NL1026184C2 - Hefinrichting voor het verplaatsen van een persoon. - Google Patents

Description

HEFINRICHTING VOOR HET VERPLAATSEN VAN EEN PERSOON

' De uitvinding heeft betrekking op een hef inrichting voor het verplaatsen van een persoon van een liggende naar een zittende houding, of yice versa. In het bij zonder heeft de uitvinding betrekking op een 5 hefinrichting voor het optillen,. neerplaatsen, transporteren óf manoeuvreren van een zorgvrager. De uitvinding heeft verder betrekking op een tilinrichting en een plafondlift omvatten een dergelijke hefinrichting.

Dergelijke hefinrichtingen worden veelal in de 10 gezondheidszorg toegepast om de fysieke belasting van zorgverleners bij het optillen of neer plaatsen van een zorgvrager, zoals bijvoorbeeld een patiënt, een minder-valide of zieke persoon, te·verminderen.

Bekende hefinrichting voor het verplaatsen van 15 een patiënt van een liggende naar een zittende houding, of · vice versa, zijn vóórzien van draagarmen voor het hieraan bevestigen van een draagband. Bij deze bekende hefinrichtingen is de afstand tussen de bevestiging van de draagband aan de draagarmen en het deel van de draagband . 1026184' 2 dat dé patiënt ondersteunt groot. Een nadeel hiervan is dat bij het overzetten van de patiënt van de ene naar de andere positie de patiënt in de draagband kan gaan schuiven waardoor de' patiënt uiteindelijk niet de gewenste positie 5. terecht komt. Indien dit optreedt dient de zorgverlener de patiënt alsnog in dé gewenste positie te tillen, hetgeen veelal handmatig moet gebeuren en aldus een extra fysieke belasting van zorgverleners vormt.

Verder zijn de bekende hefinrichtingen voorzien .10 van een mechanisme waarbij de draagarmen beweegbaar zijn rond horizontale assen. Een nadeèl hierbij is dat ook hierdoor de patiënt bij. het overzetten in de draagband kan schuiven.

Een doel van de uitvinding is om verbetering te 15 brengen in althans één van de hiervoor genoemde nadelen.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een hef inrichting voor het verplaatsen van een persoon van een liggende naar een zittende houding, of vice versa, waarbij de hef inrichting eerste. en tweede zich in tegenovergesteld 20 richting uitstrekkende armdelen voor het hieraan bevestigen van een draagband omvat, waarbij de eerste armdelen voor het dragen van een schouderdeel van de persoon over een afstand uitsteken die groter is dan de afstand tussen de schouder en de kruin van een gemiddelde persoon.· / * .

25 Door de eerste armdelen voor het dragen van een .

schouderdeel van de persoon zo te ontwerpen dat deze óver een afstand uitsteken die groter is dan de afstand tussen de schquder en de kruin van een gemiddelde persoon, kan een draagband gebruikt worden waarbij de bevestigingspunten van 30 de draagband asui deze eerste armdelen nabij een schouder van de persoon in de draagband geplaatst kan worden, zonder . dat. de persoon in de.draagband zijn hoofd stoot aan andere 1026184 3 * delen van de hef inrichting.. Bij voorkeur blijven de bevestigingspunten van de draagband aan deze eerste armdelen ook tijdens het verplaatsen van de persoon van een liggende naar een zittende houding, of vice versa, nabij de 5 schouder of schouders van de persoon. Doordat de bevestigingspunten van de draagband nabij de schouder van de persoon geplaatst zijn, wordt de vorm en daardoor de passing van de draagband meer door de vorm van de eerste armdelen bepaald, in plaats van door de vorm van een 10 doorhangende draagband zoals in de bekende inrichtingen. Hierdoor kan een betere pasvorm van de draagband verkregen worden waardoor de persoon in de draagband stabieler ondersteund kan worden en. waardoor de kans op verschuiven van de persoon in de draagband tijdens het overzetten 15 verkleind kan worden.

