NL1028690C2 - Transportvoertuig met beweegbaar schot. - Google Patents

Transportvoertuig met beweegbaar schot. Download PDF

Info

Publication number
NL1028690C2
NL1028690C2 NL1028690A NL1028690A NL1028690C2 NL 1028690 C2 NL1028690 C2 NL 1028690C2 NL 1028690 A NL1028690 A NL 1028690A NL 1028690 A NL1028690 A NL 1028690A NL 1028690 C2 NL1028690 C2 NL 1028690C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transport vehicle
bulkhead
partition
baffle
vehicle according
Prior art date
Application number
NL1028690A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Arnoldus Fransci Knapen
Original Assignee
Ruflo B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ruflo B V filed Critical Ruflo B V
Priority to NL1028690A priority Critical patent/NL1028690C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1028690C2 publication Critical patent/NL1028690C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P1/00Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading
    • B60P1/36Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading using endless chains or belts thereon
    • B60P1/365Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading using endless chains or belts thereon the chains or belts being fixed to a rigid pusher plate
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D88/00Large containers
    • B65D88/54Large containers characterised by means facilitating filling or emptying
    • B65D88/58Large containers characterised by means facilitating filling or emptying by displacement of walls
    • B65D88/60Large containers characterised by means facilitating filling or emptying by displacement of walls of internal walls

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)

