NL1026206C2 - Ontkoppelingstechnieken voor een beveiligingsplaatje. - Google Patents

Ontkoppelingstechnieken voor een beveiligingsplaatje. Download PDF

Info

Publication number
NL1026206C2
NL1026206C2 NL1026206A NL1026206A NL1026206C2 NL 1026206 C2 NL1026206 C2 NL 1026206C2 NL 1026206 A NL1026206 A NL 1026206A NL 1026206 A NL1026206 A NL 1026206A NL 1026206 C2 NL1026206 C2 NL 1026206C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
interface element
security tag
linear
clamp
edge
Prior art date
Application number
NL1026206A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1026206A1 (nl
Inventor
Dennis L Hogan
John Chamberlain
Thang Nguyen
Franklin H Valade Jr
Original Assignee
Sensormatic Electronics Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sensormatic Electronics Corp filed Critical Sensormatic Electronics Corp
Publication of NL1026206A1 publication Critical patent/NL1026206A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1026206C2 publication Critical patent/NL1026206C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B13/00Burglar, theft or intruder alarms
    • G08B13/22Electrical actuation
    • G08B13/24Electrical actuation by interference with electromagnetic field distribution
    • G08B13/2402Electronic Article Surveillance [EAS], i.e. systems using tags for detecting removal of a tagged item from a secure area, e.g. tags for detecting shoplifting
    • G08B13/2428Tag details
    • G08B13/2434Tag housing and attachment details
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B73/00Devices for locking portable objects against unauthorised removal; Miscellaneous locking devices
    • E05B73/0017Anti-theft devices, e.g. tags or monitors, fixed to articles, e.g. clothes, and to be removed at the check-out of shops
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B73/00Devices for locking portable objects against unauthorised removal; Miscellaneous locking devices
    • E05B73/0017Anti-theft devices, e.g. tags or monitors, fixed to articles, e.g. clothes, and to be removed at the check-out of shops
    • E05B73/0047Unlocking tools; Decouplers
    • E05B73/0064Unlocking tools; Decouplers of the mechanical type

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Automation & Control Theory (AREA)
  • Computer Security & Cryptography (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Burglar Alarm Systems (AREA)
  • Clamps And Clips (AREA)
  • Control And Other Processes For Unpacking Of Materials (AREA)
  • Bag Frames (AREA)
  • Medical Preparation Storing Or Oral Administration Devices (AREA)

