NL1025991C2 - Werkwijze en inrichting voor het bufferen van producten. - Google Patents

Description

\

Werkwijze en inrichting voor het bufferen van producten

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bufferen van producten, in het bijzonder cilindervormige houders, zoals flessen, blikken en potten. De uitvinding omvat tevens een inrichting voor het toepassen van 5 deze werkwijze.

Het bufferen van producten is vaak nodig in een be-handelingslijn voor producten. Bijvoorbeeld in een bottelarij dienen flessen te worden gevuld, gesloten, geëtiketteerd en verpakt. De verwerkingssnelheid kan op verschillende behandelt) lingsplaatsen in de lijn tijdelijk hoger of lager zijn, waardoor de flessen tussen twee behandelingsplaatsen in moeten kunnen worden gebufferd, teneinde niet tijdelijk de gehele be-handelingslijn te hoeven aanpassen.

Er zijn verschillende werkwijzen voor het bufferen 15 van producten bekend. Bij één bekende werkwijze wordt gebruik gemaakt van een transporteur met een heengaande en teruggaande transportband, alsmede van een overzetter waarvan de plaats op de transporteur afhangt van de relatieve snelheden van de beide transporteurs. Op deze wijze wordt dan een groter of 20 kleiner gedeelte van de transporteur ingenomen door de producten, afhankelijk van de gevraagde buffercapaciteit.

Alhoewel deze werkwijze goed voldoet, vereist deze ingewikkelde apparatuur om de werkwijze goed te laten voorlopen.

25 De uitvinding beoogt thans een werkwijze voor het bufferen van producten te verschaffen die relatief eenvoudig is.

Hiertoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het bufferen van producten, in het bijzonder cilindervormige 30 houders, zoals flessen, blikken en potten, waarbij de producten op een bewegend schuin eerste transportoppervlak omhoog wordt geleid met een eerste doorstroomhoeveelheid en de producten op dit transportoppervlak aan het bovenste uiteinde kunnen accumuleren tegen een leidorgaan, waarna de producten 1025991 2 vanaf het leidorgaan naar een tweede transportoppervlak worden geleid en daar verder worden getransporteerd met een tweede doorstroomhoeveelheid, waarbij het eerste transportoppervlak onder een zodanige hoek wordt geplaatst en daaraan een zodani-5 ge oppervlaktegesteldheid wordt gegeven dat de vanuit het eerste transportoppervlak uitgeoefende meesleepkracht op de producten juist groter is dan de op de producten uitgeoefende zwaartekracht in de richting langs het transportoppervlak.

Deze werkwijze kan in principe zelfregelend zijn om-10 dat het eerste transportoppervlak zich automatisch met producten vult of weer leegloopt afhankelijk van de aanvoer en afvoersnelheid van de producten. Door de keuze van de hel-lingshoek van het transportoppervlak en de oppervlaktegesteldheid daarvan kan de werkwijze zodanig worden 15 geregeld dat de producten juist met het eerste transportoppervlak naar boven worden meegenomen. Het gevolg daarvan is dat de druk op de accumulerende producten laag kan worden gehouden omdat het eerste transportoppervlak gemakkelijk onder de producten kan doorbewegen en nieuw aankomende producten slechts 20 met geringe druk tegen de geaccumuleerde producten worden gedrukt. Door het kiezen van bijvoorbeeld een bepaalde smering kan een zodanige wrijvingscoêfficiênt tussen het eerste transportoppervlak en de producten worden ingesteld dat de producten met de gewenst meesleepkracht omhoog worden meegeno-25 men op het eerste transportoppervlak.

De uitvinding omvat tevens een inrichting voor het toepassen van deze werkwijze.

Ten behoeve van een grote buffercapaciteit zal de breedte van het eerste transportoppervlak bij voorkeur groter 30 zijn dan de breedte van het tweede transportoppervlak en zullen de transportoppervlakken zijdelings zijn begrensd door geleiders.

