NL1004777C1 - Inrichting voor het overbrengen van afzonderlijke produkten, zoals eieren en fruit, van een aanvoertransporteur naar een verpakkingsinrichting. - Google Patents

Description

VO 9392

Titel: Inrichting voor het overbrengen van afzonderlijke produkten, zoals eieren en fruit, van een aanvoer transporteur naar een verpakkingsinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het overbrengen van afzonderlijke produkten, zoals eieren en fruit, van een aanvoertransporteur voor een verpakkings-inrichting, welke inrichting omvat: een met ten minste een 5 of meer rijen produkthouders uitgeruste aanvoertransporteur, welke produkthouders in de bewegingsrichting van de aanvoertransporteur op afstand van elkaar liggen; een met borstels uitgeruste opneemtransporteur voor het opnemen van de uit de aanvoertransporteur geloste produkten, welke opneemtrans-10 porteur onder de aanvoertransporteur is aangebracht en waarvan de bewegingsrichting loodrecht staat op die van de aanvoertransporteur; en een op de opneemtransporteur aansluitende doorvoertransporteur voor het verder transporteren van de produkten naar een verpakkingsinrichting.

15 Een dergelijke inrichting is bekend uit EP-B-0.517.342 en maakt doorgaans deel uit van een ontvangstation van een eiersorteerinrichting. Op een dergelijke eiersorteer-inrichting zijn evenveel ontvangstations aangesloten als er gewichts- of kwaliteitsklassen zijn, waarin de eieren door 20 de eiersorteerinrichting moeten worden gesorteerd.

Produktsorteerinrichtingen kunnen op verschillende werksnelheden worden ingesteld, afhankelijk van de gewenste behandelingscapaciteit. De uit de hoofd- of aanvoertransporteur van de produktsorteerinrichting geloste produkten zoals 25 eieren doorlopen een valtraject, dat afhankelijk is van de bewegingssnelheid van deze hoofdtransporteur. Ook tijdens het aanlopen en stoppen van de hoofdtransporteur treden veranderingen op in het door de geloste eieren doorlopen valtraject. Om de geloste eieren, onafhankelijk van de 30 snelheid op het moment van lossen, op dezelfde plaats te kunnen opvangen moet het lostijdstip van de eieren worden ' ' ^ 4 2 vervroegd bij toenemende bewegingssnelheid van de hoofdtransporteur respectievelijk verlaat bij afnemende snelheid daarvan. Een oplossing voor dit probleem is o.a. beschreven in EP-B-0.098.733, waarin een boven de hoofdtransporteur 5 geplaatste bak met elektrisch bedienbare losorganen is beschreven, welke losorganen bij bekrachtiging zorgen voor het lossen van een ei uit een eidrager van de hoofdtransporteur. De bak met losorganen is via een lineair verschuifbare stang in de bewegingsrichting van de hoofdtransporteur 10 respectievelijk tegengesteld daaraan verplaatsbaar, welke verschuifbare stang wordt aangedreven door een aandrijfmechanisme, dat rechtstreeks is gekoppeld met de aandrijfmotor voor de hoofdtransporteur.

De uitvinding beoogt een oplossing voor het probleem 15 van de snelheidscompensatie bij het lossen van produkten uit de hoofdtransporteur te verschaffen, waarbij de losorganen stationair in plaats van beweegbaar kunnen worden opgesteld en de snelheidscompensatie bij het lossen van produkten derhalve op andere wijze wordt verkregen.

20 De uitvinding verschaft daartoe een inrichting van het bovenomschreven type, waarbij de opneemtransporteur is uitgerust met compensatiemiddelen voor het aanpassen van de landingsplaats van de door de aanvoertransporteur geloste produkten, in afhankelijkheid van de bewegingssnelheid van 25 de aanvoertransporteur.

Deze compensatiemiddelen bestaan bij voorkeur uit een draagframe, waarin de opneemtransporteur is opgehangen, welk draagframe in de bewegingsrichting van de aanvoertransporteur verschuifbaar is door middel van een lineair aandrijf-30 mechanisme. Verdere uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn in de volgconclusies omschreven.

Uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding worden aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: 35 fig. 1 een bovenaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, schematisch weergegeven; ? 3 fig. 2 een aanzicht, ten dele in doorsnede, van de opneemtransporteur weergegeven in fig. 1; fig. 3 een aanzicht overeenkomstig fig. 2 van een gewijzigde uitvoeringsvorm; 5 fig. 4 een aanzicht overeenkomstig fig. 2 van een nog andere uitvoeringsvorm; fig. 5 een aanzicht overeenkomstig fig. 1 van een uitvoeringsvariant; en fig. 6 een vooraanzicht van de inrichting volgens 10 fig. 5.