Description

ONTXOPPELINGSTECHNIEKEN VOOR EEN BEVEILIGINGSPLAATJE
ACHTERGROND
5 Een Electronic Article Surveillance (EAS) systeem wordt ontworpen om niet-geautoriseerde verwijdering van een item uit een gecontroleerd gebied te voorkomen. Een typerend EAS systeem kan een monitorend systeem en één of meer beveiligingsplaatjes omvatten. Het monitorende systeem kan 10 bij een toegangspunt voor het gecontroleerde gebied een bewakingszone creëren. Een beveiligingsplaatje kan aan het gemonitorde item, zoals een kledingartikel, worden bevestigd. Wanneer het gemonitorde item de bewakingszone binnenkomt, kan een alarm worden geactiveerd die niet-geautoriseerde 15 verwijdering aangeeft.
Het beveiligingsplaatje kan aan een aantal verschillende items worden bevestigd. Het kan voor het bevestigingssysteem wenselijk zijn om geautoriseerde ontkoppeling van het beveiligingsplaatje toe te staan, 20 terwijl niet-geautoriseerde ontkoppeling relatief moeilijk wordt gemaakt. Dientengevolge kan er een behoefte bestaan voor verbeterde technieken in beveiligingsplaatjes in het algemeen en bevestigingssystemen voor beveiligingsplaatjes in het bijzonder.
25
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
In het afsluitende gedeelte van de specificatie wordt in het bijzonder gewezen, en stellig aanspraak gemaakt op, de al8 uitvoeringen van de uitvinding beschouwde inhoud. 30 Uitvoeringen van de uitvinding, zowel met betrekking tot de organisatie als de werkingswijze, samen met doelstellingen, 1 02 62 06- » 2 eigenschappen en voordelen daarvan, kunnen echter het beste worden begrepen door verwijzing naar de volgende, gedetailleerde beschrijving in samenhang met de bijgaande tekeningen, waarbij: 5 FIG. 1 een beveiligingsplaatje in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 2 een dwarsdoorsnede van het beveiligingsplaatje in FIG. 1, genomen langs de lijn A-A, in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding 10 illustreert; FIG. 3 een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van een beveiligingsplaatje in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; 15 FIG. 4A een aanzicht van het inwendige van de bovenliggende behuizing van een beveiligingsplaatje in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 4B een aanzicht van het uitwendige van de 20 bovenliggende behuizing van een beveiligingsplaatje in overeenstemming met een uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 5 een explosieaanzicht van een eerste, in het beveiligingsplaatje van FIG. 1 gebruikte lineaire klem in 25 overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 6 een perspectivisch aanzicht van een eerste koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; 1026206- 3 FIG. 7 een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1, met een lineaire klem en eerste koppelvlakelement, in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding 5 illustreert; FIG. 8 een perspectivisch aanzicht van een tweede koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 9 een aanzicht van het inwendige van de 10 onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1, met een lineaire klem en een tweede koppelvlakelement, in overeenstemming met één uitvoering van de_uitvinding_ _ illustreert; FIG. 10 een perspectivisch aanzicht van een derde 15 koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 11 een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1, met een lineaire klem en een derde koppelvlakelement, in 20 overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 12 een perspectivisch aanzicht van een vierde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; 1026206- 4 FIG. 12A een perspectivisch aanzicht van een alternatief vierde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 13 een aanzicht van het inwendige van de 5 onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1, met een lineaire klem en een vierde koppelvlakelement, in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 14 een explosieaanzicht van een tweede, in het 10 beveiligingsplaatje van FIG. 1 gebruikte lineaire klem in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 15 een perspectivisch aanzicht van een vijfde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van 15 de uitvinding illustreert; FIG. 16 een gedeeltelijk aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1, met een tweede lineaire klem en een vijfde koppelvlakelement, in overeenstemming met één uitvoering van 20 de uitvinding illustreert; FIG. 17 een perspectivisch aanzicht van een zesde koppel vlak element in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 18 een gedeeltelijk aanzicht van het inwendige 25 van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1, met een tweede lineaire klem en een zesde 1 0262 06- 5 koppelvlakelement, in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding illustreert; FIG. 19 een perspectivisch aanzicht van een zevende koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van 5 de uitvinding illustreert; alsmede FIG. 20 een gedeeltelijk aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1, met een tweede lineaire klem en een zevende koppelvlakelement, in overeenstemming met één uitvoering van 10 de uitvinding illustreert.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Uitvoeringen van de uitvinding kunnen gericht zijn op technieken voor het vastmaken en losmaken van een 15 beveiligingsplaatje. Eén uitvoering van de uitvinding kan bijvoorbeeld een beveiligingsplaatje omvatten met een behuizing voor het plaatje, alsmede een pinlichaam en een lineaire klem. Om het beveiligingsplaatje aan een item zoals een kledingartikel te bevestigen, kan het pinlichaam door het 20 kledingartikel en in een gat in de behuizing voor het plaatje worden ingevoegd. De lineaire klem kan binnen de behuizing voor het plaatje worden aangebracht om het pinlichaam te ontvangen en vast te houden, waardoor het bevestigingproces wordt voltooid. Om het beveiligingsplaatje los te maken, kan 25 een ontkoppelingsinrichting met een ontkoppelingsstift worden gebruikt om kracht op de lineaire klem uit te oefenen. De kracht kan de lineaire klem in een in hoofdzaak lineaire richting verplaatsen om het pinlichaam van de lineaire klem te ontkoppelen. De term "lineair" zoals hierin gebruikt kan 1 02 62 06 “ 6 betrekking hebben op verplaatsing in een of andere bepaalde richting langs een in hoofdzaak rechte lijn, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Één of meer koppelvlakelementen kunnen behulpzaam zijn bij het 5 verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire richting. Wanneer het pinlichaam eenmaal is losgemaakt van de lineaire klem, kan het pinlichaam van de behuizing voor het plaatje worden verwijderd om het beveiligingsplaatje van het item los te maken.
10 Het is van waarde om op te merken dat enige verwijzing in de specificatie naar "één uitvoering" of "een uitvoering" betekent dat een bepaalde eigenschap, structuur of kenmerk beschreven in verband met de uitvoering mede door ten minste één uitvoering van de uitvinding wordt omvat. De 15 verschijningen van de uitdrukking "in één uitvoering" op verscheidene plaatsen in de specificatie verwijzen niet noodzakelijkerwijs alle naar dezelfde uitvoering.
Talrijke specifieke details kunnen hierin naar voren worden gebracht om in een grondig begrip van de 20 uitvoeringen van de uitvinding te voorzien. Het zal door deskundigen op het vakgebied echter worden begrepen dat de uitvoeringen van de uitvinding zonder deze specifieke details in praktijk kunnen worden gebracht. In andere gevallen zijn welbekende werkwijzen, procedures, componenten en 25 schakelingen niet in detail beschreven ten einde de uitvoeringen van de uitvinding niet onduidelijk te maken. Het zal duidelijk zijn dat de specifieke structurele en functionele details die hierin openbaar worden gemaakt representatief kunnen zijn en de reikwijdte van de uitvinding 30 niet noodzakelijkerwijs beperken.
1 02 62 06- i 7 !
Thans in detail verwijzende naar de tekeningen, waarin gelijke delen steeds door gelijke verwijzingscijfers worden aangegeven, wordt in FIG. 1 een beveiligingsplaatje in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding 5 geïllustreerd. In één uitvoering, illustreert FIG. 1 een beveiligingsplaatje 1 dat mede een bovenliggende behuizing 2 met zijwanden 2A, 2B, 2C en 2D omvat, waarvan alle door een bovenwand 2E zijn verbonden. Beveiligingsplaatje 1 omvat tevens mede een onderliggende behuizing 3 met zijwanden 3A, 10 3B, 3C en 3D, die door een onderwand 3E zijn verbonden. De boven- en onderliggende behuizingen 2 en 3 zijn langs overeenkomstige of bijbehorende zijwandparen (2A, 3A)/ (2B, 3B), (2C, 3C) en (2D, 3D) verbonden of gepaard om een gesloten plaatlichaam IA te vormen.
15 In één uitvoering zijn behuizingen 2 en 3 uit een hard of stijf materiaal vervaardigd. Een bruikbaar stijf of hard materiaal zou een harde kunststof kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld een spuitgegoten ABS-kunststof. Indien een kunststof wordt gebruikt, kunnen de parende zijwanden van de 20 behuizingen door een ultrasone las 1B van FIG. 2 of soortgelijk verbindingsmechanisme worden verbonden.
Beveiligingsplaatje 1 kan voorts mede een pinsamenstel 4 omvatten, getoond met een vergrote pinkop 4A en een verlengd pinlichaam 4B, voorzien van sleuven of 25 groeven 4C en een gepunt voorwaarts einde 4D zoals getoond in FIG. 2. Pinsamenstel 4 kan worden gebruikt om het plaatlichaam IA aan een door beveiligingsplaatje 1 te beschermen artikel 51 te bevestigen. In deze uitvoering kan artikel 51 bijvoorbeeld een kledingartikel omvatten.
30 FIG. 2 illustreert een dwarsdoorsnede van het beveiligingsplaatje in FIG. 1, genomen langs de lijn A-A in 1 02 62 0:6 - 8 overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding.
Teneinde beveiligingsplaatje 1 waar te nemen en derhalve de aanwezigheid van het plaatje en het bevestigde artikel 51 te detecteren, zijn binnenoppervlakken 2F en 3F van de wanden 2E 5 en 3E van de behuizingen 2 en 3 van framedelen 2G en 3G
voorzien die samen een inwendige holte IC voor het ontvangen van een EAS-sensor 5 definiëren. EAS-sensor 5 genereert detecteerbare signalen en kan een akoestisch resonante magnetische sensor zijn, zoals openbaar gemaakt in United 10 States Octrooi Nummer (USPN) 4,510,489 en USPN 4,510,490. Mogelijke andere magnetische EAS-sensoren die voor sensor 5 geschikt zijn zouden die kunnen zijn welke in USPN 4,686,516 en USPN 4,797,658 openbaar zijn gemaakt, terwijl mogelijke representatieve radiofrequente (RF) EAS-sensoren die zouden 15 kunnen zijn welke in USPN 4,429,302 en USPN 4,356,477 openbaar zijn gemaakt.
FIG. 3, 4A en 4B illustreren de interne en externe eigenschappen voor een lichaam van beveiligingsplaatje 1.
Meer in het bijzonder illustreert FIG. 3 een aanzicht van het 20 inwendige van de onderliggende behuizing van een beveiligingsplaatje in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 4A illustreert een aanzicht van het inwendige van de bovenliggende behuizing van een beveiligingsplaatje in overeenstemming met één uitvoering van 25 de uitvinding. FIG. 4B illustreert een aanzicht van het uitwendige van de bovenliggende behuizing van een beveiligingsplaatje in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. De eigenschappen van FIG. 3, 4A en 4B zullen hieronder in meer detail worden besproken.
1026206- 9
Opnieuw verwijzende naar FIG. 1, kan artikel 51 door pinsamenstel 4 met plaatlichaam IA worden verbonden. Dit kan worden bereikt door het invoegen van pinlichaam 4B in een opening 2H in de wand 2E van bovenliggende behuizing 2.
5 Wanneer pinlichaam 4B geheel is ingevoegd, wordt het gepunte einde 4D van de pin ontvangen in een opstaande holte of kraag 3H die zich uitstrekt van het binnenoppërvlak 3F van de onderliggende behuizing wand 3E. De pinkop 4A zetelt op zijn beurt in een verzonken gebied 21 in het bovenoppervlak 2J van 10 de wand 2E. Artikel 51 wordt derhalve tussen de pinkop 4A en de laatstgenoemde wand gehouden.
Beveiligingsplaatje 1 kan ook mede een lineaire klem 500 omvatten zoals getoond in FIG. 5. Lineaire klem 500 kan binnen plaatlichaam IA worden aangebracht voor het 15 losmakelijk voorkomen dat het pinlichaam uit het plaatlichaam wordt weggenomen. Pinsamenstel 4 en artikel 51 raken door lineaire klem 500 derhalve losmakelijk aan beveiligingsplaatje 1 vergrendeld. Pinsamenstel 4 kan worden losgemaakt van lineaire klem 500 door het in responsie op een 20 kracht in een lineaire richting te verplaatsen. Lineaire klem 500 zal onder verwijzing naar FIG. 5 hieronder in meer detail worden besproken.
