NL1029785C2 - Inrichting en werkwijze voor het openen van een oester. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het openen van een oester.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het openen van een oester, omvattende een oestersteun voor het ondersteunen van de oester, eèn ! 5 openingsorgaanhouder welke in de langsrichting daarvan verplaatsbaar opgesteld is en i in een openingsorgaanhoudereinde daarvan een openingsorgaan omvat, een aandrijfhendel voor het aandrijven van de openingsorgaanhouder, welke aandrijfhendel een eerste en tweede hendeleinde omvat, met het eerste hendeleinde daarvan zwenkbaar met een gefixeerd rotatiepunt verbonden is en tussen het eerste en tweede 10 hendeleinde verbonden is met de openingsorgaanhouder en een steunorgaan voor het ondersteunen van de openingsorgaanhouder.

Een dergelijke inrichting is bekend uit octrooi US 3.151.352. Voor het openen van een oester wordt een oester in de juiste positie tegen de oestersteun geplaatst. Vervolgens wordt de aandrijfhendel handmatig naar de oestersteun verplaatst zodat de 15 openingsorgaanhouder zich richting de oester verplaatst totdat het openingsorgaan in contact komt met de oester. Vanuit deze positie wordt de aandrijfhendel met een krachtige beweging verder richting de oestersteun verplaatst voor het daadwerkelijk openen van de oester.

Oesters hebben van nature verschillende afmetingen. Deze afmetingen kunnen 20 variëren tussen de 5 en 20 cm. Als gevolg hiervan bevindt bij de bekende inrichting de aandrijfhendel zich, bij oesters van verschillende afmetingen en in de hiervoor beschreven situatie dat het openingsorgaan contact maakt met de oester, in verschillende posities ten opzichte van de openingsorgaanhouder. Hierdoor bevindt de | aandrijfhendel zich vaak niet in de stand waarbij een zo groot mogelijke 25 krachtoverbrenging op de openingsorgaanhouder gerealiseerd wordt. De gebruiker dient hierdoor onnodig veel kracht op de aandrijfhandel uit te oefenen. Aangezien dergelijke inrichtingen vaak gebruikt worden voor het openen van grote hoeveelheden oesters is het van groot belang dat het openen met een zo klein mogelijke krachtinspanning van de gebruiker gepaard gaat om blessures te verkomen.

30 Een doel van de uitvinding is te voorzien in een inrichting voor het openen van oesters, waarbij een optimale krachtoverbrenging van de aandrijfhendel op de openingsorgaanhouder gerealiseerd wordt. Dit doel wordt bereikt doordat het steunorgaan verstelbaar is ten opzichte van de oestersteun, de inrichting 1029785 ' 2 j geleidingsmiddelen omvat voor het in de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder geleiden van het verstelbare steunorgaan en dat het steunorgaan fixeermiddelen omvat voor het aan de geleidingsmiddelen fixeren van het steunorgaan.

Dit heeft als effect dat de afstand tussen het steunorgaan en de oestersteun aangepast 5 kan worden. Hierdoor kan bij de verschillende afmetingen van de oesters het steunorgaan op een zodanige positie aan de geleidingsmiddelen gefixeerd worden dat, in de hiervoor beschreven situatie dat het openingsorgaan contact maakt met een oester, een door het rotatiepunt en door het tweede hendeleinde uitstrekkende lijn loodrecht op de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder gepositioneerd is. In deze 10 positie wordt de grootste krachtoverbrenging van de aandrijfhendel op de openingsorgaanhouder gerealiseerd. De gebruiker is hierdoor in staat een oester met een zo klein mogelijke krachtinspanning te openen.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de inrichting met de geleidingsmiddelen verbonden positioneringsmiddelen, welke positioneringsmiddelen 15 zich zodanig van de geleidingsmiddelen af uitstrekken dat, wanneer de inrichting zodanig op een plat vlak geplaatst is dat de positioneringsmiddelen contact maken met het platte vlak, het steunorgaan zich op een afstand van het platte vlak bevindt. In de gebruikspositie wordt de oesteropener op een plat werkblad geplaatst. Doordat de positioneringsmiddelen zorg dragen dat in de gebruikspositie het steunorgaan geen 20 contact met het werkblad maakt, vormt het werkblad geen belemmering voor het, in deze positie van de inrichting, langs de geleidingsmiddelen verplaatsen van het steunorgaan. Hierdoor kan afstand tussen het steunorgaan en de oestersteun versteld worden zonder dat het noodzakelijk is om de inrichting van het werkblad op te lichten.