Description

Korte aanduiding: Transportvoertuig met beweegbaar schot.
BESCHRIJVING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 transportvoertuig omvattende een laadruimte met een laadvloer voor ondersteuning van een lading, een voorzijde, een achterzijde en zich tussen de voor- en achterzijde uitstrekkende zijwanden, een schot dat zich vanaf de laadvloer en tussen de zijwanden naar boven uitstrekt en aandrijfmiddelen voor het tussen de voor- en achterzijde bewegen van het 10 schot.
Een dergelijk transportvoertuig is bekend uit GB 417,246, waarin een aanhanger wordt beschreven met een tussen de voor- en achterzijde van de laadruimte beweegbare laadvloer en een zich verticaal uitstrekkend en aan een uiteinde van de beweegbare laadvloer bevestigd 15 schot, dat aldus met de laadvloer meebeweegt. Een nadeel van een dergelijk transportvoertuig is echter, dat aan het begin van het lossen van los gestort goed, waarbij het schot naar de achterzijde van de laadruimte wordt verplaatst, een grote kracht op het schot wordt uitgeoefend door onder meer de traagheid van de lading die die beweging 20 zal tegenwerken. Hierbij treden ten minste twee wrljvingskrachten op, die hier worden aangeduid met vloerwrijving en wandwrljving. De vloerwrljving is de wrijving tussen de bewegende vloer en de lading. Deze wrijving is afhankelijk van de aard van de lading; in het algemeen geldt dat hoe hoger het soortelijk gewicht van de lading, hoe hoger de vloerwrijving. 25 Deze vloerwrijving zorgt ervoor dat de lading door de naar achter bewegende laadvloer mee naar buiten wordt "getrokken". De wandwrijving is de wrijving die optreedt tussen de lading en de zijwanden als gevolg van het tijdens het lossen naar achter bewegen van de lading langs de statische zijwanden. De wandwrijving resulteert in een kracht van de 30 lading op het schot die de beweging van het schot tegenwerkt. B1j het transportvoertuig uit GB 417,246 beweegt het schot in verticale positie 1 028690 2 met de beweegbare vloer naar achter in de laadruimte. Door dit beweegbaar schot leidt de kracht die het schot op de lading uitoefent tot een toename van de wandwrijving, hetgeen er toe leidt dat de kracht die de lading op het schot uitoefent toeneemt, etc. Deze wederzijdse beïnvloeing 5 kan er toe leiden dat het losproces wordt belemmerd en mogelijk zelfs geheel blokkeert omdat de wandwrijving uiteindelijk te hoog wordt.
De onderhavige uitvinding beoogt daarom een transportvoertuig volgens de inleiding te verschaffen, waarbij de kracht die het schot tijdens het naar de achterzijde van de laadruimte bewegen 10 van het schot op de lading uitoefent kan worden verminderd en de wandwrijving bij het naar de achterzijde van de laadruimte verplaatsen van de lading minder toeneemt dan bij het beweegbaar schot volgens de stand van de techniek. Dit doel wordt bereikt, doordat zwenkmiddelen zijn voorzien voor het om een horizontale as zwenken van het schot. Hierdoor 15 kan het schot aan het begin van het uit het transportvoertuig lossen van losgestort goed zwenken en daarmee de ruimte voor de lading ten opzichte van de uitgangssituatie vergroten in vergelijking met de situatie met een star schot. Hierdoor kan de lading in de nabijheid van het schot zich over die grotere ruimte verspreiden en zal de kracht die aan het begin 20 van het lossen door de losgestorte lading werkzaam is af nemen in vergelijking met de situatie met een star schot.
Het heeft de voorkeur dat geleidingsmiddelen zijn voorzien voor het tijdens het tussen de voor- en achterzijde van de laadruimte bewegen van het schot geleiden van het schot. Hierdoor kan worden 25 verzekerd dat het schot tijdens het heen en weer bewegen op de juiste wijze ten opzichte van de laadruimte blijft georiënteerd.
De geleidingsmiddelen omvatten bij voorkeur ten minste één onderste stationair geleidingselement voor het aan de onderkant geleiden van het schot. Geleidingsmiddelen zijn eenvoudig aan te brengen op of in 30 de bodem van de laadruimte, waar een transportvoertuig in de regel bovendien over een goede stijfheid beschikt.
1028690 3
De geleidingsmiddelen omvatten bij voorkeur aan de onderkant van het schot ten minste één onderste geleidlngselement voor hét geleiden van het schot in het ten minste ene onderste stationair geleidingselement. Zo kan op eenvoudige wijze een goede geleiding van het 5 schot in de laadruimte worden gerealiseerd.