In deze uitvoering kan beveiligingsplaatje 1 verder worden aangepast zodat toegang tot lineaire klem 500 voor het 25 losmaken daarvan voor ander dan geautoriseerd personeel wordt bemoeilijkt. Hiertoe kan plaatlichaam IA zo worden geconfigureerd dat toegang tot lineaire klem 500 door een boogvormig kanaal 7 plaatsvindt, zoals getoond in FIG. 3. Boogvormig kanaal 7 kan een kanaal zijn dat aan een 30 boogvormige stift 8 conformeert. Boogvormig kanaal 7 kan 1 026206- 10 worden gedefinieerd door welke elementen of structuren dan ook, zoals wanden, posten of steunpunten, en de uitvoeringen zijn in deze context niet beperkt. Boogvormig kanaal 7 kan bijvoorbeeld worden begrensd door één of meer binnenwanden en 5 door delen van de zijwanden, alsook de boven- en onderliggende wanden van plaatlichaam IA. Met deze configuratie kan stift 8, conformerend aan boogvormig kanaal 7, worden gebruikt om lineaire klem 500 te bereiken en te ontkoppelen en derhalve om pinsamenstel 4 en artikel 51 van 10 plaatlichaam IA los te maken.
Zoals getoond in FIG. 3 kan boogvormig kanaal 7 door een gebogen binnenwand 7A worden begrensd. Deze wand strekt zich bovenwaarts uit vanaf het binnenoppervlak 3F van de onderste behuizing 3 om te grenzen aan het binnenoppervlak 15 van een bovenliggende behuizing 2 van beveiligingsplaatje 1. De wand 7A is verder gespatieerd van de zijwand 3D van de onderste behuizing 3, en zijn buitenwaartse einde 7A' eindigt bij een naar binnen gebogen deel 3A' van de zijwand 3A. Het naar binnen gebogen deel 3A' van de wand 3A resulteert in een 20 ruimte of sleuf 9A tussen de zijwanden 3A en 3D van de onderliggende behuizing 3.
Sleuf 9A werkt samen met een soortgelijke sleuf 9B tussen zijwanden 2A en 2D van een bovenliggende behuizing 2 om een tweede opening 9 te definiëren ten einde in 25 binnenkomst of toegang in het buitenwaartse einde 7' van het kanaal 7 te voorzien. Bij dit punt van binnenkomst buigt zijwand 2A ook binnenwaarts bij een deel 2A', waarbij het laatstgenoemde deel 2A' met een gebogen zijwanddeel 3A' van een zijwand 3 van de onderliggende behuizing 3 paart.
30 Kanaal 7 kan voorts worden gedefinieerd door een
tweede gebogen wand 7B die zich vanaf een binnenoppervlak 2F
1 026206* 11 van bovenliggende behuizing 2 omlaag uitstrekt. Wand 7B kan buitenwaarts worden gesitueerd van het binneneinde van gebogen wand 7A, en strekt zich voorbij dit einde uit naar een framedeel 2G.
5 De aanwezigheid van wand 7B kan de configuratie van kanaal 7 bij zijn binneneinde 7" dat naast lineaire klem 500 ligt veranderen of wijzigen. Deze verandering of wijziging in configuratie definieert een spiebaan voor kanaal 7 die stift 8 kan accommoderen om door kanaal 7 te voeren en toegang tot 10 lineaire klem 500 te verkrijgen. In dit geval kan wand 7B de kanaaldwarsdoorsnede van in hoofdzaak rechthoekvormig tot bijvoorbeeld in hoofdzaak L-vormig veranderen.
Naastliggende binneneinde 7" van kanaal 7, onderliggende behuizing 2 en bovenliggende behuizing 3 kunnen 15 verder worden voorzien van gebogen wanden 9 en 11, die kunnen eindigen in aan de eindwanden 2D en 3D grenzende wandsecties 9A en 11A. Wanden 9 en 11 bevinden zich buitenwaarts van kanaal 7 en definiëren, met de eindwanden 2D en 3D, een valgebied 13 dat toegang tot lineaire klem 500 kan voorkomen. 20 Dit gebied voorziet in een veiligheidsmaatregel voor het blokkeren van niet-geautoriseerde objecten die in kanaal 7 van plaatlichaam IA worden geïntroduceerd in een poging lineaire klem 500 te bereiken.
FIG. 5 illustreert een explosieaanzicht van een 25 eerste lineaire klem in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 5 illustreert een explosieaanzicht van een eerste lineaire klem die kan worden gebruikt in beveiligingsplaatje 1 in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. Lineaire klem 500 kan worden aangepast om 30 losmakelijk te voorkomen dat pinlichaam 4B van plaatlichaam IA wordt weggenomen. Lineaire klem 500 kan pinlichaam 4B
t 02 62 ne - 12 ontkoppelen in responsie op het verplaatsen van stift 8 in boogvormig kanaal 7.
In één uitvoering kan lineaire klem 500 pinlichaam 4B ontkoppelen door zich in een lineaire richting te 5 verplaatsen. Zoals eerder gedefinieerd kan een lineaire richting betrekking hebben op verplaatsing in een of andere bepaalde richting langs een in hoofdzaak rechte lijn, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Dit kan bijvoorbeeld worden gecontrasteerd met rotatiebeweging rondom 10 een scharnierpunt. In één uitvoering wordt een lineaire richting door lijn 542 getoond. De pijlen 542A en 542B bij elk einde van lijn 542 geven aan dat lineaire klem 500 zich langs lijn 542 in beide richtingen kan verplaatsen. Lineaire klem 500 kan zich bijvoorbeeld in richting 542A verplaatsen 15 om lineaire klem 500 los te maken van pinlichaam 4B, en in richting 542B om in zijn initiële positie terug te keren. Hoewel lijn 542 bij wijze van voorbeeld wordt gebruikt, zal het duidelijk zijn dat elke lineaire richting kan worden gebruikt en dat dit nog steeds binnen het kader van de 20 uitvinding valt.
In één uitvoering omvat lineaire klem 500 een klemlichaam 524 en een pin-houdend lichaam 536. Pin-houdend lichaam 536 kan een integraal deel van klemlichaam 524 zijn. Pin-houdend lichaam 536 kan kaken 506 en 518 omvatten. Kaken 25 506 en 518 strekken zich elk buitenwaarts uit van het vlak van het klemlichaam 524 en dan binnenwaarts in de richting van de andere kaak. Kaken 506 en 518 eindigen voorts in tegenover elkaar liggende randen 522 en 526. Deze randen strekken zich binnenwaarts naar elkaar uit vanaf een 30 gemeenschappelijke rand 510 van klemlichaam 524 om een open kaakgebied 538 te vormen. De randen kunnen dan weg van elkaar 'i U2 62 06 ' 13 naar buiten buigen, om een opening 504 voor het ontvangen van pinlichaam 4B te definiëren. Opening 504 kan bijvoorbeeld cirkelvormig of elliptisch zijn. Opening 504 kan ook een ontkoppelingssectie hebben om verplaatsing mogelijk te maken 5 van een pinlichaam van opening 504 om kaakgebied 538 te openen in responsie op lineaire verplaatsing van lineaire klem 500. De ontkoppelingssectie kan bijvoorbeeld worden gedefinieerd als het gebied tussen ontkoppelingspunten 512 en 516. Randen 522 en 526 zetten zich dan op uitgelijnde wijze 10 voort, en eindigen in een verlengde sleuf 514 in klemlichaam 524.
In één uitvoering kan verbindingsgebied 528 een verlengde veerarm 502 aan een zijde 530 van een rand 532 . bevestigen. Verlengde veerarm 502 kan. zich .langs de lengte 15 van rand 532 uitstrekken en ligt ook buiten het vlak van klemlichaam 524. In één uitvoering kan lineaire klem 500 verscheidene structuren hebben om de verplaatsing van lineaire klem 500 in lineaire richting 542 te ondersteunen.
In één uitvoering gebruikt lineaire klem 500 een set sleuven 20 508 en 520. Sleuven 508 en 520 zijn ontworpen om te conformeren aan overeenkomstige geleiderails 302 respectievelijk 304, die in onderliggende behuizing 3 worden gevormd. Het geleiderkoppelvlak maakt lineaire verplaatsing mogelijk in lineaire richting 542. Verlengde veerarm 502 kan 25 lineaire klem 500 voorspanning tegen één of meer steunpunten verlenen om de initiële positie voor lineaire klem 500 vast te stellen. De initiële positie kan worden gedefinieerd als de positie van lineaire klem 500 wanneer één einde van sleuven 508 en 520 nabij of in contact is met steunpunten 30 302A en 304A van geleiderails 302 respectievelijk 304. Op alternatieve wijze kan verlengde veerarm 502 lineaire klem 1 02 62 06- 14 500 nabij één of meer steunpunten voorspanning verlenen of insluiten ten einde het initiële positiegebied vast te stellen, in de orde van één-kwart van de diameter van groef 4C. In één uitvoering kan het drukpunt van verlengde veerarm 5 502 bijvoorbeeld tegen de behuizing voor het plaatje liggen op een lijn 540 die door het midden van opening 504 gaat. Het is van waarde om op te merken dat lijn 540 kan worden verplaatst en dat dit toch binnen het kader van de uitvinding valt.
10 Het zal duidelijk zijn dat andere geleiderkoppelvlakken kunnen worden gebruikt om bij verplaatsing van lineaire klem 500 in lineaire richting 542 behulpzaam te zijn. In één uitvoering kan onderliggende behuizing 3 bijvoorbeeld een paar rechthoekige geleiders of 15 geleiderposten hebben die contact maken tegen overeenkomstige zijden 550 en 552 van lineaire klem 500. De geleiders kunnen worden gepositioneerd om rotatiebeweging te beperken, terwijl lineaire verplaatsing wordt benadrukt. In een ander voorbeeld kan lineaire klem 500 flenzen hebben die aan zijden 550 20 respectievelijk 552 bevestigd zijn. In deze uitvoering kan onderliggende behuizing 3 een paar overeenkomstige rails hebben om de flenzen te accommoderen, en om de flenzen zich in lineaire richting 542 te laten verplaatsen terwijl de rotatiebeweging wordt ingeperkt. De uitvoeringen zijn niet 25 beperkt met betrekking tot deze en andere structuren om het geleiden van lineaire klem 500 in een lineaire richting behulpzaam te zijn, of steunpunten om de initiële positie vast te stellen.
In één uitvoering kan de hoeveelheid lineaire 30 verplaatsing ten minste één diameter van pinlichaam 4B vanaf de initiële positie zijn, doch beperkt verplaatsing loodrecht 1 02 62 06 " 15 op de sleuven tot circa één-kwart van de diameter van pingroef 4C. Dit handhaaft de uitlijning van opening 504 en het pingat van de behuizing voor het plaatje. Klemlichaam 524 kan worden ondersteund door verscheidene 5 ondersteuningsstructuren in onderliggende behuizing 3, zoals bijvoorbeeld steunen 306 en 310. Verlengde veerarm 502 kan met middenpunt 560 tegen een steunpunt 312 rusten.
Opengewerkt gebied 308 tussen steunen 306 en 310 en tegenoverliggend steunpunt 312 kan in ruimte voorzien voor 10 einde 534 van verlengde veerarm 502 om zich ongehinderd onder klemlichaam 524 te strekken wanneer lineaire klem 500 in richting 542A wordt verplaatst.
Lineaire klem 500 kan behulpzaam zijn bij het bevestigen van beveiligingsplaatje 1 aan artikel 51. Wanneer 15 gepunte einde 4D van pinlichaam 4B in de benedenwaartse lineaire richting door een opening 2H in bovenliggende behuizing 2 wordt geïntroduceerd, richt deel 2K van bovenliggende behuizing 2, welk deel gevormd is om binnen de holte van het veerklemlichaam 524 boven kaken 506 en 518 te 20 passen en opening 2H draagt, het pinlichaam naar opening 504 die door tegenover elkaar liggende randen 522 en 526 van de kaken wordt gedefinieerd. Dit doet de kaken spreiden of openen, en maakt het mogelijk dat pinlichaam 4B door de kaken voert. Wanneer benedenwaartse loop van de pin bij een 25 bepaalde sleuf 4C wordt gestopt, bijv. een sleuf die pinkop 4A en artikel 51 aan wand 2E van bovenliggende behuizing 2 bevestigt, trekken kaken 506 en 518 zich terug en komen in aangrijping met pinlichaam 4B. In deze positie kunnen kaken 506 en 518 bovenwaartse verplaatsing van pin 4 voorkomen. Pin 30 4 en artikel 51 worden derhalve aan plaatlichaam IA
vergrendeld.
1 02 62 06 " 16
Lineaire klem 500 kan ook behulpzaam zijn bij het losmaken van beveiligingsplaatje 1 van artikel 51. Een boogvormige stift 8 kan bijvoorbeeld in kanaal 7 van plaatlichaam IA worden geïntroduceerd. Dit kan doorgaan tot 5 het L-vormige voorwaartse einde 8A van stift 8 in het L- vormige binneneinde 7" van kanaal 7 voert. Dit kan stifteinde 8A naar gemeenschappelijke rand 510 van klemlichaam 524 brengen. Stifteinde 8A kan in kracht op lineaire klem 500 voorzien. De kracht kan lineaire klem 500 in een lineaire 10 richting 542A verplaatsen. Kaken 506 en 518 worden derhalve geactiveerd om uit elkaar te spreiden of te openen wegens de kracht op pinlichaam 4B, dat stationair wordt gehouden door een kraag 3H en gat 2H die op de wanden van opening 504
werken. Opening 504 zet derhalve uit, waardoor pinlichaam 4B I
15 van kaken 506 en 518 wordt losgemaakt door een door punten 512 en 516 gedefinieerde ontkoppelingssectie. Pinlichaam 4B kan in open kaakgebied 538 worden losgemaakt. Pin 4 kan thans in de bovenwaartse lineaire richting voorbij kaken 506 en 518 worden verplaatst, via een bovenwaartse kracht op pinkop 4A.
20 Pin 4 kan derhalve worden weggenomen en gescheiden van plaatlichaam IA, en artikel 51 van beveiligingsplaatje l.
In één uitvoering kan een koppelvlakelement worden gebruikt om de kracht over te brengen van stift 8 naar lineaire klem 500 op een wijze die verplaatsing in lineaire 25 richting 542A faciliteert. Aangezien de lijn van kracht gegenereerd door stift 8 naar zijde 550 gericht kan zijn, kan lineaire klem 500 een neiging hebben om voorafgaand aan het verplaatsen in lineaire richting 542A te roteren. De hierin besproken koppelvlakelementen zijn behulpzaam bij het 30 overbrengen van de stiftkracht langs lijn 540 door bij benadering het midden van lineaire klem 500, waardoor de 1 02 62 06 - 17 ongewenste rotatie wordt verminderd. Verscheidene koppelvlakelementen om de stiftkracht over te brengen worden hieronder besproken.
FIG. 6 illustreert een perspectivisch aanzicht voor 5 een eerste koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 6 illustreert een eerste koppelvlakelement 600. In één uitvoering omvat eerste koppelvlakelement 600 een flexibele, rechthoekige, platte veerstaal die op soortgelijke wijze is gevormd als verlengde 10 veerarm 502. Verder omvat het een platte zijde 602 met een gebogen gedeelte 604 en einden 606 en 608. In één uitvoering kan eerste koppelvlakelement 600 een lengte hebben van circa één inch, een hoogte van circa 0,2 inch en een dikte van circa 0,015 inch, hoewel de uitvoeringen in deze context niet 15 beperkt zijn.
