NL1024201C2

NL1024201C2 - Rolstoel voorzien van beensteun met kuitsteun.

Info

Publication number: NL1024201C2
Application number: NL1024201A
Authority: NL
Inventors: Martin Jansen
Original assignee: Revab Bv
Priority date: 2003-08-29
Filing date: 2003-08-29
Publication date: 2005-03-01
Also published as: ATE462391T1; DE202004021353U1; US20050212255A1; EP1510193B1; DE602004026252D1; US7367578B2; EP1510193A1; DE04077395T1

Description

Titel: Rolstoel voorzien van beeneteun met kuitsteun

De uitvinding heeft betrekking op een rolstoel voorzien van een beensteun, in het bijzonder een beensteun voorzien van een kuitsteun. Dergelijke rolstoelen zijn bekend.

Bij de bekende rolstoelen omvat de beensteun gebruikelijk een 5 framedeel, dat centraal of aan weerszijden van de rolstoel is verbonden en is voorzien van een voet- en kuitsteun, welke zich vanaf het framedeel tot voor een zitting van de rolstoel uitstrekken. Een dergelijke beeneteun draagt bij aan een comfortabele ondersteuning van de benen van een in de rolstoel gezeten gebruiker, doch vormt bij een transfer van die gebruiker in en uit de 10 rolstoel een hinderlijk obstakel.

Voorgesteld is reeds om de of elke beeneteun zwenkbaar uit te voeren, zodat deze voorafgaand aan een transfer tijdelijk zijwaarts kan worden gezwenkt. Daarbij dienen de benen van een in de rolstoel gezeten gebruiker te worden opgetild, uit de verplaatsingsbaan van de 15 langezwenkende kuitsteun. Dit leidt tot een zeer ongemakkelijke zithouding die de nodige fysieke krachtsinspanning vergt, van de gebruiker en/of diens hulpverlener.

De uitvinding beoogt een rolstoel van de in de aanhef beschreven soort te verschaffen, waarbij genoemd nadeel van de bekende beeneteun is 20 vermeden, met behoud van voordelen daarvan. Daartoe wordt een rolstoel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Bij een rolstoel volgens de uitvinding kan de of elke kuitsteun vanuit een ondersteunende naar een niet-ondersteunende stand worden gebracht, zonder de ruimte te doorkruisen die door de benen van een 25 rolstoelgebruiker wordt ingenomen, wanneer deze zijn voeten op de voetensteunen heeft geplaatst. Daardoor kan de rolstoel in gereedheid worden gebracht voor een transfer, zonder dat de rolstoelgebruiker zijn benen van genoemde voetsteunen behoeft te nemen en kunnen 10242 Ui

