NL1028316C2

NL1028316C2 - Positioneerinrichting, overzetinrichting en werkwijze voor het positioneren van een houder voor elektronische componenten.

Info

Publication number: NL1028316C2
Application number: NL1028316A
Authority: NL
Inventors: Wilhelmus Johannes In De Bosch; Wilhelmus Hendrikus Jo Harmsen
Original assignee: Fico Bv
Priority date: 2005-02-17
Filing date: 2005-02-17
Publication date: 2006-08-21
Also published as: KR101253123B1; CN101120630A; TWI408768B; TW200633115A; WO2006088365A2; CN101120630B; WO2006088365A3; MY141425A; KR20070103760A

Description

*

Positioneerinrichting, overzetinrichting en werkwijze voor het positioneren van een houder voor elektronische componenten

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het positioneren van 5 een houder voor elektronische componenten met een aangrijporgaan voor het aangrijpen van de houder. De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het positioneren en overzetten van een houder voor elektronische componenten waarvan de positioneerinrichting deel uitmaakt. Daarenboven heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een werkwijze voor het positioneren van een houder voor 10 elektronische componenten.

Bij de productie en de verwerking van elektronische componenten, en meer in het bijzonder halfgeleiders, is het onder bepaalde omstandigheden wenselijk meerdere individuele componenten (of halfproducten van elektronische componenten) op te 15 nemen in een gemeenschappelijke houder. Aldus zijn de componenten bijvoorbeeld beter hanteerbaar tijdens transport en/of opslag dan individueel en zij zijn in een houder bovendien beschermd. Bij bescherming dient niet alleen gedacht te worden aan bescherming tegen mechanische belastingen en bescherming tegen verontreiniging. De houder kan ook een bescherming bieden tegen andere ongewenste invloeden zoals 20 bijvoorbeeld (elektromagnetische) straling. In de praktijk worden onder andere, maar niet exclusief, buisvormige (“ tubes”) en plateauvormige houders veelvuldig toegepast. Het is voordelig indien de houders alleen daar waar positienauwkeurigheid van belang is ook daadwerkelijk nauwkeurig gepositioneerd zijn. Hierbij dient in het bijzonder gedacht te worden aan de locatie van het beladen/vullen van een houder en de locatie 25 van het ontladen/]egen van een houder. Buiten dergelijke locaties waar een grote mate van positienauwkeurigheid van belang is kunnen de houders in een minder nauwkeurig positie verkeren, hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan transporttrajecten en/of bulkopslag van de al dan niet gevulde houders. Indien de vereisten ten aanzien van de positienauwkeurigheid van de houder tijdens transport en opslag minder groot zijn 30 vergen dergelijke activiteiten ook minder investeringen. Een probleem bij het positioneren en manipuleren van houders voor elektronische componenten is dat deze veelal een complex gevormde buitenzijde bezitten (met niet vlakke zijden).

J A Λ Λ T 4 ê * * 2

Doel van de onderhavige uitvinding is het vereenvoudigen van het met grote nauwkeurigheid positioneren van houders voor elektronische componenten.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting voor het positioneren van een houder 5 voor elektronische componenten, omvattende: een eerste aangrijporgaan voor het aangrijpen van dé houder, met een contactoppervlak dat is ingericht voor aangrijping op de houder met een eerste wrijvingsweerstand, een referentieorgaan voor het in een referentiepositie brengen van een door het eerste aangrijporgaan aangegrepen houder, en aandrijfmiddelen voor het onderling verplaatsen van het eerste aangrijporgaan en het 10 referentieorgaan, waarbij het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan zodanig is uitgevoerd dat de wrijvingsweerstand van het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan op de houder beperkt is ten gevolge waarvan de houder door het referentieorgaan over het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan verschuifbaar is naar een referentiepositie. Een dergelijke inrichting kan zeer op eenvoudige wijze eèn 15 houder van een minder nauwkeurig vastgestelde positie in een nauwkeurig beheerste positie brengen. Voor het positioneren worden opvolgend verschillende organen aangewend. Allereerst wordt de houder aangegrepen door het aangrijporgaan; dit aangrijporgaan hoeft niet zeer nauwkeurig te functioneren; slechts een gedwongen goede aansluiting van de houder op het contactoppervlak is van belang. De 20 positienauwkeurigheid in richtingen evenwijdig aan het contractoppervlak is in deze fase van positioneren mindert relevant. Daar ten aanzien van een grote positienauwkeurigheid van het aangrijporgaan niet in alle vrijheidsgraden hoeft te worden voldaan is het eenvoudiger (goedkoper) de gewenste positienauwkeurigheid in de vrijheidgraad (of vrijheidsgraden) waarin deze wel is gewenst te realiseren. Door het 25 referentieorgaan wordt opvolgend in ten minste nog één extra richting (vrijheidsgraad) de gewenste positienauwkeurigheid bewerkstelligd. Ook ten aanzien van de positienauwkeurigheid van het referentieorgaan geldt dat niet in alle vrijheidsgraden hoeft te worden voldaan maar slechts in een selectie daarvan. De in de eerste fase verkregen positienauwkeurigheid wordt op vernuftige wijze gehandhaafd tijdens de 30 twee fase van positioneren doordart de houder door het referentieorgaan over het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan verschuifbaar is.

