NL8302116A - Inrichting voor het verwijderen van de buitenisolatie van een- of meeraderige kabels. - Google Patents

Description

> *

Inrichting voor het verwijderen van de buitenisolatie van een- of meeraderige kabels.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van de buitenisolatie van een- of meeraderige 5 kabels.

Voor het verwijderen van de isolatiemantel van een-of meeraderige kabels wordt tot dusverre gebruik gemaakt van een inrichting, bestaande uit twee bekken, van welke de uiteinden door middel van een de bekken omgevende verschuifbare 10 huls naar elkaar toe kunnen worden bewogen en waarbij tenminste een van deze bekken nabij het uiteinde daarvan op zijn naar de tegenoverliggende bek toegekeerde zijde een snijorgaan draagt. De hoogte van dit snijorgaan komt overeen met de dikte van een gebruikelijke isolatiemantel, terwijl dit orgaan zich 15 loodrecht op de lengteas van de bekken uitstrekt. Bij het gebruikmaken van deze inrichting wordt de kabel tussen de bekken gestoken en wordt vervolgens de huls in de tegengestelde richting over de bekken naar voren geschoven, waarbij de uiteinden van de bekken naar elkaar toe worden bewogen en het 20 snijorgaan of de snijorganen in de isolatiemantel dringt of dringen. Vervolgens wordt de inrichting om zijn lengteas gedraaid tot de isolatiemantel over zijn gehele omtrek is doorgesneden. Door het terugtrekken van de huls kan dan het afgesneden gedeelte van de isolatiemantel van de kabel kern 25 worden afgetrokken. Deze bekende inrichting heeft echter het nadeel, dat de kabel tussen de bekken moet worden gestoken, hetgeen bepaalde moeilijkheden kan opleveren, wanneer dit niet zeer zorgvuldig wordt gedaan. Anderzijds zijn onnauwkeurigheden voor wat betreft het aanhouden van bepaalde lengten 30 van de ingestoken kabel niet te vermijden. Tenslotte vereist het verschuiven van de huls zowel voor het naar elkaar toe als het van elkaar af bewegen van de bekken een zich steeds herhalende krachtinspanning. Derhalve zijn de bij deze bekende inrichting uit te voeren bewegingen en te verrichten functies 35 in hun totaliteit beschouwd niet ideaal.

De uitvinding beoogt, deze nadelen van de stand van de techniek te vermijden en een inrichting van de beschreven soort te verschaffen, waarmede alle bewerkingen en wel met name het aanbrengen daarvan om de kabel, het vastkleramen van 40 de kabel en het doorsnijden van de isolatiemantel daarvan 8302116 t ·ν - 2 - zonder gebruikmaking van een huls en daardoor eenvoudiger en met minder krachtinspanning kunnen worden uitgevoerd.

De uitvinding verschaft een inrichting'van de bovenbeschreven soort, waarmede het gestelde doel is bereikt, door-5 dat deze is voorzien van bekken, die om hun symmetrieas draaibaar zijn.

Bij voorkeur bezitten deze bekken een halfcilindrische vorm en zijn zij scharnierend met elkaar verbonden en wel door middel van een of meer tussen twee lange zijden van de bekken 10 aangebrachte scharnieren.

Bij gebruikmaking van meerdere scharnieren kan een gemeenschappelijke scharnieras worden toegepast.

Volgens een verdere uitwerking .van de uitvinding is tenminste een van de bekken voorzien van een zijdelings uit-15 steeksel, waardoor de bediening van de inrichting wordt verge-» makkelijkt.

Voorts biedt het voordelen om de vorm van het snij-orgaan of de snijorganen aan de gebogen vorm van de binnenwand van de bek of de bekken aan te passen.

20 Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm kunnen de snij organen hierbij worden onderverdeeld in segmenten, die zodanig over de ronde binnenomtrek van de bekken verdeeld in het snijvlak. naast elkaar zijn aangebracht, dat zij over deze gehele binnenomtrek van de bekken werkzaam zijn. Dit laatste wordt 25 ook bereikt, wanneer de snijorganen als ringsegmenten zijn uitgevoerd.