In één uitvoering kan eerste koppelvlakelement 600 worden gebruikt om behulpzaam te zijn bij het overbrengen van kracht van stift 8 naar lineaire klem 500. De overgebrachte kracht kan behulpzaam zijn om lineaire klem 500 in lineaire 20 richting 542A te verplaatsen gedurende het proces van het losmaken van beveiligingsklem 1 van artikel 51. Eerste koppelvlakelement 600 kan onder verwijzing naar FIG. 7 in meer detail worden besproken.
FIG. 7 illustreert een aanzicht van het inwendige 25 van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje van FIG. 1 met een lineaire klem en eerste koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG.
1026206 = 18 7 illustreert lineaire klem 500 en een eerste koppelvlakelement 600 zoals aangebracht binnen onderliggende behuizing 3. Lineaire klem 500 en eersté koppelvlakelement 600 zijn aangebracht binnen onderliggende behuizing 3 op een 5 zodanige wijze dat verplaatsing van lineaire klem 500 in lineaire richting 542A in responsie op een externe kracht, zoals bijvoorbeeld gegenereerd door stift 8, wordt gefaciliteerd.
Zoals getoond in FIG. 7 kan eerste 10 koppelvlakelement 600 in onderliggende behuizing 3 worden ingevoegd. Einde 608 kan los worden ingevoegd in houder 314, en einde 606 kan los worden ingevoegd in een sleuf gevormd door wanden 316 en 7A, alsmede steunpunt 317, zoals getoond. De houder richt oppervlak 602 nabij rand 510 zodanig dat 15 oppervlak 602 loodrecht op rand 510 staat, en de 0,2 inch dimensie van oppervlak 602 wordt bij benadering op rand 510 gecentreerd. Gebogen gedeelte 604 kan lineaire klem 500 raken, doch behoeft niet noodzakelijkerwijs enige druk uit te oefenen. De houder positioneert gebogen gedeelte 604 20 tegenover open kaakgebied 538 gevormd door kaken 506 en 518. Het is van waarde om op te merken dat gebogen gedeelte 604 van eerste koppelvlakelement 600 enigszins vorm kan worden gegeven om contact met kaken 506 en 518 te verbeteren. De houder kan eerste koppelvlakelement 600 in alle lineaire 25 richtingen inperken, behalve het laten buigen of strekken, met het gevolgd dat gebogen oppervlak 604 in contact komt met 1 02 62 06 - 19 hoeken 556 en 558. Het zal duidelijk zijn dat de houders voor koppelvlakelement 600 in andere gebieden van onderliggende behuizing 3 kunnen worden geplaatst en dat dit toch binnen het kader van de uitvinding valt.
5 In één uitvoering kan eerste koppelvlakelement 600 kracht overbrengen van stift 8 om lineaire klem 500 langs lijn 540 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Wanneer stift 8 langs lijn 702 in kracht op eerste koppelvlakelement 600 voorziet, kan eerste koppelvlakelement 600 zich naar 10 lineaire klem 500 verplaatsen. De verplaatsing kan gebogen gedeelte 604 zich naar open kaakgebied 538 doen verplaatsen. Gebogen gedeelte 604 kan daardoor op ongeveer hetzelfde moment in contact komen met hoeken 556 en 558 van kaken 518 respectievelijk 506. Op deze wijze kan eerste 15 koppelvlakelement 600 de kracht overdragen van stift 8 langs lijn 702 naar lineaire klem 500 langs lijn 540. Het krachtoverdrachtsproces resulteert in het verplaatsen van lineaire klem 500 in lineaire richting 542A. De verplaatsing in lineaire richting 542A kan ook worden gefaciliteerd door 20 het geleiderkoppelvlak, als geleiderposten 302 en 304 lineaire klem 500 langs sleuven 508 respectievelijk 520 geleiden. De lineaire verplaatsing zal pingroef 4C van opening 504 ontkoppelen door ontkoppelingspunten 512 en 516.
Het is van waarde om op te merken dat drukpunt 609, 25 dat het strekken van eerste koppelvlakelement 600 veroorzaakt, zich niet noodzakelijkerwijs rechtstreeks 1026206“ 20 tegenover het open kaakgebied hoeft te bevinden, doch door een bepaalde afstand (X) verschoven kan zijn en toch voldoende druk in het open kaakgebied kan uitoefenen om lineaire klem 500 langs lijn 540 in lineaire richting 542A te 5 verplaatsen. De bepaalde afstand X kan variëren in overeenstemming met bepaalde kenmerken van het koppelvlakelement, zoals lengte, montagepunten en flexibiliteit. Gegeven de kenmerken van eerste koppelvlakelement 600, kan X bijvoorbeeld circa 0,15 inch 10 zijn.
In één uitvoering kan de lineaire verplaatsing pinlichaam 4B ontkoppelen van opening 504. Eerste koppelvlakelement 600 kan de kracht van stift 8 langs lijn 702 overbrengen naar kracht langs lijn 540. De overgebrachte 15 kracht verplaatst lineaire klem 500 in lineaire richting 542A. De lineaire verplaatsing doet kaken 506 en 518 voldoende strekken om pingroef 4C te ontkoppelen van opening 504 door ontkoppelingspunten 512 en 516 in open kaakgebied 538. Pin 4 kan dan in een verticale richting worden geheven 20 om deze van plaatlichaam IA te scheiden.
Gedurende lineaire verplaatsing van klemlichaam 524 als een gevolg van de in het vlak liggende kracht uitgeoefend door stift 8, wordt verlengde veerarm 502, ongeveer bij punt 560, tegen steunpunt 312 gecomprimeerd. Aangezien rand 502 25 uit het vlak met klemlichaam 524 ligt, verplaatst einde 534 zich onder klemlichaam 524 en in verzonken gebied 308. Nadat 102 6^00- 21 pin 4 van plaatlichaam IA is gescheiden, kan stift 8 van kanaal 7 worden verwijderd. Dit ontkoppelt de stift van eerste koppelvlakelement 600 en klemlichaam 524 als stift 8 uit kanaal 7 wordt weggenomen. De kracht op lineaire klem 500 5 wordt derhalve opgeheven, en verlengde veerarm 502 zet uit. Dit doet lineaire klem 500 zich in lineaire richting 542B verplaatsen. Lineaire klem 500 wordt daardoor via het aangrijpen van sleuven 508 en 520 tegen steunpunten 302A en 304A naar zijn oorspronkelijke positie teruggebracht, en 10 eerste koppelvlakelement 600 keert naar zijn rechte, initiële positie terug. Lineaire klem 500 kan zich thans in de juiste positie bevinden voor het opnieuw binnenkomen van pinlichaam 4B om een ander artikel aan beveiligingsplaatje 1 te bevestigen.
15 De hoeveelheid lineaire verplaatsing voor een bepaalde uitvoering kan afhankelijk van verscheidene factoren variëren, zoals de diameter van pingroef 4C, de diameter van opening 504, de breedte van het open kaakgebied, de diameter van pinlichaam 4B, enzovoort. De hoeveelheid lineaire 20 verplaatsing kan bijvoorbeeld enigszins meer zijn dan de straal van de pingroef, of circa 0,025 inch, om pingroef 4C in het open kaakgebied te ontkoppelen. In sommige gevallen kan het wenselijk zijn een grotere hoeveelheid lineaire verplaatsing te hebben, ten einde ervoor te zorgen dat 25 pinlichaam 4B niet in hoofdzaak met kaken 506 en 518 interfereert gedurende verticale verplaatsing van pin 4, 1 0262 06" 22 d.w.z. wanneer weggenomen uit plaatlichaam IA. In één uitvoering is de initiële positie voor lineaire klem 500 bijvoorbeeld zodanig dat de stift bij zijn maximale uitbreiding lineaire klem 500 lineair verplaatst tussen 0,045 5 en 0,065 inch tegen de voorspanning van verlengde veerarm 502, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Om dit te bereiken kunnen sleuven 508 en 520 in samenhang met rails 302 en 304 worden geconstrueerd om niet slechts lineaire verplaatsing van lineaire klem 500 in 10 richting 542B te beperken om de initiële positie te definiëren, doch ook om de lineaire verplaatsing van lineaire klem 500 in richting 542A te beperken om in een gewenste speling voor pinlichaam 4B in open kaakgebied 538 te voorzien. Het zal duidelijk zijn dat deze techniek ook van 15 toepassing kan zijn op alle uitvoeringen die hierin worden besproken.
FIG. 8 illustreert een perspectivisch aanzicht van een tweede koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 8 illustreert een tweede 20 koppelvlakelement 800. In één uitvoering kan tweede koppelvlakelement 800 een rechthoekvormig stuk plat materiaal omvatten, zoals staal met een hoogte van circa 0,2 inch, een lengte van circa 0,7 inch en een dikte van circa 0,03 inch.
Verder omvat het een platte zijde 806 met een 25 gebogen gedeelte 802 en een scharnierelement 804. In één uitvoering kan scharnierelement 804 bijvoorbeeld een flens i j 1 02 62 00-’ 23 zijn. Soortgelijk aan eerste koppelvlakelement 600 kan tweede koppelvlakelement 800 met lineaire klem 500 en soortgelijke lineaire klembeperkingen worden gebruikt. Anders dan eerste koppelvlakelement 600 is tweede koppelvlakelement 800 niet 5 flexibel, en aan één einde gemonteerd zodat het als een poortdeur opent. Tweede koppelvlakelement 800 wordt onder verwijzing naar FIG. 9 in meer detail besproken.
FIG. 9 illustreert een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje 1 10 met een lineaire klem en tweede koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 9 illustreert lineaire klem 500 en tweede koppelvlakelement 800 aangebracht binnen onderliggende behuizing 3. Soortgelijk aan de andere koppelvlakelementen kan tweede koppelvlakelement 15 800 met lineaire klem 500 en soortgelijke lineaire klembeperkingen worden gebruikt
Zoals getoond in FIG. 9 kan tweede koppelvlakelement 800 in onderliggende behuizing 3 worden ingevoegd. Meer in het bijzonder kan tweede koppelvlakelement 20 800 zodanig worden aangebracht dat plat oppervlak 806 loodrecht op rand 510 van lineaire klem 500 staat, en de 0,2 inch dimensie bij benadering op rand 510 is gecentreerd.
Einde 804 van tweede koppelvlakelement 800 kan door houder 902 op onderliggende behuizing 3 worden aangebracht. Tweede 25 koppelvlakelement 800 kan bij het aangebrachte einde draaien. Het kan buiten punt 906 draaien, dat ongeveer daar ligt waar 1 0262 06 " 24 stift 8 contact maakt met element 800 om in kracht te voorzien. Tweede koppelvlakelement 800 kan in alle lineaire richtingen door onderliggende behuizing 3 en bovenliggende behuizing 2 worden ingeperkt, behalve voor het mogelijk maken 5 van een kleine rotatiebeweging om in open kaakgebied 538 tegen rand 510 te drukken.
Wanneer lineaire klem 500 zich in de initiële positie bevindt, kan tweede koppelvlakelement 800 zich los tussen rand 510 en wand 7A bevinden. Voorts kan tweede 10 koppelvlakelement 800 zich ongeveer evenwijdig aan rand 510 bevinden. Gebogen gedeelte 802 van tweede koppelvlakelement 800 kan lineaire klem 500 raken, doch behoeft niet noodzakelijkerwijs druk uit te oefenen terwijl dit zich in de initiële positie bevindt. Gebogen gedeelte 802 kan worden 15 uitgelijnd tegenover open kaakgebied 538, en kan vorm worden gegeven om contact met hoeken 556 en 558 van open kaakgebied 538 te optimaliseren.
In één uitvoering kan tweede koppelvlakelement 800 kracht overbrengen van stift 8 om lineaire klem 500 langs 20 lijn 540 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Wanneer stift 8 in de richting van rand 510 langs lijn 904 in kracht op tweede koppelvlakelement 800 voorziet, kan tweede koppelvlakelement 800 zich naar lineaire klem 500 verplaatsen. De verplaatsing kan gebogen gedeelte 802 zich in 25 open kaakgebied 538 doen verplaatsen en op ongeveer hetzelfde moment in contact doen komen met hoeken 556 en 558 van kaken 1 02 62 06 - 25 518 respectievelijk 506. Op deze wijze kan tweede koppelvlakelement 800 kracht overdragen van stift 8 langs lijn 904 naar lineaire klem 500 langs lijn 540. Het krachtoverdrachtsproces kan resulteren in het verplaatsen van 5 lineaire klem 500 in lineaire richting 542A. De verplaatsing in lineaire richting 542A kan ook worden gefaciliteerd door het geleiderkoppelvlak, als geleiderposten 302 en 304 lineaire klem 500 langs sleuven 508 respectievelijk 520 geleiden. De lineaire verplaatsing kan pingroef 4C van 10 opening 504 ontkoppelen door ontkoppelingspunten 512 en 516.
Zoals eerder besproken kan de hoeveelheid lineaire verplaatsing variëren. In één uitvoering kan lineaire klem 500 zich bijvoorbeeld tussen 0,045 en 0,065 inch verplaatsen, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn.
15 Wanneer stift 8 wordt weggenomen, brengt gecomprimeerde verlengde veerarm 502 lineaire klem 500 terug naar zijn initiële positie, welke op zijn beurt tweede koppelvlakelement 800 in zijn initiële positie terugdrukt.
FIG. 10 illustreert een perspectivisch aanzicht van 20 een derde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 10 illustreert een derde koppelvlakelement 1000. In één uitvoering kan derde koppelvlakelement 1000 een rechthoekvormig stuk plat materiaal zijn, zoals staal met een hoogte van circa 0,2 25 inch, een lengte van circa 0,8 inch en een dikte van circa 0,03 inch. Meer in het bijzonder kan derde koppelvlakelement 1 02 6206 - _ _ . ______ 26 1000 ook een einde 1002 met een scharnierelement 1014 omvatten. In één uitvoering kan scharnierelement 1014 bijvoorbeeld een flens zijn. Derde koppelvlakelement kan ook een gebogen gedeelte 1004 omvatten, een einde 1006, een plat 5 oppervlak 1008, een eerste gedeelte 1010, een tweede gedeelte 1012 en een flens 1014. Eerste gedeelte 1010 strekt zich in een eerste lineaire richting uit, terwijl tweede gedeelte 1012 zich in een tweede lineaire richting onder een hoek met de eerste lineaire richting kan uitstrekken. In één 10 uitvoering kan de hoek 30 graden zijn, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Soortgelijk aan de andere koppelvlakelement en kan derde koppelvlakelement 1000 met lineaire klem 500 en soortgelijke lineaire klembeperkingen worden gebruikt. Derde koppelvlakelement 1000 wordt onder 15 verwijzing naar FIG. 11 in meer detail besproken.
