NL1026618C2 - Verpakking voor voedingswaar, voorzien van een verplaatsbaar bodemdeel. - Google Patents

Description

*

Verpakking voor voedingswaar, voorzien van een verplaatsbaar bodemdeel

De uitvinding betreft een verpakking voor ten verkoop aan te bieden voedingswaar, omvattende: een kunststof bak met aan zijn bovenzijde een mondopening en aan zijn onderzijde een bodem met een 5 daaraan aansluitende opstaande romp; welke mondopening wordt begrensd door een mondrand die na het met voedingswaar en eventueel een gekozen gas of gasmengsel vullen van de bak hermetisch afdichtend kan samenwerken met een deksel, bijvoorbeeld 10 een door sealen met de mondrand verbonden folie; een van de bodem deel uitmakend, als verdringer werkzaam verplaatsbaar deel, dat met het omtreksdeel van de bodem verbonden is; en eventueel een vulling met een als beschermende 15 atmosfeer dienst doend gas, bijvoorbeeld een mengsel van CO2 en N2 of CO2 en O2.

Een dergelijke verpakking is bekend uit US-A-3 426 939. De uit dit Amerikaanse octrooischrift bekende verpakking omvat een rond centraal bodemdeel, dat via een 20 koppelrand met een algemene afgeknotte kegelvorm met de rest van de bodem verbonden is. De bodem kan een ronde, een ovale of een algemeen rechthoekige vorm bezitten.

Een nadeel van de bekende verpakking is, dat de verplaatsing van het genoemde bodemdeel slechts een 25 relatief geringe invloed heeft op het effectieve volume van de houder.

Als toepassingsvoorbeeld wordt gewezen op het in verhitte toestand in een verpakking brengen van voedingswaar en het vervolgens sluiten van de verpakking. 30 De verpakking met zijn inhoud koelt vervolgens af, 10266 18 > 2 waardoor er in de verpakking een onderdruk ontstaat. Het gevolg hiervan is, dat de omgevingslucht, in het bijzonder de daarin aanwezige zuurstof, na enige tijd, afhankelijk van het type verpakking, de gelegenheid 5 krijgt tot de voedingswaar door te dringen. Dit verkort de mogelijke bewaartijd, dat wil zeggen de tijd vanaf de produktiefase tot het moment van consumeren van de voedingswaar. Bovendien moeten bij de bekende techniek de bak en het deksel bestand zijn tegen het drukverschil 10 tussen de druk van de buitenlucht en de aanzienlijk geringere druk in de gevulde verpakking.

Het is onder meer een doel van de uitvinding, een verpakking voor voedingswaar te bieden, die zodanig is uitgevoerd, dat er relatief geringe mechanische eisen 15 worden gesteld aan zowel de bak als het deksel dat na het vullen kan worden gebruikt voor het hermetisch sluiten van de houder, en dat de verpakking goedkoop kan worden vervaardigd.

Een verder doel van de uitvinding is het 20 verschaffen van een verpakking die zodanig is uitgevoerd, dat de bewaartijd, zelfs zonder het gebruik van eventuele conserveermiddelen, substantieel verlengd kan worden. Wel kan gebruik worden gemaakt van een beschermende atmosfeer, bijvoorbeeld stikstofgas, koolzuurgas of 25 andere gassen of gasmengsels.

In verband met het bovenstaande verschaft de uitvinding een verpakking van het vermelde type, die het kenmerk vertoont, dat althans een substantieel deel ter grootte van ten minste 40 % van het geprojecteerde 30 oppervlak van de bodem relatief buigslap is en is uitgevoerd als een met de rest van de bak afdichtend verbonden kunststof folie.

Het genoemde bodemdeel kan uit een ander materiaal bestaan dan de bak.

35 Doordat met de uitvinding een langere bewaartijd kan worden gerealiseerd, verschaft de uitvinding tevens de mogelijkheid tot een vergroot commercieel potentieel. Bijvoorbeeld kan in verband met 10266 1 8 3 transport van de verpakkingen met de uitvinding een grotere beleveringsradius worden gerealiseerd, hetgeen het marktpotentieel volgens de uitvinding substantieel kan vergroten.

5 Een specifieke uitvoering vertoont het kenmerk, dat de bak is vervaardigd door thermovormen of vacuumvormen, bijvoorbeeld uit een laminaat.

