgevers, zoals LED's, 50. De lichtgevers kunnen een toestand van de inrichting aangeven die kijkend in de muntafgifteruimte 10 door een persoon waar te nemen is. De PCB 36 draagt een of meer connectors 52, 54, die 35 bestemd zijn om via corresponderende kabels (niet getoond) met respectievelijk de motor 32 en elektrische middelen buiten de inrichting verbonden te worden.

1031014 < - 6 -

De behuizingdelen 2, 4 en 6 en dé schakels 18 van de transportband 14 kunnen uit verschillende materialen bestaand. In een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting bestaan de behuizingdelen 2, 4 en 6 uit relatief goedkoop Polypropyleen (PP) en 5 bestaan de schakels uit Polyoxymethylen/Polyacetal (POM). Het is de uitvinders gebleken dat wanneer materialen als deze onder bepaalde omstandigheden over elkaar wrijven statische elektriciteit ertussen opgewekt kan worden en dat daarbij potentialen bereikt kunnen worden die schadelijk voor elektronische middelen, zoals die op de PCB 34 10 van de inrichting, kunnen zijn. De omstandigheden waarin dergelijke schadelijke potentialen optreden blijken divers te zijn en afhankelijk van de luchtvochtigheid, reinheid van de schakels 18, reinheid van de munten, elektrische geleidbaarheid van de munten en de hoogte tot waar'de munten zich in de transportruimte vrij van 15 andere munten bevinden. Dit had tot gevolg dat defecten die in de elektronische middelen optraden niet begrepen werden. Nu wordt ingezien dat door het gebruik van verschillende kunststoffen tijdens verplaatsing van de transportband 14 statische elektriciteit tussen de transportband 14 en de geleidemiddelen 16 opgewekt wordt, 20 elektrische lading vanaf de transportband 14, maar in het bijzonder vanaf de schakels 18, op de munten overgedragen wordt, de elektrische lading van de munten zolang zij elkaar en de transportband 14 en de geleidemiddelen 16 raken geneutraliseerd wordt en anders elektrische lading op de munten achterblijft. Hierdoor worden vanuit de 25 transportruimte munten in de müntafgifteruimte 10 gevoerd die elektrisch geladen kunnen zijn. Deze lading kan geheel of gedeeltelijk overgedragen worden aan delen van het hulpdeel 34, in het bijzonder aan de detectiebrug 38. De vanaf de munten aan het hulpdeel 34 overgedragen lading kan, eventueel na accumulatie ervan 30 op de detectiebrug, leiden tot een potentiaal van vaak meer dan 2 kV negatief, die lading doet overspringen naar elektronische componenten van het hulpdeel 34 waardoor de elektronische middelen van het hulpdeel 34 beschadigd kunnen worden. Nadat de munten de inrichting verlaten hebben en bijvoorbeeld in een elektrisch ongeleidende bak of 35 in een elektrisch geïsoleerde bak opgevangen worden kan de elektrische lading in de bak ook accumuleren en kunnen daarbij potentialen van 14 kV negatief opwekken, waardoor elektrische middelen buiten de inrichting beschadigd kunnen worden.

f031014 - 7 -

Volgens de uitvinding worden de bovengenoemde bezwaren opgeheven door eventuele elektrische lading van de munten in de muntafgifteruimte 10 af te voeren of, algemener, te neutraliseren.

De figuren tonen twee realisaties voor het ontladen van munten 5 in de muntafgifteruimte 10. Omdat deze realisaties al of niet tegelijk toegepast kunnen worden zijn zij in de figs. 1 en 2 beide getoond.

Volgens een eerste realisatie is op de bodem van de muntafgifteruimte een elektrisch geleidend element, in het bijzonder 10 een metalen plaat 56 aangebracht. De plaat 56 kan zich over de gehele bodem van de muntafgifteruimte 10 uitstrekken maar strekt zich ten minste in de buurt van het hulpdeel 34, althans van de elektrische middelen daarvan, uit. De plaat 56 is elektrisch verbonden met een elektrische aansluiting (niet getoond) van de inrichting waaraan een 15 elektrische potentiaal geleverd wordt die geschikt is voor het neutraliseren van een eventuele elektrische lading van munten die de plaat 56 raken. De potentiaal is in het bijzonder die van aarde.