Om te voorkomen dat lading aan de zijkanten van het schot tussen het schot en een zijwand van de laadruimte komt zijn tussen het schot en de zijwanden van de laadruimte bij voorkeur afdichtmiddelen aangebracht. Zo kan worden voorkomen dat, wanneer het schot tijdens het 10 lossen lading naar de achterzijde van de laadruimte duwt, materiaal tussen de zijwand en het schot komt en in een ruimte tussen het schot en de voorzijde van de laadruimte komt. Dit zou kunnen lelden tot vervulling en zou het functioneren van het meebewegend schot op den duur kunnen belenmeren.
15 De afdichtmiddelen omvatten bij voorkeur een stijf element dat door middel van een voorspanorgaan tegen een zijwand wordt voorgespannen. Door het voorspannen van het stijf element tegen een zijwand wordt de kans geminimaliseerd dat bij het naar achter bewegen van het schot lading tussen de zijkant van het schot en de zijkant van het 20 transportvoertuig doordringt tot in de loze ruimte tussen het beweegbaar schot en een kopschot van de laadruimte dat zich aan de voorkant van de laadruimte tussen beide zijwanden uitstrekt.
Het heeft de voorkeur dat de laadvloer tussen de voor- en achterzijde van de laadruimte heen en weer beweegbaar is. Hierdoor kan 25 een lading tijdens het lossen in belangrijke mate door de beweegbare vloer naar achter in de laadruimte worden getransporteerd en 1s minder kracht van het schot nodig om de lading bij het lossen naar achter in de laadruimte te bewegen.
Bij voorkeur is tussen het schot en de laadvloer sprake van 30 verdere afdichtmiddelen. Deze verdere afdichtmiddelen dienen ervoor om te voorkomen dat er lading of andere ongerechtigheden tussen de beweegbare 1028690 4 laadvloer en het beweegbaar schot terechtkomen, waardoor de zwenkbaarheld en de functionaliteit van het afscheiden door het schot en/of de verplaatsbaarheid van de laadvloer zou kunnen worden belemmerd.
Voor het onderling verbinden van het schot en de laadvloer 5 zijn bij voorkeur verbindingsmiddelen voorzien. Dit maakt het mogelijk dat het schot en de laadvloer gezamenlijk heen- en weer kunnen bewegen tussen de voor- en achterzijde van de laadruimte.
De zwenkmiddelen omvatten bij voorkeur scharniermiddelen. De scharniermiddelen maken een goede werking van het zwenkbaar schot 10 mogelijk.
Het heeft de voorkeur dat de geleldlngsmiddelen ten minste éên bovenste stationair geleidingselement omvatten voor het aan de bovenkant geleiden van het schot. Hierdoor kan aan de bovenkant van de laadruimte een goede aansluiting tussen de zijwanden en het schot worden 15 verschaft.
Het heeft verder de voorkeur dat de geleidingsmiddelen aan de bovenkant van het schot ten minste êén bovenste geleidingselement omvatten voor het geleiden van het schot 1n het ten minste ene bovenste stationair geleidingselement. Wanneer de geleidingsmiddelen aan de 20 bovenkant van het schot zijn voorzien 1s de afstand tussen het stationair geleidingselement en de verbinding ervan met het schot relatief klein en kan een relatief goede geleiding worden verschaft.
De zwenkmiddelen omvatten bij voorkeur veermlddelen. Hierdoor is het mogelijk om het schot geveerd om een horizontale as te 25 zwenken. Door de veermiddelen kan een passende reactiekracht voor de kracht die als gevolg van de wandwrijving op het schot wordt uitgeoefend aan het schot worden geboden. Dit biedt bovendien de mogelijkheid de mate van zwenking afhankelijk te maken van de krachten die al dan niet op het schot werkzaam zijn.
30 De veermiddelen zijn bij voorkeur werkzaam tussen het schot en ten minste êên van genoemde geleidingselementen. Dit is een eenvoudige 1028690 5 constructie die het mogelijk maakt dat de beweging van het schot enigszins wordt vertraagd wanneer bij die beweging een bepaalde tegengesteld gerichte kracht op het schot werkzaam 1s, zoals bijvoorbeeld het geval 1s wanneer de lading door het schot, al dan niet in 5 samenwerking met een beweegbare laadvloer, naar de achterkant van de laadvloer wordt verplaatst. Verder zullen de verticale krachten die door het schot op de laadvloer worden overgebracht als gevolg van de scharniermiddelen minimaal zijn.