Een dergelijke uitvoering is relatief goedkoop en staat vervaardiging met relatief geringe wanddikten toe.

10 Voor zover een goed gedefinieerde wanddikte gewenst is, kan een variant de bijzonderheid vertonen, dat de bak is vervaardigd door spuitgieten.

In een bijzondere uitvoering vertoont de verpakking het kenmerk, dat de bak in hoofdzaak uit 15 schuimstof bestaat. Er zijn verschillende methoden om een bak uit schuimstof te vervaardigen, bijvoorbeeld spuitgieten met een opschuimende kunststof.

De voorkeur wordt echter gegeven aan een uitvoering, waarin de bak is gevormd uit een baan 20 schuimstof.

Deze uitvoering kan de bijzonderheid vertonen, dat de baan schuimstof door extrusie en eventueel sizing is vervaardigd.

Terwille van een extra mechanische stevigheid 25 en/of het bereiken van een goede dichtheid voor een in de verpakking aanwezige gascomponent kan de verpakking de bijzonderheid vertonen, dat door een op de extrusie volgende lamineerbewerking aan ten minste één zijde een folielaag is aangebracht, bijvoorbeeld een 30 zuurstofbarrièrefolie. Het zal duidelijk zijn, dat de folielaag ook aan beide zijden aangebracht kan zijn.

In een andere uitvoering vertoont de verpakking het kenmerk, dat de baan schuimstof niet volledig uitgeschuimd is en dat door de toevoer van warmte in de 35 vormholte van een matrijs een extra opschuimen optreedt, waardoor een gewenste, bijvoorbeeld uniforme, wanddikte verkregen kan worden. Het voordeel van deze uitvoering kan hierin gelegen zijn, dat binnen zekere grenzen elke 10266 f Θ 4 gewenste wanddikte kan worden gerealiseerd, en dat bijvoorbeeld de wanddikte overal gelijk kan zijn. Bij vorming uit een baan uitgeschuimde schuimstof is dit niet mogelijk. Dit kan de gebruiker van een dergelijke 5 eenvoudige bak de indruk geven, dat de bak van mindere kwaliteit is.

Een voorbeeld van voedingswaar voor het vullen van de verpakkingen volgens de uitvinding zijn aardappelen, in het bijzonder geschilde aardappelen, en 10 vis. Aardappelen en vis hebben de eigenschap, gas te absorberen. In de houder is tijdens het vulprocédé een beschermende atmosfeer ingebracht, bijvoorbeeld bestaande uit een mengsel van kooldioxide en stikstof. Door de genoemde absorptie ontstaat er na het hermetisch sluiten 15 van de houder geleidelijk een onderdruk. De folie compenseert in dit voorbeeld het optredende drukverschil substantieel door vanuit een naar buiten verplaatste stand naar een meer naar binnen verplaatste stand te bewegen.

20 Aldus blijft de verpakking volgens de uitvinding onder de gegeven uiteenlopende omstandigheden in hoofdzaak zijn nominale vorm behouden.

Een specifieke uitvoering van de verpakking volgens de uitvinding vertoont de bijzonderheid, dat de 25 verpakking bestemd is voor aardappelen en/of vis of daarop gebaseerde produkten, dat het gasmengsel CO2 en N2 bevat en dat de verhouding tussen deze gascomponenten 70:30, bij voorkeur 80:20 en nog meer bij voorkeur 90:10 bedraagt.

30 Bij gebruik van een verhouding 70:30 is er in de verpakking volgens de uitvinding meer gas aanwezig dan de verpakking volgens de stand der techniek. Bij gebruik van een andere gassamenstelling, zoals 80:20 is er niet alleen fysiek meer gas beschikbaar in de verpakking, maar 35 is er ook fysiek meer C02 aanwezig dat voor de conserverende werking kan zorgen. De voorspelling, dat een verhouding in de orde van 90:10 nog een verdere verbetering in de houdbaarheidstermijn zou geven is

1 0266 1 B

5 eveneens proefondervindelijk bewezen.

Ter illustratie: 5 C02:N2= 70:30 THT 7 dagen 80:20 THT 9 dagen 90:10 THT 12 dagen

Vele momenteel op de markt beschikbare bakken 10 zijn niet in staat om weerstand te bieden tegen de optredende onderdruk die in de verpakking ontstaat. De structuur volgens de uitvinding is hiertoe wel in staat.