FIG. 11 illustreert een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van beveiligingsplaatje 1 met een lineaire klem en een derde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 11 20 illustreert lineaire klem 500 en derde koppelvlakelement 1000 aangebracht binnen onderliggende behuizing 3. Soortgelijk aan de andere koppelvlakelementen kan derde koppelvlakelement 1000 met lineaire klem 500 en soortgelijke lineaire klembeperkingen worden gebruikt. Soortgelijk aan tweede 25 koppelvlakelement 800 is derde koppelvlakelement 1000 niet flexibel en wordt bij slechts één einde aangebracht.
1 026206- _____— _____ “ _" 27
Zoals getoond in FIG. 11 kan derde koppelvlakelement 1000 in onderliggende behuizing 3 worden ingevoegd. Meer in het bijzonder kan flens 1014 van derde koppelvlakelement 1000 in onderliggende behuizing 3 tussen 5 wand 7A en steunpunten 1106 en 1108 worden aangebracht. Na montage staat plat oppervlak 1008 van eerste gedeelte 1010 loodrecht op de platte kant van rand 510, en de 0,2 dimensie is ongeveer op rand 510 gecentreerd. Gebogen gedeelte 1004 kan tegenover open kaakgebied 538 liggen gecreëerd door 10 kaken 506 en 518, en kan vorm worden gegeven om op ongeveer | hetzelfde moment het contact met hoeken 556 en 558 van kaken 506 respectievelijk 518 te optimaliseren. Tweede gedeelte 1012 kan weg van rand 510 worden gebogen bij een hoek van ongeveer 30 graden, en bevindt zich circa 0,3 inch van einde 15 1006 naast het open kaakgebied. In de initiële positie bevindt eerste gedeelte 1010 zich los tussen rand 510 en wand | 7A. Eerste gedeelte 1010 kan in hoofdzaak evenwijdig aan rand j 510 zijn, en gebogen gedeelte 1004 kan zich in aanraking met lineaire klem 500 bevinden, doch dit behoeft in de initiële 20 positie niet noodzakelijkerwijs enige druk uit te oefenen. Derde koppelvlakelement 1000 wordt in alle lineaire richtingen door onderliggende behuizing 3 en bovenliggende behuizing 2 ingeperkt, behalve voor het mogelijk maken van een kleine rotatiebeweging om tegen hoeken 556 en 558 te 25 drukken.
10262 06- 28
In één uitvoering brengt derde koppelvlakelement 1000 kracht over van stift 8 om lineaire klem 500 langs lijn 540 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Gedurende het proces van losmaken maakt stift 8 bij punt 1102contact met 5 tweede gedeelte 1012. Wanneer stift 8 kracht uitoefent op tweede gedeelte 1012 langs lijn 1104, kan derde koppelvlakelement 1000 rondom flens 1014 draaien, waardoor gebogen gedeelte 1004 met hoeken 556 en 558 in contact wordt gebracht. Op deze wijze kan de kracht langs lijn 1104 worden 10 overgedragen om kaakgebied 538 langs lijn 540 te openen De kracht verplaatst lineaire klem 500 langs lijn 540 in een lineaire richting 542A. De lineaire verplaatsing kan pingroef 4C van opening 504 ontkoppelen door ontkoppelingspunten 512 en 516, en pin 4 kan van open kaakgebied 538 worden 15 verwijderd.
Zoals eerder besproken kan de hoeveelheid lineaire verplaatsing variëren. In één uitvoering kan lineaire klem 500 zich bijvoorbeeld tussen 0,045 en 0,065 inch verplaatsen, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn.
20 Wanneer stift 8 wordt weggenomen, retourneert gecomprimeerde verlengde veerarm 502 lineaire klem 500 naar zijn initiële positie, welke op zijn beurt derde koppelvlakelement 1000 naar zijn initiële positie terugduwt.
FIG. 12 illustreert een perspectivisch aanzicht van 25 een vierde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 12 illustreert een vierde 1 0262 06- 29 koppelvlakelement 1200. In één uitvoering omvat vierde koppelvlakelement 1200 een einde 1202, een einde 1204, een plat oppervlak 1206, een scharnier 1208 en een scharnier 1210. Scharnieren 1208 en 1210 kunnen bijvoorbeeld worden 5 gebruikt om vierde koppelvlakelement 1200 rondom een draaias 1212 te laten draaien. Vierde koppelvlakelement 500 wordt onder verwijzing naar FIG. 13 in meer detail besproken.
FIG. 13 illustreert een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje 1 10 met een lineaire klem en een vierde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 13 illustreert lineaire klem 500 en vierde koppelvlakelement 1200 aangebracht binnen onderliggende behuizing 3.
Soortgelijk aan de andere koppelvlakelementen kan vierde 15 koppelvlakelement 1200 met lineaire klem 500 en soortgelijke lineaire klembeperkingen worden gebruikt.
Zoals getoond in FIG. 13 kan vierde koppelvlakelement 1200 in onderliggende behuizing 3 worden aangebracht. In één uitvoering kan vierde koppelvlakelement 20 1200 een rechthoekvormig stuk plat materiaal zijn zoals staal dat op een lange rand draait met draaias 1212 evenwijdig aan rand 510. Vierde koppelvlakelement 1200 kan 0,025 inch dik zijn. De lengte kan de lengte van rand 510 benaderen, hoewel deze langer kan zijn, en kan een hoogte van circa 0,23 inch 25 hebben. Draaias 1212 ligt circa 0,2 inch onder de platte kant van rand 510 en circa 0,02 inch binnen de platte kant langs 1 02 62 06 - 30 rand 510. Rotatie van vierde koppelvlakelement 1200 om draaias 1212 is los ingeperkt wand 7A en rand 510. De initiële positie van vierde koppelvlakelement 1200 kan tegen rand 510 zijn, langs zijn gehele lengte circa 0,03 inch van 5 de bovenkant van vierde koppelvlakelement 1200. Op alternatieve wijze kan de initiële positie van vierde koppelvlakelement 1200 tegen wand 7A zijn, waardoor de contactlijn van rand 510 zich bijvoorbeeld circa 0,01 inch weg van rand 510 kan bevinden. Het zal duidelijk zijn dat de 10 initiële positie ook overal tussen wand 7A en rand 510 kan liggen. Laterale inperking van vierde koppelvlakelement 1200 kan worden gerealiseerd door gebruik.te maken van kunststof behuizinghouders 1308 en 1306 van onderliggende behuizing 3 om scharnieren 1210 respectievelijk 1208 te houden. Verticale 15 inperking kan worden gerealiseerd door uitsteeksels van de bovenliggende behuizing die in de onderliggende behuizing los over scharnieren 1210 en 1208 passen. Op alternatieve wijze kan verticale inperking van vierde koppelvlakelement 1200 worden gerealiseerd door een deel van vierde 20 koppelvlakelement 1200 onder of om rand 510 te plaatsen. Dit kan worden geïllustreerd door flenzen 1214 en 1216, zoals getoond in FIG. 12A. In één uitvoering dient vierde koppelvlakelement 1200 draaibaar te zijn van het steunpunt tot bijvoorbeeld circa 0,065 inch voorbij de initiële positie 25 van rand 510.
1 02 62 06 " 31
In één uitvoering brengt vierde koppelvlakelement 1200 kracht over van stift 8 om lineaire klem 500 langs lijn 540 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Gedurende het ontkoppelingsproces maakt stift 8 bij punt 1302contact met 5 vierde koppelvlakelement 1200. Stift 8 kan bij punt 1302 langs lijn 1304 in kracht voorzien, waardoor deze langs draaias 1212 draait en contact maakt met rand 510. Verdere verplaatsing van stift 8 kan vierde koppelvlakelement 1200 gelijkmatig tegen rand 510 drukken, waardoor lineaire klem 10 500 in lineaire richting 542A wordt verplaatst. Op deze wijze kan vierde koppelvlakelement 1200 langs lijn 1304 kracht overbrengen naar lijn 540. De kracht verplaatst lineaire klem 500 langs lijn 540 in een lineaire richting 542A. De lineaire verplaatsing kan pinlichaam 4B van opening 504 ontkoppelen 15 door ontkoppelingspunten 512 en 516, en pin 4 van open kaakgebied 538 kan worden verwijderd.
Zoals eerder besproken kan de hoeveelheid lineaire verplaatsing variëren. In één uitvoering kan lineaire klem 500 zich bijvoorbeeld tussen 0,045 en 0,065 inch verplaatsen, 20 hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn.
Wanneer stift 8 wordt weggenomen, retourneert gecomprimeerde verlengde veerarm 502 lineaire klem 500 naar zijn initiële positie, welke op zijn beurt vierde koppelvlakelement 1200 terug naar zijn initiële positie duwt.
25 FIG. 14 illustreert een explosieaanzicht van een tweede lineaire klem gebruikt in het beveiligingsplaatje van 1 02 62 06 " 32 FIG. 1 in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 14 illustreert een tweede lineaire klem 1400. Tweede lineaire klem 1400 is soortgelijk in structuur, inperkingen, steunen, positionering en werking als eerste 5 lineaire klem 500. Meer in het bijzonder komen elementen 502, 504, 506, 508, 510, 512, 514, 516, 518, 520, 522, 524, 526, 528, 530, 532, 534, 538, 540, 542, 550 en 552 in hoofdzaak overeen met elementen 1402, 1404, 1406, 1408, 1410, 1412, 1414, 1416, 1418, 1420, 1422, 1424, 1426, 1428, 1430, 1432, 10 1434, 1438, 1440, 1442, 1450 respectievelijk 1452.
In één uitvoering kan tweede lineaire klem 1400 mede ook een pin-houdend lichaam 1436 omvatten. Pin-houdend lichaam kan voorts ook een brug omvatten. De brug kan een sectie van materiaal zijn die over open kaakgebied 1438 wordt 15 geplaatst. De brug kan op een aantal wijzen worden geëffectueerd om voldoende grootte en brugsterkte van het open kaakgebied voor een gegeven toepassing te verkrijgen. De desbetreffende brugoplossing kan afhankelijk van een aantal factoren variëren, zoals de afstand tussen de kaken, het open 20 kaakgebied, het type en de flexibiliteit van het materiaal, het contactoppervlak van de stift, de vorm van de brug, enzovoort. De vorm van de brug kan bijvoorbeeld elk gewenste vorm zijn, zoals recht, volgens contouren uitgevoerd, concaaf, convex, enzovoort. Het open kaakgebied dient 25 voldoende groot te zijn om niet met pinlichaam 4B te interfereren wanneer stift 8 de maximale extensie heeft. Dit 1 026206- 33 heeft het voordeel dat in hoofdzaak één punt van contact wordt gewaarborgd met eventueel toegevoegde koppelvlakelementen en de brug. Het punt van contact kan langs lijn 540 zijn, of ongeveer het midden van de brug.
5 In één uitvoering kan de brug bijvoorbeeld in twee brugstukken worden verdeeld, waarbij elk stuk aan één einde aan elke kaak is bevestigd, en met gespatieerde, tegenover elkaar liggende randen bij het andere einde. Dit kan tot gevolg hebben dat de brug een nauwe kloof heeft door zijn 10 midden, loodrecht op sleuf 1414 langs lijn 540.
In één uitvoering kan pin-houdend lichaam 1436 verder-een.brug--.1456 omvatten. Brug 1.4.56-kan. een massief stuk materiaal zijn, zoals getoond in FIG. 14. Brug 1456 kan een paar rechte gedeelten 1460 en 1462 omvatten die evenwijdig 15 aan sleuf 1414 lopen. Brug 1456 kan voorts een gebogen gedeelte 1458 omvatten. Gebogen gedeelte 1458 kan zich bijvoorbeeld weg van open kaakgebied 1438 uitstrekken. Rechte gedeelten 1460 en 1462, gecombineerd met gebogen gedeelte 1458, kunnen een sleuf 1454 vormen. Sleuf 1454 kan ongeveer 20 evenwijdig zijn aan bijvoorbeeld sleuf 1414.
In één uitvoering kan gebogen gedeelte 1458 worden ingesteld om contact te optimaliseren met een contactoppervlak van een structuur, waardoor in kracht naar lineaire klem 1400 wordt voorzien. De structuur kan 25 bijvoorbeeld einde 8A van stift 8 zijn. In een ander voorbeeld kan de structuur een koppelvlakelement zijn. Het 1 02 62 06 - 34 zal duidelijk zijn dat tweede lineaire klem 1400 met beveiligingsplaatje 1 en elk van de koppel vlake lemen ten die hierin openbaar zijn gemaakt kan worden gebruikt. Met sommige koppelvlakelementen kan brug 1456 modificatie behoeven om 5 optimaal contact tussen het koppelvlakelement en lineaire klem 1400 te waarborgen, alsook om te waarborgen dat de hoeveelheid lineaire verplaatsing binnen de gewenste ontwerpbeperkingen past.
FIG. 15 illustreert een perspectivisch aanzicht van 10 een vijfde koppelvlakelement in overeenstemming met één j uitvoering van de uitvinding. FIG. 15 illustreert een vijfde i koppelvlakelement 1500. Vijfde koppelvlakelement 1500 kan soortgelijk zijn aan bijvoorbeeld derde koppelvlakelement 1000. Anders dan derde koppelvlakelement 1000 heeft vijfde 15 koppelvlakelement 1500 echter geen gebogen gedeelte 1004. De functie van gebogen gedeelte 1004 kan bijvoorbeeld door brug 1456 worden uitgevoerd.