2 I

dientengevolge fysieke inspanning en een ongemakkelijke zithouding I

worden vermeden. Bovendien houdt de rolstoelgebruiker en/of diens I

begeleider zijn handen vrij voor bediening van de kuitsteunen of eventuele I

andere rolstoelonderdelen. Na het uit de weg nemen van de kuitsteunen I

5 kunnen de benen van de rolstoelgebruiker van de voetsteunen worden I

genomen en op het wegdek direct voor de rolstoel worden geplaatst, waarna I

de voetsteunen of de beensteun in zijn geheel uit de weg kunnen worden I

gezwenkt. Vanzelfsprekend is daarbij de verplaatsingsbaan wederom I

zodanig dat daarbij de ruimte, die door de op het wegdek voor de rolstoel I

10 geplaatste benen wordt ingenomen, niet wordt doorkruist. Nadat het I

baanvak voor de rolstoel aldus vrij is gemaakt van obstakels kan de I

rolstoelgebruiker ongehinderd uit de rolstoel overeind komen, al dan niet I

geholpen door een begeleider. I

In een voordelige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan de of I

15 elke kuitsteun losneembaar met een beensteun zijn verbonden, bijvoorbeeld I

door middel van een buisklem, pengat-verbinding of dergelijk ver- en I

ontgrendelbaar bevestigingsmiddel. Hierdoor kan de beensteun eenvoudig I

worden losgenomen in gevallen waar ondersteuning niet (langer) nodig of I

gewenst is. Bovendien kan een dergelijke uitvoeringsvorm eenvoudig I

20 zodanig zijn uitgevoerd dat de positie van de kuitsteun op de beensteun I

instelbaar is, zodat de ondersteuning eenvoudig kan worden aangepast aan I

uiteenlopende individuele gebruikerswensen. I

In een alternatieve voordelige uitvoeringsvorm volgens de I

uitvinding is elke kuitsteun zwenkbaar met de beensteun verbonden. I

25 Hierdoor kan de kuitsteun naar een niet-ondersteunende stand worden I

gezwenkt zonder dat de steun daartoe hoeft te worden losgenomen. Aldus I

kunnen demontage- en montagehandelingen worden vermeden en wordt het I

risico van verlies of die&tal (van losse onderdelen) beperkt. Uiteraard is ook I

een combinatie van de hiervoor genoemde uitvoeringsvormen mogelijk, I

102-^01 I

3 waarbij de kuiteteun door middel van een losneembare zwenkverbinding aan de beensteun is gekoppeld.

In een nadere uitwerking omvat de kuiteteun een kuitplaat welke zwenkbaar met een framedeel van de beensteun is verbonden via een 5 armconstructie. Deze armconstructie ie bij voorkeur samengesteld uit twee onderling zwenkbaar verbonden armen, waarvan een eerste arm met de beensteun en de tweede arm met de kuitplaat is verbonden.

Met een dergelijke armconstructie kan de kuitplaat eenvoudig aan een beensteun van een bestaande rolstoel worden bevestigd, waarbij de 10 armconstructie, in het bijzonder de oriëntatie van de zwenkas tussen beide armen de nodige vrijheid biedt de kuitsteun zodanig te bevestigen dat deze in de ondersteunende stand de benen van de rolstoelgebruiker adequaat kan ondersteunen en zijn verplaateingsbaan naar de niet-ondersteunende stand geen rolstoelonderdelen doorkruist.

15 Teneinde de instelbaarheid nog verder te vergroten is bij voorkeur ten minste een van de armen van de armconstructie in lengte verstelbaar.

Voorts is de tweede arm, waaraan de kuitplaat is bevestigd, bij voorkeur zwenkbaar rond een tweede zwenkas, zodat een hoek tussen het ondersteunend oppervlak van de voetsteun en de kuitsteun kan worden 20 gevarieerd. Daarnaast is ook de hoek tussen de beensteun in zijn geheel en de zitondersteuning bij voorkeur instelbaar. Daarbij kunnen genoemde hoeken bijvoorbeeld ook onderling en/öf aan de stand van de zitondersteuning en/of de hoek tussen een rugondersteunend deel en een zitvlakondersteunend deel zijn gekoppeld, bijvoorbeeld door middel van een 25 stangenmechanisme.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn mechanische aandrijfiniddelen voorzien, waarmee de kuitsteun (semi-)automatisch tussen de ondersteunende gebruiksgerede stand en de niet-ondersteunende tranefergerede stand kan worden verplaatst. Zo kunnen bijvoorbeeld 30 voorspanmiddelen zijn voorzien welke de kuitsteun, wanneer deze zich in de 1054201 _

