NL1028265C2 - Vaartuig, in het bijzonder een zeilvaartuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Vaartuig, in het bijzonder een zeilvaartuig.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een vaartuig, in het 5 bijzonder een zeilvaartuig, tenminste omvattende een romp, een stuurinrichting met tenminste één roer voorzien van een zich onder de waterlijn uitstrekkend roerblad alsmede een scharnierbaar met de romp verbonden en zich onder de waterlijn uitstrekkende kiel.

Dergelijke vaartuigen en in het bijzonder zeil vaartuigen 10 voorzien van een scharnierbaar met de romp verbonden kiel zijn reeds algemeen bekend. Vaartuigen en in het bijzonder zeil vaartuigen bezitten een kiel die zich tot enkele meters (4-5 meter) onder de romp en onder de waterlijn Uitstrekt. De kans dat deze kiel beschadigd raakt door onder de waterlijn bevindende objecten, zoals rotsen, overboord geslagen en vlak 15 onder de waterlijn drijvende zeecontainers of walvissen is niet ondenkbaar. Om beschadiging aan de kiel en/of een volledig van de romp afscheuren van de kiel - met alle gevolgen van dien - te voorkomen wordt reeds enige jarën een scharnierbaar met de romp verbonden kiel voorgesteld die op het moment van een botsing met een onder de waterlijn 20 uitstrekkend objèct omhoog klapt in de richting van de romp teneinde Zo meer bodemvrijheid te creëren en onnodige schade dan wel een losscheuren van de kiel van de romp te voorkomen.

Een dergelijke omhoog scharnierbare kiel is ook zeer geschikt bij het binnenvaren van havens waar voor de ingang vaak een 25 kunstmatige drempel is geplaatst om de toegang van dieper gelegen vaartuigen te belemmeren. Door het omhoog scharnieren van de kiel kan een dergelijk vaartuig eenvoudig en zonder beschadigingen de kunstmatige drempel aan de ingang van de haven passeren.

De uitvinding beoogt een verbeterde uitvoering van een 30 zeiljacht zoals hierboven beschreven te verschaffen waardoor schade aan het vaartuig nog verder wordt gereduceerd.

1028265 2

Overeenkomstig de uitvinding zijn bekrachtigingsmiddelen aanwezig, ingericht voor het als reactie op een scharnierbeweging van de kiel althans gedeeltelijk in de richting van de waterlijn verplaatsen van het tenminste ene roerblad.

5 Bij een bijzondere uitvoeringsvorm zijn dè bekrachtigings^ middelen ingericht in het omhoog verplaatsen van het tenminste ene roerblad, terwijl bij een andere uitvoeringsvorm de bekrachtigingsmiddelen zijn ingericht in het scharnieren van het tenminste ene roerblad.

10 Meer specifiek omvatten de bekrachtigingsmiddelen tenminste een eerste met het verplaatsbare roerblad gekoppeld bekrachtigingelement, welk eerste bekrachtigingselement onder invloed van een scharnierbeweging van de kiel bekrachtigbaar is.

Daarbij kunnen de bekrachtigingsmiddelen een regel eenheid 15 omvatten, welke een scharnierbeweging van de kiel vaststelt en op basis daarbij een bekrachtigingssignaal genereert en afgeeft aan het eerste bekrachtigingselement.

In het bijzonder kunnen de bekrachtigingsmiddelen een op de kiel aangébrachte krachtsensor omvatten.

20 Overeenkomstig een andere functionele uitvoeringsvorm omvatten de bekrachtigingsmiddelen een tweede met de kiel gekoppeld bekrachtigingselement, waarbij het tweede bekrachtigingselement door het eerste bekrachtigingselement aanstuurbaar is.

Daarbij kunnen het eerste en het tweede bekrachtigings-25 element elk als een zuiger/cilinder-combinatie zijn uitgevoerd, die met behulp van een hydraulisch leidingsysteem met elkaar zijn verbonden.

Met specifiek is de zuiger van de eerste zuiger/cilinder-combinatie verbonden met de scharnierbare kiel en de zuiger van de tweede i i zuiger/cilinder-combinatie verbonden is met de roeras van het roer, 30 waarbij de zuiger van de tweede zuiger/cilinder-combinatie althans gedeeltelijk de roeras van het roer kan vormen.

1028265 3

Bij een functionele uitvoeringsvorm is het roerblad in twee meer roerbladsegmenten opgebouwd, welke roerbladsegmenten onder invloed van de bekrachtigingsmiddelen ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn, waarbij eventueel de twee of meer roerbladsegmenten ten opzichte van 5 elkaar inschuifbaar zijn.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont:

Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een vaartuig overeenkomstig de uitvinding; 10 Figuur 2 de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm in een eerste bédrijfstoestand;

Figuur 3 de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm in een tweede bedrijfstoestand.