In één uitvoering kan vijfde koppelvlakelement 1500 een rechthoekvormig stuk plat materiaal zijn, zoals staal met 20 een hoogte van circa 0,2 inch, een lengte van circa 0,8 inch en een dikte van circa 0,03 inch. Meer in het bijzonder kan vijfde koppelvlakelement 1500 een einde 1502 met een scharnierelement 1514 omvatten. In één uitvoering kan scharnierelement 1514 bijvoorbeeld een flens zijn. Vijfde 25 koppelvlakelement 1500 kan voorts een einde 1506, een plat oppervlak 1508, een eerste gedeelte 1510, een tweede gedeelte 1 02 62 06 “ 35 1512 en een flens 1514 omvatten. Eerste gedeelte 1510 strekt zich in een eerste lineaire richting uit, terwijl tweede gedeelte 1512 zich in een tweede lineaire richting onder een hoek met de eerste lineaire richting kan uitstrekken. In één 5 uitvoering kan de hoek 30 graden zijn, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Soortgelijk aan de andere koppelvlakelementen kan vijfde koppelvlakelement 1500 met lineaire klem 1400 en soortgelijke lineaire klembeperkingen worden gebruikt. Vijfde koppelvlakelement 1500 wordt onder 10 verwijzing naar FIG. 16 in meer detail besproken.
FIG. 16 illustreert een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van beveiligingsplaatje 1 met een tweede lineaire klem en een vijfde koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 16 15 illustreert lineaire klem 1400 en vijfde koppelvlakelement 1500 aangebracht binnen onderliggende behuizing 3. Vijfde koppelvlakelement 1500 kan met lineaire klem 1400 en soortgelijke lineaire klembeperkingen worden gebruikt als besproken onder verwijzing naar lineaire klem 500.
20 Soortgelijk aan derde koppelvlakelement 1000 is vijfde koppelvlakelement 1500 niet flexibel en slechts bij één einde aangebracht.
Zoals getoond in FIG. 16 kan vijfde koppelvlakelement 1500 in onderliggende behuizing 3 worden 25 ingevoegd. Meer in het bijzonder kan flens 1514 van vijfde koppelvlakelement 1500 in onderliggende behuizing 3 tussen 1 02 62 06“ 36 wand 7A en steunpunten 1606 en 1608 worden aangebracht. Na montage staat plat oppervlak 1508 van eerste gedeelte 1510 loodrecht op de platte kant van rand 1410, en de 0,2 dimensie is ongeveer gecentreerd op rand 1410. Gebogen gedeelte 1458 5 van brug 1456 kan ook contact maken met plat oppervlak 1508 van eerste gedeelte 1510. Gebogen gedeelte 1458 kan vorm worden gegeven om het contact met plat oppervlak 1508 gedurende het krachtoverdrachtsproces te optimaliseren.
Tweede gedeelte 1512 kan weg van rand 1410 worden gebogen bij 10 een hoek van ongeveer 30 graden, en bevindt zich ongeveer 0,3 inch van einde 1506 naast het open kaakgebied. In de initiële positie bevindt eerste gedeelte 1510 zich los tussen rand 1410 en wand 7A. Eerste gedeelte 1510 is in hoofdzaak evenwijdig aan rand 1410, en kan brug 1456 raken, doch dit 15 behoeft in de initiële positie niet noodzakelijkerwijs enige druk uit te oefenen. Vijfde koppelvlakelement 1500 is in alle lineaire richtingen ingeperkt door onderliggende behuizing 3 en bovenliggende behuizing 2, behalve voor het mogelijk maken van een kleine rotatiebeweging om tegen gebogen gedeelte 1458 20 van brug 1456 te drukken.
In één uitvoering brengt vijfde koppelvlakelement 1500 kracht over van stift 8 om lineaire klem 1400 langs lijn 540 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Gedurende het proces van losmaken maakt stift 8 contact met tweede gedeelte 25 1512 bij punt 1602. Wanneer stift 8 op tweede gedeelte 1512 langs lijn 1604 kracht uitoefent, kan vijfde 1 026206- 37 koppelvlakelement 1500 rondom flens 1514 draaien, waardoor plat oppervlak 1508 in contact met gebogen gedeelte 1458 van brug 1456 wordt gebracht. Op deze wijze kan de kracht langs lijn 1604 worden overgedragen naar lineaire klem 1400 langs 5 lijn 540. De kracht verplaatst lineaire klem 1400 langs lijn 540 in een lineaire richting 542A. De lineaire verplaatsing kan pingroef 4C van opening 1404 ontkoppelen door ontkoppelingspunten 1412 en 1416, en pin 4 kan van open kaakgebied 1438 worden verwijderd.
10 Zoals eerder besproken kan de hoeveelheid lineaire verplaatsing variëren. In één uitvoering kan lineaire klem 1400 zich bijvoorbeeld tussen 0,045 en 0,065 inch verplaatsen, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Wanneer stift 8 wordt weggenomen, retourneert 15 gecomprimeerde verlengde veerarm 1402 lineaire klem 1400 naar zijn initiële positie, welke op zijn beurt vijfde koppelvlakelement 1500 terug naar zijn initiële positie duwt.
FIG. 17 illustreert een perspectivisch aanzicht van een zesde koppelvlakelement in overeenstemming met één 20 uitvoering van de uitvinding. FIG. 17 illustreert een zesde koppelvlakelement 1700. Zesde koppelvlakelement 1700 kan soortgelijk zijn aan bijvoorbeeld tweede koppelvlakelement 800. Anders dan tweede koppelvlakelement 800, heeft zesde koppelvlakelement 1700 echter geen gebogen gedeelte 802. De 25 functie van gebogen gedeelte 802 kan bijvoorbeeld door brug 1456 worden uitgevoerd.
1 026206- 38
In één uitvoering kan zesde koppelvlakelement 1700 een rechthoekvormig stuk plat materiaal omvatten, zoals staal met een hoogte van circa 0,2 inch, een lengte van circa 0,7 inch en een dikte van circa 0,03 inch. Voorts kan het een 5 platte zijde 1704 omvatten met einden 1702 en 1706. Einde 1706 kan voorts een scharnierelement 1708 omvatten. In één uitvoering kan scharnierelement 1708 bijvoorbeeld een flens zijn. Zesde koppelvlakelement 1700 is niet flexibel, en is bij één einde aangebracht zodat het als een poortdeur 10 openzwaait. Zesde koppelvlakelement 1700 wordt onder verwijzing naar FIG. 18 in meer detail besproken.
___ .FIG—18-illustreert een _aanzicht_.van het inwendige van de onderliggende behuizing van het beveiligingsplaatje 1 met een tweede lineaire klem en zesde koppelvlakelement in 15 overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 18 illustreert lineaire klem 1400 en zesde koppelvlakelement 1700 aangebracht binnen onderliggende behuizing 3.
Soortgelijk aan de andere koppelvlakelementen kan zesde koppelvlakelement 1700 met lineaire klem 1400 en soortgelijke 20 lineaire klembeperkingen worden gebruikt.
Zoals getoond in FIG. 18 kan zesde koppelvlakelement 1700 in onderliggende behuizing 3 worden ingevoegd. Meer in het bijzonder kan zesde koppelvlakelement 1700 zodanig worden aangebracht dat plat oppervlak 1704 25 loodrecht op rand 1410 van lineaire klem 1400 staat, en de 0,2 inch dimensie bij benadering op rand 1410 is gecentreerd.
1 0262Q6- 39
Flens 1708 van einde 1706 kan door houder 1802 op onderliggende behuizing 3 worden aangebracht. Zesde koppelvlakelement 1700 kan bij het aangebrachte einde draaien. Zesde koppelvlakelement 1700 kan in alle lineaire 5 richtingen door onderliggende behuizing 3 en bovenliggende behuizing 2 worden ingeperkt, behalve voor het mogelijk maken van een kleine rotatiebeweging om buitenoppervlak 1704 tegen gebogen gedeelte 1458 van brug 1456 te drukken.
Wanneer lineaire klem 1400 zich in de initiële 10 positie bevindt, kan zesde koppelvlakelement 1700 zich los tussen brug 1456 en wand 7A bevinden. Voorts kan zesde .koppelvlakelement 1700 ongeveer evenwijdig zijn aan rand 1410 en brug 1456 raken, doch oefent het niet noodzakelijkerwijs druk uit terwijl het zich in de initiële positie bevindt.
15 Einde 1702 kan worden uitgelijnd tegenover gebogen gedeelte 1458, dat vorm kan worden gegeven om gedurende het krachtoverbrengingproces contact met oppervlak 1704 te optimaliseren.
In één uitvoering kan zesde koppelvlakelement 1700 20 kracht overbrengen van stift 8 lineaire klem 1400 langs lijn 540 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Wanneer stift 8 zesde koppelvlakelement 1700 in de richting van rand 1410 langs lijn 1804 van kracht voorziet, kan zesde koppelvlakelement 1700 de kracht naar brug 1456 overbrengen. 25 De overdracht kan in een resulterende kracht langs lijn 540 voorzien, waardoor lineaire klem 1400 in lineaire richting 1 02 62 06 ~ 40 542A wordt geduwd. De lineaire verplaatsing kan pingroef 4C van opening 1404 ontkoppelen door ontkoppelingspunten 1412 en 1416.
Zoals eerder besproken kan de hoeveelheid lineaire 5 verplaatsing variëren. In één uitvoering kan lineaire klem 1400 zich bijvoorbeeld tussen 0,045 en 0,065 inch verplaatsen, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Wanneer stift 8 wordt weggenomen, retourneert gecomprimeerd verlengde veerarm 1402 lineaire klem 1400 naar 10 zijn initiële positie, welke op zijn beurt zesde koppelvlakelement 1700 terug naar zijn initiële positie duwt.
FIG. 19 illustreert een perspectivisch aanzicht voor een zevende koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 19 illustreert een zevende j 15 koppelvlakelement 1900. Zevende koppelvlakelement 1900 kan soortgelijk zijn aan bijvoorbeeld eerste koppelvlakelement 600. Anders dan eerste koppelvlakelement 600 heeft zevende koppelvlakelement 1900 echter geen gebogen gedeelte 604. De door gebogen gedeelte 604 uitgevoerde functie kan door brug 20 1456 worden uitgevoerd.
In één uitvoering omvat zevende koppelvlakelement 1900 een flexibele, rechthoekige, platte veerstaal welke een soortgelijke vorm heeft als verlengde veerarm 1402. Verder omvat het een platte zijde 1904 met einden 1902 en 1906. In 25 één uitvoering kan zevende koppelvlakelement 1900 een lengte hebben van circa één inch, een hoogte van circa 0,2 inch en 1 0262 06- 41 een dikte van circa 0,015 inch, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn.
In één uitvoering kan zevende koppelvlakelement 1900 worden gebruikt om behulpzaam te zijn bij het 5 overbrengen van kracht van stift 8 naar lineaire klem 1400.
De overgebrachte kracht kan behulpzaam zijn om lineaire klem 1400 gedurende het proces van het losmaken van beveiligingsklem 1 van artikel 51 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Zevende koppelvlakelement 1900 kan onder 10 verwijzing naar FIG. 20 in meer detail worden besproken.
FIG. 20 illustreert een aanzicht van het inwendige van de onderliggende behuizing van beveiligingsplaatje 1 met een tweede lineaire klem en zevende koppelvlakelement in overeenstemming met één uitvoering van de uitvinding. FIG. 20 15 illustreert lineaire klem 1400 en zevende koppelvlakelement 1900 zoals aangebracht binnen onderliggende behuizing 3. Lineaire klem 1400 en zevende koppelvlakelement 1900 zijn binnen onderliggende behuizing 3 aangebracht om verplaatsing van lineaire klem 1400 in lineaire richting 542A te 20 faciliteren in responsie op een externe kracht, zoals bijvoorbeeld gegenereerd door stift 8.
Zoals getoond in FIG. 20 kan zevende koppelvlakelement 1900 in onderliggende behuizing 3 worden ingevoegd. Einde 1906 kan los in houder 314 worden ingevoegd, 25 en einde 1902 kan los worden ingevoegd in een sleuf gevormd door wanden 316 en 7A, alsmede steunpunt 317, zoals getoond.
1 026206- 42
De houder richt oppervlak 1904 tegen of bijna tegen het midden van brug 1456, zodanig dat oppervlak 1904 loodrecht op rand 1410 staat en de 0,2 inch dimensie van oppervlak 1904 bij benadering op rand 1410 is gecentreerd. De houder kan 5 zevende koppelvlakelement 1900 in alle lineaire richtingen inperken, behalve dat buigen of strekken tegen brug 1456 wordt toegestaan. Het zal duidelijk zijn dat de houders voor zevende koppelvlakelement 1900 in andere gebieden van onderliggende behuizing 3 kunnen worden geplaatst en dat dit 10 toch binnen het kader van de uitvinding valt.
In één uitvoering brengt zevende koppelvlakelement 1900 kracht, over van.stift 8 om lineaire klem 1400 langs lijn 540 in lineaire richting 542A te verplaatsen. Stift 8 kan ongeveer bij punt 2009 contact maken met zevende 15 koppelvlakelement 1900, en langs lijn 2002 in kracht voorzien. Dit kan zevende koppelvlakelement 1900 naar gebogen gedeelte 1458 van brug 1456 doen buigen. Oppervlak 1904 kan contact maken met brug 1456 en in een resulterende kracht langs lijn 540 voorzien, hetgeen lineaire klem 1400 op het 20 geleiderkoppelvlak in lineaire richting 542A verplaatst.
In één uitvoering kan de lineaire verplaatsing pinlichaam 4B van opening 1404 ontkoppelen. Zevende koppelvlakelement 1900 kan de kracht van stift 8 langs lijn 2002 naar kracht langs lijn 540 overbrengen. De overgebrachte 25 kracht verplaatst lineaire klem 1400 in lineaire richting 542A. De lineaire verplaatsing doet kaken 1406 en 1418 1026206- 43 voldoende strekken om pingroef 4C van opening 1404 te ontkoppelen door ontkoppelingspunten 1412 en 1416 in open kaakgebied 1438. Pin 4 kan dan in een verticale richting worden geheven om het van plaatlichaam IA te scheiden.
5 Zoals eerder besproken kan de hoeveelheid lineaire verplaatsing variëren. In één uitvoering kan lineaire klem 1400 zich bijvoorbeeld tussen 0,045 en 0,065 inch verplaatsen, hoewel de uitvoeringen in deze context niet beperkt zijn. Wanneer stift 8 wordt weggenomen, retourneert 10 lineaire klem 1400 gecomprimeerd verlengde veerarm 1402 naar zijn initiële positie, welke op zijn beurt zevende —koppelvlakelement -190.0. terug naar..zijn initiële positie duwt.
Terwijl bepaalde eigenschappen van de uitvoeringen van de uitvinding zoals hierin beschreven zijn geïllustreerd, 15 zullen vele modificaties, substituties, wijzigingen en equivalenten thans bij deskundigen op het vakgebied opkomen. Het dient derhalve te worden begrepen dat de bijgevoegde conclusies zijn bedoeld om al dergelijke modificaties en wijzigingen te dekken die binnen de ware geest van de 20 uitvoeringen van de uitvinding vallen.
iÜ2 6206 -

