NL1026399C2 - Kunststofkozijn. - Google Patents

Kunststofkozijn. Download PDF

Info

Publication number
NL1026399C2
NL1026399C2 NL1026399A NL1026399A NL1026399C2 NL 1026399 C2 NL1026399 C2 NL 1026399C2 NL 1026399 A NL1026399 A NL 1026399A NL 1026399 A NL1026399 A NL 1026399A NL 1026399 C2 NL1026399 C2 NL 1026399C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
face
post
sill
profile
front face
Prior art date
Application number
NL1026399A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Langenberg
Original Assignee
Polyprofiel Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Polyprofiel Holding B V filed Critical Polyprofiel Holding B V
Priority to NL1026399A priority Critical patent/NL1026399C2/nl
Priority to EP05076376A priority patent/EP1605129A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1026399C2 publication Critical patent/NL1026399C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/96Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
    • E06B3/9604Welded or soldered joints
    • E06B3/9608Mitre joints
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/96Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
    • E06B3/9628Mitre joints concealed to look like butt joints
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/96Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
    • E06B3/9632Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings between a jamb and the threshold or sill of window or door frames

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Joining Of Corner Units Of Frames Or Wings (AREA)

Description

Titel: Kunststofkozijn
De uitvinding heeft betrekking op kunststof kozijnen, dat wil zeggen rechthoekige omlijstingen van raampartijen en dergelijke.
Traditioneel zijn kozijnen gemaakt van hout. Hout is een 5 relatief gemakkelijk te verwerken materiaal, en het onderling verbinden van horizontale en verticale kozijndelen kan relatief eenvoudig plaatsvinden door middel van conventionele technieken zoals lijmen en/of schroeven en/of deuvelen. Hout heeft echter het nadeel dat het kan slijten als gevolg van 10 vocht en zonlicht, en moet daarom beschermd worden door middel van verf of dergelijke. De verflaag moet regelmatig worden geïnspecteerd, onderhouden en soms zelfs vernieuwd. Om te voorkomen dat water blijft staan op de onderdorpel van het kozijn, wordt het bovenoppervlak van de onderdorpel doorgaans 15 schuin uitgevoerd, met een helling in de orde van 10° - 20°.
Om de nadelen van hout te vermijden, is het ook bekend om kozijnen te maken van alternatieve materialen, zoals aluminium of kunststof. In dat geval zijn de kozijn-delen niet massief, maar gemaakt van holle geëxtrudeerde profielen. In het geval 20 van kunststof worden de horizontale delen van het kozijn vervaardigd van hetzelfde profiel als de verticale delen, onder 45° op maat gezaagd, en vervolgens aan elkaar bevestigd door middel van lassen.
Een verschil ten opzichte van de traditionele houten 25 kozijnen is, dat in elke hoek van het kozijn een lasnaad zichtbaar is, die een hoek van 45° maakt met de horizontale en de verticale delen. Bij de traditionele houten kozijnen staan de verticale delen op de onderdorpel, en is er een horizontale naad zichtbaar.
30 Een ander verschil is, dat de buitenste contouren van de horizontale en de verticale delen onderling gelijk zijn, hetgeen als "onnatuurlijk" wordt ervaren. Bij de traditionele houten kozijnen hebben de verticale delen van het buitenste kader een vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede; wanneer 1026399- 2 men op deze manier een kunststof kozijn zou maken waarvan de verticale delen van het buitenste kader een vorm hebben die overeenkomt met de traditionele vorm van de verticale delen van het buitenste kader van het traditionele houten kozijn, ! ;,5 heeft ook de onderdorpel een vierkante of rechthoekige 1 ‘ ! contour. Bij de traditionele houten kozijnen heeft de onder- , i dorpel een schuin bovenoppervlak; wanneer men op de gebruikelijke manier een kunststof kozijn zou maken waarvan de onderdorpel een vorm heeft die overeenkomt met de traditionele vorm 10 van de onderdorpel van het traditionele houten kozijn, hebben de binnenoppervlakken van de verticale delen en van de bovendorpel ook een schuine contour.
De genoemde verschillen maken een kunststof kozijn niet minderwaardig, maar wel herkenbaar als zijnde verschillend van 15 een traditioneel houten kozijn. Veelal wil een ontwerper (architect), een opdrachtgever, of een welstandscommissie, alleen een kunststof kozijn accepteren indien dat dezelfde uitstraling heeft als een traditioneel houten kozijn.
De onderhavige uitvinding beoogt de genoemde verschillen 20 op te heffen, althans ten dele. Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een kunststof kozijn te verschaffen, alsmede een werkwijze voor het vervaardigen daarvan, welk kozijn de uiterlijke vormgeving van een traditioneel houten kozijn heeft, met een onderdorpel met een schuin bovenvlak, 25 rechte stijlen en bovendorpel, en een horizontale naad bij de aansluiting van de stijlen op de onderdorpel, waarbij bij het vervaardigen van dat kozijn de voor het verbinden van kunststof profielen gebruikelijke lastechnieken gebruikt kunnen worden.
30 Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding heeft een kunststof profiel voor de onderdorpel een schuin gericht bovenvlak, en heeft een kunststof profiel voor de stijlen een recht binnenvlak. Elk van de beide profielen wordt gezaagd via ten minste twee zaagvlakken, die onderling 35 hoeken met elkaar maken. De profielen worden aan elkaar gelast, zodat de front-oppervlakken in elkaar overlopen. De hierbij ontstane lasnaad van 45° in het front-oppervlak wordt verwijderd (gepolijst) . In het front-oppervlak van de stijl kan een horizontale gleuf worden aangebracht, in het verlengde 1026399- 3 van de bovenrand van het front-oppervlak van de onderdorpel; deze horizontale gleuf geeft visueel de impressie van een horizontale naad zoals gebruikelijk bij een traditioneel houten kozijn.