Een andere samenstelling van de beschermende atmosfeer is een mengsel van CO2 en O2, eventueel 15 aangevuld met het inerte N2 , waardoor minder hinder van een "pseudo-vacuum" wordt ondervonden, een en ander zoals in de vleesindustrie wordt gebruikt. Een gebruikelijke verhouding tussen deze gascomponenten C02:N2 is 50:50. De dosering van zuurstof wordt hier gebruikt om het vlees 20 niet te laten verkleuren. Bekend is, dat toevoeging van extra CO2 de houdbaarheid verlengt. Het is evenwel denkbaar, dat dit ten koste gaat van de verkleuring. De boven gegeven redenering volgend met betrekking tot CO2 en N2, zou kunnen worden verondersteld dat er in de 25 verpakking volgens de uitvinding zonder de gassamenstelling te veranderen er meer CO2 aanwezig is voor conservering. Wordt dit extra CO2 opgenomen, dan blijft er relatief meer O2 om de verkleuring tegen te gaan. Dit betekent, dat de gassamenstelling kan worden 30 aangepast in de zin van een toeneming van de relatieve hoeveelheid C02, zonder dat er vrees behoeft te bestaan voor verkleuring.

In verband met het vorenstaande verschaft de uitvinding tevens een verpakking die het kenmerk 35 vertoont, dat de verpakking bestemd is voor vlees of daarop gebaseerde produkten, dat het gasmengsel CO2 en O2 bevat en dat de verhouding tussen deze componenten wordt gekozen ter bereiking van een optimum met betrekking tot 10266 i 8 6 verkleuring van de verpakte voedingswaar en de houdbaarheid.

Bij gebruik van een folie als vervormbaar deel van de bodem overeenkomstig de leer van de uitvinding 5 doet zich een bijkomend voordeel voor. Bij vleesverpakkingen wordt vaak een absorberend doekje gebruikt om vleessappen op te vangen. Bij de verpakking volgens de uitvinding van het beschreven type is dit niet nodig, want in de "slotgracht" rondom, dat wil zeggen het 10 omtreksdeel van de bodem, kan zich het uitgetreden vleessap verzamelen. Eventueel kan daarin een ringvormig absorptiedoekje worden gelegd.

Zoals hierboven reeds besproken, is bij de uitvinding in het bijzonder aandacht besteed aan verse 15 produkten zoals aardappelen en vlees. Hierbij dient ook vis te worden gerekend. Bij dergelijke verpakkingen is er in het algemeen sprake van een bak met slechts één compartiment. Bij een ander type produkten, namelijk de kant-en-klare maaltijden, is er sprake van meerdere 20 compartimenten in één bak.

Tenslotte richt de uitvinding zich op een verpakking bestemd voor bevroren waar, bijvoorbeeld consumptie-ijs of diepvriesprodukten, waarbij de beschermende atmosfeer ontbreekt en waarbij na 25 verwijderen van het deksel de bevroren waar uit de bak kan worden gelost door het naar binnen drukken van het verplaatsbare deel.

In het geval waarin de bak is vervaardigd door thermovormen, vacuumvormen of spuitgieten kan de 30 verpakking de bijzonderheid vertonen, dat de bak is vervaardigd door een folie in de vormholte van een matrijs te plaatsen en door verhoogde temperatuur en druk afdichtend te hechten aan de door de matrijs te vormen rest van de bak, waarbij de folie voorafgaand aan het 35 sluiten van de matrijs en het vormen van de bak grotere afmetingen bezit dan zijn geprojecteerde oppervlak na het vormen van de bak, waarna de bak met een uit de folie bestaand bodemdeel, eventueel na afkoelen, uit de

1 OOCtJ 1 C

7 geopende matrijs is verwijderd.

Bijvoorbeeld kan de verpakking volgens de uitvinding de bijzonderheid vertonen, dat de bak uit PP bestaat.

5 In een alternatief vertoont de verpakking het kenmerk, dat de folie een laag PP of PET omvat.

Opgemerkt wordt, dat het natuurlijk wezenlijk is, dat de folie goed hechtend afdichtend met de bak verbonden is. Bij voorkeur vindt dit door versmelting 10 plaats. Het zal duidelijk zijn, dat bij temperatuurverhoging ervoor moet worden gezorgd, dat de dunne folie, die een dikte kan hebben van 10 - 100 pm, niet degeneert of zijn integriteit verliest. Eventueel kan bij een dergelijk risico gebruik worden gemaakt van 15 een tussenliggende hechtlaag, waardoor tijdens productie de temperatuurverhoging beperkt kan blijven.