In alle gevallen betekent dit voor de snijorganen een verlenging van de snijkanten daarvan ten opzichte van ongedeelde rechtlijnige snijorganen en een vergroting van het omvat-30 tingsbereik door de onder verschillende hoeken gerichte segmenten van de snijorganen. Dit omvattingsbereik wordt vanzelfsprekend verdubbeld, wanneer in plaats van slechts een enkel snijorgaan in een bek in de beide bekken volgens de uitvinding uitgevoerde snijorganen worden aangebracht, welke uit de be-35 schreven en op de aangegeven wijze aangebrachte segmenten bestaan. Hierdoor wordt dan bereikt, dat de snijkanten van de snijorganen ofwel de segmenten daarvan rondom in de bekken werkzaam zijn.

De snijkanten zijn aldus optimaal over de omtrek 40 verdeeld aangebracht, hetgeen het voordeel heeft, dat de voor 8302116 / * - 3 - het doorsnijden van de isolatie noodzakelijke draaiing van de inrichting kan worden beperkt tot een draaiing over 90°, terwijl de tot dusver bekende inrichtingen van deze soort voor dit doel over 180° of nog verder moeten worden gedraaid.

5 Voorts biedt het voordelen om de bekken onder de snijorganen te voorzien van middelen voor het verwijderen van de isolatie van de kabeladers.

Deze middelen kunnen bestaan uit twee mesbladen, die elk aan een van de bekken zijn bevestigd en wel aan de van de 10 snijorganen afgekeerde kopvlakken daarvan. Bij het naar elkaar toe bewegen van de bekken bewegen deze mesbladen op de wijze van een schaar over- en onder elkaar en snijden op deze wijze de isolatie in of af, zodat deze moeiteloos kan worden verwijderd.

15 Een andere mogelijkheid bestaat daarin om in de bekken onder de snijorganen op tegenover elkaar liggende plaatsen van de buitenste langsranden daarvan meerdere met elkaar samenvallende scherpkantige inkepingen voor het verwijderen van de isolatie van de kabeladers aan te brengen.

20 Met deze laatstbeschreven uitvoeringsvormen heeft de inrichting volgens de uitvinding het voordeel, dat deze zowel voor het verwijderen van de buitenisolatie van een kabel als voor het verwijderen van de isolatie van de kabeladers kan worden gebruikt en hiertoe dus niet twee verschillende gereed- 25 schappen behoeven te worden toegepast.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan^ de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden, welke zijn weergegeven in de tekening, waarin is : fig. 1 een aanzicht van de bekken in opengeklapte 30 toestand.

fig. 2 een vooraanzicht van de inrichting volgens fig. 1.

fig. 3 een aanzicht van een variant van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1.

35 fig. 4 een aanzicht van de samengeklapte bekken met een daartussen aangebrachte kabel.

fig. 5 een aanzicht van een inrichting met op bijzondere wijze uitgevoerde snijkanten met opengeklapte bekken.

fig. 6 een vooraanzicht van de inrichting volgens 40 fig. 5 aan de zijde, waar de snijorganen zich bevinden.

8302116 V > - 4 - fig. 7 eenzelfde aanzicht als in fig. 6 bij vrijwel samengeklapte bekken en een daartussen aangebrachte kabel.

fig. 8 eenzelfde aanzicht als in de figuren 6 en 7 bij geopende bekken met ringsegraentvormige snijorganen.

5 fig. 9 een aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met openg.eklapte bekken en voorzien van middelen voor het verwijderen van de isolatie van kabeladers.

fig. 10 een bijbehorend aanzicht van de mesbladen bij opengeklapte bekken.

10 fig. 11 een bijbehorend aanzicht in de toestand, waarbij de bekken zijn samengeklapt en de mesbladen op de wijze van een schaar over- en onder elkaar vallen.