< 5 1 i | ; Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of 10 vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 schematisch een vooraanzicht toont van een kozijn, gezien vanaf de buitenzijde; figuur 2 schematisch een horizontale dwarsdoorsnede toont van een stijl van een kozijn; 15 figuur 3 schematisch een verticale dwarsdoorsnede toont van een bovendorpel en onderdorpel van een kozijn; figuur 4 schematisch een dwarsdoorsnede toont van een kunststof extrusieprofiel voor het vervaardigen van een bovendorpel en stijlen voor een kozijn; 20 de figuren 5A-C schematisch werkwijzestappen illustreren voor het vormen van een verbinding tussen stijlen en bovendorpel; figuur 6 schematisch een dwarsdoorsnede toont van een kunststof extrusieprofiel voor het vervaardigen van een onderdorpel voor een kozijn; 25 de figuren 7A-D schematisch illustreren hoe een onderdorpel wordt gemaakt uit een onderdorpelprofiel; de figuren 8A-F schematisch illustreren hoe het onderuiteinde van een stijl wordt gevormd ter voorbereiding van een verbinding met een onderdorpel; 30 figuur 9 een schematisch perspectiefaanzicht is dat een hoekverbinding tussen een stijl en een onderdorpel illustreert; figuur 10 een met figuur 9 vergelijkbaar perspectiefaanzicht is dezelfde hoekverbinding toont na een nabewerkingsstap.
35
Figuur 1 toont schematisch een vooraanzicht van een kozijn, gezien vanaf de buitenzijde, in zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzingscijfer 1. Het kozijn 1 omvat een horizontale bovendorpel 2, een horizontale onderdorpel 3, en f026399- 4 twee verticale stijlen 4 en 5, die met elkaar zijn verbonden in de vorm van een rechthoek. In het kozijn is glas 7 gemonteerd. Het kozijn kan zijn voorzien van horizontale en/of verticale latten 6, die het glasoppervlak onderverdelen in 5 kleinere segmenten, maar dat is niet noodzakelijk. Het kozijn is bedoeld om gemonteerd te worden in een gevel van een gebouw, en heeft een front-zijde die naar de buitenwereld gericht zal zijn en een achterzijde die gericht zal zijn naar het inwendige van het betreffende gebouw.
10 De vier kozijndelen 2, 3, 4, 5 en het glas 7 zijn gelegen in een gemeenschappelijk verticaal vlak, dat zal worden aangeduid als raamvlak 10.
Figuur 2 toont schematisch een algemene dwarsdoorsnede van een stijl 5, gemonteerd in een gevel 8. Aangezien de twee 15 stijlen 4 en 5 spiegelsymmetrisch kunnen zijn, wordt volstaan met het beschrijven van slechts één stijl. Aan de buitenzijde van het glas 7 heeft de stijl 5 een eerste oppervlak 11 dat aansluit op de gevel 8 en dat bij voorkeur in hoofdzaak evenwijdig is aan het raamvlak 10, welk eerste oppervlak 11 20 zal worden aangeduid als "frontvlak". Aan de buitenzijde van het glas 7 heeft de stijl 5 voorts een naar de binnenzijde van de door het kozijn gedefinieerde rechthoek gericht tweede oppervlak 12 dat aansluit op het frontvlak 11 en in hoofdzaak loodrecht staat op het raamvlak 10, welk tweede oppervlak 12 25 zal worden aangeduid als "buitenzijvlak".
De stijl 5 heeft voorts een van het glas 7 af gericht derde oppervlak 13, dat in hoofdzaak loodrecht staat op het frontvlak 11 en op het raamvlak 10 en dat bestemd is voor montage tegen de gevel 8, zoals getoond, welk derde oppervlak 30 13 zal worden aangeduid als "muurvlak".
Aan de binnenzijde van het glas 7 heeft de stijl 5 een vierde oppervlak 14, dat aansluit op de gevel 8 en dat bij voorkeur in hoofdzaak evenwijdig is aan het raamvlak 10, welk vierde oppervlak 14 zal worden aangeduid als "achtervlak". Aan 35 de binnenzijde van het glas 7 heeft de stijl 5 voorts een in hoofdzaak rechthoekige uitsparing 16, begrensd door een vijfde oppervlak 17 dat aansluit op het achtervlak 14 en in hoofdzaak loodrecht staat op het raamvlak 10, en een zesde oppervlak 18 dat aansluit op het buitenzijvlak 12 en in hoofdzaak 1026399- 5 evenwijdig is aan het raamvlak 10. Het vijfde oppervlak 17 zal worden aangeduid als "binnenzijvlak", en het zesde oppervlak 18 zal worden aangeduid als "steunvlak". De uitsparing 16 dient voor het bevestigen van het glas 7, dat dan steunt tegen 5 het steunvlak 18, zoals geïllustreerd. Opgemerkt wordt, dat het glas 7 (door middel van ter wille van de eenvoud niet weergegeven bevestigingsmiddelen zoals glaslatten en/of kit) gefixeerd kan zijn in het kozijn 1, zoals geïllustreerd, maar het is ook mogelijk dat het glas 7 is opgenomen in een 10 raamwerk dat scharnierbaar is gemonteerd aan het kozijn 1, zoals op zich bekend.
Figuur 3 toont een met figuur 2 vergelijkbare dwarsdoorsnede van de bovendorpel 2 en de onderdorpel 3.
15 De bovendorpel 2 heeft een cont.our die identiek is aan die van de stijl 5, en heeft een frontvlak 21, dat bij voorkeur in hoofdzaak evenwijdig is aan het raamvlak 10. Aan de buitenzijde van het glas 7 heeft de bovendorpel 2 voorts een horizontaal buitenondervlak 22, dat aansluit op het 20 frontvlak 21 en in hoofdzaak loodrecht staat op het frontvlak 21 en op het raamvlak 10.
De bovendorpel 2 heeft voorts een van het glas 7 af gericht horizontaal muurvlak 23, dat in hoofdzaak loodrecht staat op het frontvlak 21 en op het raamvlak 10.
25 Aan de binnenzijde van het glas 7 heeft de bovendorpel 2 een achtervlak 24, dat in hoofdzaak evenwijdig is aan het raamvlak 10. Aan de binnenzijde van het glas 7 heeft de bovendorpel 2 voorts een in hoofdzaak rechthoekige uitsparing 26, begrensd door een horizontaal binnen-ondervlak 27 dat 30 aansluit op het achtervlak 24 en in hoofdzaak loodrecht staat op het raamvlak 10, en een steunvlak 28 dat aansluit op het buitenondervlak 22 en in hoofdzaak evenwijdig is aan het raamvlak 10.
35 De onderdorpel 3 heeft een contour die grotendeels identiek is aan die van de bovendorpel 2, met uitzondering van het frontvlak 31 en het buitenbovenvlak 32. Het frontvlak 31 is in hoofdzaak evenwijdig aan het raamvlak 10. Het buitenbovenvlak 32 van de onderdorpel 3, dat aansluit op het 1026399“ 6 frontvlak 31, maakt een hoek α met de horizontaal, waarbij een naar het glas 7 gerichte binnenrand 32a van het buitenbovenvlak 32 hoger ligt dan de tegenoverliggende buitenrand 32b, d.w.z. de aansluiting op het frontvlak 31, zodat er geen water > 5 op dit buitenbovenvlak 32 blijft staan, zoals voor een ' i' ' ‘ ! deskundige bekend zal zijn.