Voor een beter begrip van de uitvinding worden in de 15 navolgende figuurbeschrijving de overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers .aangeduid.

In figuur 1 wordt een eerste uitvoeringsvorm getoond van een vaartuig 1 overeenkomstig de uitvinding. Het vaartuig 1 bezit een voorsteven la, een achtersteven lb en een scheepsromp lc.

20 Nabij het achtersteven lb is een roer 4 aangebracht. Voorts beschikt het vaartuig 1 over een kiel 3 dat in de scheepsromp lc is gemonteerd en zich - tot wel enige meters - onder de waterlijn 2 uitstrekt. De kiel 3 is daarbij voorzien van een verzwaard einde 3a.

Om te voorkomen dat tijdens het varen de onder de waterlijn 25 uitstekende kiel door een botsing met een onder de waterlijn 2 gelegen object (een rots, een overboord geslagen zeecontainer, etc.) beschadigd raakt of door de botsing volledig van de scheepsromp lc wordt afgerukt (met een zinken van het vaartuig tot gevolg), is in het verleden reeds voorgesteld de kiel 3 scharnierbaar met de scheepsromp lc te verbinden.

30 Hiertoe is de kiel 3 voorzien van een kiel eind 3b dat om een scharnierpunt 6 scharnierbaar opgenomen is in een ruimte 7 dat in de 1028265 4 scheepsromp lc is aangebracht. Bij een botsing met een object onder de waterlijn 2 scharniert de kiel 3 om het scharnierpunt 6, waarbij het verzwaarde einde 3a omhoog scharniert in de richting van de scheepsromp lc.

5 Overeenkomstig de uitvinding is het vaartuig thans voorzien van bekrachtigingsmiddelen 10, welke ingericht zijn voor het als reactie op het omhoog scharnieren van de kiel 3 in de richting van de romp lc althans gedeeltelijk in de richting van de waterlijn 2 verplaatsen van het roerblad 4. Hierdoor wordt een aanvullende bescherming geboden voor 10 het kwetsbare roer 4 dat eveneens gemakkelijk door onder de waterlijn 2 gelegen voorwerpen kan worden beschadigd.

Zoals in de figuren 1, 2 en 3 getoond omvatten de bekrachtigingsmiddelen 10 ten minste één eerste bekrachtigingselement 12 dat bij deze uitvoeringsvorm is ingericht in het omhoog verplaatsen van 15 het roerblad 4 ten opzichte van de scheepsromp lc en de waterlijn 2. Het eerste bekrachtigingselement 12 wordt onder invloed van een scharnierbeweging van de kiel 3 bekrachtigd. Hiertoe omvatten de bekrachtigingsmiddelen 10 een regeleenheid 11 dat ingericht is in het vaststellen c.q. waarnemen c.q. detecteren van een scharnierbeweging van de kiel 3 om het 20 scharnierpunt 6 in de richting van de scheepsromp lc. Als reactie op het waarnemen van de scharnierbeweging van de kiel 3 is de regeleenheid 11 ingericht in het genereren van een bekrachtigingssignaal dat afgegeven wordt aan het eerste bekrachtigingselement 12.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm kan het bekrachtigings-25 element 12 een elektrisch aangedreven spindel zijn, dat op een geschikte wijze via een elektrische signaalleiding 15a verbonden is met de regeleenheid 11. Op het moment dat de regeleenheid 11 een omhoog scharnieren van de kiel 3 waarneemt c.q. detecteert wordt op basis hiervan een signaal gegenereerd dat via de signaalleiding 15a afgegeven 30 wordt aan het bekrachtigingselement 12, zijnde de spindel. De spindel 12 zorgt er vervolgens voor dat het roer 4 althans gedeeltelijk omhoog 1028265

__.__________ _ __I

5 getrokken wordt in de richting van de waterlijn 2.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm van het roer 4 is deze uit twee of meer roerbladsegmenten 5a-5d öpgebouwd, welke roerblad-segmenten 5a-5b onder invloed van het bekrachtigingselement 12 ten 5 opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn. Meer specifiek is het roerblad 4 telescopisch opgebouwd uit roerbladsegmenten 5a en 5b, waarbij het roerbladsegment 5a inschuifbaar in het roerbladsegment 5b opneembaar is. Hiertoe is het roerbladsegment 5a verbonden met de spindel as 12a dat na bekrachtiging via de signaal lei ding 15a door het regelelement 11 door het 10 eerste bekrachtigingselement 12, zijnde de spindel 12, omhoog wordt verplaatst.