Claims (69)

1 U2 62 06 '
1. Beveiligingsplaatje, omvattende een behuizing voor het plaatje; 5 een pinlichaam; alsmede een lineaire klem aangebracht binnen de behuizing voor het plaatje om het pinlichaam vast te houden, waarbij de lineaire klem zich in responsie op kracht in een in hoofdzaak lineaire richting dient te verplaatsen om het pinlichaam van 10 de lineaire klem te ontkoppelen.
2. Beveiligingsplaatje van conclusie 1, waarbij de lineaire klem omvat: een klemlichaam met een sleuf bij elk einde van het lichaam; 15 een veerarm bevestigd aan een eerste rand van het klemlichaam; alsmede een pin-houdend lichaam om het pinlichaam vast te houden.
3. Beveiligingsplaatje van conclusie 2, waarbij 20 het pin-houdende lichaam een eerste kaak en een tweede kaak omvat, waarbij elke kaak in gespatieerd tegenover elkaar liggende randen eindigt, waarbij de gespatieerd tegenover elkaar liggende randen een opening en een open kaakgebied in het klemlichaam vormen.
4. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, waarbij de kaken zich vanaf een gemeenschappelijke eerste rand van het klemlichaam uitstrekken.
5. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, waarbij de kaken integraal met het klemlichaam zijn gevormd.
6. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, waarbij de opening een vooraf bepaald grootte heeft om het pinlichaam 1 026206 - te ontvangen en vast te houden, alsmede een ontkoppelingssectie om het pinlichaam zich in responsie op de kracht in het open kaakgebied te laten verplaatsen.
7. Beveiligingsplaatje van conclusie 6, waarbij 5 de kaken zich in responsie op de kracht verplaatsen en het pinlichaam zich door de ontkoppelingssectie in het open kaakgebied laat verplaatsen.
8. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, waarbij een zijde van het klemlichaam een eerste vlak vormt, en een 10 zijde van het pin-houdende lichaam een in hoofdzaak aan het eerste vlak evenwijdig, tweede vlak vormt.
9. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, waarbij een eerste gedeelte van de gespatieerde, tegenover elkaar liggende randen is gebogen om een in hoofdzaak cirkelvormige 15 opening te vormen.
10. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, waarbij een tweede gedeelte van de gespatieerde, tegenover elkaar liggende randen recht zijn om het open kaakgebied te vormen, waarbij een eerste afstand tussen een eerste einde van het 20 open kaakgebied kleiner is dan een tweede afstand tussen een tweede einde van het open kaakgebied.
11. Beveiligingsplaatje van conclusie 2, waarbij elke sleuf in hoofdzaak loodrecht op een eerste vlak van het klemlichaam staat, en in de lineaire richting in hoofdzaak 25 evenwijdig aan elkaar is.
12. Beveiligingsplaatje van conclusie 11, waarbij de behuizing voor het plaatje een bovenste helft en een onderste helft omvat, en de onderste helft mede een set met de sleuven overeenkomende geleiderails omvat om de sleuven te 30 ontvangen en verplaatsing in de lineaire richting mogelijk te maken. 1 02 62 06 -
13. Beveiligingsplaatje van conclusie 2, waarbij de veerarm van een eerste positie naar een tweede positie beweegt in responsie op de kracht, en van de tweede positie naar de eerste positie beweegt wanneer de kracht eindigt.
14. Beveiligingsplaatje van conclusie 2, waarbij de veerarm omvat: een veerarmlichaam dat zich langs een eerste rand van het klemlichaam uitstrekt ; alsmede een gebogen verbinding welke de veerarmlichaam met één einde 10 van het klemlichaam verbindt.
15. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, voorts omvattende een eerste koppelvlakelement om behulpzaam te zijn bij het verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire richting. -
16. Beveiligingsplaatje van conclusie 15, waarbij het lineaire klemlichaam mede een tweede rand omvat die in hoofdzaak plat is.
17. Beveiligingsplaatje van conclusie 16, waarbij het eerste koppelvlakelement een eerste zijde omvat die in 20 hoofdzaak plat is met een daarop integraal gevormd, gebogen gedeelte, waarbij het eerste koppelvlakelement binnen het plaatlichaam is aangebracht zodat de eerste zijde loodrecht op de tweede rand staat en het gebogen gedeelte met het open kaakgebied overeenkomt, waarbij het eerste koppelvlakelement 25 door het plaatlichaam wordt ingeperkt behalve voor verplaatsing van een eerste positie naar een tweede positie tegen de tweede rand in responsie op de kracht.
18. Beveiligingsplaatje van conclusie 17, waarbij het eerste koppelvlakelement kracht ontvangt en zich van de 30 eerste positie naar de tweede positie in de richting van de tweede rand verplaatst om met het gebogen gedeelte contact te l Ü2 62 06 - maken over het open kaakgebied waardoor de lineaire klem in de lineaire richting wordt verplaatst.
19. Beveiligingsplaatje van conclusie 18, waarbij het eerste koppelvlakelement zich van de tweede positie naar 5 de eerste positie verplaatst wanneer de kracht wordt beëindigd.
20. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, voorts omvattende een tweede koppelvlakelement om behulpzaam te zijn bij het verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire 10 richting.
21. Beveiligingsplaatje van conclusie 20, waarbij het lineaire klemlichaam mede een tweede rand omvat die in hoofdzaak plat is.
22. Beveiligingsplaatje van conclusie 21, waarbij 15 het tweede koppelvlakelement een eerste zijde omvat die in hoofdzaak plat is, met een gebogen gedeelte integraal gevormd bij een eerste einde en een scharnierelement bij een tweede einde, waarbij het tweede koppelvlakelement binnen het plaatlichaam is aangebracht zodat de eerste zijde loodrecht 20 op de tweede rand staat en het gebogen gedeelte met het open kaakgebied overeenkomt, waarbij het tweede koppelvlakelement door het plaatlichaam wordt ingeperkt behalve voor verplaatsing van een eerste positie naar een tweede positie tegen de tweede rand in responsie op de kracht.
23. Beveiligingsplaatje van conclusie 22, waarbij het tweede koppelvlakelement kracht ontvangt en zich van de eerste positie naar de tweede positie in de richting van de tweede rand verplaatst om met het gebogen gedeelte contact te maken over het open kaakgebied, waardoor de lineaire klem in 30 de lineaire richting wordt verplaatst. 1 026206 -
24. Beveiligingsplaatje van conclusie 23, waarbij het tweede koppelvlakelement zich van de tweede positie naar de eerste positie verplaatst wanneer de kracht wordt beëindigd.
25. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, voorts omvattende een derde koppelvlakelement om behulpzaam te zijn bij het verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire richting.
26. Beveiligingsplaatje van conclusie 25, waarbij 10 het lineaire klemlichaam mede een tweede rand omvat die in hoofdzaak plat is.
27. Beveiligingsplaatje van conclusie 26, waarbij het derde koppelvlakelement een eerste zijde omvat die in hoofdzaak plat is, waarbij het derde koppelvlakelement een 15 eerste sectie en een tweede sectie heeft met een gebogen gedeelte tussen de secties, waarbij het derde binnen het plaatlichaam koppelvlakelement is aangebracht zodat de eerste sectie loodrecht op de tweede rand staat, het gebogen gedeelte met het open kaakgebied overeenkomt, en de tweede 20 sectie een hoek met de tweede rand vormt, waarbij het derde koppelvlakelement door het plaatlichaam wordt ingeperkt behalve voor verplaatsing van een eerste positie naar een tweede positie tegen de tweede rand in responsie op de kracht.
28. Beveiligingsplaatje van conclusie 27, waarbij het derde koppelvlakelement kracht ontvangt en zich van de eerste positie naar de tweede positie in de richting van de tweede rand verplaatst om met het gebogen gedeelte contact te maken over het open kaakgebied, waardoor de lineaire klem in 30 de lineaire richting wordt verplaatst. 1 02 62 06-
29. Beveiligingsplaatje van conclusie 28, waarbij het derde koppelvlakelement zich van de tweede positie naar de eerste positie verplaatst wanneer de kracht wordt beëindigd.
30. Beveiligingsplaatje van conclusie 3, voorts omvattende een vierde koppelvlakelement om behulpzaam te zijn bij het verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire richting.
31. Beveiligingsplaatje van conclusie 30, waarbij 10 het lineaire klemlichaam mede een tweede rand omvat die in hoofdzaak plat is.
32. Beveiligingsplaatje van conclusie 31, waarbij het vierde koppelvlakelement een eerste zijde omvat die in -hoofdzaak plat-i-s-en-binnen- het plaatlichaam is-aangebracht 15 zodat de eerste zijde loodrecht op de tweede rand staat, waarbij het vierde koppelvlakelement door het plaatlichaam wordt ingeperkt behalve voor verplaatsing van een eerste positie naar een tweede positie rondom een draaias en tegen de tweede rand in responsie op de kracht.
33. Beveiligingsplaatje van conclusie 32, waarbij het vierde koppelvlakelement kracht ontvangt en zich van de eerste positie naar de tweede positie rondom het scharnierpunt verplaatst om contact te maken met de tweede rand, waardoor de lineaire klem in de lineaire richting wordt 25 verplaatst.
34. Beveiligingsplaatje van conclusie 33, waarbij het vierde koppelvlakelement zich van de tweede positie naar de eerste positie rondom het scharnierpunt verplaatst wanneer de kracht wordt beëindigd.
35. Beveiligingsplaatje van conclusie 10, voorts omvattende een brug over het open kaakgebied.
36. Beveiligingsplaatje van conclusie 35, voorts omvattende een vijfde koppelvlakelement om behulpzaam te zijn bij het verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire richting.
37. Beveiligingsplaatje van conclusie 36, waarbij het lineaire klemlichaam mede een tweede rand omvat die in ! hoofdzaak plat is. |
38. Beveiligingsplaatje van conclusie 37, waarbij het vijfde koppelvlakelement een eerste zijde omvat die in 10 hoofdzaak plat is, waarbij het vijfde koppelvlakelement een eerste sectie en een tweede sectie heeft, waarbij het vijfde binnen het plaatlichaam koppelvlakelement is aangebracht zodat de eerste sectie loodrecht op de tweede rand staat, en de tweede sectie een hoek met de tweede rand vormt, waarbij 15 het derde koppelvlakelement door het plaatlichaam wordt j ingeperkt behalve voor verplaatsing van een eerste positie i naar een tweede positie tegen de brug in responsie op de j kracht. j
39. Beveiligingsplaatje van conclusie 38, waarbij j 20 het vijfde koppelvlakelement kracht ontvangt en zich van de j eerste positie naar de tweede positie in de richting van de tweede rand verplaatst om contact te maken met de brug, waardoor de lineaire klem in de lineaire richting wordt verplaatst.
40. Beveiligingsplaatje van conclusie 39, waarbij het derde koppelvlakelement zich van de tweede positie naar de eerste positie verplaatst wanneer de kracht wordt beëindigd.
41. Beveiligingsplaatje van conclusie 35, voorts 30 omvattende een zesde koppelvlakelement om behulpzaam te zijn 1 026206 ' bij het verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire richting.
42. Beveiligingsplaatje van conclusie 41, waarbij het lineaire klemlichaam mede een tweede rand omvat die in 5 hoofdzaak plat is.
43. Beveiligingsplaatje van conclusie 42, waarbij het zesde koppelvlakelement een eerste zijde omvat die in hoofdzaak plat is met een eerste einde en een scharnierelement bij een tweede einde, waarbij het zesde 10 koppelvlakelement binnen het plaatlichaam is aangebracht zodat de eerste zijde loodrecht op de tweede rand staat en het eerste einde met de brug overeenkomt, waarbij het tweede koppelvlakelement door het plaatlichaam wordt ingeperkt behalve voor. verplaatsing van.een eerste positie naar een 15 tweede positie tegen de brug in responsie op de kracht.
44. Beveiligingsplaatje van conclusie 43, waarbij het zesde koppelvlakelement kracht ontvangt en zich van de eerste positie naar de tweede positie in de richting van de tweede rand verplaatst om contact te maken met de brug, 20 waardoor de lineaire klem in de lineaire richting wordt verplaatst.
45. Beveiligingsplaatje van conclusie 44, waarbij het zesde koppelvlakelement zich van de tweede positie naar de eerste positie verplaatst wanneer de kracht wordt 25 beëindigd.
46. Beveiligingsplaatje van conclusie 35, voorts omvattende een zevende koppelvlakelement om behulpzaam te zijn bij het verplaatsen van de lineaire klem in de lineaire richting. 1 02 62 06 -
47. Beveiligingsplaatje van conclusie 46, waarbij het lineaire klemlichaam mede een tweede rand omvat die in hoofdzaak plat is.
48. Beveiligingsplaatje van conclusie 47, waarbij 5 het zevende koppelvlakelement een eerste zijde omvat die in hoofdzaak plat is, waarbij het zevende koppelvlakelement binnen het plaatlichaam is aangebracht zodat de eerste zijde loodrecht op de tweede rand staat, en het zevende koppelvlakelement door het plaatlichaam wordt ingeperkt 10 behalve voor verplaatsing van een eerste positie naar een tweede positie tegen de brug in responsie op de kracht.
49. Beveiligingsplaatje van conclusie 48, waarbij het zevende koppelvlakelement kracht ontvangt en zich van de eerste positie naar de tweede positie in de richting van de 15 tweede rand verplaatst om contact te maken met de brug, waardoor de lineaire klem in de lineaire richting wordt verplaatst.
50. Beveiligingsplaatje van conclusie 49, waarbij het zevende koppelvlakelement zich van de tweede positie naar 20 de eerste positie verplaatst wanneer de kracht wordt beëindigd.
51. Een lineaire klem voor een beveiligingsplaatje, omvattende: een klemlichaam met sleuven bij elk einde van het 25 lichaam; een veerarm bevestigd aan een eerste rand van het klemli chaam; alsmede een pin-houdend lichaam om een pinlichaam vast te houden.
52. Beveiligingsplaatje van conclusie 51, waarbij elke sleuf in hoofdzaak loodrecht op een eerste vlak van het 1 0262 06 ' klemlichaam staat, en in de lineaire richting in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar is.
53. Beveiligingsplaatje van conclusie 52, waarbij de sleuven met een set geleiderails overeenkomen om de 5 sleuven te ontvangen en behulpzaam te zijn bij verplaatsing in de lineaire richting.
54. De lineaire klem van conclusie 51, waarbij het pin-houdende lichaam een eerste kaak en een tweede kaak omvat, waarbij elke kaak in gespatieerd tegenover elkaar 10 liggende randen eindigt, waarbij de gespatieerd tegenover elkaar liggende randen een opening en een open kaakgebied in het klemlichaam vormen.
55. De lineaire klem van conclusie 54, waarbij de kaken zich vanaf een gemeenschappelijke eerste rand van het 15 klemlichaam uitstrekken.
56. De lineaire klem van conclusie 54, waarbij de opening een vooraf bepaalde grootte heeft om het pinlichaam te ontvangen en vast te houden, alsmede een ontkoppelingssectie om het pinlichaam zich in responsie op de 20 kracht in het open kaakgebied te laten verplaatsen.
57. De lineaire klem van conclusie 56, waarbij de kaken zich in responsie op de kracht verplaatsen en het pinlichaam zich door de ontkoppelingssectie in het open kaakgebied laat verplaatsen.
58. De lineaire klem van conclusie 57, waarbij een zijde van het klemlichaam een eerste vlak vormt, en een zijde van het pin-houdende lichaam een in hoofdzaak aan het eerste vlak evenwijdig, tweede vlak vormt.
59. De lineaire klem van conclusie 54, waarbij een 30 eerste gedeelte van de gespatieerde, tegenover elkaar _____ 1 02 62 06- liggende randen zijn gebogen om een in hoofdzaak cirkelvormige opening te vormen.
60. De lineaire klem van conclusie 54, waarbij een tweede gedeelte van de gespatieerde, tegenover elkaar 5 liggende randen recht zijn om het open kaakgebied te vormen, waarbij een eerste afstand tussen een eerste einde van het open kaakgebied kleiner is dan een tweede afstand tussen een tweede einde van het open kaakgebied.
61. De lineaire klem van conclusie 51, waarbij de 10 veerarm zich van een eerste positie naar een tweede positie verplaatst in responsie op de kracht, en zich van de tweede positie naar de eerste positie verplaatst wanneer de kracht eindigt.
62. De lineaire klem van conclusie 51, waarbij de 15 veerarm omvat: een veerarmlichaam dat zich langs een eerste rand van het klemlichaam uitstrekt ; alsmede een gebogen verbinding welke de veerarmlichaam met één einde van het klemlichaam verbindt.
63. Beveiligingsplaatje van conclusie 60, voorts omvattende een brug over het open kaakgebied.
64. Een beveiligingssysteem, omvattende: een beveiligingsplaatje met een lineaire klem; een monitorend systeem om het beveiligingsplaatje te 25 detecteren; alsmede een alarmeringssysteem om een alarm te communiceren indien het monitorende systeem het beveiligingsplaatje detecteert.
65. Het beveiligingssysteem van conclusie 64, 30 voorts omvattende een ontkoppelingsinrichting om het beveiligingsplaatje van een item te ontkoppelen. > 02 62qq~ t
66. Het beveiligingssysteem van conclusie 65, waarbij de ontkoppelingsinrichting mede een ontkoppelingsstift omvat.
67. Het beveiligingssysteem van conclusie 66, 5 waarbij de ontkoppelingsstift een boogvormige stift is.
68. Het beveiligingssysteem van conclusie 67, waarbij het beveiligingsplaatje voorts een behuizing omvat voor het plaatje en een pinlichaam, waarbij de lineaire klem binnen de behuizing voor het plaatje is aangebracht om het 10 pinlichaam vast te houden, en waarbij de lineaire klem zich in responsie op kracht in een in hoofdzaak lineaire richting dient te verplaatsen waarin door de boogvormige stift wordt voorzien om het pinlichaam van de lineaire klem te ontkoppelen.
69. Het beveiligingssysteem van conclusie 68, waarbij de behuizing voor het plaatje mede een boogvormig kanaal voor het ontvangen van de boogvormige stift omvat. j U O £ y 0 ""
NL1026206A 2003-05-30 2004-05-17 Ontkoppelingstechnieken voor een beveiligingsplaatje. NL1026206C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US44899203 2003-05-30
US10/448,992 US7023348B2 (en) 2003-05-30 2003-05-30 Release techniques for a security tag