; ’ De onderdorpel 3 heeft voorts een van het glas 7 af gericht horizontaal muurvlak 33, dat in hoofdzaak loodrecht staat op het raamvlak 10. Aan de achterzijde heeft de onder-10 dorpel 3 een achtervlak 34, dat in hoofdzaak evenwijdig is aan het raamvlak 10.
Aan de binnenzijde van het glas 7 heeft de onderdorpel 3 voorts een in hoofdzaak rechthoekige uitsparing 36, begrensd door een horizontaal vlak 37 dat aansluit op het achtervlak 34 15 en in hoofdzaak loodrecht staat op het raamvlak 10, en een verticaal vlak 38 dat aansluit op het buitenbovenvlak 32 en in hoofdzaak evenwijdig is aan het raamvlak 10. Het horizontale vlak 37 zal worden aangeduid als "binnen-bovenvlak", en het verticale vlak 38 zal worden aangeduid als "steunvlak" 38.
20
Figuur 4 toont schematisch een dwarsdoorsnede van een hol kunststof extrusieprofiel 40, geschikt om daarvan de stijlen 4, 5 en de bovendorpel 2 van het kozijn 1 te vormen. De buitenwand die dan het frontvlak 11, 21 zal vormen, wordt 25 aangeduid als profiel-frontvlak 41. De buitenwand die dan het zijvlak 12, 22 zal vormen, wordt aangeduid als profiel-buitenzijvlak 42. In de figuur is goed te zien, dat deze twee buitenwanden 41 en 42 in hoofdzaak loodrecht op elkaar staan. De uitsparing voor het bevestigen van glas is aangeduid bij 30 46. De zijwand die het steunvlak 18, 28 zal vormen, wordt aangeduid als profiel-steunvlak 48. In dit profiel-steunvlak 48 is een groef 51 herkenbaar, voor het opnemen van een afdichtrubber. De andere zijwand, die het binnen-zijvlak 17 respectievelijk het binnen-ondervlak 27 zal vormen, wordt 35 aangeduid als profiel-zijvlak 47. In dit profiel-zijvlak 47 is een bevestigingspunt 52 zichtbaar, voor het bevestigen van een glaslat waarmee het glas 7 wordt vastgezet.
De buitenwand die het achtervlak 14, 24 zal vormen, wordt aangeduid als profiel-achtervlak 44.
10283 99- 7
De buitenwand die het muurvlak 13, 23 zal vormen, wordt aangeduid als profiel-muurvlak 43. Het extrusieprofiel 40 is in dit geval voorzien van een uitstekend gedeelte 53, dat het frontvlak 41 verlengt tot voorbij het profiel-muurvlak 43, en * 5 dat is voorzien van groeven 54, 55 voor het opnemen van I i ) afdichtrubbers. Als alternatief kan een enkele groef volstaan.
Het extrusieprofiel 40 is in dit geval voorzien van inwendige wanden 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, die bijdragen aan de sterkte van het profiel en die de holle binnenruimte van 10 het profiel 40 onderverdelen in een aantal onderling gescheiden kamers. In een hoofdkamer 63 kunnen metalen versterkingsprofielen worden aangebracht, die dienen ter versterking en ter bevestiging van eventueel hang- en sluitwerk (zoals bijvoorbeeld scharnieren). In figuur 4 is een 15 dergelijk versterkingsprofiel gestippeld aangeduid bij 64. Een schroef waarmee de buis 64 kan worden gefixeerd aan het profiel 40, is gestippeld aangeduid bij 65.
Thans zal, onder verwijzing naar de figuren 5A-C, kort 20 worden uitgelegd hoe een bovenhoekverbinding 71 tussen de bovendorpel 2 en de stijl 4 of 5 wordt gemaakt. Uit een profiel 40 (zie figuur 4) worden drie profielstukken 72, 77, 80 gezaagd (zie figuur 5A). Een eerste profielstuk 72 heeft twee uiteinden 73, 74 die respectievelijk worden gedefinieerd 25 door twee zaagsneden 75 en 76 die loodrecht staan op het raamvlak 10 en die een hoek van 45° maken met de horizontaal. De twee zaagsneden 75 en 76 staan onderling loodrecht op elkaar. De door de zaagsneden 75 en 76 resulterende eind-vlakken van het eerste profielstuk 72 worden respectievelijk 30 aangeduid met de verwijzingscijfers 83 en 84.
Een tweede profielstuk 77 heeft een uiteinde 78 dat wordt gevormd door middel van een zaagsnede 79 die loodrecht staat op het raamvlak 10 en die een hoek van 45° maakt met de horizontaal; deze zaagsnede 79 staat loodrecht op een 35 corresponderende zaagsnede 75 van het eerste profielstuk 72. Het door deze zaagsnede 79 resulterende eindvlak van het tweede profielstuk 77 wordt aangeduid met het verwijzings-cijfer 85. Het vormen van het tegenoverliggende uiteinde van het tweede profielstuk 77 zal later worden uitgelegd.
1028399" 8
Een derde profielstuk 80 heeft een uiteinde 81 dat wordt gevormd door middel van een zaagsnede 82 die loodrecht staat op het raamvlak 10 en die een hoek van 45° maakt met de horizontaal; deze zaagsnede 82 staat loodrecht op een 5 corresponderende zaagsnede 76 van het eerste profielstuk 72. Het door deze zaagsnede 82 resulterende eindvlak van het derde profielstuk 80 wordt aangeduid met het verwijzingscijfer 86. Het vormen van het tegenoverliggende uiteinde van het derde profielstuk 80 zal later worden uitgelegd.
10 In de profielstukken 72, 78, 80 worden, indien gewenst of indien nodig, versterkingsprofielen aangebracht (zie 64 in figuur 4) en vastgemaakt (zie 65 in figuur 4).
Dan wordt het tweede profielstuk 77 over 90° verplaatst ten opzichte van het eerste profielstuk 72, waarbij het 15 eindvlak 85 daarvan evenwijdig komt te liggen aan het corresponderende eindvlak 83 van het eerste profielstuk 72 (figuur 5B). Door middel van een lasspiegel worden deze twee eindvlakken 83 en 85 aan elkaar vastgelast (figuur 5C). Aangezien de lastechniek door middel van een lasspiegel op 20 zich bekend is, wordt deze techniek niet nader uitgelegd, en is de gebruikt lasspiegel niet weergegeven. Volstaan wordt met op te merken, dat hierbij een lasnaad ontstaat, die in figuur 5C is aangeduid met het verwijzingscijfer 87, en die een hoek van 45° maakt met de lengterichting van het eerste profielstuk 25 72 evenals met de lengterichting van het tweede profielstuk 77.
Op vergelijkbare wijze wordt het derde profielstuk 80 over 90° verplaatst ten opzichte van het eerste profielstuk 72, waarbij het eindvlak 86 daarvan evenwijdig komt te liggen 30 aan het corresponderende eindvlak 84 van het eerste profielstuk 72 (figuur 5B). Door middel van een lasspiegel worden deze twee eindvlakken 84 en 86 aan elkaar vastgelast (figuur 5C). De lasnaad die hierbij ontstaat, is in figuur 5C aangeduid met het verwijzingscijfer 88, en maakt een hoek van 35 45° met de lengterichting van het eerste profielstuk 72 evenals met de lengterichting van het derde profielstuk 80.
Aangezien de drie profielstukken 72, 77, 80 onderling identieke dwarsdoorsneden hebben, zullen de inwendige wanden 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62 daarvan precies op elkaar »028399- 9 aansluiten, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.