In een voorkeursuitvoering van de positioneerinrichting is het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan voorzien van ten minste één door het contactoppervlak omsloten 1 n 9 fi Jt 1 * 4 3 aanzuigopening, welke aanzuigopening aansluit op een onderdrukbron. Met behulp van een aanzuigopening kunnen de houders met onderdruk worden aangegrepen hetgeen de voordelen van een eenvoudige constructie paart (geen of weinig beweegbare onderdelen) aan een relatief geringe kans op beschadiging van houders ten gevolge van 5 het aangrijpen. Ook is het eenvoudig de houders te lossen door het opheffen van de onderdruk. Naar keuze is het mogelijk om een aangrij por gaan zodanig uit te voeren dat deze is ingericht voor aangrijping van een enkele houder respectievelijk dat deze is ingericht voor gelijktijdige aangrijping van meerdere houders. De vorm van de aanzuigopening(en) kan worden geoptimaliseerd voor een specifiek product. Zo blijkt 10 het voordelig te zijn om de aanzuigopeningen voor het aangrijpen op een houder in de vorm van een langwerpig gevormde houder (“tube”) ook een langgerekte (bijvoorbeeld ovale) vorm te geven.

Verder is het voordelig indien de aanzuigopening is voorzien van een afsluiter voor het 15 in niet werkzame toestand van een aanzuigopening afdichten van de aanzuigopening.

Zo een afsluiter kan mechanisch worden bediend door bijvoorbeeld een tasterpen, maar het is ook mogelijk de afsluiter elektronisch aan te sturen. Door het toepassen van een afsluiter wordt voorkomen dat er valse lucht wordt aangezogen.

20 In weer een andere uitvoeringsvariant is het eerste aangrijporgaan voorzien van een althans in hoofdzaak metalen contactoppervlak. Een metalen contactoppervlak heeft als voordeel dat dit relatief glad kan worden uitgevoerd zodanig dat de wrijvingsweerstand tussen het eerste aangrijporgaan en een aangegrepen houder beperkt blijft. In de praktijk blijkt een bronzen contactoppervlak voordelige resultaten op te leveren bij het 25 aangrijpen van met name langgerekte kunststof houders (“tubes”).

Ook kan het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan zijn voorzien van een van het contactoppervlak uitkragend geleidingsorgaan. Het geleidingsorgaan kan functioneel zijn tijdens het aangrijpen en/of afleggen van een houder maar het is ook 30 mogelijk dat het geleidingsorgaan een borging vormt in een specifieke (ongewenste) bewegingsrichting. Voor een goede aansluiting van het referentieorgaan op de houder kan dit zijn voorzien van een aanslag waarmee op een door het eerste aangrijporgaan aangegrepen houder een kracht wordt uitgeoefend. Wanneer ook de aanslag een uitwisselbaar onderdeel is van het referentieorgaan kan, afhankelijk van de 4 omstandigheden (zoals bijvoorbeeld de dimensies van de te positioneren houders), een voor die omstandigheden geoptimaliseerde aanslag te monteren. Zo kan een productafhankelijk onderdeel van de inrichting eenvoudig worden uitgewisseld voor een andere aanslag.