In fig. 1 is een hoofd- of aanvoertransporteur 1, bestaande uit drie afzonderlijke, evenwijdig lopende tracks 2, 3 en 4, weergegeven door stippellijnen. De tracks 2, 3 en 4 zijn elk voorzien van produkthouders, respectievelijk 15 eidragers, die in de bewegingsrichting A op afstand van elkaar zijn gelegen. De produkten of eieren kunnen uit de eidragers worden gelost door boven de aanvoertransporteur 1 opgestelde losorganen, die op het gewenste moment elektrisch kunnen worden bekrachtigd en op dat tijdstip de eidragers 20 openen, waarna het ei wordt gelost.

Onder de aanvoertransporteur is een opneemtransporteur 5 geplaatst, waarvan de bewegingsrichting met pijl B is weergegeven. Deze opneemtransporteur is opgebouwd uit borstels, waarvan de borstelharen loodrecht staan op het 25 bovenvlak van de opneemtransporteur 5. Het bovenvlak van de opneemtransporteur 5 vertoont een profiel, bestaande uit in de bewegingsrichting B verlopende kanalen 7, die evenwijdig naast elkaar zijn gelegen. De breedte van elk kanaal 7 is enigermate groter dan de grootste langsafmeting van de te 30 sorteren eieren. De haren van de borstels van de opneemtransporteur 5 zijn aangebracht op met elkaar gekoppelde borstelstrips 10, die zijn verbonden met een reeks evenwijdig lopende eindloze kettingen 8, welke elk over twee kettingwielen zijn gespannen en die aandrijfbaar zijn door 35 middel van een aandrijfas 9. De toppen 19 van het borstel-profiel van de opneemtransporteur 5 zijn in fig. 1 door evenwijdig lopende lijnen weergegeven.

Ί ü Ü 4 7 7 7 4

De opneemtransporteur 5 draagt de ontvangen produkten, respectievelijk eieren aan het uiteinde over aan een door-voertransporteur 6, waarop vervolgens een niet weergegeven verpakkingsinrichting is aangesloten. Aan het einde van deze 5 doorvoertransporteur 6 zijn een reeks vaste geleidings- strippen 17 aangebracht, op zodanige onderlinge afstand dat de langsrichting van de tussen de geleidingsstrippen 17 opgesloten eieren wijzen in de transportrichting C van de doorvoertransporteur 6. De onderlinge steekafstand van de 10 geleidingsstrippen 17 is kleiner dan de onderlinge steekaf stand van de borstelkanalen 7 van de opneemtransporteur 5, respectievelijk de afstand in dwarsrichting tussen opeenvolgende toppen 19 van het borstelprofiel. Voor het geleiden van de eieren op de doorvoertransporteur 6 zijn een reeks 15 geleidingsstrippen 15 aangebracht, die bij 16 scharnierbaar zijn verbonden met de uiteinden van de vaste geleidingsstrippen 17. De naar de opneemtransporteur 5 gekeerde uiteinden van de geleidingsstrippen 15 sluiten aan op de toppen 19 van het borstelprofiel van de opneemtransporteur, 20 zodat de op de brede kanalen 7 aansluitende kanalen 18 van de doorvoertransporteur 6 geleidelijk worden versmald tot de steekafstand tussen de vaste geleidingsstrippen 17.