De veermiddelen zijn bij voorkeur werkzaam tussen het schot 10 en het ten minste ene bovenste geleidingselement. Met name wanneer het meebewegend schot aan de onderzijde 1s verbonden met de beweegbare laadvloer verschaft een dergelijke constructie de mogelijkheid dat bij het lossen de verplaatsing van de bovenkant van het meebewegend schot enigszins achterblijft bij de verplaatsing van de onderzijde van het 15 schot. Hierdoor wordt aan de bovenkant van de laadruimte als het ware extra ruimte verschaft die deels kan worden gevuld met lading die zich in de laadruimte bevindt. Behalve bij een fluïde gedrag van de lading zal de lading zich makkelijker aan de bovenkant dan aan de onderkant van de laadruimte verspreiden. Dit heeft een reducerend effect op de 20 wandwrijving en daarmee op de kracht die de lading bij het lossen op het schot uitoefent.
Het heeft de voorkeur dat de veermiddelen een luchtveer omvatten. Bij een luchtveer is het mogelijk een relatief groot volume lucht in een kamer of hulpvat te verschaffen, waardoor de veerkracht over 25 een bepaald zwenktraject ongeveer gelijk kan worden gehouden. Bovendien kan de veerkracht door het toevoegen of laten ontsnappen van lucht eenvoudig worden aangepast aan de soort lading die met het transportvoertuig wordt vervoerd.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding 30 omvatten de zwenkmiddelen een juk, dat zich uitstrekt tussen ten minste twee stationaire geleidingselementen en een midden tussen de zijwanden op 1028690 6 het schot aangebrachte veer. Dit heeft het voordeel dat de krachten die aan beide zijkanten op het schot worden uitgeoefend beter over het schot worden verdeeld.
Verder kunnen de beweegbare laadvloer en het schot 5 gezamenlijk worden aangedreven door de aandrijfmiddelen. Dit leidt tot een niet onnodig grote complexiteit en levert ruimtebesparing op, hetgeen in de transportwereld van belang is. Zeker wanneer de laadvloer onder de bodem van de laadruimte accumuleert gaat dit niet ten koste van de beperkte opslagcapaciteit van de laadruimte.
10 De uitvinding zal hierna gedetailleerd worden beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen. Deze tekeningen zijn slechts bij wijze van voorbeeld in de octrooiaanvrage opgenomen en beogen op geen enkele wijze de beschermingsomvang van de uitvinding, die wordt bepaald door de conclusies te beperken. Getoond worden: 15 Figuur 1 is een schematisch aanzicht van een aanhangwagen volgens de uitvinding;
Figuur 2 is een schematische weergave van de dwarsdoorsnede II-II uit figuur 1;
Figuur 3 is een schematisch zijaanzicht van een schot van 20 een aanhangwagen volgens de onderhavige uitvinding;
Figuur 4 is een schematische weergave van een alternatieve uitvoeringsvorm van een schot van een aanhangwagen volgens de uitvinding; en
Figuur 5 is een detailaanzicht van een afdichting tussen 25 het schot en een zijwand.
Nu kijkend naar figuur 1 wordt een aanhanger 1 getoond waarvan een zijwand ten behoeve van de duidelijkheid van de beschrijving is weggenomen. Aanhanger 1 heeft een laadruimte 2 met een lamellen vloer 3 waaraan aan een voorzijde een band 4 is bevestigd en waarbij zich aan 30 een voorzijde van de aanhangwagen een trommel 5 bevindt. De laadvloer kan op een bodemplaat 22 door middel van band 4 om trommel 5 In de richting 1028690 7 van de voorzijde van de aanhangwagen worden getrokken. Aan de achterzijde van de laadruimte bevindt zich een keertrommel 6 en een accumuleertrommel 7. De laadvloer kan via de keertrommel op de accumuleertrommel 7 worden gerold. Trommel 5 en accumuleertrommel 7 worden aangedreven door niet 5 getoonde motoren. In figuur 1 is in de aanhanger 1 met een beweegbaar schot 10 een aantal posities 10a, 10b, 10c en lOd voor een schot van een aanhangwagen volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de werking van het schot 10 hierna verder zal worden toegelicht. De onderzijde van het schot 10 is door middel van een koppel lamel 9 verbonden met het voorste 10 deel van de lamellen vloer 3. Verder is in figuur 1 een lading 8 getoond voor de situatie waarbij het schot 10 zich in de toestand volgens 10c bevindt. De lading 8 bevindt zich tussen het schot 10 en de achterzijde van de aanhanger 1. Tussen het schot 10 en de voorzijde van de aanhanger 1 bevindt zich een loze ruimte in de laadruimte.