5

De uitvinding verschaft tevens een inrichting voor het positioneren en overzetten van een houder voor elektronische componenten, omvattende: een eerste aangrijporgaan voor het aangrijpen van de houder, met een contactoppervlak dat is ingericht voor aangrijping op de houder met een eerste wrijvingsweerstand, een tweede aangrijporgaan 10 voor het aangrijpen van de houder, met een contactoppervlak dat is ingericht voor aangrijping op de houder met een tweede wrijvingsweerstand, een referentieorgaan voor het in een referentiepositie brengen van een door het eerste aangrijporgaan aangegrepen houder, en aandrijfmiddelen voor ten minste het onderling verplaatsen van de aangrijporganen en het onderling verplaatsen van het eerste aangrijporgaan en het 15 referentieorgaan, waarbij de contactoppervlakken van de aangrijporganen zodanig zijn uitgevoerd dat de wrijvingsweerstand van het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan kleiner is dan de wrijvingsweerstand van het contactoppervlak van het tweede aangrijporgaan. Met behulp van een dergelijke overzetinrichting kunnen de bovengaand beschreven voordelen van de positioneerinrichting volgens de onderhavige 20 uitvinding worden verkregen voor een overzetinrichting. Van wezenlijk belang daarbij is dat de met behulp van het eerste aangrijporgaan en positioneerorgaan verkregen hoge positienauwkeurigheid van een houder niet verloren gaat bij overzetting naar op bij het houden door het tweede aangrijporgaan. Het is daarom voordelig het contactoppervlak van het tweede aangrijporgaan anders uit te voeren dan het contactoppervlak van het 25 eerste aangrijporgaan. Daar waar juist een verschuiven ten opzichte van het eerste aangrijporgaan nodig is dient zo een verschuiven ten opzichte van het tweede aangrijporgaan voorkomen te worden.

De contactoppervlakken van zowel het eerste als het tweede aangrijporgaan kunnen zijn 30 voorzien van ten minste één door het contactoppervlak omsloten aanzuigopening, welke aanzuigopening aansluit op een onderdrukbron. Het voordeel van één (of meerdere) van dergelijke aanzuigopening is dat de oriëntatie van de houder ten opzichte van het aangrijporgaan niet volledig bepaald hoeft te zijn; een bepaalde positieonnauwkeurigheid ten opzichte van het aangrijporgaan kan worden 10 2131 e I 5 ! I » i gecompenseerd. Ook is het verschuiven van de houder ten opzichte van zo een aangrijporgaan goed mogelijk. Wanneer de aanzuigopening zijn voorzien van een afsluiter voor het in niet werkzame toestand van een aanzuigopening afdichten van de aanzuigopening zal de onderdruk op eventueel parallel opgestelde aanzuigopeningen 5 niet (of minder) afhemen bij het niet afgedekt zijn van een aanzuigopening. Bovendien wordt de kans op verontreiniging van het aangrijporgaan beperkt.

Tijdens testen zijn voordelige resultaten bereikt met een eerste aangrijporgaan dat is voorzien van een althans in hoofdzaak metalen contactoppervlak en/of een tweede 10 aangrijporgaan dat is voorzien van een althans in hoofdzaak veerkrachtig contactoppervlak. Een metalen oppervalk leidt tot een beperkte wrijvingsweerstand tegen verschuiving van een houder over het contactoppervlak. Een veerkrachtig contactoppervlak heeft als voordeel dat dit vervormbaar is waardoor een goede aansluiting mogelijk is op de houder. Daarnaast biedt een veerkrachtig contactoppervlak 15 de mogelijkheid dit zo uit te voeren dat de wrijvingsweerstand tussen het tweede aangrijporgaan en een aangegrepen houder relatief groot is; ergo de houder kan niet eenvoudig worden verschoven ten opzichte van de tweede houder. In de praktijk blijkt een rubber en/of kunststof contactoppervlak voordelige resultaten op te leveren bij het aangrijpen van kunststof houders. Ook kan het contactoppervlak van ten minste één van 20 de aangrijporganen zijn voorzien van een van het contactoppervlak uitkragend geleidingsorgaan. Zoals eveneens reeds beschreven naar aanleiding van de positioneerinrichting kan het referentieorgaan ook worden voorzien van een aanslag waarmee op een door het eerste aangrijporgaan aangegrepen houder een kracht wordt uitgeoefend en kan de aanslag worden uitgevoerd als een uitwisselbaar onderdeel van 25 het referentieorgaan.