Dit vergroot het gebruiksgemak van de inrichting aanzienlijk.

25 In een uitvoeringsvorm omvat het steunorgaan een fixeerhandel voor het aansturen van de fixeermiddelen en bevindt de fixeerhandel zich, gemeten in de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder, ten opzichte van de oestersteun op een grotere afstand bevindt dan het openingsorgaan. Door deze specifieke positionering van de fixeerhandel hoeft de gebruiker voor het verstellen van de positie van het 30 steunorgaan niet met zijn handen in de baan van het openingsorgaan te komen. Dit is van belang om de veiligheid van de gebruiker ten tijde van het verstellen van de positie van het steunorgaan te vergroten.

i 3

De geleidingmiddelen kunnen markeringen omvatten en het steunorgaan kan een kijkopening voor het zichtbaar maken van door het steunorgaan bedekte markeringen omvatten. De oesters die op de markt verhandeld worden zijn meestel gesorteerd op de afmeting daarvan. De verhandelde oesters zijn gegroepeerd in verschillende groepen, 5 waarbij alle oesters uit een groep ongeveer dezelfde afmeting hebben. In de markt wordt door bijna alle oesterhandelaren, voor het groeperen van de oesters, dezelfde afmetingen gehanteerd. Door de markeringen op een zodanige positie op de geleidingsmiddelen te plaatsen dat het steunorgaan zich op een optimale positie voor een bepaalde groep bevindt wanneer een markering door de kijkopening zichtbaar is, 10 kan de gebruiker het steunorgaan snel in de juiste stand voor een bepaalde groep plaatsen.

De op de markt verhandelde oesters worden vaak in vier groepen opgedeeld. In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de fixeermiddelen dan ook zodanig ingericht dat het steunorgaan op vier specifieke plaatsen aan de geleidingsmiddelen 15 gefixeerd kunnen worden. De afstand tussen deze vier specifieke plaatsen kan 6 cm zijn. In de situatie dat een door het rotatiepunt en door het tweede hendeleinde uitstrekkende lijn loodrecht op de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder gepositioneerd kan de afstand tussen het openingsorgaan en de oestersteun bij die vier specifieke posities van het steunorgaan 6,12,18, en 22 cm zijn.

20 In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de inrichting vochtopvangmiddelen voor het opvangen van vocht uit een te openen oester en omvatten de vochtopvangmiddelen een filterelement voor het filteren van het opgevangen vocht. Bij het openen van een oester komt vocht vrij. Dit vocht is zeer smaakvol. Door het opvangen van dit vocht, kan dit vocht weer terug in de geopende 25 oester geplaatst worden. Bij voorkeur is het filterelement zodanig gepositioneerd dat het vrijgekomen vocht gefilterd wordt voordat deze door de opvangmiddelen opgevangen wordt. Hierdoor wordt een directe scheiding tussen het vocht en het bij het openen vrijgekomen gruis van de oesterschelp gerealiseerd. Dit is van belang om de smaakoverdracht tussen het gruis en het vocht te minimaliseren. Het filterelement kan 30 een fijnmazig gaas omvatten.

De oestersteun kan een aanslagelement van elastisch materiaal omvatten. Door dit elastische materiaal, bij voorkeur rubber, wordt een goede grip van de oester op de 4 ί oestersteun verkregen en raakt tijdens het openen van de oester de zijde daarvan die in contact staat met de oestersteun minder beschadigd.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvatten de geleidingsmiddelen eerste uitsparingen en omvatten de fixeermiddelen een met de eerste uitsparingen 5 samenwerkende rotatiestang, welke rotatiestang een tweede uitsparing omvat voor het langs de geleidingsmiddelen geleiden van het steunorgaan. Op deze wijze is de gebruiker in staat het steunorgaan met een enkele op de fixeerhandel uitgeoefende draaibeweging het steunorgaan te fixeren aan of los te koppelen van de geleidingsmiddelen.

10 De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het openen van een oester, welke de stappen omvat van het tegen een oestersteun positioneren van een oester, het in een zodanige positie positioneren van een langs geleidingsmiddelen verstelbaar steunorgaan, welke steunorgaan een aandrijfhendel en een in de langsrichting verplaatsbaar openingsorgaan omvat, dat het openingsorgaan tegen de 1S oester geplaatst is en de aandrij fhendel zich in de stand bevindt dat een maximale krachtoverbrenging op het openingsorgaan gerealiseerd wordt, het in die positie aan de geleidingsmiddelen fixeren van het steunorgaan en het verplaatsen van de aandrijfhendel voor het met het openingsorgaan openen van de oester.