Indien de bewegingssnelheid van de aanvoertrans-porteur 1 toeneemt zal, bij vaste ligging van het lospunt, 25 de landingsplaats van het geloste ei verder van het lospunt af komen te liggen. Zonder aanpassing, c.q. verstelling van de opneemtransporteur 5 zou dit ertoe kunnen leiden dat sommige eieren voorbij de uiterste linkerrand (fig. 1, 2) van de opneemtransporteur terecht komen en dit is uiteraard 30 ongewenst. Om de opneemtransporteur 5 te kunnen verplaatsen in de gewenste richting is deze opgenomen in een draag-frame 11, waarvan een schuifstang 13 is gelagerd in de lagers 12 en is verbonden met een lineaire aandrijfmotor 14, die zodanig wordt aangestuurd dat de opneemtransporteur 5 35 over dezelfde afstand in de richting P wordt verschoven als de landingsplaats van het ei op de borstels van de opneemtransporteur 5 verder af komt te liggen van het vaste los- ‘i o Ü 4 7 ( Ί 5 punt. Bij verlaging van de snelheid wordt het draagframe 11 uiteraard in tegengestelde richting verplaatst. Om de kanalen 7 van de opneemtransporteur 5 ook in de verschoven toestand te laten aansluiten op de kanalen 18 van de door-5 voertransporteur 6 zijn de naar de opneemtransporteur 5 gekeerde uiteinden van de geleidingsstrippen 15 scharnier-baar verbonden met een verbindingsstang 20, die deel uitmaakt van, respectievelijk gekoppeld is met het draagframe 11 en derhalve samen met dat draagframe 11 wordt verschoven 10 in de richting P. De scharnierpunten 21 tussen de gelei- dingsstrippen 15 en de verbindingsstang 20 dienen uiteraard enige verschuiving in langsrichting toe te laten om de geleidingsstrippen 15 om de scharnierpunten 16 te kunnen laten zwenken. Het zal verder duidelijk zijn dat de onder-15 zijden van de geleidingsstrippen 15 vrijblijven van het bovenvlak van de doorvoertransporteur 6.

De in fig. 3 weergegeven uitvoeringsvorm verschilt slechts van die van fig. 2 doordat in fig. 3 het draagframe 11 scharnierbaar is verbonden met twee relatief lange 20 stangen 25, 26, die eveneens scharnierbaar zijn verbonden met de vaste wereld. De stangen 25, 26 vormen tezamen met het draagframe 11 een parallellogrammechanisme dat in zijwaartse richting verplaatsbaar is. Door de stangen 25, 26 relatief lang te kiezen zal de verplaatsing in hoogte-25 richting van het draagframe 11 en derhalve van de daarin opgenomen opneemtransporteur 5 bij een zijwaartse verplaatsing daarvan buitengewoon gering zijn, mede doordat deze zijwaartse verplaatsing slechts enkele centimeters groot behoeft te zijn.

30 Een parallelmechanisme overeenkomstig fig. 3 is even eens weergegeven in fig. 4, met dit verschil dat de stangen 25, 26 hier aanzienlijk korter zijn uitgevoerd en de stang 25 bovendien de vorm heeft van een kniehefboom, waarvan het vrije uiteinde is verbonden met de verschuifbare stang 13, 35 die is gekoppeld met de aandrijfmotor 14. De in fig. 4 weergegeven stand behoort bij een lage verplaatsingssnelheid van de aanvoertransporteur 1. Indien de snelheid van de aanvoer- .,4//7 6 transporteur 1 wordt verhoogd en de lineaire aandrijfmotor op overeenkomstige wijze wordt versteld, wordt het draag-frame zowel naar boven als naar links verplaatst, tengevolge waarvan de landingsplaats van een bij verhoogde snelheid 5 gelost ei weer in één van de kanalen 7 van de opneemtrans-porteur 5 terecht komt.

De in de figuren 5-6 weergegeven uitvoeringsvariant verschilt van de eerder besproken uitvoeringsvormen in hoofdzaak, doordat de verandering van het valtraject van de 10 geloste voorwerpen niet wordt gecompenseerd door een snelheidsafhankelijke verplaatsing van de opneemtransporteur 5, maar door een verbreding van de opneemtransporteur 5, die stationair is afgesteld en die bovendien een vlak bovenvlak heeft, dat wil zeggen niet is geprofileerd. De breedte van 15 de opneemtransporteur is zodanig dat de bij maximale snelheid van de aanvoertransporteur geloste eieren nog op de opneemtransporteur 5 zullen landen. Teneinde de op de opneemtransporteur 5 gelande eieren in de kanalen 18 van de doorvoertransporteur 6 te doen belanden moeten de ingangen 20 van deze kanalen 18 in afhankelijkheid van de snelheid bij lossen worden verplaatst, en wel op dezelfde wijze als hierboven besproken aan de hand van fig. 1, derhalve door middel van een lineaire aandrijfmotor 14, die is gekoppeld met een stang 20, waaraan de geleidingsstrippen 15 van de doorvoer-25 transporteur 6 scharnierbaar zijn bevestigd.

