NL1026466C2 - Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een kunststof rand aan een plaat alsmede een plaat verkregen met de inrichting en de werkwijze. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een kunststof / rand aan een plaat alsmede een plaat verkregen met de inrichting i . , en de werkwijze.

i ’ ‘ '« i

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van ten minste één kunststof rand aan een eerste plaatrand, welke eerste plaatrand aan de uiteinden wordt begrensd door twee tweede plaatranden, welke inrichting is voorzien van ten minste één, in hoofdzaak 5 U-vormige matrijs van elastisch vervormbaar materiaal, zoals natuur- of kunstrubber, welke matrijs is voorzien van een matrijslijf en een eerste en tweede matrijsbeen én welke matrijs, in gebruik, tezamen met de plaatrand een vormholte begrenst met een dwarsdoorsnedevorm die overeenkomt met een gewenste vorm van de aan te brengen kunststof rand, welke vormholte 10 via ten minste één injectieopening voor vloeibare kunststof toegankelijk is, waarbij de matrijs is geplaatst in een drager, waarbij aandrukmiddelen zijn voorzien voor het, in gebruik, op de plaat aandrukken van de benen van de U-vormige matrijs.

Wanneer in dit verband over een U-vormige matrijs wordt 15 gesproken, wordt daarbij met name op de buitenconfiguratie van de matrijs gedoeld. Zoals aangegeven heeft de door de matrijs en de plaatrand begrensde vormholte in het algemeen een andere vorm, welke vorm wordt bepaald door de gewenste vorm van de aan te vormen kunststof rand.

Een inrichting van het in de aanhef beschreven type is 20 bijvoorbeeld bekend uit het Nederlandse octrooi 187733. Het probleem dat in deze publicatie wordt beschreven houdt verband met vervorming van vormholte als gevolg van het aandrukken van het elastisch vervormbare matrijsdeel met behulp van de aandrukmiddelen. Daarbij wordt verwezen naar de Duitse octrooiaanvrage 3.516.452 waarin de matrijs geheel worden 25 omsloten door de drager en een aandrukelement. In het Nederlandse octrooi wordt van die gehele opsluiting afstand genomen en wordt om de matrijs 1026466 ê 2 juist ruimte gecreëerd teneinde vervorming van de vormholte tot een minimum te beperken. Hierdoor ontstaat echter het probleem van het positioneren van de matrijs ten opzichte van de plaat, de drager en het aandrukelement. Immers, de matrijs ligt voor groot deel vrij en is niet meer 5 opgesloten zodat verplaatsing van de matrijs ten opzichte van de plaat tijdens het invoeren van de kunststof mogelijk is tenzij daartoe maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen vormen het onderwerp van het genoemde Nederlandse octrooi.

Bij de onderhavige uitvinding speelt de problematiek waarvoor het 10 Nederlandse octrooi een oplossing verschaft niet meer doordat bij de onderhavige uitvinding de matrijs weer in hoofdzaak is opgesloten door de drager en de aandrukmiddelen. Vervorming van de vormholte als gevolg van het aandrukken van de matrijs treedt bij de inrichting volgens de onderhavige uitvinding niet of nauwelijks op, onder andere doordat de 15 aandrukmiddelen op speciale wijze zijn uitgevoerd. De uit het Nederlandse octrooi bekende inrichting is bovendien relatief kostbaar doordat allerlei positioneringsmiddelen dienen te worden voorzien.

De uitvinding beoogt een inrichting zonder de bezwaren van de bekende inrichting, waarbij zonder een kostbare positioneringsmiddelen een 20 kunststof rand aan een plaat kan worden gevormd terwijl toch de voorspelbaarheid van de vorm van de kunststof rand in hoge mate is gewaarborgd.

Hiertoe wordt de inrichting van het in de aanhef beschreven type volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de drager is voorzien van een U-25 vormig dragerprofiel met een eerste dragerbeen, een dragerlijf en een tweede dragerbeen, waarbij de matrijs in een door het eerste been en het lijf van de drager gecreëerde hoek is geplaatst, waarbij de aandrukmiddelen althans een eerste aandrukbeen en een eerste flexibele slang omvatten, waarbij de flexibele slang is ondergebracht tussen het eerste aandrukbeen 30 en het tweede dragerbeen, waarbij de eerste flexibele slang is aangesloten 1026466 3 op een persluchtbron en is voorzien van een klep voor het aflaten van de druk in de slang.