Aldus sluit de hoofdkamer 63 van het eerste profielstuk 72 (dwz de bovendorpel 2) precies aan op de hoofdkamer 63 van het tweede profielstuk 72 en op de hoofdkamer 63 van het derde • 15 profielstuk 80.
I I ,
, I
;1 Figuur 6 toont schematisch een dwarsdoorsnede van een hol kunststof extrusieprofiel 90, geschikt om daarvan de onder-dorpel 3 van het kozijn 1 te vormen. De buitenwand die dan het 10 frontvlak 31 zal vormen, wordt aangeduid als profiel-frontvlak 91. De buitenwand die dan het buiten-bovenvlak 32 zal vormen, wordt aangeduid als profiel-bovenvlak 92. De bovenrand van het profiel-frontvlak 91, dat wil zeggen de overgang tussen het profiel-frontvlak 91 en het profiel-bovenvlak 92, is aangeduid 15 met het verwijzingscijfer 93. De onderrand van het profiel-frontvlak 91 is aangeduid met het verwijzingscijfer 94. De bovenrand van het profiel-bovenvlak 92 is aangeduid met het verwijzingscijfer 95.
In de figuur is goed te zien, dat het profiel-bovenvlak 20 92 een hoek ongelijk aan 90° maakt met het profiel-frontvlak 91. Uit vergelijking van onderdorpelprofiel 90 met stijlprofiel 40 van figuur 4 zal ook worden gezien, dat de hoogte van het profiel-frontvlak 91 kleiner is dan de hoogte van het corresponderende profiel-frontvlak 41. Voor het 25 overige is het onderdorpelprofiel 90 identiek aan het stijlprofiel 40, met dien verstande dat in dit uitvoerings-voorbeeld een op het profiel-bovenvlak 92 aansluitende inwendige wand (57 in figuur 4) is weggelaten. Deze wand kan behouden blijven, maar dan dient uiteraard de lengte daarvan 30 kleiner te zijn dan bij het stijlprofiel 40.
Aangezien het onderdorpelprofiel 90 een dwarsdoorsnede-vorm heeft die verschilt van die van het stijlprofiel 40, is het niet mogelijk om een onderdorpel en een stijl aan elkaar 35 te bevestigen op de eenvoudige, onder verwijzing naar figuren 5A-C uitgelegde manier, waarbij uiteinden van de profiel-stukken worden gedefinieerd door een enkele zaagsnede onder 45°, zodat vlakke uiteinden worden verkregen die dan door middel van een vlakke lasspiegel aan elkaar worden gelast. Een 1028399- 10 werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, die dit probleem oplost, zal thans worden besproken onder verwijzing naar de figuren 7A-D.
5 Thans zal, onder verwijzing naar de figuren 7-9, kort worden uitgelegd hoe een onderhoekverbinding 101 tussen de onderdorpel 3 en de stijl 4 of 5 wordt gemaakt. Figuur 7A is een schematisch vooraanzicht van een gedeelte van het onderdorpelprofiel 90, volgens de pijl P in figuur 6, en de 10 figuren 7B en 7C zijn schematische dwarsdoorsneden van het onderdorpelprofiel 90, waarbij het onderdorpelprofiel 90 nu op kleinere schaal is getoond in de stand mét de bovenkant boven.
Uit het onderdorpelprofiel 90 wordt een profielstuk 102 gezaagd, met een eerste uiteinde 103 en een tweede uiteinde 15 104. Figuur 7D is een schematisch perspectiefaanzicht van dat profielstuk 102 . Om het eerste uiteinde 103 van dat profielstuk 102 te vormen, wordt een eerste zaagsnede 121 gemaakt, die een hoek van 45° met de horizontaal maakt, en loodrecht staat op het raamvlak 10. Deze eerste zaagsnede 121 20 reikt vanaf de onderrand 94 van het onderdorpelprofiel 90 tot de hoogte van de bovenrand 93 van het profiel-frontvlak 91. In figuur 7A is dit weergegeven door een onder 45° vanaf de frontvlakonderrand 94 omhoog reikende stippellijn 121 die ophoudt bij de frontvlakbovenrand 93. In figuur 7B is dit 25 weergegeven door een horizontale stippellijn 121a door de frontvlakbovenrand 93, en door het onder deze horizontale stippellijn 121a gelegen deel van de figuur te voorzien van een stippelpatroon dat de eerste zaagsnede 121 representeert. Het boven deze stippellijn 121a gelegen deel van het 30 onderdorpelprofiel 90 wordt dus door de eerste zaagsnede 121 niet doorsneden.
Vervolgens wordt een tweede zaagsnede 122 gemaakt, die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengterichting van het onderdorpelprofiel 90, dat wil zeggen verticaal is gericht en 35 loodrecht staat op het raamvlak 10. Deze tweede zaagsnede 122 reikt vanaf de bovenrand 95 van het onderdorpelprofiel 90 tot de hoogte van de f rontvlakbovenrand 93. In figuur 7A is dit weergegeven door een onder 90° vanaf de bovenvlakbovenrand 95 omlaag reikende stippellijn 122 die ophoudt bij de frontvlak- 1026399- 11 bovenrand 93. In figuur 7C is dit weergegeven door een horizontale stippellijn 122a door de frontvlakbovenrand 93, en door het boven deze horizontale stippellijn 122a gelegen deel van de figuur te voorzien van een stippelpatroon dat de tweede 5 zaagsnede 122 representeert. Het onder deze stippellijn 122a gelegen deel van het onderdorpelprofiel 90 wordt dus door de tweede zaagsnede 122 niet doorsneden.
Als alternatief kan de volgorde van de eerste en de tweede zaagsnede 121, 122 worden omgewisseld.
10 Deze twee zaagsneden 121 en 122 tezamen definiëren het eerste uiteinde 103 van het profielstuk 102. Meer in het bijzonder heeft het eerste uiteinde 103 van het profielstuk 102 twee een onderlinge hoek met elkaar makende eindvlakken 131 en 132, zoals schematisch getoond in figuur 7D. Daarbij is 15 een eerste eindvlak 131, gedefinieerd door de eerste zaagsnede 121, een 45°-vlak, dat het frontvlak 91 snijdt volgens een eerste snijlijn 135. Een tweede eindvlak 132, gedefinieerd door de tweede zaagsnede 122, is een 90°-vlak, dat het buitenzijvlak 12 snijdt volgens een tweede snijlijn 137.
20 Aangezien het tweede uiteinde 104 van het profielstuk 102 spiegelsymmetrisch is met het eerste uiteinde 103, is een nadere bespreking daarvan niet nodig.
Figuur 8A is een schematisch vooraanzicht van een 25 gedeelte van het stijlprofiel 40, volgens de pijl Q in figuur 4, en de figuren 8B en 8C zijn schematische dwarsdoorsneden van het stijlprofiel 40, waarbij het stijlprofiel 40 nu op kleinere schaal is getoond in een stand met het muurvlak 43 onder. Gemakshalve wordt aangenomen, dat aan dit stijlprofiel 30 40 al een bovenuiteinde 81 is gemaakt, zoals uitgelegd onder verwijzing naar figuur 5A-C, zodat dit stijlprofiel 40 in het hiernavolgende zal worden aangeduid als stijl-profielstuk 80. Figuur 8D is een schematisch zijaanzicht van het stijl-profielstuk 80, volgens de pijl R in figuur 4, waarbij het 35 stijl-profielstuk 80 rechtopstaat, met zijn bovenuiteinde 81 boven. Aan het stijl-profielstuk 80 wordt nu een onderuiteinde 111 gevormd. Opgemerkt wordt echter, dat aan het stijl-profielstuk 80 het onderuiteinde 111 eerst mag worden gevormd, gevolgd door het bovenuiteinde 81.