Volgens een tweede realisatie is op een gedeelte, in het bijzonder een binnenwand, van de detectiebrug 34 dat door munten 20 vanuit de transportruimte geraakt wordt een elektrisch geleidend element, in het bijzonder een metalen plaat 58, aangebracht. Zoals getoond kan de plaat 58 op bijvoorbeeld alleen een bodemgedeelte van de detectiebrug 34 aangebracht zijn. De plaat 58 is elektrisch verbonden met een elektrische aansluiting 60 van de inrichting 25 waaraan een elektrische potentiaal geleverd wordt die geschikt is voor het neutraliseren van een eventuele elektrische lading van munten die de plaat 58 raken. De potentiaal is in het bijzonder die van aarde. Om een aanrakingstijd van een munt 62 met de plaat 58 te verkrijgen die voldoende is om de munt 62 tot een veilig niveau te 30 ontladen is het bodemgedeelte van de detectiebrug 34, zoals getoond in fig. 5, ten opzichte van de rest van de brug 34 in de verplaatsingsrichting 64 van de munt 62 met een neus 66 verlengd.

Het doel volgens de uitvinding kan tevens gerealiseerd worden door de detectiebrug 34 uit elektrisch geleidend materiaal te 35 vervaardigen.

Binnen de omvang van de uitvinding kan een deskundige de beschreven realisaties wijzigen. Het is bijvoorbeeld niet noodzakelijk dat de elektrisch geleidende elementen 56, 58 1031014 - 8 - plaatvormig zijn. Het is ook niet noodzakelijk dat een detectieorgaan, zoals het orgaan 38, voor het detecteren van de ontvangst van een munt 62 uit de transportruimte in de muntafgifteruimte 10 een volkomen gesloten doorgang, zoals 40, voor.

5 het doorlaten van de munt heeft of dat detectie optisch plaatsvindt. Detectie van een uit de transportruimte ontvangen munt 62 kan tevens in een andere locatie in de muntafgifteruimte 10 plaatsvinden. Het heeft wel de voorkeur dat de ontvangen munt 62 in de buurt van de elektronische.middelen 36 waar een eventuele elektrische lading van 10 de munt schade kan veroorzaken ontladen wordt. Het heeft ook de voorkeur dat de munt zo spoedig mogelijk na ontvangst ervan in de muntafgifteruimte 10 ontladen wordt, dat wil zeggen dicht bij de doorgang tussen de transportruimte en de muntafgifteruimte 10, zoals het geval is in de getoonde realisaties.

1031014

Claims (6)

1. Muntafgifte-inrichting, omvattende een behuizing (2, 4, 6) die in hoofdzaak uit kunststof bestaat, die een munttransportruimteen een muntafgifteruimte (10) bevat, waarbij de transportruimte geschiktis voor het in een onderste gedeelte ervan bevatten van een aantal 5 munten (62), transportmiddelen (14, 16, 32) aangebracht zijn, die een eindloze transportband (14) in de transportruimte en aandrijfmiddelen (32) voor het aandrijven van de transportband (14) omvatten, de transportmiddelen geschikt zijn voor het vanuit het onderste gedeelte van de transportruimte munten omhoog naar een doorgang tussen de 10 transportruimte en de muntafgifteruimte transporteren en naar de muntafgifteruimte voeren van omhoog gevoerde munten, en de muntafgifteruimte elektronische middelen (36) bevat, die geschikt zijn voor het detecteren van het uit de transportruimte ontvangen munten met het kenmerk, dat in de muntafgifteruimte een elektrisch 15 geleidend element (56, 58) aangebracht is dat geschikt is om geraakt te worden door een munt die uit de transportruimte ontvangen wordt, en het elektrisch geleidende element verbonden is met een elektrische aansluiting voor verbinding met een elektrische potentiaal die geschikt is voor het elektrisch ontladen van de munt. 20

2. Muntafgifte-inrichting, volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het elektrisch geleidende element (56) een op de bodem van de muntafgifteruimte (10) en in de buurt van de elektronische middelen (36) aangebracht element is. 25

3. Muntafgifte-inrichting, volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de elektronische middelen (36) een muntdetectie-orgaan (38) met een muntdetectiedoorgang (40) voor het detecteren van een uit de transportruimte ontvangen munt omvatten, en het elektrisch geleidende 30 element (58) aangebracht is op een wand van de muntdetectiedoorgang (40) .

4. Muntafgifte-inrichting, volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de wand van de muntdetectiedoorgang (40) waarop het elektrisch 35 geleidende element (58) aangebracht is een bodem van de muntdetectiedoorgang is. 1031014 2

5. Muntafgifte-inrichting, volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de elektronische middelen (36) een muntdetectie-orgaan (38) met een muntdetectiedoorgang (40) voor het detecteren van een uit de transportruimte ontvangen munt omvatten, het muntdetectie-orgaan uit 5 elektrisch geleidend materiaal bestaat en het elektrisch geleidende element gevormd wordt door een wand van de muntdetectiedoorgang (40) .

6. Muntafgifte-inrichting, volgens een voorgaande conclusie met het kenmerk, dat de elektrische potentiaal aardpotentiaal is. 1031014