In weer een andere uitvoering vertoont de verpakking de bijzonderheid, dat de folie een laminaat met een laag PP en een laag PET omvat.

20 In het geval waarin een zeer goede zuurstofbarrière gewenst is, kan het hiervoor gespecificeerde laminaat zijn voorzien van een tussenlaag van EVOH.

In weer een andere uitvoering kan de verpakking 25 de bijzonderheid vertonen, dat de bak bestaat uit geëxpandeerde PS en dat de folie daaraan in de matrijs is vastgesmolten.

Als alternatief kan de verpakking de bijzonderheid vertonen, dat de bak''bestaat uit 30 geëxpandeerd polystyreen en dat de folie daaraan door middel van een hechtlaag is gehecht.

Tenslotte richt de uitvinding zich op een bak, die nog moet worden gevuld en met een deksel moet worden gesloten, welke bak de bijzonderheid vertoont, dat hij 35 van kunststof is vervaardigd 'en een bodemdeel vertoont, waarvan althans een substantieel deel relatief buigslap is en uitgevoerd is als een kunststof folie.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de 1 0266 1 8 8 hand van de bijgaande tekeningen. Hierin tonen:

Fig. 1 een dwarsdoorsnede door een bak volgens de uitvinding; en

Fig. 2 een geschematiseerde dwarsdoorsnede door 5 een matrijs voor het vervaardigen van een bak volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een bak, omvattende een bak 1, omvattende een bodemrand 2, een daaraan aansluitende, opstaande romp 3, waaraan een vlakke rondgaande mondrand 10 4 aansluit. Met deze mondrand 4 kan na het vullen van de bak een afdichtende als deksel werkende folie worden aangebracht. Met de bodemrand is afdichtend een bodemfolie 5 verbonden, dat, zoals getekend, grotere afmetingen bezit dan zijn geprojecteerde oppervlak, 15 zodanig dat de folie een extra ruimte biedt waardoor hij naar binnen en naar buiten kan bewegen, zodat aldus het volume van de gesealde verpakking variabel is.

Fig. 2 toont een matrijs 6, bestaande uit een eerste matrijsdeel 7 en een tweede matrijsdeel 8, die 20 samen in gesloten toestand een vormholte begrenzen, waarvan de vorm overeenkomt met die van de bak volgens Fig. 1. Daartoe kan het matrijsdeel 8 volgens pijl 9 naar en vanaf matrijsdeel 7 worden verplaatst. Voorafgaand aan het sluiten van de matrijs wordt op de bodem van de 25 vormholte een kunststof folie 10 neergelegd, waarna de matrijs kan worden gesloten door het omlaag verplaatsen van matrijsdeel 8. In dit uitvoeringsvoorbeeld vindt vervolgens het inspuiten van verhitte en aldus geplastificeerde kunststof plaats via twee 30 injectiekanalen 11, 12, zodanig, dat de ingeklemde folie uitsluitend met zijn randen omspoten wordt door de geïnjecteerde kunststof. Na het injecteren vindt een afkoelingsperiode plaats, waarna de matrijs kan worden geopend en door middel van niet-getekende uitwerpers de 35 bak met de foliebodem kan worden uitgeworpen.

Het geïnjecteerde thermoplastische kunststof materiaal kan bijvoorbeeld polypropeen zijn. Na het modelleren in de matrijs 6 en het vormen van de bak 1 is 102661 8 9 de polypropeen hard, terwijl de folie soepel en buigslap is.

De folie kan eveneens uit PP bestaan, uit PET, uit een laminaat van PP en PET, eventueel met een 5 tussenlaag van EVOH.

Als alternatief kan de bak ook zijn gemodelleerd door vacuumvormen of thermovormen op basis van EPS. Ook in een dergelijke uitvoering is de bak relatief stijf, terwijl de folie slap is en een variabel 10 volume kan accomoderen.