4 I

ondersteunende stand bevindt, voorspannen richting de transfergerede I

stand. Door activering van de voorspanmiddelen (bijvoorbeeld door I

opheffing van een blokkering) zal de kuitsteun dan- door de voorspankracht I

naar de niet-ondersteunende stand worden gedreven. Met dergelijke I

5 aandrijfmiddelen wordt het in gereedheid brengen van de rolstoel ten I

behoeve van een transfer nog verder vereenvoudigd Vanzelfsprekend I

kunnen voor de of elke voetsteun soortgelijke aandrijfmiddelen zijn I

voorzien. Voorts kunnen geschikte blokkeermiddelen zijn voorzien om de I

kuitsteun in de ondersteunende stand tegen zwenking te blokkeren. I

10 In een verdere alternatieve uitvoeringsvorm kan de kuitsteun star I

met een framedeel van de beensteun zijn verbonden, en kan dit framedeel I

zodanig zwenkbaar met de rolstoel zijn verbonden, dat door zwenking I

daarvan de kuitsteun uit zijn ondersteunende stand kan worden gedraaid, I

weg van het te ondersteunen been. Teneinde er voor te zorgen dat de I

15 gebruiker tijdens dit wegzwenken van de kuitsteun zijn voeten op de I

voetsteun kan laten staan, kan de voetsteun ofwel op een afzonderlijk I

tweede framedeel zijn bevestigd, ofwel zwenkbaar met het eerste framedeel I

zijn verbonden, rond een zwenkas die in hoofdzaak samenvalt met die van I

het framedeel zelf, zodat de voetsteun bij zwenking van het framedeel in I

20 tegengestelde richting kan verzwenken en daardoor per saldo haar I

ondersteunende stand behoudt. Nadat de voeten van de rolstoelgebruiker I

van de voetsteun zijn genomen, kunnen de voetsteunen bijvoorbeeld uit de I

weg worden gezwenkt, of anderszins uit de weg worden genomen, I

bijvoorbeeld door deze los te koppelen. I

25 De uitvinding heeft voorts betrekking op een beensteun geschikt I

voor toepassing met een zitondersteuning, bijvoorbeeld een rolstoel, en een I

werkwijze voor het gereed maken van een rolstoel volgens de uitvinding I

voor een transfer. I

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen I

30 uitvoeringsvoorbeelden van een beensteun volgens de uitvinding en de I

1024? Ui | 5 werking daarvan nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont:

Fig. 1A,B een rolstoel voorzien van een kuitsteun volgens de uitvinding in respectievelijk een gebruiksgerede stand en een 5 transfergerede stand;

Fig. 2A,B een uitvergroting van de kuitsteun volgens de respectieve figuren ΙΑ,Β; en

Fig. 3 in nader detail, een perspectivisch aanzicht van de armconstructie van de kuitsteun volgens fig. 2A,B.

10 Figuren ΙΑ,Β tonen een rolstoel 1 volgens de uitvinding, omvattende een zitondersteuning 2, gedragen door een verrijdbaar onderstel 3, voorzien van twee zwenkbare voorwielen 4 en twee aandrijfbare achterwielen 5. Uiteraard zijn andere onderstelconfiguraties mogelijk. De rolstoel 1 omvat voorts een beensteun 6, welke in hoofdzaak is opgebouwd 15 uit een buisvormig framedeel 7, een daarmee verbonden voetsteun 8 en kuitsteun 10, welke in Fig. IA een ondersteunende, gebruiksgerede stand inneemt en in fig. 1B een naar achteren gezwenkte, transfergerede stand inneemt.

De in de Figuren ΙΑ,Β getoonde rolstoel 1 omvat één beensteun 6, 20 welke aan een zijde van het onderstel 3 is bevestigd en zich vanaf nabij een voorste rand van de zitondersteuning 2 schuin omlaag uitstrekt tot nabij het wegdek. Alternatief kan de rolstoel twee beensteunen 6 omvatten, bevestigd aan weerszijden van de rolstoel 1, of één centrale, zich in een middenlangsvlak van de rolstoel 1 uitstrekkende beensteun 6.

25 Het framedeel 7 is bij voorkeur scharnierend met het onderstel 3 verbonden, rond een in hoofdzaak evenwijdig aan de voorste rand van de zitondersteuning 2 verlopende zwenkas, zodat een hoek β (zie Fig. 2A) tussen het framedeel 7 en het zitvlak van de zitondersteuning 2 instelbaar is. Deze hoek β zal afhankelijk van het gebruik variëren tussen ongeveer 90° 102420!