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1026206A1 NL1026206A1 (nl) 2004-12-01
NL1026206C2 true NL1026206C2 (nl) 2005-09-14

Family

ID=33131624

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1026206A NL1026206C2 (nl) 2003-05-30 2004-05-17 Ontkoppelingstechnieken voor een beveiligingsplaatje.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US7023348B2 (nl)
EP (1) EP1482114B1 (nl)
JP (1) JP4624723B2 (nl)
CN (1) CN1573840B (nl)
AT (1) ATE371075T1 (nl)
CA (1) CA2466846A1 (nl)
DE (2) DE602004008371T2 (nl)
HK (1) HK1072121A1 (nl)
NL (1) NL1026206C2 (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA2480214C (en) * 2002-04-08 2009-07-07 Universal Surveillance Corporation Article surveillance tag having a metal clip
US7602299B2 (en) * 2003-07-02 2009-10-13 Sensormatic Electronics Corporation Security tag having a linear clamp
US8258950B2 (en) 2004-07-15 2012-09-04 Savi Technology, Inc. Method and apparatus for control or monitoring of a container
US7167096B2 (en) * 2004-12-30 2007-01-23 Alpha Security Products, Inc. Security collar for media discs
US7538672B2 (en) * 2005-11-01 2009-05-26 Savi Technology, Inc. Method and apparatus for capacitive sensing of door position
US7808383B2 (en) * 2005-11-03 2010-10-05 Savi Technology, Inc. Method and apparatus for monitoring an environmental condition with a tag
US7633396B2 (en) * 2006-02-07 2009-12-15 Sensormatic Electronics, LLC Electronic article surveillance tag having an expulsion detrimental substance system with substance routing system
ZA200906009B (en) * 2007-01-31 2010-04-28 Bell Oak Invest Surveillance device
US7667597B2 (en) 2007-03-09 2010-02-23 Savi Technology, Inc. Method and apparatus using magnetic flux for container security
EP2222928B1 (en) * 2007-11-23 2014-01-22 Tyco Fire & Security GmbH Electronic article surveillance tag
US8089362B2 (en) * 2009-04-08 2012-01-03 Avery Dennison Corporation Merchandise security kit
CN102903299B (zh) * 2011-07-29 2017-06-13 泰科消防及安全有限公司 可磁性释放的安全标签
USD862813S1 (en) * 2018-03-16 2019-10-08 Zhi Heng Liu Dog training clicker
USD904216S1 (en) 2020-01-24 2020-12-08 Control Group Companies Llc Anti-theft ink tag
USD1007789S1 (en) * 2023-10-11 2023-12-12 Zerong Yang Animal training clicker

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20020024440A1 (en) * 2000-08-31 2002-02-28 Sanyo Electric Co., Ltd Anti - Theft Device
US6373390B1 (en) * 2000-08-08 2002-04-16 Sensormatic Electronics Corporation Electronic article surveillance tag having arcuate channel

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4000543A (en) * 1975-12-02 1977-01-04 Eaton Corporation Monitor actuating device and reusable fastener therefor
US4156302A (en) * 1978-03-09 1979-05-29 Eaton Corporation Monitor actuating assembly and reusable fastener device therefor
JPS6319907Y2 (nl) * 1981-02-18 1988-06-02
US4774504A (en) * 1987-06-22 1988-09-27 Monarch Marking Systems, Inc. EAS tag with helical coil
US4774503A (en) * 1987-06-22 1988-09-27 Monarch Marking Systems, Inc. Anti-theft tag
US4993245A (en) * 1989-03-28 1991-02-19 Frank Ott Security tag for use on articles of clothing and the like
CN2112180U (zh) * 1992-01-23 1992-08-05 上海市群益无线电厂 安全电子钮
US5426419A (en) * 1993-01-14 1995-06-20 Sensormatic Electronics Corporation Security tag having arcuate channel and detacher apparatus for same
JPH08305969A (ja) * 1995-04-28 1996-11-22 Sigma Kk 盗難防止用タグ
SE517454C2 (sv) * 1998-04-01 2002-06-11 Faergklaemman Ab Stöldskyddsanordning samt låselement och tillhörande frigörningsanordning till en stöldskyddsanordning
US6535130B2 (en) * 2001-04-25 2003-03-18 Sensormatic Electronics Corporation Security apparatus for electronic article surveillance tag
JP3831629B2 (ja) * 2001-05-16 2006-10-11 三洋電機株式会社 タグ装置
CN2515749Y (zh) * 2001-12-19 2002-10-09 深圳蓉华电子有限公司 开架商品的强力锁针防盗标牌及其开锁器

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6373390B1 (en) * 2000-08-08 2002-04-16 Sensormatic Electronics Corporation Electronic article surveillance tag having arcuate channel
US20020024440A1 (en) * 2000-08-31 2002-02-28 Sanyo Electric Co., Ltd Anti - Theft Device

Also Published As

Publication number Publication date
US20040239505A1 (en) 2004-12-02
HK1072121A1 (en) 2005-08-12
NL1026206A1 (nl) 2004-12-01
CN1573840B (zh) 2012-06-20
CA2466846A1 (en) 2004-11-30
ATE371075T1 (de) 2007-09-15
JP2004362568A (ja) 2004-12-24
DE602004008371T2 (de) 2008-05-15
DE202004021322U1 (de) 2007-09-27
CN1573840A (zh) 2005-02-02
EP1482114A1 (en) 2004-12-01
JP4624723B2 (ja) 2011-02-02
DE602004008371D1 (de) 2007-10-04
US7023348B2 (en) 2006-04-04
EP1482114B1 (en) 2007-08-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1026206C2 (nl) Ontkoppelingstechnieken voor een beveiligingsplaatje.
JP4436040B2 (ja) 電子監視タグ
US8134464B2 (en) Electronic article surveillance tag having a detrimental substance expulsion system with breakable vial
US5524463A (en) Theft deterrent device to facilitate easy protection of large irregularly-shaped goods
NL1026471C2 (nl) Een beveiligingsplaatje met een lineaire klem.
EP0436862A2 (en) Magnetically releasable target lock
EP3132103B1 (en) Security tag with a magnetic gate
CN111051632B (zh) 可调节夹具式产品安全装置
CA1061527A (en) Tool for opening reusable security tags
US9222287B2 (en) Object gripping device using electromagnetic assembly
AU2013202051A1 (en) Electronic article surveillance tag having an expulsion detrimental substance system with substance routing system

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 20050713

PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Effective date: 20111005

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20121201