NL1027040C2

NL1027040C2 - Trekkar.

Info

Publication number: NL1027040C2
Application number: NL1027040A
Authority: NL
Inventors: Lucas Poppinga; Cornelis Albert Maijers
Original assignee: Celter B V
Priority date: 2004-09-14
Filing date: 2004-09-14
Publication date: 2006-03-15
Also published as: CN101035704A; WO2006031101A3; WO2006031101A2; US7547037B2; CA2580375A1; CN100556741C; EP1802509A2; EP1802509B1; US20080217886A1

Description

Titel: Trekkar

De uitvinding heeft betrekking op een trekkar.

Een voorbeeld van een bekende trekkar is de bolderkar. Deze wordt voor recreatiedoeleinden vaak gebruikt in diverse omgevingen, zoals bos of strand, om bijvoorbeeld kinderen mee voort te trekken. Een bezwaar van de 5 bolderkar is dat deze zwaar is. Ook kan deze bolderkar doorgaans niet snel uit elkaar genomen worden. Verder is de kar in uit elkaar genomen toestand nog te groot van omvang voor opslag en transport, bijvoorbeeld in de bagageruimte van een automobiel. Gelet op de gebruiksdoeleinden van een trekkar is het gewenst over een trekkar te beschikken die licht van gewicht 10 is, eenvoudig en snel te verkleinen en weer te vergroten is, in verkleinde toestand een compacte vorm heeft, en geschikt is voor duurzaam gebruik.

De uitvinding beoogt een opvouwbare trekkar te verschaffen die goed hanteerbaar en duurzaam is.

Hiertoe verschaft de uitvinding een trekkar omvattende een frame, 15 een met het frame verbonden flexibele draagstructuur voor het dragen van een lading, en een met het frame verbonden ophanging die het frame in bedrijfstoestand ondersteunt, waarbij: - het frame een eerste in hoofdzaak U-vormig framedeel en een tweede in hoofdzaak U-vormig framedeel omvat; 20 - de ophanging een met het eerste framedeel verbonden eerste ophangingsdeel en een met het tweede framedeel verbonden tweede ophangingsdeel omvat; - het eerste framedeel om een zich in hoofdzaak parallel aan de bodem van zijn U-vorm uitstrekkende as scharnierbaar is ten opzichte van ten minste 25 het tweede framedeel, tussen een ingezwenkte stand en een uitgezwenkte stand, waarbij de afstand tussen de bodem van de U-vorm van het eerste 1027040 2 framedeel en de bodem van de U-vorm van het tweede framedeel in de ingezwenkte stand kleiner is dan in de uitgezwenkte stand; en - in de uitgezwenkte stand, wanneer de trekkar in bedrijfstoestand verkeert, enerzijds de ophanging zodanig met het frame is verbonden, dat 5 door de eerste en tweede ophangingsdelen ingeleide krachten de eerste en tweede framedelen van elkaar af dringen, en anderzijds de flexibele draagstructuur de eerste en tweede U-vormige framedelen ten minste op afstand van genoemde as zodanig met elkaar verbindt dat uiteenzwenken van de eerste en tweede framedelen voorbij genoemde uitgezwenkte stand 10 verhinderd wordt.

Door de bovengenoemde verbindingen tussen de ophanging en het frame en tussen de flexibele draagstructuur en het frame, dragen in de uitgezwenkte stand, wanneer de trekkar in bedrijfstoestand verkeert, spankrachten in de flexibele draagstructuur bij aan da sterkte van de 15 trekkar. Deze spankrachten kunnen voorts op evenwichtige wijze gedistribueerd zijn over de om vang van de flexibele draagstructuur. Aldus kan bij gelijkblijvende sterkte van de trekkar, de trekkar lichter uitgevoerd worden, omdat de flexibele draagstructuur deels de taak overneemt van het frame dat daardoor lichter uitgevoerd kan worden. Bovendien kunnen in 20 bedrijf de eerste en tweede framedelen niet voorbij genoemde uitgezwenkte stand zwenken, omdat de flexibele draagstructuur de afstand waarover de eerste en tweede framedelen van elkaar af kunnen zwenken, begrenst. Afzonderlijke middelen voor dit doel kunnen derhalve achterwege worden gelaten of licht worden uitgevoerd. Ook dit draagt derhalve bij aan het 25 verkrijgen van een lichtere trekkar, en voorts aan een compactere en eenvoudiger op en uit te vouwen constructie.

Specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn neergelegd in de afhankelijke conclusies.

In het volgende wordt de uitvinding nader toegelicht met 30 verwijzing naar de figuren in de bijgevoegde tekening.

1027040 3

Figuur 1 toont schematisch in perspektief een voorbeeld van een eerste uitvoeringsvorm van een trekkar volgens de uitvinding in een uitgevouwen toestand.

Figuur 2 toont schematisch in perspektief het voorbeeld van Figuur 5 1 nogmaals, echter waarbij de trekkar zich in een opgevouwen toestand bevindt.

Figuur 3 toont schematisch in perspektief het voorbeeld van Figuur 1 nogmaals, echter waarbij de trekkar zich in een andere uitgevouwen bedrijfstoestand bevindt.

10 Figuur 4 toont schematisch in perspektief een voorbeeld van een tweede uitvoeringsvorm van een trekkar volgens de uitvinding in een uitgevouwen toestand.

Verwezen wordt nu eerst naar de Figuren 1 t/m 3. Daarin is getoond een trekkar 1 omvattende een frame 11, 12, 13,14, een met het 15 frame verbonden flexibele draagstructuur 20 voor het dragen van een lading, en een met het frame verbonden ophanging 30, 31 die het frame in bedrijfstoestand ondersteunt. Het frame omvat een eerste in hoofdzaak U-vormig framedeel 11 en een tweede in hoofdzaak U-vormig framedeel 12, welke framedelen bijvoorbeeld uit aluminium buizen vervaardigd kunnen 20 zijn. De flexibele draagstructuur 20 is volgens dit voorbeeld een samenstel uit rekarm doek, zoals canvas of doek uit nylon en/of polyester, al dan niet gecoat. Maar ook zijn doeksamenstellen uit andere natuur* en/of kunstvezels mogelijk.

De ophanging omvat een in de Figuren 1 en 3 met het eerste 25 framedeel 11 verbonden eerste ophangingsdeel 30 en een met het tweede framedeel 12 verbonden tweede ophangingsdeel 31. Het eerste ophangingsdeel 30 omvat in het getoonde voorbeeld twee losneembare wielen. Het tweede ophangingsdeel 31 omvat in het getoonde voorbeeld één wiel dat via een vork, stuurpen en stuurstang met de bodem van de U-vorm 30 van het tweede framedeel 12 verbonden is. In het getoonde voorbeeld is een 1027040 4 trekstang 2 met het tweede ophangingsdeel 31 verbonden. Met behulp van deze trekstang kan de trekkar getrokken worden en het wiel gestuurd worden. De trekstang is bij voorkeur schamierbaar ten opzichte van het tweede ophangingsdeel 31 en is bij voorkeur losneembaar daarmee 5 verbonden, bijvoorbeeld door middel van een kliksysteem. Ook kan de trekstang in lengte verstelbaar zijn.

In dit voorbeeld is de verbinding tussen het tweede ophangingsdeel 31 en het tweede framedeel 12 gerealiseerd door een in hoofdzaak T-vormig koppelstuk, bijvoorbeeld vervaardigd uit een geschikte kunststof, waarbij 10 het verticale deel van de T-vorm met de stuurstang verbonden is en het horizontale deel van de T-vorm buisvormig is en met zijn buisvorm de bodem van de U-vorm van het tweede framedeel 12 omsluit. Deze omsluiting is bij voorkeur schamierbaar, waarbij het tweede ophangingsdeel 31 in ten minste twee scharnierstanden vergrendelbaar is 15 ten opzichte van het tweede framedeel 12.

Het eerste framedeel 11 is schamierbaar om een zich in hoofdzaak parallel aan de bodem van zijn U-vorm uitstrekkende as 3 ten opzichte van het tweede framedeel 12 tussen een in de Figuren 1 en 3 getoonde uitgezwenkte stand en een in Figuur 2 getoonde ingezwenkte stand. Daarbij 20 is de afstand tussen de bodem van de U-vorm van het eerste framedeel 11 en de bodem van de U-vorm van het tweede framedeel 12 in de ingezwenkte stand kleiner dan in de uitgezwenkte stand. In het getoonde voorbeeld is de onderlinge schamierbaarheid van het eerste en tweede framedeel gerealiseerd door twee zich aan weerszijden van de trekkar bevindende 25 scharnierconstructies 4, door welke constructies de as 3 zich uitstrekt. De scharnierconstructies 4 kunnen bijvoorbeeld uit een geschikt kunststof materiaal vervaardigd zijn. Ook kunnen de scharnierconstructies 4 in de ingezwenkte stand en de uitgezwenkte stand vergrendelbaar zijn.