6 I

bij een actieve, rechtop gezeten zithouding en ongeveer 180° bij een I

passieve, achterover gekantelde houding. Buiten gebruik kan de beensteun I

6 rond genoemde zwenkae tot tegen de onderzijde van de zitondersteuning 3 I

worden gevouwen, zodat een compacte, eenvoudig meeneembare rolstoel I

5 wordt verkregen. Alternatief of daarnaast kan het framedeel 7 zwenkbaar I

zijn aangebracht rond een in hoofdzaak verticale as (niet getoond), zodat de I

beensteun 6 buiten gebruik of tijdens een transfer zijwaarts kan worden I

gezwenkt, tot tegen een flank van de rolstoel 1. I

Voetsteunen 8 zijn op zichzelf genoegzaam bekend en behoeven I

10 derhalve hier geen nadere beschrijving. Volstaan wordt met op te merken I

dat een ondersteunend oppervlak 9 van de voetsteunen 8 bij voorkeur van I

een gripverhogend profiel is voorzien, om wegglijden van de voeten te I

verhinderen. Voorts zijn de voetsteunen 8 bij voorkeur zwenkbaar met het I

framedeel 7 verbonden, op nog nader te beschrijven wijze. I

15 De kuitsteun 10 omvat een kuitplaat 11, die via een nog nader te I

beschrijven armconstructie 12 zodanig zwenkbaar met het framedeel 7 is I

verbonden, dat de kuitplaat 11 van de in Fig. 2A getoonde ondersteunende I

stand naar de in Fig. 2B getoonde transfergerede stand kan worden I

gebracht. De kuitplaat 11 is bij voorkeur overtrokken met een laag relatief I

20 zacht, veerkrachtig materiaal, bijvoorbeeld schuimrubber, voor een I

comfortabele ondersteuning van de kuit. Bovendien kan een in gebruik naar I

de kuit gekeerd oppervlak enigszins concaaf zijn uitgevoerd (niet getoond), I

teneinde nog beter aan te sluiten op de contour van de kuit, zodat deze over I

een relatief groot oppervlak goed kan worden ondersteund. I

25 De kuitplaat 11 is voorts bij voorkeur kantelbaar rond een in I

hoofdzaak horizontale, zich in hoofdzaak evenwijdig aan de voorste I

zittingrand uitstrekkende zwenkas S2 (zie Fig. 2A), zodat een tussen de I

ondersteuningsvlakken 9,11 van de voet· en kuitsteun 8,10 ingesloten hoek I

instelbaar ie. Hierdoor kan deze hoek per persoon en zitsituatie steeds I

30 zodanig worden ingesteld dat de kuiten van de gebruiker aanliggen tegen I

1024201 I

7 genoemde kuitplaat 11 wanneer zijn voeten op de voetsteun 8 rusten. Gebruikelijk zal de hoek tussen ongeveer 90° en 120° liggen, afhankelijk van onder meer de persoonlijke voorkeur van de gebruiker, de stand van de zitondersteuning 2 en/of eerdergenoemde hoek β tussen de beensteun 6 en 5 de zitondersteuning 2.

De opbouw en werking van de kuitsteun 10 zullen nu nader worden toegelicht aan de hand van Fig. 3. Hierin is een mogelijke uitvoeringsvorm van een kuitsteun 10 volgens de uitvinding is getoond, althans een zwenkarmconstructie 12 daarvan (de kuitplaat 11 is voor de duidelijkheid 10 weggelaten). Opgemerkt zij dat deze uitvoeringsvorm slechts een van de vele mogelijke uitvoeringsvormen is en derhalve geenszins beperkend dient te worden uitgelegd.

De armconstructie 12 ie in hoofdzaak opgebouwd uit een in lengte verstelbare eerste arm 14 en een zwenkbaar daarmee verbonden tweede 15 arm 16, welke tweede arm 16 is voorzien van een bevestigingeplaat 17 voor montage van de kuitplaat 11.

De eerste arm 14 is samengesteld uit drie delen, te weten een eerste armdeel 21, een tweede armdeel 22 en een klemblok 24. Het eerste armdeel 21 is met behulp van een bout en moer aan een bestaand scharnier 20 13 op het framedeel 7 bevestigd, welk scharnier 13 was voorzien ten behoeve van een oude, naar voren zwenkbare kuitsteun. Teneinde de scharnierende werking van het scharnier 13 uit te schakelen, is tegen het eerste armdeel 21 een klemblok 24 bevestigd, zodanig dat een enigszins concaaf eindvlak daarvan gedeeltelijk rond het framedeel 7 grijpt en aldus zwenking van het 25 eerste armdeel 21 rond scharnier 13 belet. Aldus kan de kuitsteun 10 met relatief simpele middelen (klemblok 24), aan reeds aanwezige middelen (scharnier 13) van de rolstoel 1 worden bevestigd, zonder dat de rolstoel 1 zelf daartoe aanpassingen behoeft. Het klemblok 24 dient daarnaast om het tweede armdeel 22 overlappend tegen het eerste armdeel 22 vast te zetten.