Bij de hefinrichting volgens de uitvinding zijn de afmetingen van deze hefinrichting, en in het bijzondèr van de armdelen, afgeleidt van. menselijke maten. Bij voorkeur worden deze armdelen aangepast aan de te 20 verplaatsen persoon. Echter bij gebruik van een hefinrichting volgens de uitvinding voor meerdere verschillende personen zijn . de afmetingen van de hefinrichting ten minste ten dele afgeleidt van de maten van een gemiddelde persoon. Dé maten van een- gemiddelde 25 persoon is onderwerp van studies voor het ontwerpen van bijvoorbeeld meubilair of trappen en deuren. De uitvinder heeft zich gerealiseerd dat.de resultaten van dergèlijke studies ook gebruikt kunnen worden bij het ontwerpen van hefinrichtingen voor zorgvragers- Door dé afmetingen van de 30 hefinrichting te baseren op de afmetingen van . een gemiddelde persoon kan een hefinrichting ontworpen worden 10261 84·"' .. ·. : • . 4 .

waarin een zorgvrager beter passend of.stabieler opgenomen kan worden.

In een uitvoeringsvorm kunnen, de afmetingen van de hef inrichting, en in het bijzonder van de armdelen 5. hiervan, aangepast zijn aan de maten en afmetingen van een gemiddeld 'kind, een gemiddelde jeugdige, een gemiddelde volwassene, een gemiddelde man of een gemiddelde vrouw.

In een uitvoeringsvorm zijn de eerste armdelen rotatievast aan de hefinrichting geplaatst. Bij voorkeur 10 zijn de tweede armdelen voor hét dragen van een bekkendeel van de persoon om een in hoofdzaak horizontale as draaibaar. Bij het verplaatsen van een persoon van een zittende naar een liggende houding middels deze uitvoeringsvorm van de inrichting vólgens de uitvinding, 15 worden alléén de tweede armdelen. rond de horizontale as gedraaid. Hierbij wordt de draagband onder de persoon getrokken. Omdat de positie van eerste armdelen voor het dragen van een schouderdeel van de persoon ten opzichte van de hef inrichting vast. is en .de draagband onder de persoon 20 door getrokken wordt, kan een verschuiven van de persoon.in de draagband tijdens het overzetten althans grotendeels voorkomen worden. .

In een uitvoeringvorm omvatten de tweede armdelen een scharnierend daaraan geplaatst verbindingsdeel, waarbij 25 het verbindingsdeel aan een van de tweede armdelen af reikend . uiteinde daarvan voorzien is van bevestigingsmiddelen voor het hieraan bevestigen van de draagband. Ook hierbij zijn de afmetingen van de tweede armdelen en het verbindingsdeel bij voorkeur gebaseerd op . 30 de afmetingen van de gemiddelde persoon. De lengte van de tweede armdelen en het verbindingsdeel zijn zodanig gekozen dat een gemiddelde persoon in een hoofdzakelijk horizontale 1026184"· 5 ligpositie met opgetrokken benen geplaatst kan wórden. De bevestigingspunten van de draagband aan het verbindingsdeel kan hierbij bij voorkeur nabij een knie of bovenbeen van de persoon in de draagband geplaatst worden. Bij voorkeur 5 blijven de bevestigingspunten van de draagband aan het verbindingsdeel ook tijdens hèt verplaatsen van een persoon van een liggende naar een zittende houding, of vice versa, nabij een knie of bovenbeen van de persoon. Door de nabij een knie of bovenbeen, van de persoon geplaatste 10 bevestigingspunten van de draagband, . wordt de vorm en daardoor de passing van de draagband meer door de vorm van de tweede armdelen met verbindingsdeel bepaald, in plaats van door de vorm van een doorhangende draagband, zoals in de bekende inrichtingen. Hierdoor kan ook een betere pasvorm 15 van de draagband verkregen worden bij althans het bekken ondersteunende deel daarvan, waardoor de persoon in de draagband stabieler ondersteund kan worden

Bij voorkeur zijn de afmetingen van de eerste armdelen, de tweede armdelen- en het verbindingsdeel 20 gebaseerd op de maten van een gemiddelde persoon, zodat de bevestigingspunten van de draagband aan de eerste armdelen nabij een schouder van de gemiddelde persoon in de draagband geplaatst zijn, en zodat de bevestigingspunten van de draagband aan hét verbindingsdeel nabij een knie of 25 bovenbeen van de gemiddelde persoon in de draagband geplaatst zijn. Bij voorkeur blijven de bevestigingspunten van de draagband tijdens het verplaatsen van een persoon van een liggende naar een zittende houding, of vice versa, nabij de schouder of schouders en nabij een knie of 30 bovenbeen van de gemiddelde persoon.