Het eerste aandrukbeen en de eerste flexibele slang zorgen over de gehele lengte van de plaatrand voor een gelijkmatige aandrukkracht.

5 Doordat de aandrukkracht over de gehele lengte van de eerste plaatrand gelijkmatig is, kan met een relatief geringe aandrukkracht reeds een volledig afsluiting van de vormholte worden bewerkstelligd. Doordat de aandrukkracht slechts gering is, zal er nauwelijks elastisch materiaal van de benen van de matrijs de richting van de vormholte worden verdrongen.

10 Als gevolg daarvan zal er derhalve niet of nauwelijks vervorming van de vormholte optreden. Bovendien is een op een persluchtbron aangesloten flexibele slang een bijzonder goedkoop middel om de aandrijving van de aandrukmiddelen te verschaffen. De inrichting volgens de uitvinding is derhalve veel goedkoper dan tot op heden bekende inrichtingen. Bovendien 15 is de hoogte van de inrichting bijzonder gering en bevat deze weinig onderhoudsgevoelige onderdelen. Als gevolg daarvan is de inrichting bijzonder duurzaam en weinig kwetsbaar.

Het is natuurlijk mogelijk om de aandrukkracht weer op te heffen door de eerste slang leeg te zuigen. Volgens een nadere uitwerking van de 20 uitvinding verdient het echter de voorkeur wanneer het eerste aandrukbeen deel uitmaakt van een in hoofdzaak U-vormig aandrukprofiel dat tevens een tweede aandrukbeen en een aandruklijf omvat, welk aandrukprofiel verschuifbaar is ten opzichte van het dragerprofiel in een richting evenwijdig asm het dragerlijf en loodrecht op de plaat, waarbij de eerste 25 flexibele slang deel uitmaakt van aandrijfiniddelen welke zijn voorzien voor het realiseren van de verschuiving van het aandrukprofiel ten opzichte van het dragerprofiel. Daarbij verdient het de voorkeur wanneer de aandrijfiniddelen zijn voorzien van een tweede flexibele slang die is ingesloten tussen het tweede dragerbeen en het tweede aandrukbeen, 30 waarbij beide flexibele slangen zijn aangesloten op een persluchtbron en elk 1026466 4 zijn voorzien van een klep voor het aflaten van de druk in de betreffende , slang.

» ' ' ; Met een dergelijke uitvoering kan het eerste aandrukbeen, meer in i het bijzonder het aandrukprofiel, positief omhoog en omlaag worden 5 bewogen ten opzichte van het dragerprofiel, zodat daadwerkelijk ruimte tussen de benen van de matrijs kan worden gecreëerd om de plaat daartussen uit te nemen.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding wordt de in de drager geplaatste matrijs, in gebruik, op zijn plaats gehouden door althans 10 in het dragerlijf en eventueel in het eerste dragerbeen aangebrachte aanzuigmiddelen. Deze aanzuigmiddelen verhinderen dat de matrijs bij het uitnemen van de plaat uit de drager wordt getrokken. Bovendien wordt met de aanzuigmiddelen op eenvoudige wijze bewerkstelligd dat de matrijs met het matrijslijf en eventueel met het eerste matrijsbeen over de gehele lengte 15 van de matrijs nauwkeurig aanligt tegen het dragerlijf, respectievelijk het eerste dragerbeen. Een gedefinieerde en een nauwkeurige aanligging van het tweede matrijsbeen wordt verschaft door het aandrukken van het eerste aandrukbeen van het aandrukprofiel door middel van het opblazen van de eerste flexibele slang. Ten behoeve van het uit de drager nemen van de 20 matrijs kan een overdruk in de aanzuigmiddelen worden gecreëerd, zodat de matrijs als het ware uit de drager wordt geblazen.

Ten behoeve van het afsluiten van de kopse uiteinden van de vormholte, is de inrichting volgens nadere uitwerking voorzien van twee opsluitblokken die, in gebruik, tegen de tweede plaatranden worden 25 aangedrukt.