1Öö 4777

Claims (7)

1. Inrichting voor het overbrengen van afzonderlijke produkten, zoals eieren en fruit, van een aanvoertrans-porteur naar een verpakkingsinrichting welke inrichting omvat: 5. een met ten minste één of meer rijen produkthouders uitgeruste aanvoertransporteur, welke produkthouders in de bewegingsrichting van de aanvoertransporteur op afstand van elkaar liggen; een met borstels uitgeruste opneemtransporteur voor het 10 opnemen van de uit de aanvoertransporteur geloste produkten, welke opneemtransporteur onder de aanvoertransporteur is aangebracht en waarvan de bewegingsrichting loodrecht staat op die van de aanvoertransporteur; en 15. een op de opneemtransporteur aansluitende doorvoertrans porteur voor het verder transporteren van de produkten naar een verpakkingsinrichting, met het kenmerk, dat de opneemtransporteur (5) is uitgerust met compensatiemiddelen (11, 14) voor het aanpassen 20 van de landingsplaats van de door de aanvoertransporteur (1) geloste produkten, in afhankelijkheid van de bewegingssnelheid van de aanvoertransporteur (1).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de compensatiemiddelen bestaan uit een draagframe (11), waarin 25 de opneemtransporteur (5) is opgehangen, welke draagframe (11) in de bewegingsrichting (A) van de aanvoertransporteur (1) verschuifbaar is door middel van een lineair aandrijfmechanisme (14) .

3. Inrichting volgens de conclusies 1-2, met het kenmerk, 30 dat het bovenvlak van de opneemtransporteur (5) is voorzien van in de bewegingsrichting (B) daarvan verlopende, naast elkaar gelegen kanalen (7), op welke kanalen (7) door de geleidingsstrippen (15) zijwaarts begrensde kanalen (18) van de doorvoertransporteur (6) aansluiten. 1Οθ4γγγ

4. Inrichting volgens de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de geleidingsstrippen (15) van de kanalen (18) van de doorvoertransporteur (6) aan het naar de verpakkings-inrichting toegekeerde uiteinde scharnierbaar (16) met de 5 vaste wereld zijn verbonden, terwijl de naar de opneem-transporteur (5) toegekeerde uiteinden scharnierbaar zijn verbonden met het draagframe (11, 20) van de opneemtrans-porteur (5).

5. Inrichting volgens de conclusies 1-4, met het kenmerk, 10 dat het draagframe (11) door middel van een parallellogram- mechanisme (25, 26) met de vaste wereld is verbonden, een en ander zodanig dat de verschuiving van het draagframe (11) in de bewegingsrichting (A) van de aanvoertransporteur (1) bij nagenoeg gelijkblijvende hoogte van de opneemtransporteur 15 (5) plaats vindt.

6. Inrichting volgens de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het draagframe (11) door middel van een parallellogram-mechanisme (25, 26) met de vaste wereld is verbonden, waarbij één van de stangen (25) van dat mechanisme als kniehef- 20 boom is uitgevoerd, welke kniehefboom (25) is gekoppeld met het lineair aandrijfmechanisme (14), een en ander zodanig dat het draagframe (11) zowel in hoogterichting als in de bewegingsrichting (A) van de aanvoertransporteur (1) verplaatsbaar is.

7. Inrichting voor het overbrengen van afzonderlijke produkten, zoals eieren en fruit, van een aanvoertransporteur naar een verpakkingsinrichting welke inrichting omvat: een met ten minste één of meer rijen produkthouders uitgeruste aanvoertransporteur, welke produkthouders in de 30 bewegingsrichting van de aanvoertransporteur op afstand van elkaar liggen; een met borstels uitgeruste opneemtransporteur voor het opnemen van de uit de aanvoertransporteur geloste produkten, welke opneemtransporteur onder de aanvoertransporteur is aangebracht en waarvan de bewegings-35 richting loodrecht staat op die van de aanvoertransporteur; en een op de opneemtransporteur aansluitende doorvoertrans- ' - ~7fi porteur voor het verder transporteren van de produkten naar een verpakkingsinrichting, met het kenmerk, dat de opneemtransporteur (5) stationair is opgesteld, een vlak bovenvlak heeft en zodanig 5 breed is uitgevoerd, dat alle geloste produkten ongeacht de snelheid op het moment van lossen op de opneemtransporteur (5) terecht komen, terwijl de doorvoertransporteur (6) is uitgerust met door geleidingsstrippen (15) zijwaarts begrensde kanalen (18), welke strippen (15) aan de naar de 10 opneemtransporteur (5) toegekeerde zijde scharnierbaar zijn verbonden met een stang (20), die door middel van een lineair aandrijfmechanisme (14) verschuifbaar is in de bewegingsrichting (A) van de aanvoertransporteur (1), welke strippen (15) verder verzwenkbaar zijn om scharnierpunten 15 (16), die aan de van de opneemtransporteur (5) afgekeerde zijde met de vaste wereld zijn verbonden. / j