Bij voorkeur is het verbindingsdeel gebogen. Door de gebogen vorm kan een persoon in de draagband .1.0261 84^ .

6 gemakkelijker achter in een stoel of rolstoel geduwd worden, zodat na het plaatsen van deze persoon met de . hef inrichting volgens de uitvinding een betere zitpositie verkregen wordt. Daarnaast kan het gebogen verbindingsdeel 5 meer afstand creëren tussen het verbindingsdeel en de voorzijde van een persoon in de draagband, waardoor deze persoon meer bewegingsruimte heeft.

In een uitvoeringsvorm zijn de tweede antidelen draaibaar voor het plaatsen · van de hef inrichting in een 10 eerste positie voor het ondersteunen van de persoon in een zittende houding , en in een tweede positie voor het ondersteunen van de persoon in een liggende positie. Bij voorkeur is de draaiboek van de tweede armdelen tussen de . eerste-positie en de tweede positie groter dan 90 graden.

15 Bij voorkeur is de draaiboek groter dan 120 graden. Door de grote draaihoek is de hefinrichting zowel plaatsbaar in een eerste positie voor het ondersteunen van de persoon in de draagband in een goede zitpositie, als plaatsbaar in een tweede positie voor het ondersteunen van de persoon in de 20 draagband in een ligpositie, bij voorkeur met opgetrokken benen.

Bij voorkeur zijn de tweede armdelen draaibaar over een hoek die gróter ie dam de draaihoek tussen de eerste en de tweede positie. Hiérdoor kan de persoon in de 25 draagbaan door de zit- en/of ligpositie heen-getild worden.

Bij het door de zitpositie heen tillen van de . persoon, wordt deze in een. licht voorovér geplaatste houding gebracht. In deze positie kan de persoon i gemakkelijker tot achter in een stoel of rolstoel geduwd 30 'worden.

Bij het door. de ligpositie heen tillen van de persoon, wordt het bekkengedeelte van de persoon lichtelijk 1026184* . · · ' ! 7 hoger getild dan. het schoudergedeelte van de persoon. In deze positie kan eerst het schoudergedeelte van de persoon op een ondersteunend vlak van bijvoorbeeld een bed, geplaatst worden. Vervolgens, als het schoudergedeelte goed 5 ligt, kan ook het bekkengedeelte van de persoon op het ondersteunend vlak geplaatst worden.

In een uitvoeringsvorm omvat de hef inrichting twee ih hoofdzaak parallel geplaatste eerste antidelen die op afstand van elkaar geplaatst zijn. Hierdoor kan het 10 hoofd van de persoon in de draagband tussen de eerste armdelen door bewegen. Bij voorkeur is elk van de twee eerste armdelen .nabij een schouder van de gemiddelde persoon plaatsbaar. Bij voorkeur is de afstand tussen de armdelen groter dan de schouderbreedte van de gemiddelde 15 persoon..

In een uitvoeringsvorm omvatten de tweede armdelen een in hoofdzaak gesloten beugel of hoepel. De beugel- of hoepelvormige tweede armdelen vormen aldus een ondersteuning waaraan de persoon in de draagband zich kan 20 vasthouden tijdens het verplaatsen van een liggende naar een zittende houding, of vice versa.

Iii een uitvoeringsvorm omvat hef inrichting aandrijfmiddelen voor het aandrijven, van de tweede armdelen. Bij voorkeur omvatten de aandrijfmiddelen een 25 elektromotor. Hierdoor kan de fysieke belasting van zorgverleners bij het verplaatsen van een zorgvrager van een liggende naar een zittende houding, of vice versa verder verminderd worden.

De uitvinding voorziet verder in een . 30 tilinrichting omvattende een onderstel, een op het onderstel geplaatste staander met een hefinrichting zoals . 8 hiervoor beschreven. Bij voorkeur is het onderstel voorzien van loopwielen.