Daarbij kan, ten behoeve van het positioneren van de plaat ten opzichte van de matrijs, elk opsluitblok zijn voorzien van een positioneringselement dat samenwerkt met een genoemde tweede plaatrand voor het nauwkeurig positioneren van het betreffende opsluitblok ten 30 opzichte van de eerste plaatrand. Elk positioneringselement kan 1026466 5 bijvoorbeeld een met het opsluitblok verbonden pen omvatten die ; opneembaar is in een nauwkeurig gepositioneerd gat in een genoemde 1 ‘ l tweede plaatrand.

; 1 Verder kan het ene opsluitblok zijn voorzien van een 5 injectieopening dat via een injectiekanaal in fluïdumverbinding staat met de vormholte. Het andere opsluitblok kan zijn voorzien van een opkomer in de vorm van een kanaal dat enerzijds uitmondt in de vormholte en anderzijds in de vrije ruimte. Op de injectieopening is een kunststofinjectie-inrichting aansluitbaar. Tijdens het injecteren van kunststof via de injectieopening zal 10 de vormholte zich vullen, waarbij, wanneer de vormholte geheel gevuld is, de kunststof via de opkomer in het andere opsluitblok weer naar buiten treedt. Dit naar buiten treden is een indicatie voor het feit dat de vormholte geheel is gevuld.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het 15 van een kunststof rand voorzien van een plaat onder gebruikmaking van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij een plaat is voorzien van een van een kunststof rand te voorziene eerste plaatrand en van deze eerste plaatrand begrenzende tweede plaatranden, waarbij op elke tweede plaatrand een opsluitblok wordt gepositioneerd ten opzichte van de eerste 20 plaatrand, waarbij vervolgens de plaat in de vormholte van de matrijs wordt geschoven totdat de opsluitblokken aanliggen tegen het lijf van de matrijs, waarbij de aandrukmiddelen in een aandrukkende toestand worden gebracht door het opblazen van de eerste flexibele slang, zodat de benen van de matrijs op een vloeistofdicht-aansluitende wijze aanliggen tegen de 25 hoofdoppervlakken van de plaat ter vorming van een vloeistofdicht afgesloten vormholte, waarbij vervolgens een kunststofinjectie-inrichting op een injectieopening wordt aangesloten en kunststof in de vormholte wordt geïnjecteerd totdat de kunststof uit een in het andere opsluitblok aangebrachte opkomer stroomt.

1026466 6

Een dergelijke werkwijze leidt op efficiënte, snelle een relatief goedkope wijze tot een van een kunststof rand voorziene plaat. De werkwijze laat zich met behulp van de inrichting bovendien op eenvoudige wijze automatiseren. Verder kan met behulp van de werkwijze ook op 5 eenvoudige wijze een plaat tegelijkertijd aan twee tegenover elkaar gelegen plaatranden worden voorzien van een kunststof rand. Vanzelfsprekend dient de inrichting dan dubbel te worden uitgevoerd doordat dan twee matrijzen, twee dragerprofielen, twee aandrukprofielen etc. zijn verschaft die tegenover elkaar zijn opgesteld en waartussen de plaat kan worden 10 opgenomen. Bij voorkeur zijn in dat geval de matrijzen, dragerprofielen, aandrukprofielen van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar opgesteld, zodat platen van verschillende afmetingen daartussen kunnen worden opgenomen.

Volgens een nadere uitwerking van de werkwijze kan ten behoeve 15 van het positioneren van de opsluitblokken in elke tweede plaatrand een gat worden aangebracht op een nauwkeurig bepaalde afstand van de eerste plaatrand, in welk gat een positioneringspen van een betreffend opsluitblok opneembaar is.

De uitvinding verschaft tevens een plaat verkregen met behulp van 20 de werkwijze volgens de uitvinding onder gebruikmaking van een inrichting volgens de uitvinding.

De uitvinding zal thans aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de tekening, verder worden verduidelijkt.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk perspectiefaanzicht van een 25 uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding en wel van de zijde van het opsluitblok met de injectieopening; figuur 2 toont een gedeeltelijk perspectiefaanzicht van de in figuur 1 weergegeven inrichting en wel van de zijde van het opsluitblok met de opkomer; 1026466 7 figuur 3 toont een doorsnede door de plaat loodrecht op de langsrichting van de matrijs; figuur 4 toont een doorsnede door het opsluitblok met de injectieopening loodrecht op de langsrichting van de matrijs; 5 figuur 5 toont een doorsnede door het opsluitblok met de opkomer loodrecht op de langsrichting van de matrijs; en figuur 6 toont een perspectiefaanzicht van het opsluitblok met de injectieopening.