15 Wanneer de aanhanger 1 volledig is gevuld met losgestorte lading 8 bevindt het schot 10 zich in de positie volgens 10a. De lading 8 zal aan de achterzijde van het schot 10 een kracht op het schot 10 uitoefenen als ware het schot 10 een conventionele voorwand van de laadruimte 2. Wanneer nu de aanhanger 1 moet worden gelost wordt de 20 accumuleertrommel 7 aangedreven om te roteren in de richting van de wijzers van de klok, waardoor de laadvloer 3 wordt opgerold op de accumuleertrommel 7 en in de richting van de achterzijde van de laadruimte 2 beweegt. Door een koppel lamel 9 zal ook het schot 10, althans aan de . onderzijde in de richting van de achterkant van de 25 aanhanger 1 worden getrokken. Omdat het schot 10 aan de onderkant scharnierend aan de laadvloer is bevestigd en aan de bovenzijde door middel van een trekveer 11 met de bovenkant van de aanhanger is verbonden hoeft het schot 10 niet in verticale toestand, zoals weergegeven in 10a, I naar de achterkant van de aanhanger 1 te bewegen. Afhankelijk van de 30 kracht die de lading 8 (tijdens het lossen) op het schot 10 uitoefent zal het schot de neiging hebben om tegen de werking van trekveer 11 enigszins 1028690 8 te hellen zoals weergeven bij 10b en 10c. Doordat het schot 10 helt komt er, althans voor de lading aan de achterzijde van de aanhanger meer ruimte beschikbaar en kan de lading 8 zich aldaar over een grotere ruimte verdelen. Hierdoor zal de kracht die de lading 8 op het schot 10 5 uitoefent minder zijn dan bij een niet zwenkbaar schot dat star in de uitgangspositie (10a) wordt gehandhaafd. Wanneer de krachten die de lading 8 enerzijds en de trekveer 11 anderzijds op het schot 10 uitoefenen in evenwicht zijn zal de bovenkant van het schot 10 de beweging van de onderkant gaan volgen en zal het schot 10 zich 1n 10 hellende toestand naar de achterkant van de aanhanger 1 bewegen. Wanneer het schot 10 de achterkant van de aanhanger 1 heeft bereikt zorgt de trekveer 11 ervoor dat het schot 10 weer de in hoofdzaak verticale toestand inneemt waardoor wordt verzekerd dat alle lading uit de aanhanger wordt gelost.
15 Wanneer de aanhanger 1 weer met los gestort goed moet worden geladen zal 1n de regel eerst het schot 10 in de begintoestand van 10a worden teruggebracht, doordat de trommel 5 de band 4 waaraan de laadvloer 3 en de onderzijde van het schot 10 zijn bevestigd accumuleert door 1n de richting van de wijzers van de klok te draaien. Wanneer het 20 schot 10 de toestand van 10a heeft bereikt kan de aanhanger van boven af worden vol gestort met goederen.
Nu kijkend naar figuur 2 wordt schematisch een dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II uit figuur 1 getoond. De laadruimte van de aanhanger wordt begrensd door een zijwand 21 en een bodemplaat 22 25 die door middel van een extrusieprofiel 23 door middel van lassen met elkaar zijn verbonden. Hoekprofiel 23 definieert ook een geleldlngsgoot 24 voor een blok 25 in dit geval van kunststof dat is verbonden met het schot 10. Extrusieprofiel 23 strekt zich uit over de gehele lengte van de aanhanger, zodat het schot 10 over de gehele lengte van de aanhanger door 30 de geleidingsgoot 24 naar voor en achter kan worden geleid. Aan de bovenzijde van de zijwand 21 bevindt zich een uitsparing 26 die dient als 1028690 9 j stationair geleidingselement waarover wielen 27 lopen die door middel van as 28 zijn verbonden met een koppelstuk 29 tussen de wielen 27 en de trekveer 11 die aan zijn andere zijde bij 31 is bevestigd aan het schot 10. In deze figuur is duidelijk te zien dat waar het schot 10 aan de 5 onderzijde niet in verticale richting kan worden bewogen door de nauwe sluiting van kunststof blok 25 in de goot 24 de bovenzijde van het schot 10 wel in verticale richting kan bewegen ten opzichte van de geleidingsrail 26 als stationair geleidingselement als gevolg van ophangen door middel van trekveer 11. In deze figuur is de laadvloer 3 10 niet zichtbaar omdat die zich aan de andere kant van het schot 10 in de laadruimte uitstrekt. De band 4 voor het naar binnen trekken van de laadvloer en het schot 10 is om reden van duidelijkheid niet weergegeven.