1026399" 12
Zoals hierboven reeds is opgemerkt, heeft het onder-dorpelfrontvlak 31, als gevolg van het schuine buitenbovenvlak 32, een hoogte (gemeten loodrecht op de lengterichting van de onderdorpel 3) kleiner dan de breedte van het ,5 stijlfrontvlak 11 (gemeten loodrecht op de lengterichting van • de stijl 5). In figuur 8A is een referentiestippellijn 112 ! getekend op het stijlfrontvlak 11, op een dusdanige afstand j van het stijlbinnenvlak 12, dat deze stippellijn 112 het ! stijlfrontvlak 11 onderverdeelt in een aan het buitenzijvlak j 10 12 grenzend eerste deel 113 en een van het buitenzijvlak 12 af ! gericht tweede deel 114, zodanig, dat de breedte van dit tweede deel 114 gelijk is aan de hoogte van het onderdorpel- frontvlak 31. !
Om het onderuiteinde 111 te vormen aan het stijl-15 profielstuk 80, wordt een eerste zaagsnede 123 gemaakt, die j een hoek van 45° met de horizontaal maakt, en loodrecht staat op het raamvlak 10. Deze eerste zaagsnede 123 reikt vanaf de buitenrand 66 van het stijl-profielstuk 80 tot aan de genoemde referentie-stippellijn 112. In figuur 8A is dit weergegeven 20 door een onder 45° vanaf de buitenrand 66 omhoog reikende stippellijn 123 die ophoudt bij de genoemde referentie- j stippellijn 112. In figuur 8B is dit weergegeven door een , horizontale stippellijn 123a ter hoogte van de referentiestippellijn 112, en door het onder deze horizontale 25 stippellijn 123a gelegen deel van de figuur te voorzien van een stippelpatroon dat de eerste zaagsnede 123 representeert.
Het boven deze stippellijn 123a gelegen deel van het stijl-profielstuk 80 wordt dus door de eerste zaagsnede 123 niet doorsneden.
30 Vervolgens wordt een tweede zaagsnede 124 gemaakt, volgens een vlak dat het stijlfrontvlak 11 snijdt volgens een horizontale snijlijn, en dat met de lengterichting van het stijl-profielstuk 80 een hoek a maakt, corresponderend met de schuine stand van het onderdorpelbinnenvlak 32. Deze tweede 35 zaagsnede 124 reikt vanaf het stijlbinnenvlak 12 tot aan de genoemde referentie-stippellijn 112. In figuur 8A is dit weergegeven door een vanaf het stijlbinnenvlak 12 horizontaal opzij reikende stippellijn 124 die ophoudt bij de genoemde referentie-stippellijn 112. In figuur 8C is dit weergegeven ¢1-0263 99" 13 door een horizontale stippellijn 124a ter hoogte van de referentie-stippellijn 112, en door het boven deze horizontale stippellijn 124a gelegen deel van de figuur te voorzien van een stippelpatroon dat de tweede zaagsnede 124 representeert.
• i' '5 Het onder deze stippellijn 122a gelegen deel van het
t I I
l onderdorpelprofiel 90 wordt dus door de tweede zaagsnede 122 niet doorsneden. In figuur 8D, een schematisch aanzicht volgens de pijl D in figuur 6, is de tweede zaagsnede 124 geïllustreerd door een een hoek a met de horizontaal makende 10 stippellijn 124b.
Als alternatief kan de volgorde van de eerste en de tweede zaagsnede 123, 124 worden omgewisseld.
Deze twee zaagsneden 123 en 124 tezamen definiëren het onder-uiteinde 111 van het stijlprofielstuk 80. Meer in het 15 bijzonder heeft het onder-uiteinde 111 van het stijlprofielstuk 80 twee een onderlinge hoek met elkaar makende eindvlakken 133 en 134, zoals schematisch getoond in figuur 8E. Daarbij is een eerste eindvlak 133, gedefinieerd door de eerste zaagsnede 123, een 45°-vlak, dat het frontvlak 11 20 snijdt volgens een snijlijn 136.
Figuur 8F is een schematisch perspectief-aanzicht van het onder-uiteinde 111 van het stijlprofielstuk 80, waarbij ter wille van de eenvoud het profiel massief is weergegeven. Deze figuur illustreert, dat een tweede eindvlak 134, gedefinieerd 25 door de tweede zaagsnede 124, een frontvlak-onderrand 144 definieert aan het frontvlak 11, een zijvlak-onderrand 141 definieert aan het buitenzijvlak 12, en een steunvlak-onderrand 142 definieert aan het steunvlak 18. De frontvlak-onderrand 144 staat in hoofdzaak loodrecht op de 30 lengterichting van de stijl 5. De zijvlak-onderrand 141 maakt met de lengterichting van de stijl 5 een hoek a.
Figuur 8F illustreert voorts, dat het steunvlak 18 door de twee zaagsneden 123 en 124 niet geheel is doorgesneden. Daartoe dient een derde zaagsnede 125, die in hoofdzaak 35 evenwijdig is gericht aan het zijvlak 12, en die reikt vanaf de bovenrand 138 van het door de eerste zaagsnede 123 gedefinieerde eerste eindvlak 133 (d.w.z. de lijn 123a in figuur 8B) naar de onderrand 148 van het door de tweede zaagsnede 124 gedefinieerde tweede eindvlak 134 (d.w.z. de t028399- 14 lijn 124a in figuur 8C). Deze derde zaagsnede 125, gestippeld aangeduid in figuur 8E, definieert een zaagrand 143 in het steunvlak 18, en definieert een verticaal zaagvlak 139 evenwijdig aan het zijvlak 12.
5
Aangezien het onderuiteinde van het andere stijl-profielstuk 77 spiegelsymmetrisch is met het onder-uiteinde 111 van het stijlprofielstuk 80, is een nadere bespreking daarvan niet nodig.
10