Figuur 1 en 2 tonen duidelijk een plaat 1 waaraan de kunststof 10 rand met behulp van de inrichting 2 dient te worden gevormd. De inrichting 2 is voorzien van een drager 3, welke drager 3 een dragerlijf 31, een eerste dragerbeen 32 en een tweede dragerbeen 33 omvat. In de drager 3 is een uit elastische rubber of kunststof vervaardigde matrijs 4 opgenomen. De U-vormige matrijs 4 is voorzien van matrijslijf 41, een eerste matrijsbeen 42 15 en een tweede matrijsbeen 43. Verder is in figuren 1 en 2 duidelijk een aandrukprofiel 5 getoond, welk aandrukprofiel 5 is voorzien van een eerste aandrukbeen 51, een aandruklijf 52 en een tweede aandrukbeen 53. Tussen het eerste aandrukbeen 51 en het tweede dragerbeen 33 is een eerste flexibele slang 6 opgenomen. Tussen het tweede dragerbeen 33 en een 20 tweede aandrukbeen 53 is een tweede flexibele slang 7 opgenomen. Het aandrukprofiel 5 is omhoog én omlaag verstelbaar door de eerste of de tweede flexibele slang 6, respectievelijk 7 op te blazen dan wel daaruit de luchtdruk af te laten. Verder is het aandrukprofiel 5 omhoog en omlaag verschuifbaar gelagerd in een geleidehuie 8 dat is verbonden met het in 25 dragerprofiel 3. De verschuifbaarheid is in een richting evenwijdig aan het dragerlijf 31 en loodrecht op de plaat 1.

De matrijs 4 wordt in het dragerprofiel 3 vastgehouden doordat in het dragerprofiel 3 aanzuigmiddelen 9, 10,11, 12 zijn voorzien. Deze aanzuigmiddelen 9-12 zijn zichtbaar een doorsnede van figuur 3. Daarin is 30 duidelijk een zich in langsrichting in het dragerlijf 4 uitstrekkend 1026466 8 aanzuigkanaal 9 getoond dat via een dwars daarop gericht kanaal 10 y aansluitbaar is op een onderdrukbron. Een soortgelijk zich in langsrichting ' * i uitstrekkend aanzuigkanaal 11 is ook aangebracht in het eerste dragerbeen , i 32. Ook dit aanzuigkanaal 11 is via een dwars daarop gericht kanaal 12 5 aansluitbaar op een onderdrukbron. Verder is de matrijs 4 nog voorzien van een lip 44 die is aangevormd aan het vrije uiteinde van het tweede matrijsbeen 43. De lip 44 is ingeklemd in een klem 13 die is aangebracht op het geleidehuis 8. Door in de aanzuigkanalen 9, 11 een onderdruk te creëren wordt verhinderd dat bij het uitnemen van de plaat 1 uit de matrijs 4, de 10 matrijs 4 uit de drager 3 wordt getrokken. Bovendien is de positie van de matrijs 4 ten opzichte van de drager 3 en het aandrukprofiel 5 nauwkeurig gedefinieerd doordat de gladde buitenomtrekken van de matrijs 4 geheel aansluitend aanliggen tegen de drager 3 en het eerste aandrukbeen 51 van het aandrukprofiel 5. Figuren 1-5 tonen verder duidelijk dat in het eerste 15 dragerbeen 32, het dragerlijf 31 en het eerste aandrukbeen 51 ter plaatse van de matrijs 4 kanalen 14,15, 16,17 zijn aangebracht voor het daar doorheen voeren van verhittingsmedium of koelmedium. Deze kanalen 14-17 zijn aangebracht ten behoeve van het door verhitting stimuleren van het polymerisatieproces in de vormholte 18 die wordt begrensd door de matrijs 4 20 en de plaat 1.