***** 1 0266 1 8

Claims (20)

1. Verpakking voor ten verkoop aan te bieden voedingswaar, omvattende: een kunststof bak met aan zijn bovenzijde een mondopening en aan zijn onderzijde een bodem met een 5 daaraan aansluitende opstaande romp; welke mondopening wordt begrensd door een mondrand die na het met voedingswaar en eventueel een gekozen gas of gasmengsel vullen van de bak hermetisch afdichtend kan samenwerken met een deksel, bijvoorbeeld 10 een door sealen met de mondrand verbonden folie; een van de bodem deel uitmakend, als verdringer werkzaam verplaatsbaar deel, dat met het omtreksdeel van de bodem verbonden is; en eventueel een vulling met een als beschermende 15 atmosfeer dienst doend gas, bijvoorbeeld een mengsel van CO2 en N2 of CO2 en O2; met het kenmerk, dat althans een substantieel deel ter grootte van ten minste 40 % van het geprojecteerde oppervlak van de 20 bodem relatief buigslap is en is uitgevoerd als een met de rest van de bak afdichtend en zonder enige trekspanning verbonden kunststof folie.

2. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 de bak is vervaardigd door thermovormen of vacuumvormen, bijvoorbeeld uit een laminaat.

3. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bak is vervaardigd door spuitgieten.

4. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 102RR 1 8 % de bak in hoofdzaak uit schuimstof bestaat.

5. Verpakking volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de bak is gevormd uit een baan schuimstof.

6. Verpakking volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de baan schuimstof door extrusie en eventueel sizing is vervaardigd.

7. Verpakking volgens conclusie 6, 10 met het kenmerk, dat door een op de extrusie volgende lamineerbewerking aan ten minste één zijde een folielaag is aangebracht, bijvoorbeeld een zuurstofbarrièrefolie.

8. Verpakking volgens conclusie 5, 15 met het kenmerk, dat de baan schuimstof niet volledig uitgeschuimd is en dat door de toevoer van warmte in de vormholte van een matrijs een extra opschuimen optreedt, waardoor een gewenste, bijvoorbeeld uniforme, wanddikte verkregen kan 20 worden.

9. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verpakking bestemd is voor aardappelen en/of vis of daarop gebaseerde produkten, dat het gasmengsel CO2 25 en N2 bevat en dat de verhouding tussen deze gascomponenten 70:30, bij voorkeur 80:20 en nog meer bij voorkeur 90:10 bedraagt.

10. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 30 de verpakking bestemd is voor vlees of daarop gebaseerde produkten, dat het gasmengsel CO2 en O2 bevat en dat de verhouding tussen deze componenten wordt gekozen ter bereiking van een optimum met betrekking tot verkleuring van de verpakte voedingswaar en de 35 houdbaarheid.

11. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verpakking bestemd is voor bevroren waar, 1t *> bijvoorbeeld consumptie-ijs of diepvriesprodukten, waarbij de beschermende atmosfeer ontbreekt en waarbij na verwijderen van het deksel de bevroren waar uit de bak kan worden gelost door het naar binnen drukken van het 5 verplaatsbare deel.

12. Verpakking volgens de conclusies 2 of 3, met het kenmerk# dat de bak is vervaardigd door een folie in de vormholte van een matrijs te plaatsen en door verhoogde 10 temperatuur en druk afdichtend te hechten aan de door de matrijs te vormen rest van de bak, waarbij de folie voorafgaand aan het sluiten van de matrijs en het vormen van de bak grotere afmetingen bezit dan zijn geprojecteerde oppervlak na het vormen van de bak, waarna 15 de bak met een uit de folie bestaand bodemdeel, eventueel na afkoelen, uit de geopende matrijs is verwijderd.

13. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bak uit PP bestaat.

14. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de folie een laag PP of PET omvat.

15. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 de folie een laminaat met een laag PP en een laag PET omvat.

16. Verpakking volgens conclusie 15, gekenmerkt door een tussenlaag van EVOH.

17. Verpakking volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bak bestaat uit geëxpandeerde PS en dat de folie daaraan in de matrijs is vastgesmolten.

18. Verpakking volgens conclusie 2, 33 met het kenmerk, dat de bak bestaat uit geëxpandeerde PS en dat de folie daaraan door middel van een hechtlaag is gehecht. 10266 1 8 % *

19. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het: kenmerk» dat het bodemdeel uit een ander materiaal bestaat 5 dan de bak.

20. Bak, bestemd en ingericht om deel uit te maken van een verpakking volgens één der voorgaande conclusies, welke bak van kunststof is vervaardigd en een bodemdeel vertoont, waarvan althans een substantieel deel 10 relatief buigslap is en uitgevoerd is als een kunststof folie. * * * * * 1 02661 Θ