De ophanging is aldus zodanig met het frame verbonden dat, in de 30 in de Figuren 1 en 3 getoonde uitgezwenkte bedrijfstoestand van de trekkar, 1027040 5 door de eerste en tweede ophangingsdelen 30, 31 ingeleide krachten de eerste en tweede framedelen 11 en 12 van elkaar af dringen.

In het getoonde voorbeeld is het doeksamenstel 20 op afstand van de as 3 zowel bevestigd aan het eerste framedeel 11 als aan het tweede 5 framedeel 12. Hierdoor, en door de lengte, het beperkte rekgedrag en het in dit voorbeeld via een derde framedeel 14 geleide traject van het zich tussen de eerste en tweede framedelen uitstrekkende doeksamenstel 20 wordt het uiteenzwenken van de eerste en tweede framedelen voorbij de in Figuren 1 en 3 getoonde uitgezwenkte stand verhinderd.

10 Opgemerkt wordt dat het doeksamenstel op diverse wijzen aan de framedelen bevestigd kan zijn, bijvoorbeeld doordat het doeksamenstel bevestigd is aan borgringen rondom de buissecties van de framedelen.

In het getoonde voorbeeld ligt de as 3 in het gebied van de beide uiteinden van het eerste framedeel 11, dat wil zeggen in het gebied van de 15 beide vrije uiteinden van de benen van de U-vorm van het eerste framedeel 11. Dit biedt het voordeel dat de frameconstructie compact is. Ook ligt de as 3 in het gebied van de beide uiteinden van het tweede framedeel 12, hetgeen eveneens bijdraagt aan een compacte frameconstructie.

In het getoonde voorbeeld omvat het frame een derde in hoofdzaak 20 U-vormige framedeel 14, alsmede een additioneel in hoofdzaak U-vormig framedeel 13. Met behulp van deze framedelen kunnen additionele gebruiksmogelijkheden van de trekkar verkregen worden. In het voorbeeld ligt de as 3 in het gebied van de beide uiteinden van elk van deze framedelen 13 en 14, hetgeen bijdraagt aan een compacte constructie. In 25 bedrijfstoestand is het doeksamenstel 20 verbonden met elk van deze framedelen 13 en 14, waardoor in bedrijfstoestand opstaande wanden 40 en 60 van een laadruimte van de trekkar gecreëerd kunnen worden. In dit voorbeeld strekt zich, behalve de as 3, een additionele as 5 door beide scharnierconstructies 4 uit. Elk van beide scharnierconstructies 4 is zodanig 30 ontworpen dat de scharnierassen 3 en 5 dicht bij elkaar liggen en ten 1027040 6 opzichte van elkaar op vaste afstand liggen. Het eerste framedeel 11 is scharnierbaar ten opzichte van het eerste additionele framedeel 13 om de as 3. Het tweede framedeel 12 is scharnierbaar ten opzichte van het derde framedeel 14 om de additionele as 5. Ook zijn echter scharnierconstructies 5 mogelijk waarbij de scharnierassen 3 en 5 samenvallen.

In de uitgezwenkte stand, wanneer de trekkar in bedrijfstoestand verkeert, zijn de opstaande wanden 40 opvouwbaar ten gevolge van de scharnierbaarheid van het additionele framedeel 13 ten opzichte van het eerste framedeel 11. De hiermee overeenkomende opgevouwen toestand is 10 getoond in Figuur 3. In deze getoonde toestand van de trekkar is de laadruimte van de trekkar gemakkelijk toegankelijk, hetgeen bijvoorbeeld ook het voordeel biedt dat een persoon gemakkelijk kan "steppen" met de trekkar. Indien de trekstang 2 zich daarbij tevens, zoals getoond in Figuur 3, in een zodanige scharnierstand ten opzichte van het tweede 15 ophangingsdeel 31 bevindt dat de trekstang gemakkelijk vanuit de laadruimte van de trekkar vastgehouden kan worden, kan de trekkar al steppende bestuurd worden.