Figuur 1 toont verder duidelijk het eerste opsluitblok 19 dat is voorzien van een injectieopening 20 dat via een injectiekanaal 21 in fluïdumverbinding staat met de vormholte 18. Figuur 2 toont een tweede opsluitblok 22 dat de vormholte aan het andere uiteinde afsluit dat is 25 voorzien van een opkomer 23. Zodra tijdens het injecteren van kunststof via de injectieopening 20 in de vormholte 18 uit de opkomer 23 kunststof vloeit, is dat een teken dat de vormholte 18 volledig is gevuld met kunststof. Op dat moment kan het injectieproces worden gestaakt. Teneinde de positie van de plaat 1 ten opzichte van de matrijs 4 nauwkeurig te bepalen, zijn het 30 eerste opsluitblok 19 en het tweede opsluitblok 22 voorzien van 1026466 9 positioneringspennen 24 waarvan er een zichtbaar is in figuur 6. In de tweede plaatranden la, lb worden positioneringsgaten aangebracht op een gedefinieerde afstand van de eerste plaatrand lc (zie fig. 3). De positioneringspennen 24 van de opsluitblokken 19, 22 worden in de 5 positioneringsgaten gestoken en daarmee zijn de opsluitblokken 19,22 ten opzichte van de plaat 1 gepositioneerd, zodat de diepte van de vormholte 18 is bepaald. Immers, de plaat 1 wordt zover in de matrijs 4 geschoven dat de opsluitblokken 19, 22 tegen het matrijslijf 41 zijn aangedrukt, zodat de kopse uiteinden van de vormholte 18 zijn afgesloten.

10 Figuren 4 en 5 tonen een soortgelijk doorsnede aanzicht als weergegeven in figuur 3 maar dan door de respectieve opsluitblokken 19, 22.

Om een plaat 1 van een kunststof rand te voorzien wordt in elke tweede plaatrand la, lb een positioneringsgat geboord op een gedefinieerde afstand van de eerste plaatrand lc. Vervolgens worden de opsluitblokken 15 19, 22 met de daarmee verbonden positioneringspennen 24 in de betreffende positioneringsgaten gestoken, zodat de opsluitblokken 19, 20 nauwkeurig ten opzichte van de plaat 1 zijn gepositioneerd. Vervolgens wordt de plaat 1 met de opsluitblokken 19, 22 in de matrijs 4 geschoven totdat de opsluitblokken 19, 22 tegen het matrijslijf 41 aanliggen. Daarna wordt 20 perslucht in de eerste flexibele slang 6 gepompt, zodat het aandrukprofiel 5 naar beneden schuift en het eerste aandrukbeen 51 op het tweede matrijsbeen 43 wordt gedrukt teneinde de vormholte 18 vloeistofdicht af te sluiten. Daarna kan via injectieopening 20 en injectièkanaal 21 kunststof in de vormholte 18 worden gespoten Wanneer de kunststof in de vormholte 18 25 is uitgehard, kan vervolgens de tweede flexibele slang 7 worden opgeblazen terwijl de lucht in de eerste flexibele slang 6 wordt afgelaten. Als gevolg daarvan zal het aandrukprofiel 5 omhoog bewegen. De inklemming van de plaat 1 in de matrijs 4 wordt opgeheven en de plaat 1 kan uit de matrijs worden genomen.

1026466 10

Tijdens het vormen van kunststof randen, het plaatsen van de plaat 1 in de matrijs 4 en/of het uitnemen van de plaat 1 uit de matrijs 4, ' * kan de matrijs 4 in de drager 3 worden vastgehouden door een onderdruk te i creëren in de aanzuigmiddelen 9,10,11,12 die zijn aangebracht in het 5 dragerlijf 31 en eventueel in het eerste dragerbeen 32.

Teneinde de matrijs 4 de verwisselen kan in de aanzuigmiddelen een overdruk worden gecreëerd, zodat de matrijs uit de drager 3 wordt gedrukt.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschrijven 10 uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding, zoals gedefinieerd door de conclusies, mogelijk zijn. Het U-vormige drageiprofiel 3 kan uit verschillende onderdelen zijn opgebouwd. Ook het U-vormige aandrukprofiel 5 kan uit verschillende onderdelen zijn opgebouwd. Vanzelfsprekend kan de binnenvorm van de vormholte worden 15 gevarieerd om randen van verschillende vormen aan de plaat te kunnen aanvormen. Verder zouden ook in het eerste aandrukbeen aanzuigmiddelen kunnen zijn ondergebracht in plaats van of in aanvulling op de klem 13 die op de lip 44 aangrijpt.