De uitvinding voorziet verder in een plafondlift omvattende een aan een plafondrail plaatsbare en hierlangs 5 verplaatsbare trolley met een hefinrichting zoals hiervoor beschreven.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeeld-uitvoeringsvorm. Getoond wordt in: 10 figuur 1 een schematische zijaanzicht, deels in dwarsdoorsnede, van een. voorbeelduitvoeringsvorm van een tilinrichtihg voorzien van . .een hef inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 schematisch zijaanzicht van een 15 hefinrichting volgens de uitvinding, waarbij de hefinrichting is een positie geplaatst is voor het ondersteunen van een persoon in een liggende houding; figuur -3 een schematisch zijaanzicht van een hefinrichting volgens . de uitvinding, waarbij de 20 hefinrichting is een positie geplaatst is voor het.

ondersteunen van een persoon in een zittende hguding; en figuur 4 een schematische perspectivische weergave.van de hefinrichting volgens de uitvinding.

De voorbeelduitvoeringsvorm van een hefinrichting 25 voor het verplaatsen van een persoon van een liggende naar een zittende houding, of vice versa, zoals schematisch getoond in figuur 1, omvat een verrijdbaar onderstel 1 voorzien van een staander .2. De stkander 2 is voorzien van een draagboom 3 waaraan een hefinrichting 4 verbonden is.

. 30 De draagboom 3 met hefinrichting 4 kan langs de staander 2 omhoog en omlaag verplaatst' worden (langs pijl A) tussen een hoogste positie I en een laagste positie II. In deze 1026184 · ··'· 9 voorbéelduitvoeringsvorm is de staander 2 voorzien van een aandrijving 21 voor het aandrijven van de verplaatsing van de draagboom 3 met hef inrichting 4. De hef inrichting 4 omvat een ophangsamenstel 43 waarmëe de hefinrichting 4 met 5 de draagboom 3 verbonden is. Bij voorkeur is het ophangsamenstel 43 draaibaar rond een in hoofdzaak verticale as met de draagboom 3 verbonden.

De hefinrichting 4 omvat eerste antidelen 41 en tweede, armdelen 42 die zich in tegenovèrgesteld richting 10 vanaf een ophangsamenstel 43. De uiteinden van de eerste armdelen 41 zijn voorzien van aansluitmiddelen 44 voor het hieraan bevestigen van een draagband (niet getoond) waarin een zorgvrager geplaatst kan worden.

Aan een van het ophangsamenstel 43 afgekeerde 15 zijde van dé tweede armdelen 42 is een vrij scharnierend daarmee verbonden verbindingsdeel 45 geplaatst, waarbij het verbindingsdeel 45 aan een van de tweede armdelen 42 af reikend uiteinde daarvan voorzien is van aansluitmiddelen 44 voor. het hieraan bevestigen. van de draagband (niet 20 getoond) .

Bij het optillen van een zorgvrager vanuit een liggende positie bijvoorbeeld op de grond, wordt de # * draagboom 3 met de hefinrichting 4 in de laagste positie II nabij de zorgvrager geplaatst. De draagband wórdt onder de 25 zorgvrager geplaatst waarbij hef hef schouderdeel van de zorgvrager ondersteunend deel verbonden wordt met de eerste armdelen 41 en waarbij het het bekkende el van de zorgvrager ondersteunend deel verbonden wordt met de tweede armdelen 42. Hierna kan de draagboom 3 met de hefinrichting 4 langs •30 de staander 2 omhoog bewogen worden voor het óptillen van de zorgvrager.

1 02818.:4 10

De tweede armdelen 42 zijn gekoppeld aan een aan* drijving voor het zwenken van de tweede . armdelen 42 met verbindingsdeel 45 van een eerste positie III voor het ondersteunen van de zorgvrager in een liggende positie, 5 naar een tweede positie IV voor het ondersteunen van de zorgvrager in een zittende positie, in de richting B, of : vice versa. Deze aandrijving, bijvoorbeeld in de vorm van een elektromotor, is bij voorkeur geheel of gedeeltelijk aan het ophangsamenstel 43 of in de behuizing daarvan 10 geplaatst.