Figuur 3 toont een zijaanzicht van een schot 10 dat zich in dit geval verticaal uitstrekt tussen de onderzijde en de bovenzijde van 15 een laadruimte. Aan de onderzijde van de laadruimte bevindt zich een bodemplaat 22 waarop zich een beweegbare lamellen vloer 3 bevindt. Een draaglamel 12 is gekoppeld aan een koppellamel 9 die op zijn beurt door middel van een scharnieras 13 scharnierbaar is verbonden met koppel profiel 14 waarin het schot 10 is opgenomen. Tussen draaglamel 12 20 en schot 10 strekt zich een afdichtstrip 51 uit, in dit geval vervaardigd van rubber, die voorkomt dat lading de scharnierende samenwerking tussen de draaglamel en het schot kan verstoren. Schot 10 is aan een bovenzijde via een trekveer 11, waarmee het door middel van een bevestigingslip 31 is verbonden, verend verbonden met een geleidingsorgaan 16 dat over een 25 geleidingsrail 15 loopt. Het moge duidelijk zijn dat het schot 10 zowel in de richting van pijl A als in de richting van pijl B kan zwenken. Het is echter onwaarschijnlijk dat er vanaf de in de figuur aan de linkerzijde getoonde voorkant van het schot 10 een kracht op het schot 10 zal worden uitgeoefend om het schot in de richting van pijl B te laten 30 zwenken. In de regel zal lading die zich aan de in de figuur rechterzijde getoonde achterkant van het schot 10 op de 'lamellen vloer 3 bevindt een 102 8 69 n ίο
kracht uitoefenen om het schot 10 in de richting van pijl A te laten zwenken. Door de scharnieras 13 en de geveerde ophanging aan de bovenzijde van de laadruimte wordt die beweging ook toegestaan. Hierdoor zal trekveer 11 echter worden uitgetrokken, waardoor de trekveer 11 een 5 kracht op het schot 10 uitoefent om het schot 10 in de richting van de in figuur 3 getoonde uitgangspositie te forceren. Hierdoor ontstaat een krachtenspel dat er uiteindelijk toe zal leiden dat het schot 10 zodanig wordt gepositioneerd dat beide krachten, althans in de richting loodrecht op het schot, met elkaar in evenwicht zijn. Wanneer de lamellen vloer 3 10 via koppel lamel 9 de onderzijde van het schot 10 naar buiten (lees in de richting van de lamellen vloer 3) begint te trekken neemt als gevolg van de versnelling van de laadvloer 3 en het schot 10, de wandwrijving en de traagheid van op de lamellen vloer 3 aanwezige massa een grotere kracht op het schot 10 en zal het schot verder in de richting van pijl A
15 zwenken. Wanneer de beweging van de lamellen vloer 3 en dus van de onderzijde van het schot 10 éénparig is kan er weer een evenwichtstoestand worden gevormd, maar indien dat niet het geval is leidt dat er slechts toe dat de hellingshoek van het kopschot tijdens het naar buiten bewegen zal variëren.
20 Figuur 4 toont een schematisch aanzicht van een schot 60 waarbij een veer 70 bij 71 midden tussen zijwanden 61 aan het schot is bevestigd. De veer 70 strekt zich uit naar een bevestigingspunt 62 in het midden van juk 63. Het juk 63 is aan beide uiteinden voorzien van bevestigingspunten 64 van waar zich via katrollen 65 een kabel 66 25 uitstrekt met een koppelstuk 69. Verder is de ophanging vergelijkbaar met die uit figuur 2.
Figuur 5 ten slotte toont een bovenaanzicht van een schot 10 en een zijwand 21 waarbij een kunststof plaat 19 door middel van een rubberen strip 18 aan het schot 10 is bevestigd. De kunststof plaat 19 30 bevindt zich aan de achterzijde van het schot 10, dat wil zeggen aan de zijde waarin zich (eventuele) lading bevindt. Door deze constructie wordt 1 Π 9 ft fi Q Ω
— J
11 de kunststof plaat 83 in de richting van de zijwand 81 gespannen en wordt verzekerd dat de kunststof plaat 83 gedurende het naar achter in laadruimte bewegen van schot 80 in nauwsluitend contact blijft met zijwand 81.
5 De beschrijving die slechts ter verduidelijking van de uitvinding is opgenomen toont slechts één uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het zal voor de vakman echter duidelijk zijn dat vele aanpassingen mogelijk zijn zonder de beschermd ngsomvang, die wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies te verlaten. Zo is het ook 10 mogelijk het beweegbaar schot toe te passen zonder het gebruik van een beweegbare laadvloer, bijvoorbeeld bij goederen die weinig weerstand bieden bij het lossen. Maar het is bijvoorbeeld ook mogelijk het schot toe te passen bij kiepwagens, om te verzekeren dat lading die niet als gevolg van de zwaartekracht uit de wagen glijdt, zoals klei- of 15 turfresten, alsnog wordt automatisch wordt gelost. De veer kan, ieder geschikt type veer zijn, zoals een trekveer of een compressieveer.
20 1028690

