NL1026117C2 - Rolstoel. - Google Patents

Description

i t

ROLSTOEL

5 De uitvinding heeft betrekking op een rolstoel omvattende ten minste drie wielen, een draagframe, een zitting en een rugleuning, waarbij de zitting in hoogte verstelbaar is door middel van een parallellogramconstructie, waarbij de parallellogramconstructie wordt gevormd door een bovenste 10 arm, een onderste arm, een achterste arm en een voorste arm, en waarbij de armen onderling scharnierbaar zijn verbonden.

De uitvinding ziet in het bijzonder toe op een dergelijke rolstoel met ten minste twee voorwielen en ten minste een achterwiel.

15

Een dergelijke rolstoel is bekend uit het Britse octrooischrift no. 2,275,029 (Rose). De bekende rolstoel bevat twee elektrisch aangedreven voorwielen en een achterwiel in de vorm van een castorwiel. De in hoogte 20 verstelbaarheid van de zitting van de bekende rolstoel wordt gerealiseerd door een parallellogramconstructie die onder invloed van een elektrische lineaire actuator kan worden bewogen. Hierbij beweegt de zitting vanuit een achterwaartse lage positie naar een voorwaartse hoge positie, en vice 25 versa.

Een bezwaar van de rolstoel bekend uit de eerdergenoemde Britse octrooipublicatie is dat een op de zitting plaatsgenomen rolstoelgebruiker in de voorwaartse hoge 30 positie van de zitting diens voeten veelal niet op de grond kan plaatsen. Dat is eveneens het geval in de achterwaarts lage positie van de zitting, daar in dat geval de rolstoelconstructie diens voeten in de weg zit. In de praktijk is gebleken dat het vanuit de zitting opstaan 10261 17

t. I

2 daardoor ernstig wordt bemoeilijkt. Immers, wanneer de rolstoelgebruiker vanuit de zitting zich wil oprichten om te gaan staan (zogenaamde "transfers"), zullen zijn voeten de grond daarbij niet kunnen raken of zal hij zijn voeten niet 5 onder zich kunnen plaatsen, zodat hij daarbij geen steun van de grond kan ondervinden. Een dergelijke instabiele situatie is uiteraard niet bevorderlijk om rolstoelgebruikers op veilige, zekere en snelle wijze in en uit de rolstoel te kunnen laten stappen.

10

Het is het doel van de uitvinding om de bezwaren van de stand van de techniek te ondervangen, in het bijzonder een rolstoel te verschaffen die het mogelijk maakt om op zekere wijze in en uit de rolstoel te stappen.

15

Hiertoe heeft een rolstoel van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding als bijzonderheid dat de achterste en de voorste armen naar boven en in voorwaartse richting zich uitstrekken. Met andere woorden, doordat de achterste en 20 voorste armen altijd in voorwaartse richting naar boven zijn gericht, wordt gerealiseerd dat de zitting tussen een achterwaartse hoge positie en een voorwaartse lage positie kan worden bewogen, gezien in de normale (voorwaartse) rijrichting van de rolstoel. In de voorwaartse lage positie 25 kan een rolstoelgebruiker zijn voeten altijd op de grond èn onder zich plaatsen, ongeacht diens lichaamslengte, zodat het vanuit een zittende positie uit de rolstoel gaan staan altijd op veilige, snelle en zekere wijze kan plaatsvinden.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel overeenkomstig de uitvinding is/zijn de achterste en/of de voorste arm(en) in lengte verstelbaar. In het bijzonder is/zijn de achterste en/of de voorste arm(en) opgebouwd uit 10261 1 7