Op deze wijze kunnen een groot aantal producten zich op het eerste transportoppervlak verzamelen, doch komen de 35 producten via tweede transportoppervlak weer één voor één uit de bufferinrichting, zodat de producten gelijkmatig voor een nieuwe behandeling worden aangevoerd. Teneinde een compacte inrichting te vormen, is het gunstig indien het leidorgaan onder een hoek met de transportrichting van het eerste 1025991 3 transportoppervlak staat en is ingericht voor het afbuigen en bij voorkeur omkeren van de stroom producten, waarbij bij voorkeur de eerste en tweede transportoppervlakken zijn gevormd op in tegengestelde richting aangedreven, eindloze 5 transportorganen die ten minste gedeeltelijk langs een gelijkvormige baan zijn geleid, welke baan bij voorkeur schroeflijnvormig is.

Op deze wijze neemt de inrichting een minimaal vloeroppervlak in en wordt derhalve het bufferoppervlak in 10 hoogterichting uitgebreid waar meestal voldoende plaats is.

Bij voorkeur is de inrichting voorzien van een smeerinrichting voor het smeren van het eerste transport oppervlak. Met behulp van deze smeerinrichting kan de wrijvingscoêfficiênt tussen het eerste transportoppervlak en 15 de te bufferen producten worden ingesteld, zodanig dat de inrichting de producten goed transporteert en accumuleert.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, de een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zeer schematisch weergeven.

20 Fig. 1 is een zeer schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting voor het bufferen van producten volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van de inrichting van

Fig. 1.

25 Fig. 3 is met een Fig. 2 vergelijkbaar, gedeeltelijk bovenaanzicht van een inrichting met daarbij het leidorgaan.

Fig. 4 is een zeer schematisch bovenaanzicht van een inrichting in werking, teneinde de bufferwerkwij ze volgens de uitvinding te illustreren.

30 De tekeningen tonen een inrichting voor het bufferen van producten. Dit bufferen geschiedt in een procestraject, waarbij de producten aan verschillende bewerkingen of behandelingen worden onderworpen op verschillende plaatsen en waarbij tijdelijke verschillen in verwerkingssnelheden op deze plaat-35 sen dienen te worden opgevangen. De producten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit houders, in het bijzonder in hoofdzaak cilindrische houders zoals flessen, blikken, potten en dergelijke. Het procestraject bestaat daarbij in de meeste gevallen uit een vullijn voor het vullen van de betreffende 1025991 4 houders, zoals een bottelarij voor het vullen van flessen met drank. De bufferinrichting kan bijvoorbeeld zijn aangebracht tussen een depelletiseerstation en een spoel- en/of vulstati-on, tussen het vulstation en een etiketteerstation en tussen 5 het etiketteerstation en een pakstation. Uiteraard zijn andere toepassingsgebieden denkbaar.

De weergegeven inrichting is voorzien van een frame dat in dit geval is uitgevoerd met een centrale kolom 1 met een voet 3 en een om de kolom verlopende en daaraan bevestig-10 de, schroeflijnvormige geleidinggoot 3. Uiteraard zijn ook allerlei andere frameconstructies denkbaar. Aan het bovenste en onderste uiteinde van de geleidingsgoot is een eindrol 4, 5 aangebracht en tussen deze uiteinden van de schroeflijnvormige geleidingsgoot 3 verloopt een terugvoergoot 6 van het frame.

15 De geleidingsgoot 3 en terugvoergoot 6 ondersteunen bij de inrichting volgens de uitvinding een eerste transportband 7 en een tweede transportband 8. Deze beide transportbanden 7, 8 worden in het transportpart en teruglooppart over een andere baan geleid. Er zijn ook uitvoeringen denkbaar waarbij het te-20 ruglooppart aan de onderzijde van de geleidingsgoot 3 voor het transportpart wordt teruggeleid.

In het weergegeven geval omvat de schroeflijnvormige goot 3 acht windingen, doch dit aantal kan afhankelijk van hef toepassingsgeval worden vergroot of verkleind. Door gebruikma-25 king van bijvoorbeeld geleidingsrollen aan de transportbanden 7, 8 kunnen zonder aandrijfproblemen de transportbanden over een groot aantal windingen worden aangedreven. De beide transportbanden 7, 8 hebben een eigen aandrijfmotor 9, 10 die in dit geval nabij de bovenste eindrol 5 zijn geplaatst en aan-30 grijpen op de bijbehorende transportband 7, 8. De beide transportbanden 7, 8 zijn onafhankelijk van elkaar aandrijf-baar, in het onderhavige geval in tegengestelde richting, dat wil zeggen dat producten volgens de pijl Pi over het transpor-toppervlak van de eerste transportband 7 naar boven worden 35 getransporteerd en over het transportoppervlak van het tweede transportband 8 weer naar beneden worden gevoerd (zie pijl P2) . Bij de pijl Pi,2 worden de producten van het eerste transportoppervlak van de eerste transportband 7 naar het tweede 1025991 5 transportoppervlak van de tweede transportband 8 overgebracht, bij voorkeur met behulp van een leidorgaan 11 (zie Pig. 3).