Het derde framedeel 14 vormt samen met het daarmee verbonden doeksamenstel 20 in de uitgezwenkte stand ten minste een deel 50 van een 20 vloer van de laadruimte van de trekkar. Daarbij strekt in de uitgezwenkte stand het vloerdeel 50 zich uit tussen de bodem van de U-vorm van het eerste framedeel 11 en de bodem van de U-vorm van het derde framedeel 14, en strekt ten minste een deel van een opstaande wand 60 zich uit tussen de bodem van de U-vorm van het derde framedeel 14 en de bodem van de U-25 vorm van het tweede framedeel 12. Doordat aldus de laadvloer laag hangt ten opzichte van de plaats waar het tweede ophangingsdeel 31 met het tweede framedeel 12 verbonden is, wordt een stabiel rijgedrag van de trekkar verkregen.

1027040 7

Opgemerkt wordt dat de laadruimte van de trekkar bestemd kan zijn voor diverse ladingen, bijvoorbeeld voor personen, zoals kinderen, maar ook voor diverse goederen.

In de in Figuur 2 getoonde opgevouwen toestand van de trekkar 5 bevindt het eerste framedeel 11 zich ten opzichte van het tweede framedeel 12 in de ingezwenkte stand. In de getoonde ingezwenkte stand is het vlak waarin de U-vorm van het tweede framedeel 12 in hoofdzaak ligt min of meer parallel aan een vlak W waarin de U-vorm van het eerste framedeel 11 in hoofdzaak ligt. Het additionele framedeel 13 is in Figuur 2 zodanig om de 10 as 3 gezwenkt ten opzichte van het eerste framedeel 11, dat het vlak waarin de U-vorm van het additionele framedeel 13 in hoofdzaak ligt, eveneens min of meer parallel aan het vlak W is. Verder is het derde framedeel 14 in Figuur 2 zodanig om de additionele as 5 gezwenkt ten opzichte van het tweede framedeel 12, dat het vlak waarin de U-vorm.van het derde 15 framedeel 14 in hoofdzaak ligt, eveneens min of meer parallel aan het vlak W is. Voorts zijn in Figuur 2 de twee wielen van het eerste ophangingsdeel 30 losgenomen van het eerste framedeel 11 en, met hun schijfvlakken min of meer parallel aan het vlak W, tussen de benen van de U-vormen van de framedelen geplaatst. Ook zijn in Figuur 2 het tweede ophangingsdeel 31 en 20 de daarmee verbonden trekstang 2 tussen de benen van de U-vormen van de framedelen geplaatst, waarbij de stuurstang en het schijfvlak van het wiel van het tweede ophangingsdeel 31, alsmede de trekstang 2 eveneens min of meer parallel aan het vlak W geplaatst zijn. Aldus is een compacte opgevouwen toestand van de trekkar mogelijk, in welke toestand de trekkar 25 opgeborgen kan worden, bijvoorbeeld in een geschikte draagtas. Dat de onderlinge zwenkbaarheid van het eerste framedeel 11, het tweede framedeel 12, het derde framedeel 14 en het additionele framedeel 13 gerealiseerd is door twee, zich aan weerszijden van de trekkar bevindende scharnierconstructies 4, maakt het opvouwen van de trekkar eenvoudig 30 omdat de verschillende scharnierbewegingen van de verschillende 1027040 8 framedelen op twee centrale locaties plaatsvinden. Zoals getoond in Figuur 1, bevinden de twee scharnierconstructies 4 zich elk aan een in de getoonde toestand naar boven gekeerde rand van het frame. Hierdoor wordt het opvouwen van de trekkar verder vereenvoudigd omdat de twee centrale 5 locaties waar de verschillende scharnierbewegingen plaatsvinden, voor een gebruiker goed toegankelijk zijn.

Opgemerkt wordt dat de scharnierconstructies 4 vergrendelbaar kunnen zijn in diverse zwenkstanden van de verschillende framedelen, bijvoorbeeld in de verschillende zwenkstanden die getoond zijn in de 10 Figuren 1 t/m 3.