Positie III met een schematisch weergegeven zorgvrager is getoond in figuur 2. Figuur 2 toont schematisch de onderlinge positie van de zorgvrager 5 in een draagband (niet getoond) in een liggende positie op 15 opgetrokken benen en de hefinrichting 4.

Positie IV met een schematisch weergegeven zorgvrager is getoond in figuur 3. Figuur 3 toont schematisch de onderlinge positie van de zorgvrager 5 in een draagband (niet getoond)in eén zittende positie en de .20 hefinrichting 4.

De maatvoering van de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuren 2 en 3 is gebaseerd op de afmetingen van een gemiddëlde volwassen persoon. Er zijn verschillende bronnen voor de gemiddelde menselijke maat. 25 Een voorbeeld van de voor de hefinrichting relevante maten zijn door middel van letters aangeduid in de figuren 2 en 3, waarbij: a e 22,8 cm b b 38,1 cm 30 c = 89 cm d = 38 cm e = 53 cm 1026184« • 4 * .

' ' 11 f = 70,5 cm .

Gebaseerd op deze maten is een voorbeeld-uitvoeringsvorm van de hef inrichting ontworpen waarvan de . 5 maten door middel van letters aangeduid zijn in de figuren 2 en 3, waarbij: g = 20,3 cm -h 30,9 cm i = 10 cm 10 j * 28,9 cm k = 29,5 cm .

1 =.12 cm m = 27 cm o = 69,9 cm .

15 p = 18,7 cm q 18/2 cm

Hierbij zij opgemerkt dat de hierboven beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding en maten daarvan bedoeld 20 zijn als illustratie van de uitvinding en niet om de uitvinding te beperken. Een deskundige zal zeker in staat zijn om alternatieve uitvoeringsvormen te ontwerpen die binnen de beschermingsomvang van de bijgevoegde conclüsies vallen. Hierbij wordt vérder opgemérkt dat voornamelijk de 25 verhoudingen tussen de maten van belang is, waarbij bijvoorbeeld: h > e + k » f °f 30 o - g « c - a

t 026184^ V

12

Verder zal het duidelijk zijn dat indien de niatên van de gemiddelde persoon veranderen, ook de maten van hef inrichtingen . volgens de uitvinding, in het bijzonder nieuw te bouwen hefinrichtingen, regelmatig aangepast, 5 bijgewerkt of "up-to-date? gemaakt moeten worden.

Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht van de hefinrichting 4 van figuur 1 in positie IV. Deze voorbeelduitvoeringsvorm is voorzien van een ophang-samenstel 43 omvattende verbindingsmiddelen 431 voor het 10 met een draagboom of een plafondtrolley verbinden van de hefinrichting. De verbindingsmiddelen 431 zijn draaibaar gelagerd verbonden met de overige delen van het ophangsamenstel 43, zodat de verbindingsmiddelen 431 rond een in hoofdzaak verticale as draaibaar zijn ten opzichte 15 van een lagerhuis 432. .

. Aan het lagerhuis 432 is een elektromotor 433 geplaatst die met een aandrijfas 434 gekoppeld is met een overbrenging 435 voor het aandrijven van de tweede antidelen 42. Het lagerhuis 432, de elektromotor 433, de aandrijfas 20 4 3 4 en de overbrenging 435 zijn. bij normaal gebruikt van de hefinrichting 4 aan het oog ontrokken door een behuizing. In deze behuizing kunnen verder nog besturingsmiddelen en/of energieopslagmiddelen voor de elektromotor 433 . . geplaatst zijn. Hierdoor wordt een modulaire hefinrichting 25 4 verkregen die als één geheel met een tilinrichting of plafondlift verbonden kan worden.

De eerste armdelen 413, 414 zijn vast met het lagerhuis 432 verbonden. Zoals getoond in figuur 4 is de hefinrichting 4 voorzien van twee parallel geplaatste 30 eerste armdelen 413 en 414. Deze eerste armdelen 413, 414 omvatten zijwaarts uitstrekkendé gedeeltes 411, 412 voor het op afstand van elkaar plaatsen van de eerste armdelen 1026ia4" 13 413, 414. De afstand van deze zijwaarts uitstrekkehde y·' ' - gedeeltes 411, 412 is zodanig gekozen dat de onderlinge afstand tussen de eerste armdelen 413, 414 is groter dan de schoüderbreedte van een gemiddelde persoon. In een verdere 5 voorbeelduitvoeringsvorm is de lengte van de zijwaarts uitstrekkende gedeeltes 411, 412 instelbaar zodat de onderlinge afstand van de eerste armdelen 413, 414 aangepast kan worden aan de schoüderbreedte . van de zorgvrager.