De uitvinding zal aan de hand van de tekeningen verder toegelicht worden, waarin 20 Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 een schematisch gedeeltelijke dwarsdoorsnedeaanzicht is door de lijn Π van de inrichting van fig. 1

Fig. 3a en 3b respectievelijk een schematisch zij- en bovenaanzicht zijn van het 25 openingsorgaan van de inrichting van fig. 1 is.

Figuur 1 toont een inrichting volgens de uitvinding, welke omvat een oestersteun 1 voor het ondersteunen van een te openen oester en waarbij tegen het aanslagelement 23 van de oestersteun 1 een oester gepositioneerd is. De inrichting omvat een openingsorgaanhouder 2 welke in de langsrichting daarvan verplaatsbaar opgesteld is. 30 In een openingsorgaanhoudereinde 22 van de openingsorgaanhouder 2 is een openingsorgaan 10 opgenomen. Verder omvat de inrichting een aandrijfhendel 3 voor het aandrijven van de openingsorgaanhouder 2, welke aandrijfhendel 3 een eerste en tweede hendeleinde 14 en 13 omvat. Het eerste hendeleinde 14 is met een gefixeerd 5 rotatiepunt 4 verbonden. De aandrijfhendel 3 is zwenkbaar om het rotatiepunt 4 opgesteld en tussen het eerste en tweede hendeleinde 14 en 13 verbonden met de openingsorgaanhouder 2. Door een zwenkbeweging van de aandrijfhendel 3 verplaatst de openingsorgaanhouder 2 zich van of naar de tegen de oestersteun 1 gelegen oester.

5 De bewegingsrichting van de openingsorgaanhouder 2 wordt getoond door de naast de openingsorgaanhouder 2 weergegeven pijl 41. De openingsorgaanhouder 2 en de aandrijfhendel 3 worden geheel door een verstelbaar steunorgaan 5 ondersteund. De openingsorgaanhouder 2 en het daarin opgenomen openingsorgaan 10 vormen samen een doorlopende opening 12. Door deze doorlopende opening 12 kan een pen gestoken 10 worden voor het aan de openingsorgaanhouder 2 koppelen van het openingsorgaan 10. De inrichting omvat geleidingsmiddelen 7,15 voor het in de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder 2 geleiden van het verstelbare steunorgaan 5. Het steunorgaan 5 omvat fixeermiddelen 11 voor het aan de geleidingsmiddelen 7,15 fixeren van het steunorgaan 5. Het rotatiepunt 4 is onderdeel van het steunorgaan 5.

15 Wanneer het steunorgaan 5 aan de geleidingsmiddelen 7,15 gefixeerd is, is tevens het rotatiepunt 4 gefixeerd voor het gebruik van de inrichting. Voor het aansturen van fixeermiddelen 11 omvatten deze een fixeerhendel 6. De fixeerhendel 6 is zodanig gepositioneerd dat de fixeermiddelen 11 aangestuurd kunnen zonder dat de gebruiker met zijn handen in de baan van de openingsorgaanhouder 2, en dus ook van het 20 openingsorgaan 10, komt. De geleidermiddelen 7,15 omvatten een eerste en tweede geleider 7 en 15. De eerste geleider 7 omvat daarop aangebrachte markeringen 8. Deze markeringen 8 zijn door een kijkopening 9 zichtbaar wanneer het steunorgaan 5 zich boven een van de markeringen 8 bevindt. De kijkopening 9 kan tevens gebruikt worden voor het naar de eerste geleider 7 toevoeren van een smeermiddel. Voor deze 25 toepassing omvat het steunorgaan 5 een tweede kijkopening 40 voor het zichtbaar maken van de tweede geleider 15. De inrichting omvat met de geleidingsmiddelen 7, 15 verbonden positioneringsmiddelen 19. Aan een einde van de geleidingsmiddelen 7,15 worden de positioneringsmiddelen 19 gevormd door het onderste deel van de oestersteun 1. De positioneringsmiddelen 19 strekken zich zover van de 30 geleidingsmiddelen 7,15 uit dat, wanneer de inrichting zodanig op een plat vlak gepositioneerd is dat de positioneringsmiddelen 19 contact maken met het platte vlak, het steunorgaan 5 zich op een afstand van het platte vlak bevindt. Op deze wijze is het steunorgaan 5 langs de geleidingsmiddelen 7, 15 te verplaatsen terwijl inrichting op een 6 plat vlak gepositioneerd is. De verplaatsingsrichting van het steunorgaan 5 wordt getoond door de naast het steunorgaan 5 weergegeven pijl 42. De inrichting omvat verder tegen de oestersteun 1 en onder de geleidingsmiddelen 7, 15 gepositioneerde vochtopvangmiddelen 16 voor het op vangen van oestervocht welke vrijkomt bij het 5 openen van een oester. De vochtopvangmiddelen 16 omvat een filterelement 17 voor het filteren van het oestervocht.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnedeaanzicht door lijn Π van de inrichting van fig. 1, waarbij een deel van de dwarsdoorsnede weergegeven is. De eerste geleider 7 omvat een eerste uitsparing 20. De fixeermiddelen 11 omvatten een met de eerste uitsparing 10 20 samenwerkende rotatiestang 24. Voor het fixeren van het steunorgaan 5 wordt de rotatiestang 24 in een zodanige positie geroteerd dat de rotatiestang 24 zich door de eerste uitsparing 20 in de eerste geleider 7 uitstrekt. De rotatiestang 24 omvat een tweede uitsparing 21. Voor het langs de eerste geleider 7 verplaatsen van het steunorgaan S wordt de rotatiestang 24 zodanig gepositioneerd dat de tweede uitsparing 15 21 naar de geleidingsmiddelen 7 gericht is. In deze positie van de rotatiestang 24 vormt deze geen belemmering voor het langs de eerste geleider 7 verplaatsen van het steunorgaan 5.