Verwezen wordt nu naar Figuur 4, waarin een voorbeeld van een tweede uitvoeringsvorm van een trekkar 101 volgens de uitvinding in een uitgevouwen toestand getoond is. Deze tweede uitvoeringsvorm omvat een eerste framedeel 111, een daarmee verbonden eerste ophangingsdeel 130, 15 een tweede framedeel 112, een daarmee verbonden tweede ophangingsdeel 131 waarmee een trekstang 102 verbonden is, een met de framedelen verbonden doeksamenstel 120, alsmede een eerste additioneel framedeel 113A waarmede opstaande wanden 140A gecreëerd zijn, een en ander op soortgelijke wijze als bij de eerste uitvoeringsvorm volgens de Figuren 1 t/m 20 3. Een verschil tussen de eerste en tweede uitvoeringsvorm is echter dat de tweede uitvoeringsvorm een tweede additioneel framedeel 113B omvat, waarmee opstaande wanden 140B gecreëerd zijn, en dat bij deze tweede uitvoeringsvorm een derde framedeel soortgelijk aan het derde framedeel 14 van de eerste uitvoeringsvorm ontbreekt. Een voordeel van deze tweede 25 uitvoeringsvorm is dat deze ook aan de naar het tweede ophangingsdeel 131 toegekeerde zijde van de trekkar 101 opstaande wanden 140B heeft die in de uitgezwenkte stand, wanneer de trekkar 101 in bedrijfstoestand verkeert, opvouwbaar zijn.

In de twee getoonde uitvoeringsvoorbeelden van de Figuren 1 t/m 4 30 is, zoals hierboven beschreven, telkens een trekstang met het tweede 1027040 9 ophangingsdeel verbonden. Bij het trekken van de trekkar dringt ook de via deze trekstang doorgegeven trekkracht de eerste en tweede framedelen van elkaar af. Hierdoor wordt bij deze uitvoeringsvoorbeelden het gunstige effect dat de spankrachten in het doeksamenstel bijdragen aan de sterkte van de 5 trekkar in de getrokken bedrijfstoestand versterkt ten opzichte van de niet getrokken bedrijfstoestand.

Op gemerkt wordt dat na het voorgaande diverse modificaties mogelijk zijn. Zo kan het tweede ophangingsdeel 31 of 131 bijvoorbeeld uitgevoerd zijn met twee wielen in plaats van één wiel, of zelfs uitgevoerd 10 zijn zonder wiel. In dit laatste geval kan het tweede ophangingsdeel 31 of 131 bijvoorbeeld op geschikte wijze uitgevoerd zijn om aan een trekkend voertuig, zoals bijvoorbeeld een fiets, te bevestigen. Ook kan het frame meerdere framedelen van de verschillende beschreven soorten of van een andere soort omvatten. Verder kan de trekkar een geschikt remsysteem 15 omvatten, bijvoorbeeld een systeem waarbij één of meer van de wielen van het eerste en/of tweede ophangingsdeel geremd zijn. Bedieningsorganen van een dergelijk remsysteem kunnen op diverse plaatsen aan de trekkar voorzien zijn, bijvoorbeeld aan een handvat van de trekstang. Voorts kan de flexibele draagstructuur voorzien zijn van schuim en/of harde vloerdelen.

20 Dergelijke harde vloerdelen kunnen bijvoorbeeld zwenkbaar met delen van een of meer framedelen verbonden zijn, waardoor deze harde vloerdelen in verschillende uitgezwenkte standen van de framedelen bijvoorbeeld tevens kunnen dienen als afstandhouders tussen verschillende framedelen. Maar ook kunnen voor laatstgenoemd doel andere typen afstandhouders toegepast 25 worden. Verder kan het voertuig motorisch aangedreven zijn, bijvoorbeeld door middel van een elektromotor. Deze aandrijving kan bijvoorbeeld een hulpaandrijving zijn met bedieningsorganen aan de trekstang. Deze en soortgelijke modificaties worden geacht binnen het kader te vallen van de uitvinding zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies.