1 I

3 ten minste twee onderling scharnierbare deelarmen. Hierdoor is het mogelijk dat de zitting eveneens kan worden gekanteld vanuit een voorwaartse kantelpositie naar een achterwaartse kantelpositie, en vice versa, gezien in de normale 5 (voorwaartse) rijrichting van de rolstoel. Er is derhalve sprake van twee bewegingsvrijheden van de zitting van de onderhavige rolstoel: gezien in de normale (voorwaartse) rijrichting van de rolstoel, is de zitting daarvan enerzijds in hoogte verstelbaar tussen een achterwaartse hoge positie 10 en een voorwaartse lage positie en anderzijds kantelbaar tussen een voorwaartse kantelpositie en een achterwaartse kantelpositie.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel 15 volgens de uitvinding is de parallellogramconstructie beweegbaar door middel van ten minste een telescopische actuator. Bij voorkeur strekt een eerste telescopische actuator zich althans in hoofdzaak uit tussen de scharnierpunten van de in lengte verstelbare arm(en), zodanig 20 dat de zitting kan worden gekanteld, terwijl een tweede telescopische actuator op de parallellogram constructie aangrijpt, zodanig dat de zitting in hoogte verstelbaar is.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel 25 overeenkomstig de uitvinding kan de althans in hoofdzaak tussen de scharnierpunten van de in lengte verstelbare arm(en) zich uitstrekkende eerste telescopische actuator voor het kantelen van de zitting worden geactiveerd, terwijl de op de parallellogram constructie aangrijpende tweede 30 telescopische actuator is gefixeerd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel volgens de uitvinding kan de op de parallellogram constructie 10261 1 7

I

4 aangrijpende tweede telescopische actuator voor het in hoogte verstellen van de zitting worden geactiveerd, terwijl de althans in hoofdzaak tussen de scharnierpunten van de in lengte verstelbare arm(en) zich uitstrekkende eerste 5 telescopische actuator is gefixeerd. Hierbij blijft de hoek ingesloten tussen de onderling schamierbare deelarmen derhalve constant.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel 10 overeenkomstig de uitvinding strekt de in hoogte verstelbare zitting in elke hoogte positie althans in hoofdzaak zich horizontaal uit. Teneinde dat te realiseren bezitten de achterste en de voorste armen in het bijzonder een onderling gelijke lengte, terwijl de bovenste en de onderste armen 15 eveneens een onderling gelijke lengte hebben.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij figuur 1 een perspectivisch en schematisch aanzicht laat zien van een 20 rolstoel volgens de uitvinding, terwijl figuren 2 tot en met 5 betrekking hebben op schematische aanzichten daarvan.

In de figuur 1 onderscheidt men een rolstoel 1 voorzien van twee middels een starre achteras verbonden achterwielen 25 2a,2b, twee kleinere als voorwielen fungerende castorwielen 3a,3b, een draagframe 4, alsmede een zittingssamenstel 5 en een rugleuningssamenstel 6. Om de figuur niet onnodig te compliceren zijn beide samenstellen eenvoudigheids halve als enkel zit- en rugkussen getekend.

30

Onder verwijzing naar figuur 2, is het zittingssamenstel 5, hierna ook wel "zitting" genoemd, via een parallellogramconstructie 7 met het draagframe 4 verbonden.

10261 if 5

De parallellogramconstructie 7 bestaat uit een bovenste arm 8, een onderste arm 9, een achterste arm 10 en een voorste arm 11, en waarbij de armen 8, 9, 10 en 11 onderling scharnierbaar zijn verbonden. Zoals is aangegeven, is de ! 5 voorste arm 11 opgebouwd uit twee onderling scharnierbare deelarmen 12, 13, zodat deze voorste arm 11 als het ware in lengte kan worden versteld.

Refererend aan figuren 3 en 4, om de zitting 5 ten opzichte 10 van het draagframe 4 te kunnen kantelen, is voorzien in een als zuiger/cilinder-inrichting fungerende gasveer 14. De gasveer 14 is tussen scharnierpunten 15, 16 van de deelarmen 12, 13 gemonteerd. Wanneer de gasveer 14 zich in-respectievelijk uittrekt en een nog later aan te duiden 15 (tweede) gasveer 17 gefixeerd blijft, draagt de parallellogramconstructie 7 zorg voor een kanteling van de zitting 5 ten opzichte van het draagframe 4 in voorwaartse kantelrichting respectievelijk achterwaartse kantelrichting. Deze voorwaartse kantelrichting is met verwijzingscijfer 18 20 aangegeven, terwijl de achterwaartse kantelrichting met verwijzingscijfer 19 is aangeduid.