In Pig. 3 is verder schematisch weergegeven dat aan weerzijden van de geleidingsgoot 3 geleiders 12, 13 zijn aan-5 gebracht, terwijl de eerste transportband 7 en de tweede transportband 8 worden gescheiden door een tussengeleider 14. De tussengeleider 14 loopt bovenwaarts door tot op een afstand van het leidorgaan 11 welke afstand juist voldoende groot is voor het doorlaten van een product van de eerste naar de twee-10 de transportband 7, 8. Eventueel zijn de tussengeleider 14 en/of het leidorgaan 11 in de lengterichting verstelbaar teneinde verschillende producten te kunnen bufferen. Ook kunnen de geleiders 12 - 14 verstelbaar zijn teneinde producten met verschillende diameters goed te kunnen geleiden.

15 Het leidorgaan 11 dat nabij het bovenste uiteinde van de eerste transportband 7 is aangebracht, kan stationeer zijn en derhalve de producten slechts passief van de eerste transportband 7 naar de tweede transportband 8 geleiden. Anderzijds is het mogelijk dat het leidorgaan 11 aandrijfbaar, dat wil 20 zeggen beweegbaar is teneinde de producten meer actief te geleiden. Een dergelijke beweging kan een circulatiebeweging zijn in de richting van de eerste transportband 7 naar de tweede transportband 8. Bijvoorbeeld kan een door rollen geleide snaar om het leidorgaan 11 zijn aangebracht. Anderzijds 25 kan de beweging kan ook een oscillerende beweging zijn in het vlak van de transportband 7 teneinde opstoppingen ter plaatse te verhinderen en zodoende de doorstroom van producten de bevorderen.

De eerste transportband 7 heeft in het weergegeven 30 voorbeeld een grotere breedte dan de tweede transportband 8 en bij voorkeur is de tweede transportband 8 zodanig breed dat de gebufferde producten slechts één voor één achter elkaar over de tweede transportband 8 kunnen worden getransporteerd. De producten kunnen dan gelijkmatig één voor één aan een behande-35 lingsplaats stroomafwaarts van de inrichting worden toegevoerd. In het weergegeven geval is de breedte van de eerste transportband 7 zodanig dat zich een aantal producten naast elkaar op het transportoppervlak van het transportband 7 kunnen bevinden. Op deze wijze kan een grote oppervlakte van 6 het transportoppervlak van de eerste transportband 7 worden verkregen waardoor een grote buffercapaciteit wordt verkregen, omdat een groot aantal producten op de inrichting kan worden opgenomen. De geleiders 12-14 zijn eventueel instelbaar, ten-5 einde de inrichting aan de afmetingen van de producten te kunnen aanpassen.

De eerste transportband 7 kan verschillede uitvoeringen bezitten, zolang bij voorkeur een min of meer gesloten oppervlak met voldoende lage wrijving wordt verkregen. Voor-10 beelden van soorten transportbanden zijn lamellenbanden, schakelbanden, RVS lamellenkettingen, textielbanden, PVC banden, RVS banden en dergelijke, waarbij de laatste typen transportbanden meestal alleen geschikt zijn voor rechte, dat wil zeggen niet- gekromde transportbanen. De uitvinding strekt 15 zich echter ook uit tot inrichtingen met rechte transportbanen.

De uitvoering van de tweede transportband 8 kan velerlei zijn, afhankelijk van de soort producten en de gestelde eisen aan de afvoer en verdere doorvoer van de producten (zie 20 pijl D). In principe zou ook een wedge conveyer of een side grip conveyer (klemband) mogelijk zijn en ook de baan van de tweede transportband 8 kan een geheel andere zijn dan weergegeven. Ook behoeft de tweede transportband niet naar beneden te lopen.