Nu kan het onder-uiteinde 111 van het stijlprofielstuk 80 worden vastgelast aan het eerste uiteinde 103 van het onder-dorpelprofielstuk 102. Eerst worden, desgewenst, versterkingsprofielen (64 in de figuren 4 en 6) ingebracht in 15 de respectieve opneemkamers 63, en vastgezet. Dan worden de twee profielstukken 80 en 102 in de beoogde positie naast elkaar geplaatst, waarbij de beide 45°-vlakken 131 en 133 tegen elkaar komen te liggen. De genoemde twee 45°-vlakken 131 en 133 kunnen nu, op op zich bekende wijze, met behulp van een 20 vlakke lasspiegel aan elkaar vast worden gelast. De zijvlak-onderrand 141 van het buitenzijvlak 12 van het stijlprofielstuk 80 komt daarbij aan te liggen tegen het bovenvlak 32 van het onderdorpelprofielstuk 102, zonder dat het nodig is het stij1-binnenvlak 12 vast te lassen aan de onderdorpel. Evenzo 25 komt de steunvlak-onderrand 142 aan te liggen tegen het bovenvlak 32 van het onderdorpelprofielstuk 102, zonder dat het nodig is deze onderrand 142 vast te lassen aan de onderdorpel. Evenzo komt het horizontale onderrandgedeelte 144 van het stijlfrontvlak 11, gevormd door de tweede zaagsnede 124, aan 30 te liggen tegen het bovenvlak 32 van het onderdorpelprofielstuk 102, zonder dat het nodig is dit onderrandgedeelte 144 vast te lassen aan de onderdorpel. Belangrijk is, dat de de hoofdkamer 63 omgevende wanden 56, 59, 62, 43 van het onderdorpelprofielstuk 102 volledig zijn vastgelast aan de 35 corresponderende wanden van het stijlprofielstuk 80. Hierdoor definiëren de vier kozijn-profielstukken 72, 77, 80, 102 tezamen een ring-vormige hoofdkamer 63, die geheel is afgesloten, zodat daar geen vocht in kan binnendringen, 1026399- 15 hetgeen zou kunnen leiden tot roestvorming van de versterkingsprofielen 64.
Figuur 9 is een schematisch perspectiefaanzicht van de 5 aldus verkregen hoekverbinding. De (open) naad tussen het buitenzijvlak 12 van de stijl 5 en het buitenbovenvlak 32 van de onderdorpel 3 is aangeduid met het verwijzingscijfer 151.
De (open) naad tussen het horizontale onderrandgedeelte 144 van het frontvlak 11 van de stijl 5 en het frontvlak 31 10 van de onderdorpel 3 is aangeduid met het verwijzingscijfer 152. Te zien valt, dat deze naad 152 samenvalt met de bovenrand 93 van het frontvlak 31 van de onderdorpel 3.
De gesloten naad tussen het frontvlak 11 van de stijl 5 en het frontvlak 31 van de onderdorpel 3 is aangeduid met het 15 verwijzingscijfer 153. Deze naad 153, die een hoek van 45° maakt met de horizontaal en met de verticaal, is gesloten bij de stap van het spiegellassen. Daarbij is het gebruikelijk, dat de twee te lassen onderdelen, in dit geval het stijl-profielstuk 80 en het onderdorpelprofielstuk 102, met enige 20 kracht tegen elkaar worden gedrukt, waarbij er gesmolten materiaal naar buiten wordt gedrukt. Dit is in figuur 9 weergegeven doordat deze naad 153 is getoond als een boven het oppervlak van de frontvlakken 11 en 31 uitstekende rib. In een nabewerkingsstap, bijvoorbeeld door middel van schuren, kan 25 deze verhoogde rib worden verwijderd, zodat deze naad 153 vrijwel niet meer zichtbaar is, zoals geïllustreerd in figuur 10, waar de naad 153 nu als een stippellijn is weergegeven.
Als het kozijn nog een verflaag ontvangt, is de naad 153 helemaal zo goed als onzichtbaar.
30 Volgens een verder aspect van de uitvinding kan in een nabewerkingsstap een horizontale groef 154 worden aangebracht in het frontvlak 11 van de stijl 5, in het verlengde van de naad 152 respectievelijk de bovenrand 93 van het frontvlak 31 van de onderdorpel 3. Hierdoor wordt visueel de impressie 35 gewekt, dat de stijl 5 op de onderdorpel 3 staat, zoals men gewend is bij de traditionele houten kozijnen.
Opgemerkt wordt, dat bij het vastlassen van het stijl-profielstuk 80 aan het onderdorpelprofielstuk 102 de uiteinden 1026399- 16 van deze profielstukken gedeeltelijk smelten en, bij het tegen elkaar aan drukken van deze profielstukken, gedeeltelijk weg worden gedrukt, zoals voor een deskundige op het gebied van kunststof-lassen duidelijk zal zijn. Aangezien de passing in ! ;5 de toestand na het lasproces van belang is, moet er bij het 1 ‘! zagen van de profielstukken rekening gehouden worden met het 1 ; "verdwijnende" materiaal, hetgeen in de praktijk een dikte van enkele millimeters kan hebben.
Dit betekent dat, in de gezaagde maar nog niet gelaste 10 toestand, de gedeelten van de profielstukken die corresponderen met de 45° lasnaad 153, enigszins extra materiaal bevatten. Dit is voor het onderdorpel-profielstuk 102 in een uitvergroot gedeelte bij figuur 7D geïllustreerd. Duidelijk is getoond, dat het buitenbovenvlak 92 reeds de correcte maat 15 heeft, maar dat het door de 45°-zaagsnede 121 gedefinieerde eerste eindvlak 131 enkele millimeters naar buiten is geplaatst, zodat de snijlijn 135 tussen dit eerste eindvlak 131 en het frontvlak 91 de door zaagsnede 122 gedefinieerde eindrand 137 van het buitenzijvlak 12 net niet snijdt. In de 20 uitvergroting van figuur 7D is het snijpunt van het door de 45°-zaagsnede 121 gedefinieerde eerste eindvlak 131 met de frontvlakbovenrand 93 aangeduid bij P, en is het snijpunt van het door de zaagsnede 122 gedefinieerde eindvlak 132 met de frontvlakbovenrand 93 aangeduid bij Q: te zien valt, dat deze 25 snijpunten P en Q een weinig ten opzichte van elkaar verschoven zijn.
Op vergelijkbare wijze bevat figuur 8F een uitvergroot gedeelte dat voor het stijlprofielstuk 80 toont, dat het door de 45°-zaagsnede 123 gedefinieerde eindvlak 133 enkele 30 millimeters naar buiten is geplaatst ten opzichte van het eindvlak 134, zodat de snijlijn 136 tussen eindvlak 133 en het frontvlak 11 de door zaagsnede 134 gedefinieerde eindrand 144 van het frontvlak 11 net niet snijdt. In de uitvergroting van figuur 8F is het snijpunt van het door de 45°-zaagsnede 123 35 gedefinieerde eerste eindvlak 133 met de referentielijn 112 aangeduid bij R, en is het snijpunt van het door de zaagsnede 124 gedefinieerde eindvlak 134 met de referentielijn 112 aangeduid bij S: te zien valt, dat deze snijpunten R en S een weinig ten opzichte van elkaar verschoven zijn.
40263 99* 17
Het moge duidelijk zijn dat de profielstukken 80 en 102 na het lassen precies passen, zoals geïllustreerd in figuur 9, maar dat dat nog niet het geval is voor het lassen: wanneer de gezaagde profielstukken tegen elkaar worden geplaatst, zijn de 5 naden 151 en 152 enkele millimeters breed; deze toestand is echter niet afzonderlijk in de figuren getoond.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken 10 uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
Bij voorbeeld is het mogelijk dat het buitenzijvlak 12 van een stijl 5 een hoek ongelijk aan 90° maakt met het 15 corresponderende frontvlak 11, welke hoek ongelijk is aan de hoek a die het buitenbovenvlak 32 van een onderdorpel 3 maakt met het corresponderende frontvlak 31. Voorts is het mogelijk dat de frontvlakken 11 en 31 geheel of gedeeltelijk niet evenwijdig zijn aan het raamvlak 10, maar daarmee althans ten 20 dele gelijke hoeken maken en aldus een facetrand definiëren.
1026399-