Het door de regel eenheid 11 detecteren van een scharnier-beweging van de kiel 3 kan op verschillende manieren worden gedetecteerd.

Bij een eerste (niet getoonde) uitvoeringsvorm kan het 15 detecteren van een scharnierbeweging plaatsvinden door middel van een kracht- of verplaatsingssensor (niet weergegeven), dat op de kiel 3 of nabij het scharnierpunt 6 is aangebracht. De scharnierbeweging van de kiel 3 bekrachtigt de betreffende sensor, die op basis daarvan een signaal afgeeft naar de regeleenheid 11 via geschikte signaal leidingen.

20 Op basis van het door de sensor gegenereerde signaal zal de regeleenheid vaststellen of en zo ja in welke mate de kiel 3 omhoog scharniert in de richting van de scheepsromp lc en op basis daarvan een bekrachtigingssignaal genereren en via de signaalleiding 15a afgeven aan het eerste bekrachtigingselement 12.

25 Bij een andere uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 1 omvatten de bekrachtigingsmiddelen 10 een tweede bekrachtigingselement 13 dat met het referentiecijfer 14 verbonden is met het kiel deel 3b. Bij deze uitvoeringsvorm is het tweede bekrachtigingselement 13 uitgevoerd als een zuiger/cilinder-combïnatie samengesteld uit een cilinder 13b en 30 een erin beweegbaar opgenomen zuigerstang 13a. De zuigerstang 13a is met het referentiecijfer 14 verbonden met het kieleind 3b, terwijl de 1028265 6 cilinder 13b met de vaste wereld, zijnde het schip is verbonden.

Het om het scharnierpunt 6 omhoog scharnieren van de kiel 3 resulteert in een verplaatsing van de zuiger 13a in de cilinder 13b hetgeen resulteert in een activeringssignaal dat via de signaal leiding 5 15 b wordt geleid naar de regel eenheid 11. Na ontvangst van dit activeringssignaal zal de regel eenheid 11 vaststellen of en zo ja in welke mate er een scharnierbeweging optreedt van de kiel 3 en op basis daarvan een bekrachtigingssignaal via de signaal lei ding 15a afgeven aan het bekrachtigingselement 12.

10 Bij toepassing van een zuiger/cilinder-combinatie 13a-13b als tweede bekrachtigingselement 13 wordt een hydraulisch leidingsysteem voorgesteld waarbij in de hydraulische leidingen 15a-15b gebruik wordt gemaakt van een onder druk brengbaar en verplaatsbaar fluïdum, zoals olie of water. Bij voorkeur dient het gebruikte medium niet samen drukbaar te 15 zijn hetgeen anders tot ongewenste vertragingen en mogelijke afwijkingen in het systeem zou leiden.

Zoals getoond in de figuren 2 en 3 is het eerste bekrachtigingselement eveneens uitgevoerd als een hydraulisch bekrachtigbare zuiger/cilinder-combinatie 12 opgebouwd uit een cilinder 20 13b en een erin verplaatsbaar opgenomen zuiger 12a. De zuiger 12a vormt daarbij ook althans gedeeltelijk de roeras van het roer 4.

Zoals duidelijk getoond in de bedrijfssituaties in de figuren 2 en 3 resulteert een omhoog scharnieren van de kiel 3 om het scharnierpunt 6 in een samendrukken van het tweede bekrachtigingselement 25 13. De zuigerstang 13a wordt door het omhoog scharnieren van de kiel 3 in de cilinder 13b geschoven. Het in de cilinder 13b aanwezige medium onder druk (olie of water) wordt door de samendrukking door de zuigerstang 13a uit de cilinder 13b en in de hydrauliekleiding 15b geperst in de richting van de regel eenheid 10.

30 Het door de hydrauliekleiding 15b verplaatste medium (olie of water) wordt door de regel eenheid 11 doorgeleid in de richting van het 1028265 7 eerste bekrachtigingselement 12 (via het hydrauliekleidingdeel 15a). De na de eerste zuiger/cilinder-combinatie verplaatste hydrauliekmedium (olie of water) zorgt voor een omhoog verplaatsen van de zuiger 12a in de cilinder 12b. .

5 In de bedrijfssituatie zoals getoond in figuur 3 is de kiel.

3 in zijn geheel omhoog gescharnierd en ligt daarbij nagenoeg parallel aan de waterlijn 2 onder de scheepsromp lc. Evenzo is de zuigerstang 13a nagenoeg volledig in de cilinder 13b verplaatst en is het aldaar aanwezige medium via het leidingdeel 15b, de regeleenheid 11 en de 10 hydrauliekleiding 15a naar het eerste bekrachtigingselement verplaatst, daarbij de zuiger 12a tezamen met het roerbladsegment 5a omhoog in de richting van dè waterlijn verplaatsend.