20 1026466

Claims (20)

1. Inrichting voor het aanbrengen van ten minste één kunststof rand aan een eerste plaatrand (lc), welke eerste plaatrand (lc) aan de uiteinden wordt begrensd door twee tweede plaatranden (la, lb), welke inrichting is voorzien van ten minste één, in hoofdzaak U-vormige matrijs (4) van 5 elastisch vervormbaar materiaal, zoals natuur· of kunstrubber, welke matrijs (4) is voorzien van een matrijslijf (41) en een eerste en tweede matrijsbeen (42, respectievelijk 43) en welke matrijs (4), in gebruik, tezamen met de plaatrand (lc) een vormholte (18) begrenst met een dwarsdoorsnedevorm die overeenkomt met een gewenste vorm van de aan te 10 brengen kunststof rand, welke vormholte (18) via ten minste één injectieopening (20) voor vloeibare kunststof toegankelijk is, waarbij de matrijs (4) is geplaatst in een drager (3), waarbij aandrukmiddelen (5, 6, 7) zijn voorzien voor het, in gebruik, op de plaat (1) aandrukken van de benen (42, 43) van de U-vormige matrijs, met het kenmerk, dat de drager (3) is 15 voorzien van een U-vormig dragerprofiel (3) met een eerste dragerbeen (32), een dragerlijf (31) en een tweede dragerbeen (33), waarbij de matrijs (4) in een door het eerste been (32) en het lijf (31) van de drager (3) gecreëerde hoek is geplaatst, waarbij de aandrukmiddelen (5, 6, 7) althans een eerste aandrukbeen (51) en een eerste flexibele slang (6) omvatten, waarbij de 20 flexibele slang (6) is ondergebracht tussen het eerste aandrukbeen (51) en het tweede dragerbeen (33), waarbij de eerste flexibele slang (6) is aangesloten op een persluchtbron en is voorzien van een klep voor het aflaten van de druk in de slang (6).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het eerste aandrukbeen (51) 25 deel uitmaakt van een in hoofdzaak U-vormig aandrukprofiel (5) dat tevens een tweede aandrukbeen (53) en een aandruklijf (52) omvat, welk aandrukprofiel (5) verschuifbaar is ten opzichte van het dragerprofiel (3) in 1026466 een richting evenwijdig aan het dragerlijf (31) en loodrecht op de plaat (1), waarbij de eerste flexibele slang (6) deel uitmaakt van aandrijfmiddelen (6, 7) welke zijn voorzien voor het realiseren van de verschuiving van het aandrukprofiel (5) ten opzichte van het dragerprofiel (3).

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de aandrijfiniddelen (6, 7) zijn voorzien van een tweede flexibele slang (7) die is ingesloten tussen het tweede dragerbeen (33) en het tweede aandrukbeen (53), waarbij beide flexibele slangen (6, 7) zijn aangesloten op een persluchtbron en elk zijn voorzien van een klep voor het aflaten van de druk in de betreffende slang 10 (6,7).

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de in de drager (3) geplaatste matrijs (4), in gebruik, op zijn plaats wordt gehouden door althans in het dragerlijf (31) en eventueel in het eerste dragerbeen (32) aangebrachte aanzuigmiddelen (9-12).

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in het dragerprofiel (3) en in het eerste aandrukbeen (51) kanalen (14-17) zijn voorzien voor het daar doorheen voeren van koel- en/of verhittingsmedium.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij aandrukmiddelen (5, 6, 7) verschuifbaar zijn opgesteld in een richting 20 evenwijdig aan het dragerlijf (31) en loodrecht op de plaat (1), waarbij de aandrukmiddelen (5, 6, 7), althans, het eerste aandrukbeen (51) daarvan, ten behoeve van de verschuifbaarheid zijn geleid in een geleidehuis (8) dat is verbonden met het dragerprofiel (3).

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij, ten 25 behoeve van het afsluiten van de kopse uiteinden van de vormholte (18), de inrichting is voorzien van twee opsluitblokken (19, 22) die, in gebruik, tegen de tweede plaatranden (la, lb) worden aangedrukt.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij ten behoeve van het positioneren van de plaat (1) ten opzichte van de matrijs (4) elk opsluitblok 30 (19, 22) ie voorzien van een positioneringselement (24) dat samenwerkt met 1026466 een genoemde tweede plaatrand (la, lb) voor het nauwkeurig positioneren van het betreffende opsluitblok (19, 22) ten opzichte van de eerste plaatrand (lc).