De bekken 1 en 2, die op bekende wijze aan één uiteinde zijn voorzien van snijorganen 3 en 4 bezitten een ha 1 f-15 cilindrische vorm en zijn met één van hun langsranden door middel van scharnieren 5 en 6 draaibaar met elkaar verbonden, zodat zij tot in de vorm van een hol lichaam kunnen worden samengeklapt. De daarbij gevormde holle ruimte dient voor het opnemen van de kabel 7, waarvan de isolatiemantel gedeeltelijk 20 moet worden verwijderd (zie fig. 4). Wanneer de kabel 7 in de opengeklapte bekken 1 en 2 is aangebracht zullen, wanneer deze bekken 1 en 2 vervolgens worden samengeklapt de snijorganen 3 en 4 in de isolatiemantel van de kabel 7 dringen, waarbij door het draaien en het gelijktijdig in geringe mate in zijdelingse 25 richting afbuigen van de bekken 1 en 2 de isolatiemantel van de kabel 7 rondom wordt doorgesneden. Door het wegtrekken van de bekken 1 en 2 of het uit deze bekken 1 en 2 trekken van de kabel 7 wordt dan het afgesneden stuk van de isolatiemantel van de kabelkern afgetrokken. Een aan de bek 1 gevormd uit-30 steeksel 8 vergemakkelijkt hierbij de bediening van de inrich-ti ng.

Het is vanzelfsprekend ook mogelijk om de bekken 1 en 2 door middel van slechts een enkel scharnier 9 (zie fig. 3) met elkaar te verbinden, terwijl bij toepassing van twee schar-35 nieren een gemeenschappelijke scharnieras 10 kan worden aangebracht (zie fig. 1).

De inrichting volgens de uitvinding biedt derhalve de mogelijkheid om de isolatiemantel van een- of meeraderige kabels met minder hulpmiddelen eenvoudiger dan tot dusverre ge-40 deel tel ijk te verwijderen.

8302113 * Jt - 5 -

Bij de in de figuren 5 t/m 7 weergegeven uitvoering van de inrichting zijn de zich aan het bovenste uiteinde van de bekken 1 en 2 bevindende snfjorganen 3 en 4 onderverdeeld in segmenten 11,12 en 13,14, die zodanig in het snijvlak on-5 der hoeken ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, dat de snijkanten daarvan zich geheel over de ronde binnenomtrek van de bekken 1 en 2 uitstrekken (zie fig. 6}.

Zoals in fig. 8 is weergegeven zal bij gesloten bekken 1 en 2 en een daartussen aangebrachte kabel 7 aan de bin-10 nenzijdenvan de bekken 1 en 2 een zich vrijwel over de gehele binnenomtrek uitstrekkend snijorgaan worden gevormd, dat bij draaiing van het werktuig ofwel de Bekken 1 en 2 de kabel 7 op zijn tegenover de segmenten 11 t/m 14 van de snijorganen 3 en 4 liggende omtreksvlak gelijktijdig insnijdt, waarbij de 15 volledige doorsnijding van de kabelisolatie nu plaatsvindt bij een draaiing van dit werktuig over een hoek van slechts 90°.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, zoals is weergegeven in fig. 7 zijn de snijorganen 3 en 4 in de vorm van zich over de gehele binnen-20 oratrek van de bekken 1 en 2 uitstrekkende ringsegmenten 18 en 19 uitgevoerd. Ook hierdoor wordt een zich over de gehele binnenomtrek uitstrekkend snijorgaan gevormd, waarmede de kabel -isolatie door een draaiing van het werktuig over een hoek van slechts ongeveer 90° kan worden afgesneden.

25 Voor het vergemakkelijken van de bediening van de inrichting zijn hierbij op elk van de bekken 1 en 2 onderling symmetrische uitsteeksels 20,21 en 15,16 aangebracht, welke in de samengeklapte toestand van de bekken 1 en 2 een handgreep vormen, die tussen de beide uitsteeksels een verdieping 22 30 voor het opnemen van een vinger, zoals bijv. de wijsvinger bevat, door welke in het bijzonder bij het aftrekken van de doorgesneden isolatie de greep van de band van de gebruiker op het werktuig wordt verstevigd.

Bij de in de figuren 9 t/m 11 weergegeven uitvoerings-35 vorm van de inrichting is op de tegenover de snijorganen 3 en 4 gelegen kopzijde van de bekken 1 en 2 een mechanisme 23 voor het verwijderen van de isolatie van kabeladers aangebracht. Dit mechanisme bestaat uit de mesbladen 27 en 28, die elk vast op één van de bekken 1 en 2 zijn aangebracht en wel zodanig, dat 40 wanneer de bekken 1 en 2 tot in de vorm van een hol lichaam 3302 1 1 6 - 6 -- worden samengeklapt deze mesbladen 27 en 28 zich naar elkaar toe bewegen en daarbij op de wijze van een schaar over- en onder elkaar grijpen. Daarbij zal van een tussen de niesbladen 27 en 28 aangebrachte kabelader de isolatie worden doorgesne-5 den en kunnen worden verwijderd.