1024201

I 8 I

I Daarbij is de mate van overlap dankzij een slobgat 23 in het tweede armdeel I

I 22 instelbaar, en daarmee de totale lengte L van de eerste arm 14. I

I De tweede arm 16 is met een uiteinde van het tweede armdeel 22 I

I verbonden via dubbelscharnier 15, welke zwenking rond tweeverschillende I

I 5 zwenkassen Si, S2 toelaat, namelijk een eerste zwenkas Si, Welke zich in I

I hoofdzaak uitstrekt in een door het framedeel 7 en de eerste arm 14 I

I opgespannen vlak (zie Fig. 2B en 3) en een tweede zwenkas S2, welke in I

I hoofdzaak samenvalt met een hartlijn van de tweede arm 16. I

I Door zwenking van de tweede arm 16 rond de eerste zwenkas Si I

I 10 kan de kuitplaat 11 van de ondersteunende, gebruiksgerede stand (als I

I getoond in fig. IA en 2A) naar een niet-ondersteunende, transfergerede I

I stand worden gebracht (als getoond in fig. 1B en 2B). Door zwenking van de I

I tweede arm 16 rond de tweede zwenkas S2 kan de eerdergenoemde hoek I

I tussen de ondersteunende oppervlakken d, 11 van de voet- en kuitsteun 8, I

I 15 10 worden ingesteld. I

I In het verlengde van de tweede arm 16 is een bedieningknop 18 I

I voorzien, waarmee de tweede arm 16 rond de eerste zwenkas Si kan worden I

I gezwenkt. In de bedieningsknop 18 is een vergrendelmechanisme voorzien, I

I waarmee de kuitsteun 10 in de ondersteunende stand (Fign. IA, 2A) kan I

I 20 worden vergrendeld. Dit vergrendelmechanisme kan bijvoorbeeld een pal I

I omvatten, welke zich in hoofdzaak evenwijdig aan een hartlijn van de I

I bedieningsknop 8 uitstrekt en onder invloed van een voorspanveer tot door I

I het scharnier 15 reikt, aldus rotatie rond de eerste zwenkas Si I

I belemmerend. De vergrendeling kan worden opgeheven door de knop 18 uit I

I I

I . 1: 25 te trekken (weg van het scharnier 15), waardoo| de pal tegen de I

I voorspankracht in uit het scharnier 15 wordt getrokken, en het scharnier I

I voor rotatie rond Si is vrijgegeven. Eenzelfde soort constructie kan I

I desgewenst ook worden gebruikt om rotatie rond de tweede zwenkas S2 te I

I vergrendelen. I

I 102420! I

9

De bediening van de kuiteteun 10 kan handmatig plaatsvinden, met bedieningsknop 18 zoals hierboven beschreven, doch kan ook met behulp van of ondersteund door elektrische, mechanische, pneumatische en/of hydraulische aandrjjfmiddelen geschieden. Zo kunnen bijvoorbeeld 5 tussen framedeel 7 en bedieningsknop 18 voorgespannen trekveren worden aangebracht (niet getoond), welke de tweede arm 16 richting de transferstand voorspannen waarbij de arm 16 zich in hoofdzaak in het verlengde van de eerste arm 14 uitstrekt.

De rotatie van de tweede arm 16 rond de tweede zwenkas Ss vindt 10 vrijelijk plaats, onder het gewicht van de in gebruik tegen de plaat 11 rustende kuiten van een gebruiker. Hierdoor zal de kuitplaat 11 steeds de gewenste stand innemen, waarbij de kuiten optimaal zijn ondersteund. Voorts is een bladveer 19 voorzien, welke de kuitplaat 11, wanneer daarop geen krachten worden uitgeoefend (bijvoorbeeld in de transfergerede stand 15 van fig. 1B, 2B), terug dwingt in een vooraf bepaalde stand, in welke stand de kuitplaat (11) de overige delen van het onderstel 3 niet hindert.

De eerste zwenkas Si strekt zich onder een hoek γ ten opzichte van de hartlijn B van de eerste arm 14 uit (zie Fig. 3), welke hoek γ in het getoonde uitvoeringevoorbeeld kleiner is dan 90°. Met de keuze van deze 20 hoek γ wordt directe invloed uitgeoefend op het verloop van de verplaatsingsbaan van de tweede arm 16 met de kuitplaat 11 rond Si. Door hoek γ te variëren kan de verplaatsingsbaan zodanig worden verlegd dat deze niet aanloopt tegen delen van de rolstoel 1, in het bijzonder het binnenwerk van het onderstel 3. Het zal duidelijk zijn dat de meest 25 geschikte hoek γ per rolstoel verschilt, afhankelijk van diens configuratie, in het bijzonder van het onderstel 3. In de praktijk zal de meest geschikte hoek γ variëren tussen ongeveer 45° en 90° of zelfs iets meer dan 90°, bijvoorbeeld 100° tot 110°.