De uitvinding verschaft bovendien een werkwijze voor het positioneren van een houder voor elektronische componenten, omvattende de bewerkingsstappen: A) het met een eerste aangrijporgaan aanvatten van een te positioneren houder, en B) het zodanig tegen 30 de houder dringen van een referentieorgaan dat de houder ten opzichte van het eerste aangrijporgaan verschoven wordt naar een referentiepositie. Het door het referentieorgaan ten opzichte van het eerste aangrijporgaan verschuiven van de houder leidt tot een nauwkeurig beheerste positie van de houder. Dit wil zeggen dat de positionering van de houder ten opzichte van het eerste aangrijporgaan voorafgaand aan * 6 de aangrijping minder kritisch is; er is immers later altijd nog een correctie mogelijk van de onderlinge relatie tussen het eerste aangrijporgaan en de houder. Aldus is het voortraject van aanvoer van de houder naar het eerste aangrijporgaan veel eenvoudiger en met minder kosten uit te voeren dan wanneer ook hier al een nauwkeurige 5 positionering noodzakelijk was. Nadat de nauwkeurig beheerste positie is gerealiseerd is het evident dat er geen onbeheerste verplaatsing van de houder meer mag optreden..

In een voorkeurstoepassing omvat de werkwijze tevens de bewerkingsstappen: C) het van het eerste aangrijporgaan naar een tweede aangrijporgaan overzetten van een 10 gepositioneerde houder, en D) het is een gefixeerde positie door het tweede aangrijporgaan aanvatten van de drager. Het overzetten van de houder van het eerste aangrijporgaan naar het tweede aangrijporgaan dient een zodanig beheerst proces te zijn dat de houder er geen ongecontroleerde verplaatsingen bij mag ondergaan. De aangrijping van het tweede aangrijporgaan op de houder dient zodanig te zijn 15 (“gefixeerd”) dat er geen onderlinge verplaatsing optreed; aldus blijft de beheerste positie van de drager behouden. De houder kan ten minste door het eerste aangrijporgaan wordt aangegrepen door middel van onderdruk. Ten aanzien van onderdruk zijn voordelige testresultaten verkregen met een onderdruk tussen 0,5 - 0,9 Bar, meer bij voorkeur tussen de 0,6 - 0,8 Bar.

20

De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin tonen: figuren IA - IC schematisch weergegeven opvolgende bewerkingsstappen bij het positioneren van een houder voor elektronische componenten overeenkomstig de 25 onderhavige uitvinding; figuur 2 een onderaanzicht op een perspectivisch weergegeven aangrijporgaan zoals dit deel uitmaakt van een positioneer inrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding, figuur 3 een dwarsdoorsnede door een van een afsluiter voorziene aanzuigopening, figuur 4 een schematische weergaven van een overzetinrichting overeenkomstig de 30 onderhavige uitvinding, en figuren 5A en 5B perspectivisch weergegeven houders van het buisvormige type waarin elektronische componenten kunnen worden gehouden.

«n 9 ft s ve 4 7 •

Figuur IA toont een eerste aangrijporgaan 1 en een houder 2 voor elektronische componenten. Zoals figuur 1B toont wordt de houder 2 door het eerste aangrijporgaan 1 aangevat zodanig dat de houder 2 aanligt tegen een contactoppervlak 3 van het eerste aangrijporgaan 1. Het eerste aangrijporgaan 1 is ten opzichte van een referentieorgaan 3 5 relatief en beheerst verplaatsbaar. Zoals getoond in figuur IC wordt het eerste aangrijporgaan 1 overeenkomst de pijlen Pj en P2 zodanig naar het referentieorgaaii 3 bewogen dat de houder 2 contact maakt met het referentieorgaan 3. Door ook na het eerste contact tussen de houder 2 en het referentieorgaan 3 de beweging van het eerste aangrijporgaan 1 in de richting van pijl Pi door te zetten wordt de houder 2 ten opzichte 10 van het eerste aangrijporgaan 1 langs het contactoppervlak 3 verschoven in een richting P3. Aldus kan een nauwkeurig bepaalde positionering van de houder 2 ten opzichte van het eerste aangrijporgaan 1 worden verkregen.