Het is ook mogelijk om in plaats van de beschreven mesbladen 27 en 28 in de bekken 1 en 2 onder de snijorganen 3 en 4 op tegenover elkaar liggende plaatsen van de buitenste langsranden 26 en 29 daarvan meerdere en bijv. twee over elkaar 10 vallende scherpkantige en in spiegelbeeld gelijke inkepingen 24,25,30,31 voor het verwijderen van de isolatie van kabeladers aan te brengen.

Bij het samenklappen van de bekken 1 en 2 zullen door deze inkepingen 24,25,30,31 de isolatie van een daartussen aange-15 brachte kabelader doorsnijden. De inrichting is hierdoor uitgebreid tot een universeel werktuig, waarmede zowel een gedeelte van de isolerende buitenmantel van een kabel als de isolatie van de kabeladers achtereenvolgens kunnen worden verwijderd.

20 ¼ 8302 1 1 6

Claims (15)

0? ^» - 7 -

1. Inrichting voor het verwijderen van de buitenisolatie van een- of meeraderige kabels met twee naar elkaar toe te bewegen bekken, van welke er tenminste een nabij zijn uiteinde aan de naar de tegenoverliggende bek toegekeerde zijde 5 daarvan een snijorgaan draagt, waarvan de hoogte met de dikte van een gebruikelijke isolatiemantel overeenkomt en dat zich loodrecht op de lengteas van de bekken uitstrekt, met het kenmerk, dat de bekken (1,21 om hun syraraetrieas draaibaar zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de bekken (1,2) een hal feilindrische vorm bezitten en met een van hun langsranden scharnierend met elkaar zijn verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 15 kenmerk, dat de bekken (1,2) door een enkel scharnier (9) met elkaar zijn verbonden.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bekken (1,2) door meerdere scharnieren (5,6)· met elkaar zijn verbonden.

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de scharnieren (5,6) een gemeenschappelijke scharnieras (10) bezitten.

6. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat tenminste een bek (1) aan zijn vrije langs- 25 rand van een uitsteeksel (8) is voorzien.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het uitsteeksel (8) zich in het midden tussen de uiteinden van de bek (11 bevindt.

8. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het 30 kenmerk, dat aan de bekken (1,21 onderling symmetrische dubbele uitsteeksels (20,21 en 15,161 zijn aangebracht, welke wanneer de bekken (1,21 °P elkaar liggen een handgreep met een uitsparing (22) vormen.

9. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het 35 kenmerk, dat het snijorgaan of de snijorganen het verloop van de ronding van de binnenwand van de bek of de bekken volgen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat de snijorganen (3,4) uit segmenten (11,12 en 13,14) bestaan. 40 830 2 1 1 6 - 8 -

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de segmenten (11,12 en 13,14} op de binnenwanden van de bekken (1,2) in het snijvlak, onder hoeken ten opzichte van elkaar naast elkaar zijn aangebracht.

12. Inrichting volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat de snijorganen (3,4} in de vorm van ring-segmenten (18,19) zijn uitgevoerd.

13. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 12, met het kenmerk, dat de bekken (1,2) van midde- 10 len voor het verwijderen van de isolatie van kabeladers zijn voorzi en.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de middelen voor het verwijderen van de isolatie van kabeladers bestaan uit twee mesbladen (27,28), 15 die elk. op een van de: snijorganen (3,4) afgekeerde kopzijde van een bek (1,2) zijn bevestigd en welke mesbladen (27,28) bij het naar elkaar toe bewegen van de bekken (1,2) schaarvormig over- en onder elkaar grijpen.

15. Inrichting volgens conclusie 13, met het 20 kenmerk, dat in de bekken (1,2) onder de snijorganen (3,4) op tegenover elkaar liggende plaatsen van de buitenste langsranden (26,29) daarvan meerdere over elkaar vallende scherpkantige en in spiegelbeeld gelijke inkepingen (24,25, 30,31) als organen voor het verwijderen van de isolatie van 25 kabeladers zijn aangebracht. 8302116