25 De hoek waaronder het transportoppervlak van de eer ste transportband 7 is geplaatst is in de praktijk meestal 2 -10°, in het bijzonder 3-6° graden en bij voorkeur 4 - 4,5°. Deze hellingshoek dient te zijn afgestemd op de te verwachten wrijvingscoêfficiênt tussen het transportoppervlak van de eer-30 ste transportband 7 en de getransporteerde producten. Volgens de uitvinding is het namelijk de bedoeling dat de vanuit het transportoppervlak van de eerste transportband 7 uitgeoefende meesleepkracht op de producten juist groter is dan de op de producten uitgeoefende zwaartekracht in de richting langs het 35 transportoppervlak van de eerste transportband 7. Bij een vaste hellingshoek kan dit worden bereikt door een juiste keuze van de transportband, dan wel door beïnvloeding van de wrijvingscoêff iciênt door het smeren van het transportoppervlak van de eerste transportband 7. Door er voor te zorgen dat te 1025991 7 bufferen producten maar net naar boven worden meegenomen op het transportoppervlak, wordt voorkomen dat de producten een te grote druk op elkaar uitoefenen zodra deze producten accumuleren aan het einde van het eerste transportoppervlak van de 5 transportband 7. Er is derhalve slechts een geringe kans op beschadiging van de producten door stuwdruk en ook zal de stuwdruk niet leiden tot vastklemmen van de producten bij het overbrengen hiervan naar de tweede transportband 8. In het bijzonder bij cilindrische producten zal deze kans zeer gering 10 zijn.

In Pig. 4 is de werkwijze volgens een uitvoerings-voorbeeld van de uitvinding geïllustreerd. Bij pijl S is een aanvoertransporteur 15 weergegeven waar producten P vanuit een bewerkingsplaats worden aangevoerd en op de transportband 7 15 worden geleid. Het transportoppervlak van de eerste transportband 7 beweegt volgens de pijl A en met zodanige snelheid dat de producten P goed worden overgenomen van de aanvoertransporteur 15 en er ook voldoende doorvoer plaatsvindt. De aangevoerde producten P worden op het transportoppervlak van 20 de eerste transportband 7 op een willekeurige plaats meegenomen in de richting van het bovenste uiteinde daarvan. Afhankelijk van de afnamesnelheid van de tweede transportband 8, zal nabij het bovenste uiteinde van de eerste transportband 7 een aantal producten accumuleren, dat wil zeggen nagenoeg 25 tot stilstand komen. Door de geringe wrijving en de geringe sleepkracht die het transportoppervlak uitoefent op de bodem van de producten P, zal slechts een geringe stuurdruk op de geaccumuleerde producten ontstaan.

Nabij het bovenste uiteinde van de eerste transport-30 band 7 is een leidorgaan 11 aangebracht dat ervoor zorgt dat producten P één voor één worden overgebracht van de eerste transportband 7. naar de tweede transportband 8. Dit overbrengen geschiedt door de druk op de producten P en het afvoeren van een voorgaand product P door de tweede transportband 8.

35 Eventueel kan het leidorgaan 11 worden aangedreven teneinde te assisteren bij de overdracht van de producten P. Afhankelijk van het verschil tussen de doorstroomhoeveelheid van de aanvoer S en de afvoer D zal zich een groter of kleiner aantal producten P op het transportoppervlak van de eerste transport 1025991 8 band 7 verzamelen zodat het transportoppervlak voor een groter of kleiner deel door de producten wordt bezet.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de uitvinding een eenvoudige werkwijze en inrichting voor het 5 accumuleren van producten verschaft.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoor-beelden die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Zo behoeft het leidorgaan 10 zich niet nabij het bovenste uiteinde van de eerste transportband te bevinden. Ook kunnen de geleiders aan weerszijden van de eerste transportband met deze transportband meebewegen. De tussengeleider dient wel bij de overgangsplaats tussen de'eerste en tweede transportband afwezig of onder het oppervlak van 15 de transportbanden aanwezig te zijn. De tweede transportband kan een geheel ander verloop hebben dan de eerste transportband. Zo kan de tweede band in de zelfde richting als de eerste band doorlopen, waarbij een leidorgaan de producten bij voorkeur zijdelings van de eerste naar de tweede transportband 20 geleid. Ook kunnen de eerste en/of tweede transportband zijn opgebouwd uit meerdere smalle banden naast elkaar. Deze kunnen onderling met een enigszins afwijkende snelheid worden aangedreven, bij voorkeur wel in dezelfde looprichting en in verhouding synchroon. Met een dergelijke aandrijftechniek kan 25 een zijwaartse stroming van producten op de transportbanden worden verhinderd of juist worden gestimuleerd, afhankelijk van het toepassingsgeval. Zowel de eerste als de tweede transportband kunnen geschikt zijn om één of meerdere producten naast elkaar te transporteren. De aandrijving van de beide 30 transportbanden op verschillende manieren worden uitgevoerd.