1024201

10 I

Een rolstoel 1 voorzien van de hierboven beschreven beensteun 6 I

kan als volgt worden gebruikt. Figuur IA toont de rolstoel in een I

gebruiksgerede stand. In deze stand worden de benen van een in de rolstoel I

gezeten gebruiker ondersteund door de beensteun 6, in het bijzonder de I

5 voetsteun 8 en kuitsteun 10. Wanneer de gebruiker uit de rolstoel 1 I

overeind wil komen kan de tweede arm 16 met behulp van bedieningsknop I

18 rond de eerste zwenkas Si worden verzwenkt, tot de hartlijnen van beide I

armen 14,16 zich ongeveer in eenzelfde vlak uitstrekken. Daarbij zal de I

kuitplaat 11, gezien in de hoofdrijrichting van de rolstoel 1 enigszins naar I

10 achteren en naar onderen verzwenken (zie fig. 1B en 2B). Vervolgens I

kunnen de benen van de rolstoelgebruiker van de voetsteunen 8 worden I

genomen en op het wegdek voor de rolstoel 1 worden geplaatst, waarna de

voetsteunen 8 uit de weg kunnen worden verzwenkt, bijvoorbeeld rond een I

derde zwenkas Ss (zie Fig. 2A), waarbij de voetsteunen 8 omhoog tot tegen I

15 het framedeel 7 worden gezwenkt, of rond een vierde zwenkas S4 (zie Fig. I

2A), waarbij de voetsteunen 8 zijwaarts worden verzwenkt, in een zich in I

hoofdzaak haaks op een hartlijn van framedeel 7 uitstrekkend vlak. I

Hiermee is het baanvak voor de zitondersteuning 2 vrij van obstakels en I

kan de rolstoelgebruiker uit de rolstoel 1 overeind komen of worden I

20 geholpen. Bij het plaatsnemen in de rolstoel 1 kunnen bovenstaande I

stappen in omgekeerde volgorde worden doorlopen. I

Aldus kan de rolstoel 1 op eenvoudige wijze in gereedheid worden I

gebracht voor een transfer, zonder dat een rolstoelgebruiker daarbij enig I

hinder ondervindt of een ongemakkelijke houding hoeft aan te nemen. I

25 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de I

tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn I

mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding. I

Zo kan de beensteun in lengte verstelbaar zijn, bijvoorbeeld met I

behulp van een telescopisch uitschuifbaar framedeel, zodat de beensteun I

30 kan worden afjgestemd op de beenlengte van een gebruiker. Bij voorkeur is I

1 02 42 01 I

11 ook de positie van de kuitsteun langs het framedeel instelbaar, bijvoorbeeld door middel van een vergrendelbare schuifkoppeling, zodat de kuit steeds op een geschikte plaats kan worden ondersteund. Uiteraard is het ook mogelijk het been op meerdere plaatsen te ondersteunen, bijvoorbeeld nabij een knie 5 of dijbeen. De beensteun kan daartoe van additionele steunmiddelen zijn voorzien, welke op vergelijkbare wijze als beschreven voor de kuitsteun aan het firamedeel kunnen zijn gekoppeld en aldus verplaatsbaar zijn tussen een ondersteunende, gebruiksgerede stand en een niet-ondersteunende, transfergerede stand. Een beensteun volgens de uitvinding is bovendien niet 10 beperkt tot toepassing bij rolstoelen, doch kan tevens met voordeel worden toegepast bij andere zitondersteuningen waarbij additionele beenondersteuning gewenst is.

Deze en vele variaties worden geacht te liggen binnen het raam van de uitvinding zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

1024201

Claims

1. Rolstoel voorzien van een beeneteun (6), omvattende een framedeel I (7) en een daarmee verbonden voetsteun (8) en een kuiteteun (10), welke in I een ondersteunende (gebruiksgerede) eerste stand zijn ingericht voor I ondersteuning van althans een deel van een been van een in gebruik in de I 5 rolstoel gezeten gebruiker, waarbij de kuiteteun (10) verplaatsbaar is naar I een niet-ondersteunende (transfergerede), tweede stand, waarbij de I kuiteteun (10) is gelegen buiten een door de benen van een rolstoelgebruiker I bij het plaatsnemen in en/of opstaan uit de rolstoel ingenomen ruimte, I waarbij de verplaatsingsbaan van de kuiteteun (10) tussen de eerste en I 10 tweede stand in hoofdzaak is gelegen buiten een door de benen van een I rolstoelgebruiker ingenomen ruimte, in de eerste, ondersteunde stand. I