Figuur 2 toont een perspectivisch weergegeven aangrijporgaan 10 voor aangrijping op 15 een in deze figuur niet weergegeven houder voor elektronische componenten. Het aangrijporgaan 10 is voorzien van een contactoppervlak 11 waarin ovaalvormige uitsparingen 12 zijn aangebracht. Op deze ovaalvormige uitsparingen 12 sluiten aanzuigopeningen 13 aan waarmee in de ovaalvormige uitsparingen 12 een onderdruk kan worden opgebouwd mits deze aan de zijde van het contactoppervlak 11 worden 20 afgedekt door een aan te grijpen houder. Door een zo in de ovaalvormige uitsparingen 12 op te bouwen onderdruk is het mogelijk een houder tegen het contactoppervlak 11 te zuigen. Voor een belangrijk deel is het afhankelijk van de kwaliteit van het contactoppervlak 11, de kwaliteit van de houder, het niveau van onderdruk en de op een houder uitgeoefende kracht of de houder in aangezogen toestand langs het 25 contactoppervlak 11 kan worden veerschoven. Het aangrijporgaan 10 is tevens voorzien van een aantal ten opzichte van het contactoppervlak 11 uitkragende geleidingsorganen 14. Met behulp van dergelijke geleidingsorganen 14 kan de bewegingsvrijheid in een bepaalde richting worden beperkt; bijvoorbeeld in een zijdelingse richting zodanig dat een langgerekte houder (zie figuren 5A en 5B) nog slechts in longitudinale richting 30 verschuifbaar is langs het contactoppervlak 11.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede door een aanzuigkop 20 met bijvoorbeeld een flexibele schotel 21 waarop een aanzuigopening 22 aansluit. De aanzuigopening 22 staat in verbinding met een kanaal 23 waarop bijvoorbeeld een (niet getoonde) 1028316 8 pomp/afzuiger is aangesloten. Om nu te voorkomen dat met de aanzuigkop 20 lucht wordt aangezogen op een moment dat er geen product aanligt tegen de flexibele schotel 21 is er in de kop 20 een afsluitpen 24 opgenomen. Door een product dat tegen de schotel 21 ligt zal de pen 24 van een zitting 25 worden gelicht zodanig dat de 5 aanzuigopening 22 in open verbinding staat met het kanaal 23. Bij het niet indrukken van de afsluitpen 24 is de aanzuigopening 22 juist gescheiden van het kanaal 23.

Figuur 4 toont een schematische weergegeven overzetinrichting 30 met een voorraadbak 31 waarin houders 32 voor elektronische componenten zijn opgeslagen. De 10 houders 32 zijn zodanig in de voorraadbak 31 gelegen dat de longitudinale positie ervan niet eenduidig vastligt. Met een eerste aangrijporgaan 33 wordt een houder 32 uit de bak 31 genomen. Een referentieorgaan 34 kan door middel van een cilinder 35 in een baan worden gebracht waarmee een door het eerste aangrijporgaan 33 aangegrepen houder 36 langs een geleiding 37 wordt verplaatst overeenkomstig de pijl P4. Het referentieorgaan 15 34 is voorzien van een uitwisselbare aanslag 38 dat als contactdeel specifiek is vormgegeven (“product related”) om samen te werken met een bepaald type houder 32, 36.

Door een beheerste samenwerking van het eerste aangrijporgaan 33 en het 20 referentieorgaan 34 zal de door het eerste aangrijporgaan 33 aangegrepen houder 36 over het contactoppervlak 39 van het eerste aangrijporgaan 33 worden verschoven naar een nauwkeurig bekende positie. Vervolgens wordt de aldus gepositioneerde houder 36 door het eerste aangrijporgaan 33 verder doorgezet naar een tweede aangrijporgaan 40. Het tweede aangrijporgaan 40 bestaat in deze figuur uit een molen 41 met een zestal 25 zijden waarop steeds een aantal (in dit geval drie) houders 42 kan worden aangegrepen. Een nog niet gevulde opneempositie 43 van het tweede aangrijporgaan 40 toont twee aanzuigopeningen 44 waarmee een houder 42 met behulp van onderdruk kan worden aangegrepen. Het tweede aangrijporgaan 40 kan bijvoorbeeld worden aangewend voor het met elektronische componenten vullen van de houders 42 om deze vervolgens weer 30 af te leggen. Voor het op bepaalde posities van de molen 41 aangrijpen van de houders 42 én het op andere posities afleggen van de houders 42 is het mogelijk de onderdruk van opneemposities te sturen afhankelijk van de oriëntatie van de molen 41.

1 n ?831« 9

De figuren 5A en 5B tonen respectievelijk perspectivisch weergegeven houders 50, 51 van het buisvormige type. In de houders 50, 51 is een centrale doorvoor 52, 53 aangebracht waarin elektronische componenten 54 kunnen worden geschoven. De houders 50,51 hebben een uitwendig oppervlak dat een zodanig complexe vorm kan 5 bezitten dat het voordelig is een eerste en/of tweede aangrijporgaan een specifiek daarop aansluitende vorm te geven.