Bij een andere uitvoeringsvorm kan de regeleenheid 11 de beide bekrachtigingselementen 12 en 13 afzonderlijk bekrachtigen, 15 bijvoorbeeld op basis van het indrukken van een knop door de gebruiker waardoor zowel het roer 4 alsook de kiel 3 worden neergelaten in de positie als getoond in figuur 1.

Bij de uitvoeringsvorm waarbij het eerste bekrachtigingselement 12 is uitgevoerd als een elektrisch aangedreven spindel, werkt de 20 spindel in twee richtingen, enerzijds om het roerbladsegment 5a verbonden met de spindelas 12a omhoog en anderzijds naar beneden te verplaatsen.

Bij de uitvoeringsvorm waarbij het eerste en/of het tweede bekrachtigingselement 12 resp. 13 zijn uitgevoerd als een hydraulisch of pneumatisch aangedreven zuiger/cilinder-combinatie, zijn deze als 25 dubbel werkende zuiger/cilinder-combinaties uitgevoerd. Voor het weer neerlaten (naar beneden verplaatsen van het roer 4 en de kiel 3) dient door de regeleenheid 11 hydrauliekmedium via de hydrauliekleidingdelen 15c (of 15b) naar de betreffende zuiger/cilinder-combinatie 12 (13) verplaatst.

30 Het moge duidelijk zijn dat de wijze waarop de bekrachtigingsmiddelen 10 werkzaam zijn op verschillende manieren kan 1028265 8 worden geëffectueerd. Niet alleen een hydraulisch systeem is zeer goed inzetbaar voor het toepassen van de uitvinding, ook andere bekrachtigingstechnieken zijn toepasbaar (zoals elektro-pneumatisch, mechanisch, etc.).

5 1 028,2 65

Claims (12)

1. Vaartuig, in het bijzonder een zeil vaartuig, tenminste omvattende een romp, een stuurinrichting met tenminste één roer voorzien 5 van een zich onder de waterlijn uitstrekkend roerblad alsmede een scharnierbaar met de romp verbonden en zich onder de waterlijn uitstrekkende kiel, met het kenmerk, dat bekrachtigingsmiddelen aanwezig zijn, ingericht voor het als reactie op een scharnierbeweging van de kiel althans gedeeltelijk in de richting van de waterlijn verplaatsen van het 10 tenminste ene roerblad.

2. Vaartuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen zijn ingericht in het omhoog verplaatsen van het tenminste ene roerblad.

3. Vaartuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 bekrachtigingsmiddelen zijn ingericht in het scharnieren van het tenminste ene roerblad.

4. Vaartuig volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met hét kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen tenminste een eerste met het verplaatsbare roerblad gekoppeld bekrachtigingelement omvatten, welk 20 eerste bekrachtigingselement onder invloed van een scharnierbeweging van de kiel bekrachtigbaar is.

5. Vaartuig volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen een regel eenheid omvatten, welke een scharniër-beweging van de kiel vaststelt en op basis daarbij een bekrachtigings- 25 signaal genereert en afgeeft aan het eerste bekrachtigingselement.

6. Vaartuig volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen een op de kiel aangebrachte krachtsensor omvatten.

7. Vaartuig volgens één of meer van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen een tweede met de kiel gekoppeld 30 bekrachtigingselement omvatten, waarbij het tweede bekrachtigingselement door het eerste bekrachtigingselement aanstuurbaar is. 1028265

8. Vaartuig volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede bekrachtigingelement elk als een zuiger/cilinder-combinatie zijn uitgevoerd, die met behulp van een hydraulisch leidingsysteem met elkaar zijn verbonden.

9. Vaartuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de zuiger van de eerste zuiger/cilindèr-combinatie verbonden is met de scharnierbare kiel en de zuiger van de tweede zuiger/cilinder-combinatie verbonden is met de roeras van het roer.

10. Vaartuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de 10 zuiger van de tweede zuiger/cilinder-combinatie althans gedeeltelijk de roeras.van het roer vormt.

11. Vaartuig volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met hét kenmerk, dat het roerblad in twee meer roerbladsegmenten is opgebouwd, welke roerbladsegmenten onder invloed van de bekrachtigings- 15 middelen ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.

12. Vaartuig volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de twee of meer roerbladsegmenten ten opzichte van elkaar inschuifbaar zijn. 20 1028265