30 1027040

Claims

1. Trekkar omvattende een frame (11, 12, 13, 14; 111, 112, 113A, 113B), een met het frame verbonden flexibele draagstructuur (20; 120) voor het dragen van een lading, en een met het frame verbonden ophanging (30, 31; 130, 131) die het frame in bedrijfstoestand ondersteunt, waarbij: 5. het frame een eerste in hoofdzaak U-vormig framedeel (11; 111) en een tweede in hoofdzaak U-vormig framedeel (12; 112) omvat; - de ophanging een met het eerste framedeel (11; 111) verbonden eerste ophangingsdeel (30; 130) en een met het tweede framedeel (12; 120) verbonden tweede ophangingsdeel (31; 131) omvat; 10. het eerste framedeel om een zich in hoofdzaak parallel aan de bodem van zijn U-vorm uitstrekkende as (3) scharnierbaar is ten opzichte van ten minste het tweede framedeel, tussen een ingezwenkte stand en een uitgezwenkte stand, waarbij de afstand tussen de bodem van de U-vorm van het eerste framedeel en de bodem van de U-vorm van het tweede framedeel 15 in de ingezwenkte stand kleiner is dan in de uitgezwenkte stand; en - in de uitgezwenkte stand, wanneer de trekkar in bedrijfstoestand verkeert, enerzijds de ophanging zodanig met het frame is verbonden, dat door de eerste en tweede ophangingsdelen ingeleide krachten de eerste en tweede framedelen van elkaar af dringen, en anderzijds de flexibele draagstructuur 20 de eerste en tweede U-vormige framedelen ten minste op afstand van genoemde as zodanig met elkaar verbindt dat uiteenzwenken van de eerste en tweede framedelen voorbij genoemde uitgezwenkte stand verhinderd wordt.

2. Trekkar volgens conclusie 1, waarbij de genoemde as (3) in het gebied van de beide uiteinden van het eerste framedeel (11; 111) ligt. 1027040

3. Trekkar volgens conclusie 1 of 2, waarbij de genoemde as (3) in het gebied van de beide uiteinden van het tweede framedeel (12; 112) ligt.

4. Trekkar volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het frame 5 een met de flexibele structuur (20; 120) verbonden additioneel in hoofdzaak U-vormig framedeel (13; 113A, 113B) omvat dat ten opzichte van ten minste het eerste of tweede framedeel zwenkbaar is tussen een stand waarin het additionele framedeel samen met de daarmee verbonden flexibele structuur ten minste een opstaande wand (40; 140A, 140B) van een laadruimte van de 10 trekkar vormt en een stand waarin genoemde ten minste ene opstaande wand opgevouwen is.

5. Trekkar volgens conclusie 4, waarbij de genoemde as (3) in het gebied van de beide uiteinden van het additionele framedeel (13; 113A, 15 113B) ligt.

6. Trekkar volgens conclusie 4 of 5, waarbij de onderlinge zwenkbaarheid van het eerste, het tweede en het additionele framedeel gerealiseerd is door twee, zich aan weerszijden van de trekkar bevindende 20 scharnierconstructies (4).

7. Trekkar volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het frame een met de flexibele structuur (20) verbonden derde in hoofdzaak U-vormig framedeel (14) omvat dat ten opzichte van ten minste het eerste of het 25 tweede framedeel zwenkbaar is en dat samen met de daarmee verbonden flexibele structuur (20) in de uitgezwenkte stand ten minste een deel (50) van een vloer van een laadruimte van de trekkar en ten minste een deel van een opstaande wand (60) van een laadruimte van de trekkar vormt, welk vloerdeel (50) zich uitstrekt tussen de bodem van de U-vorm van het eerste 30 framedeel (11) en de bodem van de U-vorm van het derde framedeel (14), en 1027040 welk deel van de opstaande wand (60) zich uitstrekt tussen de bodem van de U-vorm van het derde framedeel (14) en de bodem van de U-vorm van het tweede framedeel (12).

8. Trekkar volgens conclusie 7, waarbij de genoemde as (3) in het gebied van de beide uiteinden van het derde framedeel (14) ligt.

9. Trekkar volgens conclusie 7 of 8, waarbij de onderlinge zwenkbaarheid van het eerste, het tweede en het derde framedeel 10 gerealiseerd is door twee, zich aan weerszijden van de trekkar bevindende scharnierconstructies (4).

10. Trekkar volgens conclusie 6 of 9, waarbij de twee, zich aan weerszijden van de trekkar bevindende scharnierconstructies (4) elk twee 15 dicht bij elkaar liggende en ten opzichte van elkaar op vaste afstand liggende scharnierassen (3, 5) omvatten.

11. Trekkar volgens één der conclusies 6, 9 of 10, waarbij de twee, zich aan weerszijden van de trekkar bevindende scharnierconstructies (4) zich 20 elk aan een, in de uitgezwenkte stand, wanneer de trekkar in bedrijfstoestand verkeert, naar boven gekeerde rand van het frame (11, 12, 13, 14; 111, 112, 113A, 113B) bevinden.

12. Trekkar volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een 25 trekorgaan (2; 102) met het tweede ophangingsdeel (31; 131) verbonden is. 1027040