10 Zoals getoond in figuur 4 zijn de tweede armdelen 42 ringvormig of hoepelvormig uitgevoerd. Deze tweede armdelen 42 zijn verbonden met de overbrenging 435. Verder zijn deze tweede armdelen 42 aan een tegenover de overbrenging 435 gelegen zijde voorzien van een gebogen 15 verbindingsdeel 45.

-o-o-o-o-o-o-o-o- PTRS/AT .

' 10,26184 V ' · . '

Claims (19)

1. Hef inrichting voor het verplaatsen van een persoon van een liggende naar een zittende houding, of vice versa, waarbij de hefinrichting eerste en tweede zich in tegenovergesteld richting uitstrekkende armdelen voor het 5 hieraan bevestigen van een draagband omvat, waarbij de eerste armdelen voor het dragen van een schouderdeel van de persoon over een afstand uitsteken die groter is dan de afstand tussen de schouder en de kruin van een gemiddelde persoon.

2. Hefinrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste armdelen rotatievast aan de hefinrichting geplaatst zijn.

3. ' Hefinrichting volgens conclusies 1 of 2, waarbij de tweede armdelen voor het dragen van een. IS bekkendeel van de persoon om een in hoofdzaak horizontale as draaibaar is.

4. Hefinrichting volgens conclusie 3, waarbij de tweede armdelen een scharnierend daaraan geplaatst verbindingsdeel omvatten, waarbij hef verbindingsdeel aan 20 een van de tweede armdelen af reikend uiteinde daarvan voorzien is van bevestigingsmiddelen voor het hieraan bevestigen van de draagband.

5. Hefinrichting volgens conclusie 4, waarbij het verbindingsdeel gebogen is.

6. Hefinrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, waarbij de tweede armdelen draaibaar is voor het plaatsen van de hefinrichting in een eerste positie 'voor het ondersteunen van de persoon in een zittende houding en in . . . 1026184 * 4 . een tweede positie voor het onder steunen van de persoon in een liggende positie.

7. Hefinrichting volgens conclusie 6, waarbij de draaihoek van de tweede armdelen tussen de eerste positie 5 en de tweede positie groter is dan 90 graden.

8. Hefinrichting volgens conclusie 7, waarbij de draaihoek groter is dan 120 graden.

9. Hefinrichting, volgens conclusies 6, 7 of 8, t waarbij de tweede armdelen draaibaar zijn over een 10 draaihoek die groter is dan de draaihoek tussen de eerste en dé tweede positie.

10. Hefinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hefinrichting twee in hoofdzaak parallel geplaatste eerste armdelen omvat die op afstand 15 van elkaar geplaatst zijn.

11. Hef inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de tweede armdelen een in hoofdzaak gesloten beugel of hoepel omvatten.

12. Hef inrichting volgens één der voorgaande. 20 conclusies, waarbij hefinrichting aandrijfmiddelen omvat voor het aandrijven van de tweede armdelen.

13. Hefinrichting volgens conclusie 12, waarbij de aandrijfmiddelen een elektromotor omvatten.

14. Tilinrichting omvattende een onderstel, een 25 op het onderstel geplaatste staander met een hefinrichting volgens één der voorgaande conclusies.

15. Plafondlift omvattende een aan een plafond-rail plaatsbare en hierlangs verplaatsbare trolley, met een hefinrichting volgens één der voorgaande conclusies .1-13.

16. Hef inrichting voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 1026184 ‘ i '

17. Tilinrichting voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

18. Plafondlift voorzien van een of meer van de 5. in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

19. Werkwijze voor het voor het verplaatsen van een persoon van een liggende naar een.zittende houding, of vice versa, voorzien van een of meer van de in de 10 bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 1026184