λ A O O T A C

Claims

1. Inrichting voor het positioneren van een houder voor elektronische componenten, omvattende: 5. een eerste aangrijporgaan voor het aangrijpen van de houder, met een contactoppervlak dat is ingericht voor aangrijping op de houder met een eerste wrijvingsweerstand, - een referentieorgaan voor het in een referentiepositie brengen van een door het eerste aangrijporgaan aangegrepen houder, en 10. aandrijfiniddelen voor het onderling verplaatsen van het eerste aangrijporgaan en het referentieorgaan, waarbij het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan zodanig is uitgevoerd dat de wrijvingsweerstand van het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan op de houder beperkt is ten gevolge waarvan de houder door het referentieorgaan over het 15 contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan verschuifbaar is naar een referentiepositie.

2. Positioneerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan is voorzien van ten minste één door het 20 contactoppervlak omsloten aanzuigopening, welke aanzuigopening aansluit op een onderdrukbron.

3. Positioneerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de aanzuigopening is voorzien van een afsluiter voor het in niet werkzame toestand van 25 een aanzuigopening afdichten van de aanzuigopening.

4. Positioneerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste aangrijporgaan is voorzien van een althans in hoofdzaak metalen contactoppervlak. 30

5. Positioneerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan is voorzien van een van het contactoppervlak uitkragend geleidingsorgaan. 1 n ? 8 3 1 fi

6. Positioneerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het referentieorgaan is voorzien van een aanslag waarmee op een door het eerste aangrijporgaan aangegrepen houder een kracht wordt uitgeoefend. .

7. Positioneerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aanslag een uitwisselbaar onderdeel is van het referentieorgaan.

8. Inrichting voor het positioneren en overzetten van een houder voor elektronische componenten, omvattende: 10. een eerste aangrijporgaan voor het aangrijpen van de houder, met een contactoppervlak dat is ingericht voor aangrijping op de houder met een eerste wrij vings weerstand, - een tweede aangrijporgaan voor het aangrijpen van de houder, met een contactoppervlak dat is ingericht voor aangrijping op de houder met een tweede 15 wrij vings weerstand, - een referentieorgaan voor het in een refereritiepositie brengen van een door het eerste aangrijporgaan aangegrepen houder, en - aandrijfmiddelen voor ten minste het onderling verplaatsen van de aangrijporganen en het onderling verplaatsen van het eerste aangrijporgaan en 20 het referentieorgaan, waarbij de contactoppervlakken van de aangrijporganen zodanig zijn uitgevoerd dat de wrijvingsweerstand van het contactoppervlak van het eerste aangrijporgaan kleiner is dan de wrijvingsweerstand van het contactoppervlak van het tweede aangrijporgaan.

9. Overzetinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de contactoppervlakken van het eerste en tweede aangrijporgaan zijn voorzien van ten minste één door het contactoppervlak omsloten aanzuigopening, welke aanzuigopening aansluit op een onderdrukbron.

10. Overzetinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de aanzuigopening is voorzien van een afsluiter voor het in niet werkzame toestand van een aanzuigopening afdichten van de aanzuigopening. 1 n ? 8 3 1 6 «

11. Overzetinrichting volgens een der conclusies 8-10, met het kenmerk dat het eerste aangrijporgaan is voorzien van een althans in hoofdzaak metalen contactoppervlak.

12. Overzetinrichting volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk dat het tweede aangrijporgaan is voorzien van een althans in hoofdzaak veerkrachtig contactoppervlak.

13. Overzetinrichting volgens een der conclusies 8-12, met het kenmerk dat het 10 contactoppervlak van ten minste één van de aangrijporganen is voorzien van een van het contactoppervlak uitkragend geleidingsorgaan.

14. Overzetinrichting volgens een der conclusies 8-13, met het kenmerk dat het referentieorgaan is voorzien van een aanslag waarmee op een door het eerste 15 aangrijporgaan aangegrepen houder een kracht wordt uitgeoefend.

15. Overzetinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de aanslag een uitwisselbaar onderdeel is van het referentieorgaan.

16. Werkwijze voor het positioneren van een houder voor elektronische componenten, omvattende de bewerkingsstappen: A) het met een eerste aangrijporgaan aanvatten van een te positioneren houder, en B) het zodanig tegen de houder dringen van een referentieorgaan dat de houder ten opzichte van het eerste aangrijporgaan verschoven wordt naar een referentiepositie. 25

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de werkwijze tevens omvat de bewerkingsstappen: C) het van het eerste aangrijporgaan naar een tweede aangrijporgaan overzetten van een gepositioneerde houder, en

30 D) het is een gefixeerde positie door het tweede aangrijporgaan aanvatten van de drager.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk dat de houder door ten minste het eerste aangrijporgaan wordt aangegrepen door middel van onderdruk.