Claims (15)

1. Kunststof kozijn (1), omvattende ten minste één ! , onderdorpel (3) en ten minste één stijl (5) die met een hoekverbinding (101) aan elkaar zijn bevestigd; waarbij de stijl (5) een frontvlak (11) en een daar op 5 aansluitend buitenzijvlak (12) heeft; waarbij de onderdorpel (3) een frontvlak (31) en een daar op aansluitend buitenbovenvlak (32) heeft, waarbij het frontvlak (31) en het buitenbovenvlak (32) elkaar ontmoeten bij een dorpelrand (93); 10 waarbij de onderdorpel (3) een uiteinde (103) heeft dat althans ten dele is gedefinieerd door een eindvlak (131) dat een hoek van in hoofdzaak ongeveer 45° maakt met de lengterichting van de onderdorpel (3), welk eindvlak (131) het frontvlak (31) van de onderdorpel (3) snijdt volgens een 15 snijlijn (135); waarbij de stijl (5) een onderuiteinde (103) heeft dat althans ten dele is gedefinieerd door een eindvlak (133) dat een hoek van in hoofdzaak ongeveer 45° maakt met de lengterichting van de stijl (5), welk eindvlak (133) het frontvlak (11) van de 20 stijl (5) snijdt volgens een snijlijn (136); waarbij het buitenbovenvlak (32) van de onderdorpel (3) een hoek (a) groter dan nul maakt met de horizontaal; waarbij het frontvlak (31) van de onderdorpel (3) een hoogte heeft die kleiner is dan de breedte van het frontvlak (11) van 25 de stijl (5); waarbij de genoemde eindvlakken (131 en 133) van respectievelijk de onderdorpel (3) en de stijl (5) aan elkaar zijn gelast, waarbij een volgens 45° gerichte lasnaad (153) het frontvlak (31) van de onderdorpel (3) verbindt met het 30 frontvlak (11) van de stijl (5), welke lasnaad (153) zich over het stijlfrontvlak (11) slechts uitstrekt over een breedte die correspondeert met de hoogte van het onderdorpel frontvlak 1026399- (31) , en dan overgaat in een horizontale naad (152) in het verlengde van de dorpelrand (93). i I ‘5i i i
2. Kozijn volgens conclusie 1, waarbij het frontvlak (11) van de stijl (5) is voorzien van een groef (154) in het verlengde van de dorpelrand (93).
3. Kozijn volgens conclusie 1 of 2, waarbij de genoemde lasnaad (153) vlak ligt met het vlak van de frontvlakken (11 en 31) van respectievelijk de stijl (5) en de onderdorpel (3).
4. Kozijn volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, 15 waarbij de onderdorpel (3) en de stijl (5) holle profielstukken zijn.
5. Kozijn volgens conclusie 4, waarbij in de onderdorpel (3) en/of in de stijl (5) metalen versterkingsprofielen (64) zijn 20 opgenomen.
6. Kozijn volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het uiteinde (103) van de onderdorpel (3) is gedefinieerd door het genoemde 45°-eindvlak (131) en door een 25 tweede eindvlak (132) dat in hoofdzaak loodrecht staat op de lengterichting van de onderdorpel (3) en het buitenbovenvlak (32) van de onderdorpel (3) snijdt volgens een snijlijn (137); waarbij het genoemde 45°-eindvlak (131) van de onderdorpel (3) reikt vanaf de onderzijde van de onderdorpel (3) tot aan het 30 hoogteniveau van de genoemde dorpelrand (93); en waarbij het genoemde tweede eindvlak (132) reikt vanaf de bovenrand (32a) van het buitenbovenvlak (32) van de onderdorpel (3) tot aan het hoogteniveau van de genoemde dorpelrand (93). 35
7. Kozijn volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het uiteinde (103) van de stijl (5) althans ten dele is gedefinieerd door een tweede eindvlak (134), dat met de lengterichting van de stijl (5) een hoek maakt gelijk aan de 1026399 genoemde hoek (α), het frontvlak (11) van de stijl (5) snijdt volgens een snijlijn (144) die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengterichting van de stijl (5), en het zijvlak (12) van de stijl (5) snijdt volgens een snijlijn (141) die met de 5 lengterichting van de stijl (5) een hoek maakt gelijk aan de j genoemde hoek (a).
8. Werkwijze voor het vervaardigen van een onderdorpel-profielstuk (102), omvattende de etappen van: 10 het verschaffen van een kunststof onderdorpelprofiel (90) met een frontvlak (91) en een daarop aansluitend bovenvlak (92), welke vlakken elkaar bij een frontvlakbovenrand (93) ontmoeten onder een hoek groter dan 90°; het maken van een eerste zaagsnede (121) onder een hoek van 15 45° met de lengterichting van het onderdorpelprofiel (90), welke eerste zaagsnede (121) reikt vanaf een onderrand (94) van het onderdorpelprofiel (90) tot aan de hoogte van de genoemde frontvlakbovenrand (93), waarbij de eerste zaagsnede (121) een 45°-eindvlak (131) van het profielstuk (102) vormt; 20 het maken van een tweede zaagsnede (122) in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van het onderdorpelprofiel (90), welke tweede zaagsnede (122) reikt vanaf een bovenrand (95) van het onderdorpelprofiel (90) tot aan de hoogte van de genoemde frontvlakbovenrand (93), waarbij de tweede zaagsnede 25 (122) een tweede eindvlak (132) van het profielstuk (102) vormt; waarbij de twee zaagsneden (121, 122) elkaar ontmoeten ter hoogte van de genoemde frontvlakbovenrand (93) en aldus een profielstuk-uiteinde (103) definiëren. 30
9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij een snijpunt (P) van het 45°-eindvlak (131) met de genoemde frontvlakbovenrand j (93) een weinig verschoven is ten opzichte van een snijpunt (Q) van het tweede eindvlak (132) met de genoemde ! 35 frontvlakbovenrand (93).
10. Werkwijze voor het vervaardigen van een stijlprofielstuk (80), omvattende de stappen van: het verschaffen van een kunststof stijlprofiel (40) met een 1026399- frontvlak (41) en een daarop aansluitend zijvlak (42), welke vlakken elkaar ontmoeten onder een hoek van ongeveer 90°; het maken van een eerste zaagsnede (123) onder een hoek van 45° met de lengterichting van het stijlprofiel (40), welke 5 eerste zaagsnede (123) reikt vanaf een buitenrand (66) van het stijlprofiel (40) tot aan een voorafbepaald referentieniveau (112), waarbij de eerste zaagsnede (123) een 45°-eindvlak (133) van het profielstuk (80) vormt; het maken van een tweede zaagsnede (124) die met de lengte-10 richting van het stijlprofiel (40) een hoek (a) maakt, welke tweede zaagsnede (122) reikt vanaf het zijvlak (42) tot aan het genoemde referentieniveau (112), waarbij de tweede zaagsnede (124) een tweede eindvlak (134) van het profielstuk (80) vormt; 15 waarbij de twee zaagsneden (123, 124) elkaar ontmoeten ter hoogte van het genoemde referentieniveau (112) en aldus een profielstuk-uiteinde (111) definiëren.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, voorts omvattende de stap 20 van het maken van een derde zaagsnede (125), in hoofdzaak evenwijdig aan het zijvlak (42), welke derde zaagsnede (125) reikt een bovenrand (138) van het 45°-eindvlak (133) tot aan een onderrand (148) van het tweede eindvlak (134).
12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, waarbij een snijpunt (R) van het 45“-eindvlak (133) met het genoemde referentieniveau (112) een weinig verschoven is ten opzichte van een snijpunt (S) van het tweede eindvlak (134) met het genoemde referentieniveau (112) . 30
13. Werkwijze voor het vervaardigen van een kunststof kozijn (1), omvattende de stappen van; het vervaardigen van een onderdorpelprofielstuk (102) met een werkwijze volgens conclusie 8 of 9; 35 het vervaardigen van een stijlprofielstuk (80) met een werkwijze volgens conclusie 10, 11 of 12, waarbij het stijlfrontvlak (41) een breedte heeft die groter is dan de hoogte van het onderdorpelfrontvlak (91); het, bij voorbeeld door middel van een lasspiegel, vastlassen &026399- van het 45°-eindvlak (133) van het stijlprofielstuk (80) aan het 45°-eindvlak (131) van het onderdorpelprofielstuk (102) .
14. Werkwijze volgens conclusie 13, voorts omvattende de stap i , 5 van het van de frontvlakken (11, 31) verwijderen van bij het lassen naar buiten gedrukt materiaal (153).
15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, voorts omvattende de stap van het aanbrengen van een groef (154) in het stijlfront- 10 vlak (11), in het verlengde van de genoemde frontvlakbovenrand (93) . 1026398-
NL1026399A 2004-06-11 2004-06-11 Kunststofkozijn. NL1026399C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026399A NL1026399C2 (nl) 2004-06-11 2004-06-11 Kunststofkozijn.
EP05076376A EP1605129A1 (en) 2004-06-11 2005-06-13 Plastic Window Frame