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij elk positioneringselement 5 (24) een met het opsluitblok (19, 22) verbonden pen (24) omvat die opneembaar is in een nauwkeurig gepositioneerd gat in een genoemde tweede plaatrand (la, lb).

10. Inrichting volgens één der conclusies 7-9, waarbij het ene opsluitblok (19) is voorzien van een injectieopening (20) dat via een 10 injectiekanaal (21) in fluïdumverbinding staat met de vormholte (18).

11. Inrichting volgens één der conclusies 7-10, waarbij het andere opsluitblok (22) is voorzien van een opkomer (23) in de vorm van een kanaal dat enerzijds uitmondt in de vormholte (18) en anderzijds in de vrije ruimte.

12. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij op de injectieopening (20) 15 een kvmststofmjectie -inrichting aansluitbaar is.

13. Werkwijze voor het van een kunststof rand voorzien van een plaat (1) onder gebruikmaking van een inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een plaat (1) is voorzien van een van een kunststof rand te voorziene eerste plaatrand (lc) en van deze eerste plaatrand (lc) 20 begrenzende tweede plaatranden (la, lb), waarbij op elke tweede plaatrand (la, lb) een opsluitblok (19, 22) wordt gepositioneerd ten opzichte van de eerste plaatrand (lc), waarbij vervolgens de plaat (1) in de vormholte (18) van de matrijs (4) wordt geschoven totdat de opsluitblokken (19,22) aanliggen tegen het lijf (41) van de matrijs (4), waarbij de aandrukmiddelen 25 (5, 6, 7) in een aandrukkende toestand worden gebracht door het opblazen van de eerste flexibele slang (6), zodat de benen (42, 43) van de matrijs (4) op een vloeistofdicht-aansluitende wijze aanliggen tegen de hoofdoppervlakken van de plaat (1) ter vorming van een vloeistofdicht afgesloten vormholte (18), waarbij vervolgens een kunststofmjectie-30 inrichting op een injectieopening (20) wordt aangesloten en kunststof in de 1026466 vormholte (18) wordt geïnjecteerd totdat de kunststof uit een in het andere , opsluitblok (22) aangebrachte opkomer (23) stroomt. ' r 1

; 14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij ten behoeve van het . i positioneren van de opsluitblokken (19, 22) in elke tweede plaatrand (la, lb) 5 een gat wordt aangebracht op een nauwkeurig bepaalde afstand van de eerste plaatrand (lc), in welk gat een positionenngspen (24) van een betreffend opsluitblok (19, 22) opneembaar is.

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, waarbij na het injecteren en uitharden van de kunststof de aandrukmiddelen (5, 6, 7) in een vrijgave 10 toestand worden gebracht waarna vervolgens de plaat (1) uit de matrijs (4) wordt genomen.

16. Werkwijze volgens één der conclusies 13-15, waarbij tijdens het vormen van kunststof randen, het plaatsen van de plaat (1) in de matrijs (4) en/of het uitnemen van de plaat (1) uit de matrijs (4), de matrijs (4) in de 15 drager (3) wordt vastgehouden door een onderdruk te creëren in de aanzuigmiddelen (9-12) die zijn aangebracht in het dragerlijf (31) en eventueel in het eerste dragerbeen (32).

17. Werkwijze volgens één der conclusies 13-16, waarbij ten behoeve van het verwisselen van een matrijs (4) in de aanzuigmiddelen (9-11) een 20 overdruk wórdt gecreëerd, zodat de matrijs (4) uit de drager (3) wordt gedrukt.

18. Werkwijze volgens één der conclusies 13-17, waarbij het in de aandrukkende toestand brengen van de aandrukmiddelen (5, 6, 7) wordt gerealiseerd door het opblazen van de eerste flexibele slang (6) en het 25 leegdrukken van de tweede flexibele slang (7).

19. Werkwijze volgens één der conclusies 13-18, waarbij het een de vrijgave toestand brengen van de aandrukmiddelen (5, 6, 7) wordt gerealiseerd door het opblazen van de tweede flexibele slang (7) en het leegdrukken van de eerste flexibele slang (6). 1026466 C

20. Plaat voorzien van ten minste een kunststof rand verkregen door toepassing van de werkwijze volgens één der conclusies 13-19 onder gebruikmaking van een inrichting volgens één der conclusies 1-12. 1026466