Claims (17)

1. Transportvoertuig omvattende een laadruimte met een laadvloer voor ondersteuning van een lading, een voorzijde, een 5 achterzijde en zich tussen de voor- en achterzijde uitstrekkende I zijwanden, een schot dat zich vanaf de laadvloer en tussen de zijwanden naar boven uitstrekt en aandrijfmiddelen voor het tussen de voor- en achterzijde bewegen van het schot, met het kenmerk, dat zwenkmiddelen zijn voorzien voor het om een horizontale as zwenken van het schot.
2. Transportvoertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat geleidingsmiddelen zijn voorzien voor het tijdens het tussen de voor- en achterzijde van de laadruimte bewegen van het schot geleiden van het schot.
3. Transportvoertuig volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 15 de geleidingsmiddelen ten minste één onderste stationair geleidingselement omvatten voor het aan de onderkant geleiden van het schot.
4. Transportvoertuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen aan de onderkant van het schot ten minste één 20 onderste geleidingselement omvatten voor het geleiden van het schot in het ten minste ene onderste stationair geleidingselement.
5. Transportvoertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen het schot en de zijwanden van de laadruimte afdichtmiddelen zijn aangebracht.
6. Transportvoertuig volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afdichtmiddelen een stijf element omvatten dat door middel van een voorspanorgaan tegen een zijwand wordt voorgespannen. j
7. Transportvoertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de laadvloer tussen de voor- en achterzijde van de 30 laadruimte heen en weer beweegbaar is.
8. Transportvoertuig volgens één van de voorgaande conclusies, • Λ A A A A A met het kenmerk, dat tussen het schot en de laadvloer sprake is van verdere afdichtmiddelen.
9. Transportvoertuig volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat verbindingsmiddelen zijn voorzien voor het onderling 5 verbinden van het schot en de laadvloer.
10. Transportvoertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zwenkmiddelen scharniermiddelen omvatten.
11. Transportvoertuig volgens één van de conclusies 2 tot en met 10, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen ten minste één 10 bovenste stationair geleidingselement omvatten voor het aan de bovenkant geleiden van het schot.
12. Transportvoertuig volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen aan de bovenkant van het schot ten minste één bovenste geleidingselement omvatten voor het geleiden van het schot in 15 het ten minste ene bovenste stationair geleidingselement.
13. Transportvoertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zwenkmiddelen veermiddelen omvatten.
14. Transportvoertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de veermiddelen werkzaam zijn tussen het schot en ten minste één van 20 genoemde geleidingselementen.
15. Transportvoertuig volgens conclusie 12 en conclusie 13, met het kenmerk, dat de veermiddelen werkzaam zijn tussen het schot en het ten minste ene bovenste geleidingselement.
16. Transportvoertuig volgens één van de conclusies 13 tot en 25 met 15, met het kenmerk, dat de veermiddelen een compressieveer omvatten.
17. Transportvoertuig volgens conclusie 3 en conclusies 12 tot en met 15, met het kenmerk, dat de veermiddelen midden tussen de zijwanden op het schot zijn aangebracht. 30 Λ Λ λ η ο Λ t\
NL1028690A 2005-04-04 2005-04-04 Transportvoertuig met beweegbaar schot. NL1028690C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028690A NL1028690C2 (nl) 2005-04-04 2005-04-04 Transportvoertuig met beweegbaar schot.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028690 2005-04-04
NL1028690A NL1028690C2 (nl) 2005-04-04 2005-04-04 Transportvoertuig met beweegbaar schot.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1028690C2 true NL1028690C2 (nl) 2006-10-09