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026399 2004-06-11
NL1026399A NL1026399C2 (nl) 2004-06-11 2004-06-11 Kunststofkozijn.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1026399C2 true NL1026399C2 (nl) 2005-12-14

Family

ID=34938339

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1026399A NL1026399C2 (nl) 2004-06-11 2004-06-11 Kunststofkozijn.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP1605129A1 (nl)
NL (1) NL1026399C2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2002740C2 (nl) * 2009-04-09 2010-10-12 Hanssen Beleggingen B V Hoekverbinding voor een kozijn, deur of raam van kunststofprofielen en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
DE102009002159A1 (de) 2009-04-02 2010-10-07 Profine Gmbh Verfahren zum Verbinden von Kunststoff-Hohlkammerprofilen im Eckbereich
PL2236723T3 (pl) 2009-04-02 2016-02-29 Profine Gmbh Sposób łączenia komorowych profili z tworzyw sztucznych w obszarze naroża

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7519261U (de) * 1975-10-09 Hoenerloh K Kunststoff- Fensterrahmen
WO1996012863A1 (en) * 1994-10-19 1996-05-02 Andersen Corporation Joint structure and method of manufacture
US6076314A (en) * 1994-01-18 2000-06-20 Sli, Inc. Window frame

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7519261U (de) * 1975-10-09 Hoenerloh K Kunststoff- Fensterrahmen
US6076314A (en) * 1994-01-18 2000-06-20 Sli, Inc. Window frame
WO1996012863A1 (en) * 1994-10-19 1996-05-02 Andersen Corporation Joint structure and method of manufacture

Also Published As

Publication number Publication date
EP1605129A1 (en) 2005-12-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8464480B2 (en) Modular fenestration system
NL1026399C2 (nl) Kunststofkozijn.
GB2430720A (en) Frame construction
CZ157993A3 (en) Metallic frame
KR101451201B1 (ko) 교량 구조물용 외장재
FR3037985A1 (fr) Menuiserie a frappe
EP0509943A1 (fr) Huisserie de baie à habillage de tableau
NL1016724C2 (nl) Vliesgevel en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
FR2560243A2 (fr) Dispositif de protection et de visualisation destine a etre adapte sur des separateurs de voies en beton
FR2570748A1 (fr) Dispositif d&#39;assemblage simplifie des differentes parties de fenetres, portes et ouvertures similaires, en bois, ainsi que tout agencement de meubles
NL2004372C2 (nl) Hoekverbinding voor een kozijn, deur of raam van kunststofprofielen en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
NL9101603A (nl) Systeem voor het ophangen van een binnendeur aan een frame, alsmede het in een dergelijk systeem toepasbare samenstel van twee metalen profielen en scharnieren.
FR2700644A1 (fr) Armoire électrique ou électronique à cadre pivotant.
BE1010205A3 (nl) Prefabconstructie en samenstellende elementen hierbij aangewend.
FR2550269A1 (fr) Structure de cadre pour la realisation de portes, de fenetres, de parois et analogues
NL2012147C2 (nl) Kozijnsysteem alsmede profielconstructie geschikt voor een dergelijk kozijnsysteem.
BE1025265B1 (nl) Poortvleugel en werkwijze voor de vervaardiging ervan
RU80182U1 (ru) Универсальный наличник для дверной коробки
FR2683240A1 (fr) Cabine d&#39;insonorisation.
EP1722065A1 (fr) Panneau à poutres creuses de rigidification
JPH0886164A (ja) 水きり具
FR2715427A1 (fr) Ouvrage tel que portail, grille, clôture composé de deux séries de profilés, montants et traverses, et système d&#39;assemblage de deux profilés.
IT202000014404A1 (it) Dispositivo a porta
NL8600940A (nl) Stompe deur.
NL1018029C2 (nl) Kozijncombinatie.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140101