Teneinde de zitting 5 ten opzichte van het draagframe 4 tussen een achterwaartse hoge positie en een voorwaartse lage 25 positie te kunnen bewegen, is de reeds genoemde tweede gasveer 17 aangrijpend op de parallellogramconstructie 7 gemonteerd, zoals in de figuren weergegeven. Indien de gasveer 17 zich in- respectievelijk uittrekt, terwijl de gasveer 14 gefixeerd blijft, beweegt de zitting 5 ten 30 opzichte van het draagframe 4 naar de achterwaartse hoge positie respectievelijk naar de voorwaartse lage positie. Telkens blijft de zitting 5 in een horizontale positie, daar de achterste en voorste armen 10, 11 enerzijds en de bovenste 10261 1 7 6 « , en onderste armen 8, 9 anderzijds, een onderling identieke lengte bezitten. In het geval dat de gasveer 14 is gefixeerd, is sprake van een constante hoek ingesloten door de deelarmen 12, 13 en derhalve van een constante vorm van de 5 parallellogramconstructie 7 (figuur 5).

Gasveer 20 dient ter compensatie van het gewicht van een rolstoelgebruiker bijvoorbeeld bij een voorwaartse kanteling van de zitting 5 en is niet strikt noodzakelijk.

10

Opgemerkt wordt dat de uitvinding zich niet beperkt tot de aangegeven uitvoeringsvorm, doch zich eveneens uitstrekt tot andere voorkeursvarianten vallend binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

15 noci 4-7

Claims (10)

1. Rolstoel omvattende ten minste drie wielen, een draagframe, een zitting en een rugleuning, waarbij de 5 zitting in hoogte verstelbaar is door middel van een parallellogramconstructie, waarbij de parallellogramconstructie wordt gevormd door een bovenste arm, een onderste arm, een achterste arm en een voorste arm, en waarbij de armen onderling scharnierbaar zijn 10 verbonden, met het kenmerk dat de achterste en de voorste armen naar boven en in voorwaartse richting zich uitstrekken.

2. Rolstoel volgens conclusie 1, waarbij de achterste en/of 15 de voorste arm(en) in lengte verstelbaar is/zijn.

3. Rolstoel volgens conclusie 2, waarbij de achterste en/of de voorste arm(en) is/zijn opgebouwd uit ten minste twee onderling scharnierbare deelarmen. 20

4. Rolstoel volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de parallellogramconstructie beweegbaar is door middel van ten minste een telescopische actuator.

5. Rolstoel volgens conclusie 2 en 4, waarbij een telescopische actuator zich uitstrekt althans in hoofdzaak tussen de scharnierpunten van de in lengte verstelbare arm(en), zodanig dat de zitting kan worden gekanteld. i 30

6. Rolstoel volgens conclusie 5, waarbij een andere telescopische actuator aangrijpt op de parallellogram 10261 4 , constructie, zodanig dat de zitting in hoogte verstelbaar is.

7. Rolstoel volgens conclusie 5 en 6, waarbij voor het 5 kantelen van de zitting de althans in hoofdzaak tussen de scharnierpunten van de in lengte verstelbare arm(en) zich uitstrekkende telescopische actuator kan worden geactiveerd en waarbij de andere op de parallellogram constructie aangrijpende telescopische actuator is 10 gefixeerd.

8. Rolstoel volgens conclusie 5 en 6 of 7, waarbij voor het in hoogte verstellen van de zitting de andere op de parallellogram constructie aangrijpende telescopische 15 actuator kan worden geactiveerd en waarbij de althans in hoofdzaak tussen de scharnierpunten van de in lengte verstelbare arm(en) zich uitstrekkende telescopische actuator is gefixeerd.

9. Rolstoel volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 8, waarbij de in hoogte verstelbare zitting in elke hoogte positie althans in hoofdzaak horizontaal zich uitstrekt. 25

10 Rolstoel volgens conclusie 9, waarbij de achterste en de voorste armen een onderling gelijke lengte bezitten, en waarbij de bovenste en de onderste armen eveneens een onderling gelijke lengte hebben. 30 1026117__