Family

ID=35448046

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028690A NL1028690C2 (nl) 2005-04-04 2005-04-04 Transportvoertuig met beweegbaar schot.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1028690C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012168730A1 (en) * 2011-06-10 2012-12-13 Oliver Dixon Apparatus for removing material from a container and container therewith

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2643014A (en) * 1950-06-09 1953-06-23 Calcagno Ambrose Refuse handling apparatus
US2865286A (en) * 1953-12-31 1958-12-23 Edward T Newell Plows for garbage trucks
FR1376855A (fr) * 1963-11-09 1964-10-31 Murfitt Bulk Transporters Ltd Dispositif de stockage ou de transport de marchandises
US5314290A (en) * 1991-10-04 1994-05-24 Lutz David E Cargo carrying vehicle having a movable bulkhead located therein
EP0685360A1 (de) * 1994-06-01 1995-12-06 Ewald Wagner Lastfahrzeug

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2643014A (en) * 1950-06-09 1953-06-23 Calcagno Ambrose Refuse handling apparatus
US2865286A (en) * 1953-12-31 1958-12-23 Edward T Newell Plows for garbage trucks
FR1376855A (fr) * 1963-11-09 1964-10-31 Murfitt Bulk Transporters Ltd Dispositif de stockage ou de transport de marchandises
US5314290A (en) * 1991-10-04 1994-05-24 Lutz David E Cargo carrying vehicle having a movable bulkhead located therein
EP0685360A1 (de) * 1994-06-01 1995-12-06 Ewald Wagner Lastfahrzeug

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012168730A1 (en) * 2011-06-10 2012-12-13 Oliver Dixon Apparatus for removing material from a container and container therewith
US9193522B2 (en) 2011-06-10 2015-11-24 Oliver Dixon Apparatus for removing material from a container and container therewith

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4647110A (en) Unitary cargo bin and track assembly
RU2404075C2 (ru) Транспортная система с подвесной дорогой для транспортировки предметов и способ ее эксплуатации
RU2722346C2 (ru) Транспортерное устройство
NL9201106A (nl) Continu transporterende scheepsoverslaginrichting voor stortgoed.
NL1028690C2 (nl) Transportvoertuig met beweegbaar schot.
US6334527B1 (en) Bucket conveyor
EP2497684A1 (fr) Remorque de transport a dechargement par tapis enrouleur
US6237745B1 (en) Bucket conveyor
US9139208B2 (en) Support device for a laterally displaceable railway wagon
WO2011033459A1 (fr) Attelage avec organes d'attache integres dans la bande de roulement a friction, train et convoyeur
NL1037657C2 (nl) Transportvoertuig met beweegbare laadvloer.
FR2658470A1 (fr) Wagon de chargement de matieres en vrac.
US20090050449A1 (en) Conveying system
US20240174434A1 (en) Bulk container
FR2504484A1 (fr) Wagon pour le transport de conteneurs et de caisses mobiles
US2589654A (en) Goods elevator for vehicles
NL8105629A (nl) Voertuig voor vrachtvervoer.
FR2726800A1 (fr) Dispositif de calage automatique de pieces cylindriques et wagon utilisant un tel dispositif
NL2008875C2 (nl) Landbouwtransportwagen.
FR2668785A1 (fr) Machine pour la collecte et l'emmagasinage continus de moyens de fixation de rail detaches.
NL1006218C2 (nl) Doseerinrichting voor potgrond.
US4505634A (en) Revolving floor apparatus for trailers
FR2775238A1 (fr) Dispositif de calage automatique de pieces cylindriques ou parallelepipediques et wagon utilisant un tel dispositif
JP5966182B2 (ja) 水平スクリュー式サイロ及びこれを備えた貨物運搬船
FR2611681A1 (fr) Procede et dispositif de reprise de talus residuels dans un silo rectangulaire a fond plat

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20091101