2. Rolstoel volgens conclusie 1, waarbij de kuiteteun (10) losneembaar I met de rolstoel (1) is verbonden. I

3. Rolstoel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de kuiteteun (10) I 15 zwenkbaar met de rolstoel (1) is verbonden. I

4. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de I kuiteteun (10) een kuitplaat (11) omvat en een armconstructie (12), waarbij I de kuitplaat (11) zwenkbaar met het framedeel (7) van de beensteun (6) is I verbonden via de armconstructie (12). I

5. Rolstoel volgens conclusie 4, waarbij de armconstructie (12) een I eerste arm (14) en een tweede arm (16) omvat, waarbij de eerste arm (14) I met de beensteun (6) is verbonden en de tweede arm (16) met de kuitplaat I (11) is verbonden en waarbij beide armen (14,16) onderling zwenkbaar zijn I verbonden rond een eerste zwenkas (Si). I

6. Rolstoel volgens conclusie 5, waarbij de eerste zwenkas (Si) zich I onder een hoek γ uitstrekt ten opzichte van de hartlijn van de eerste arm I 1024201 I (16), welke hoek γ kan zijn gelegen tussen ongeveer 45° en 120°, doch bij voorkeur ten minste kleiner is dan 90°.

7. Rolstoel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de eerste en/of de tweede arm (14,16) in lengte verstelbaar zijn.

8. Rolstoel volgens een van de conclusies 5-7, waarbij de tweede arm (16) zwenkbaar is rond een tweede zwenkas (Sa), welke zich in de ondersteunende stand van de kuitsteun (10) in hoofdzaak horizontaal uitstrekt, in hoofdzaak haaks op de hoofdrijrichting van de rolstoel (1), een en ander zodanig dat door zwenking van de tweede arm (16) rond deze 10 tweede zwenkas (S2) een hoek tussen de met deze tweede arm verbonden kuitplaat (11) en de voetsteun (8) instelbaar is.

9. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het framedeel (7) van de beensteun (6) zwenkbaar met de rolstoel (1) is verbonden.

10. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voetsteun (8) verplaatsbaar is tussen een eerste, ondersteunende stand en een tweede, transfergerede stand, waarbij de voetsteun (8) is gelegen buiten een door de benen van een rolstoelgebruiker ingenomen ruimte tijdens het opstaan uit en/of plaatsnemen in de rolstoel (1).

11. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voetsteun (8) zwenkbaar met het framedeel (7) is verbonden.

12. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voetsteun (8) zwenkbaar is in een zich in hoofdzaak op een hartlijn van het framedeel (7) uitstrekkend vlak.

12 I CONCLUSIES I

13. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voetsteun (8) vanuit een eerste, ondersteunende stand zwenkbaar is richting het framedeel (7), naar een in hoofdzaak evenwijdig aan dit framedeel (7) gelegen tweede, transfergerede stand.

14. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 30 mechanische aan drijfmiddelen zijn voorzien voor verplaatsing van de 102*2UI I 14 I I kuitsteun en/of de voetsteun van de eerste, ondersteunende stand naar de I I tweede, transfergerede stand en/of vice versa. I

15. Rolstoel volgens conclusie 14, waarbij de aandrijfmiddelen een I I voorspanveer omvatten, welke de kuitsteun (10) en/of de voetsteun (8) I I 5 voorspannen naar een tweede, transfergerede stand. I

16. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij I I blokkeermiddelen zijn voorzien om de kuitsteun (10) in de eerste, I I ondersteunende stand tegen zwenking te blokkeren. I

17. Beensteun met de maatregelen volgens een van de voorgaande I I 10 condusie8, geschikt voor toepassing bij een zitondersteuning. I

18. Werkwijze voor het gereed maken van een rolstoel volgens een van I I de conclusies 1*16, ten behoeve van een transfer uit deze rolstoel (1) van een I I daarin gezeten gebruiker, waarbij de of elke kuitsteun (10) vanuit de I I ondersteunende stand naar de tweede niet ondersteunende stand wordt I I 15 verplaatst terwijl de benen van de rolstoelgebruiker op de of elke voetsteun I I (8) rusten, waarna de benen van de rolstoelgebruiker van de of elke I I voetsteun (8) worden genomen en op het wegdek voor de rolstoel worden I I geplaatst en desgewenst de of elke voetsteun (8) naar een tweede, niet I I ondersteunende stand wordt verplaatst. I I 20 I I 1 024iJij I I