Er kan gebruik worden gemaakt van onafhankelijke aandrijvingen en van elektronisch dan wel mechanisch gekoppelde aandrijvingen.

102599 t

Claims (11)

1. Werkwijze voor het bufferen van producten, in het bijzonder cilindervormige houders, zoals flessen, blikken en potten, waarbij de producten op een bewegend schuin eerste transportoppervlak omhoog wordt geleid met een eerste door- 5 stroomhoeveelheid en de producten op dit transportoppervlak aan het bovenste uiteinde kunnen accumuleren tegen een leidor-gaan, waarna de producten vanaf het leidorgaan naar een tweede transportoppervlak worden geleid en daar verder worden getransporteerd met een tweede doorstroomhoeveelheid, waarbij 10 het eerste transportoppervlak onder een zodanige hoek wordt geplaatst en daaraan een zodanige oppervlaktegesteldheid wordt gegeven dat de vanuit het eerste transportoppervlak uitgeoefende meesleepkracht op de producten juist groter is dan de op de producten uitgeoefende zwaartekracht in de richting langs 15 het transportoppervlak.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij meerdere producten naast elkaar op het eerste transportoppervlak worden getransporteerd en deze producten één voor één achter elkaar op het tweede transportoppervlak worden getransporteerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de producten bij het leidorgaan van richting worden veranderd en bij voorkeur de producten op het eerste en tweede transportoppervlak over ten minste een gedeelte van hun baan in tegengestelde richting worden getransporteerd.

4. Inrichting voor het bufferen van producten, in het bijzonder cilindervormige houders, zoals flessen, blikken en potten, voorzien van een aandrijfbaar schuin eerste transportoppervlak voor het omhoog leiden van de producten met een eerste doorstroomhoeveelheid, een leidorgaan nabij het boven-30 ste uiteinde van het eerste transportoppervlak voor het tegenhouden van de producten ten behoeve van het accumuleren daarvan, een aandrijfbaar tweede transportoppervlak voor het vanaf het leidorgaan verder transporteren van de producten met een tweede doorstroomhoeveelheid, waarbij het eerste transpor-35 toppervlak onder een zodanige hoek is geplaatst en een zodanige oppervlakgesteldheid bezit dat de vanuit het eerste transportoppervlak uitgeoefende meesleepkracht op de producten 102599 1 juist groter is dan de op de producten uitgeoefende zwaartekracht in de richting langs het transportoppervlak.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de breedte van het eerste transportoppervlak groter is dan de breedte van 5 het tweede transportoppervlak en de transport oppervlakken zij -delings zijn begrensd door geleiders.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij het leidorgaan onder een hoek met de transportrichting van het eerste transportoppervlak staat en is ingericht voor het af- 10 buigen en bij voorkeur omkeren van de stroom producten.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de eerste en tweede transportoppervlakken zijn gevormd op in tegengestelde richting aangedreven, eindloze transportorganen die ten minste gedeeltelijk langs een gelijkvormige baan zijn geleid, 15 welke baan bij voorkeur schroeflijnvormig is.

8. Inrichting volgens een der conclusies 4-7, waarbij het leidorgaan in de richting van het tweede transportoppervlak aandrijfbaar is.

9. Inrichting volgens een der conclusies 4-8, voor- 20 zien van een smeerinrichting voor het smeren van het eerste transportoppervlak.

10. Inrichting volgens een der conclusies 4-9, waarbij het eerste transportoppervlak onder een hoek van 3° -6°, bij voorkeur 4° - 4,5°, is geplaatst en een wrijvingscoëf- 25 ficient met het product van 0,14 - 0,16 bezit.

11. Productbehandelingslijn, voorzien van een aanvoer transporteur, een afvoertransporteur en de inrichting volgens een der conclusies 4-10. 1025991