De rotatiestang 24 kan zich ook door het gehele steunorgaan 5 uitstrekken, zodat de rotatiestang 24 zich op overeenkomstige wijze aan de tweede geleider 15 kan fixeren.

20 In deze situatie is het mogelijk dat de rotatiestang 24 zowel aan de zijde van de eerste geleider 7 als aan de zijde van de tweede geleider 15 in het steunorgaan 5 geplaatst kan worden, zodat de fixeerhendel 6 zich respectievelijk aan de zijde bevindt die voordelig is voor rechts- of linkshandige gebruikers.

Figuur 3a toont een zijaanzicht, met een gedeeltelijke doorsnede, van het 25 openingsorgaan 10 en een deel van de openingsorgaanhouder 2 van de inrichting van figuur 1. Het openingsorgaan 10 omvat een daarmee verbonden koppeldeel 25 welke in het openingsorgaanhoudereinde 22 van de openingsorgaanhouder 2 opgenomen is. De openingsorgaanhouder 2 en het daarin opgenomen koppeldeel 25 vormen een doorlopende opening 12 voor het koppelen van het openingsorgaan 10 aan de 30 openingsorgaanhouder 2. Deze koppeling wordt tot stand gebracht door het door de doorlopende opening 12 plaatsen van een pen (niet getoond). Deze pen strekt zich dan bij voorkeur uit door de gehele doorlopende opening 12. Het koppeldeel 25 en de 7 binnenzijde van het openingsorgaanhoudereinde 22 kunnen eveneens samenwerkend schroefdraad omvatten.

Figuur 3b toont een bovenaanzicht, met een gedeeltelijke doorsnede, van het openingsorgaan en een deel van de openingsorgaanhouder van de inrichting van figuur 5 1. Het openingsorgaan 10 omvat een schijfvormig deel 26. Hierdoor heeft het openingsorgaan 10 geen scherpe hoeken, wat de veiligheid van het gebruik van de inrichting vergroot.

Het zal de vakman duidelijk zijn dat binnen de reikwijdte van de door de conclusies gedefinieerde beschermingsomvang nog verdere varianten denkbaar zijn.

10 j j 0 2 97 8 5

Claims (16)

1. Inrichting voor het openen van een oester, omvattende een oestersteun (1) voor het ondersteunen van de oester, een openingsorgaanhouder (2) welke in de 5 langsrichting daarvan verplaatsbaar opgesteld is en in een openingsorgaanhoudereinde (22) daarvan een openingsorgaan (10) omvat, een aandrijfhendel (3) voor het aandrijven van de openingsorgaanhouder (2), welke aandrijfhendel (3) een eerste en tweede hendeleinde (14 en 13) omvat, met het eerste hendeleinde (14) daarvan zwenkbaar met een gefixeerd rotatiepunt (4) verbonden is en tussen het eerste en 10 tweede hendeleinde (14 en 13) verbonden is met een openingsorgaanhouder (2), een stemorgaan (5) voor het ondersteunen van de openingsorgaanhouder (2) en de aandrijfhendel (3) en met het kenmerk, dat het steunorgaan (5) verstelbaar is ten opzichte van de oestersteun (1), de inrichting geleidingsmiddelen (7, 15) omvat voor het in de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder (2) geleiden van het 15 verstelbare steunorgaan (5) en dat het steunorgaan (5) fixeermiddelen (11) omvat voor het aan de geleidingsmiddelen (7,15) fixeren van het steunorgaan (5).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de geleidingsmiddelen (7) eerste uitsparingen 20 omvatten en de fixeermiddelen (11) een met de eerste uitsparingen (20) 20 samenwerkende rotatiestang (24) omvatten, welke rotatiestang (24) een tweede uitsparing (21) omvat voor het langs de geleidingsmiddelen (7) verplaatsen van het steunorgaan (5).

3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 25 geleidingsmiddelen (7, 15) een eerste geleider (7) en een tweede geleider (15) omvatten en de eerste en tweede geleider (7 en 15) zich op een afstand van elkaar bevinden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de eerste en tweede geleiders (7 en 15) zich in hoofdzaak parallel aan elkaar en in de richting van de oestersteun (1) 30 uitstrekken.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de eerste en tweede geleiders (7 en 15. staafvormig zijn. 1029785

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting met de geleidingsmiddelen (7,15) verbonden positioneringsmiddelen (19) omvat, welke positioneringsmiddelen (19) zich zodanig van de geleidingsmiddelen (7, 15) af uitstrekken dat, wanneer de inrichting zodanig op een plat vlak geplaatst is dat de 5 positioneringsmiddelen (19) contact maken met het platte vlak, het steunorgaan (5) zich op een afstand van het platte vlak bevindt.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunorgaan (5) een fixeerhandel (6) voor het aansturen van de fixeermiddelen (11) omvat en de 10 fixeerhandel (6), gemeten in de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder (2), zich ten opzichte van de oestersteun (1) op een grotere afstand bevindt dan het openingsorgaan (10).

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 15 geleidingmiddelen (7, 15) markeringen (8) omvatten en het steunorgaan (5) een kijkopening (9) omvat voor het zichtbaar maken van door het steunorgaan (5) bedekte markeringen (8).

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de fixeermiddelen 20 (11) zodanig ingericht zijn dat het steunorgaan (5) op vier specifieke plaatsen aan de geleidingsmiddelen (7,15) gefixeerd kunnen worden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij, met de aandrijfhendel (3) in een zodanige positie dat een door het rotatiepunt (4) en de tweede hendeleinde (13) uitstrekkende lijn 25 loodrecht op de verplaatsingsrichting van de openingsorgaanhouder (2) gepositioneerd is, de afstand tussen het openingsorgaan (10) en de oestersteun (1) in de vier specifieke plaatsen 6, 12, 18, en 22 cm zijn.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting 30 vochtopvangmiddelen (16) omvat voor het opvangen van vocht uit een te openen oester en de vochtopvangmiddelen (16) een filterelement (17) omvatten voor het filteren van het opgevangen vocht.

12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies» waarbij de oestersteun (1) een aanslagelement (8) van elastisch materiaal omvat.

13 Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het openingsorgaan 5 (10) een schij fvormig deel (26) omvat.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij het schij vormige deel (26) een dikte D van ten minste 3 mm omvat.

15. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het openingsorgaan (10) een koppeldeel (25) omvat en de openingsorgaanhouder (2) en het daarin opgenomen koppeldeel (25) een doorlopende opening (12) vormen voor het koppelen van het openingsorgaan (10) aan de openingsorgaanhouder (2).

16. Werkwijze voor het openen van een oester, welke de stappen omvat van het tegen een oestersteun (1) positioneren van een oester, het in een zodanige positie positioneren van een langs geleidingsmiddelen (7, 15) verstelbaar steunorgaan (5), welk steunorgaan (5) een aandrijfhendel (3) en een in de langsrichting verplaatsbaar openingsorgaan (10) omvat, dat het openingsorgaan (10) tegen de oester geplaatst is en de aandrijfhendel (3) 20 zich in de stand bevindt dat een maximale krachtoverbrenging op het openingsorgaan (10) gerealiseerd wordt, het in die positie aan de geleidingsmdidelen (7,15) fixeren van het steunorgaan (5) en het verplaatsen van de aandrijfhendel (3) voor het met het openingsorgaan openen van de oester. i i | ! ) 2 g 7 8 5