NL1025614C2 - Inrichting voor het breken en/of knippen van materiaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het breken en/of knippen van materiaal.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het breken en/of knippen van materiaal omvattende een aan de giek van een grondbewerkingsmachine of dergelijk koppelbare gestel, een met het gestel koppelbare en tijdens bedrijf een vaste positie ten opzichte van het gestel innemende eerste bek, een met de eerste bek samenwerkende tweede 10 bek, welke tweede bek met behulp van een verstel cilinder ten opzichte van het gestel om een zwenkas naar en van de eerste bek verzwenkbaar is, en waarbij de eerste bek is voorzien van koppelingsmiddelen voor samenwerking met van het gestel deel uitmakende koppelingsmiddelen ten behoeve van het aan het gestel haken van de eerste bek.

15 Een dergelijke inrichting is bekend uit bijvoorbeeld het

Europees octrooi nr. 0641618 BI. Voor het aan het gestel koppelen van de eerste bek dienen een tweetal asboringen uitgelijnd te worden met overeenkomende in het gestel aangebrachten openingen. Na uitlijning wordt de eerste bek met het gestel verbonden door middel van fixeerpennen, die 20 met behulp van handgereedschap door de uitgelijnde openingen en asboringen dienen te worden gedreven. Evenzo dienen voor het loskoppelen van de eerste bek van het gestel de fixeerpennen met behulp van handgereedschap uit de uitgelijnde openingen en asboringen te worden verwijderd.

25 De aan- en loskoppelmethodiek zoals omschreven in het

Europees octrooi nr. 0614618 wordt thans als omslachtig en tijdrovend ervaren. Het uitlijnen van de eerste bek met het gestel en het vervolgens aanbrengen van de fixeerpennen wordt bovendien bemoeilijkt door vuil (zand, water etc.) dat tussen de verschillende onderdelen kan verzamelen 30 als ook materiaal vervormingen aan de verschillende onderdelen, die op kunnen treden tijdens het normale gebruik van de inrichting. Door deze 1025614 2 materiaal vervormingen wordt de maatvoering van de verschillende onderdelen aangetast, waardoor op den duur het nauwkeurig op elkaar aansluiten en het aan- en los koppelen van de eerste bek en het gestel bemoeilijkt.

5 De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te ondervangen en een inrichting van bovenvermelde aanhef te verschaffen, welke enerzijds een eenvoudige constructie met minder onderdelen bezit en waarmee voorts snel, bedrijfszeker en zonder tijdrovende stel handelingen het bekkensamenstel van en aan het gestel koppel baar is. Overeenkomstig 10 de uitvinding omvatten de koppelingsmiddelen mede twee op enige afstand van elkaar gelegen aangrijppunten voor het onderling aangrijpen van de eerste bek en het gestel en dat voorts fixeermiddelen zijn voorzien voor ..±et in.aangrijping houden van de koppelingsmiddel en.

Hierdoor wordt een bedrijfszekere en bovenal snelle 15 aankoppelmethodiek verkregen, die enerzijds niet aan slijtage of andersoortige vervormingen onderhavig is en voorts geen aanvullende, tijdrovende stel handelingen vereist.

Bij een specifieke functionele uitvoeringsvorm, welke een snel aan- en loskoppelen garandeert omvatten de koppel ingsmiddelen 20 enerzijds haakvormige delen en anderzijds in de haakvormige delen passende en als eerste en tweede aangrijppunt fungerende pennen. Daarbij kunnen de aangrijppunten op de eerste bek en de haakvormige delen op het gestel zijn aangebracht.

Bij een zeer functionele uitvoeringsvorm is het eerste 25 aangrijppunt op de zwenkas gelegen, waarbij de zwenkas is voorzien van uitstekende, als eerste aangrijppunt fungerende aseinden. Hierdoor wordt niet alleen een meer eenvoudige, maar bovenal een sterke (stijve) constructie verkregen, doordat alle op de zwenkas inwerkende krachten direct doorgeleid worden naar het gestel.

30 Meer in het bijzonder wordt de inrichting overeenkomstig de uitvinding gekenmerkt, doordat de fixeermiddelen tenminste één uitzet- 1025614 3 element omvatten, welke in een eerste bedrijfstoestand het uit aangrijping geraken van de koppelingsmiddelen mogelijk maken en in een tweede bedrijfstoestand althans één pen in aangrijping met een overeenkomend haakvormig deel houden. Deze eenvoudige constructie biedt 5 de mogelijkheid om snel en zonder tijdrovende stel handelingen de eerste bek van en aan het gestel te koppelen en deze koppeling ook tijdens bedrijf te behouden.

Meer specifiek zijn de fixeermiddelen hydraulisch bekrachtigbaar, in het bijzonder met behulp van de hydrauliek van de 10 verstelcilinder. Dit maakt een eenvoudige opbouw van de inrichting overeenkomstig de uitvinding voor wat betreft de koppeling mogelijk.

Bij een uitvoeringsvorm is het uitzetelement als een spindelas uitgevoerd, terwijl bij een andere uitvoeringsvorm het uitzetel ement als de zuiger van een uitzetcilinder is uitgevoerd.

15 Bij deze laatste uitvoeringsvorm omvat de uitzetcilinder twee kamers, welke kamers via een vierwegsverstelventiel met de hydrauliek van de verstel cilinder zijn verbonden. Dit maakt een eenvoudig bekrachtiging van de fixeermiddelen als ook een bediening van de verstelcilinder mogelijk. Meer in het bijzonder is in de hydrauliek- 20 leiding naar de kamer voor de uitgaande slag een terugslagklep opgenomen, om een onverhoopt ontkoppelen van de fixeermiddelen tijdens normaal bedrijf te voorkomen.

Verder kan bij een specifieke uitvoeringsvorm de buitenomtrek van elke aseind zijn voorzien van een afgeschuind vlak, dat 25 als aanligvlak fungeert voor het uitzetelement. Dit garandeert een correct aangrijpen van de uitzetelementen met de koppelingsmiddelen.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van een inrichting 30 overeenkomstig de stand van de techniek gekoppeld aan de giek van een graafmachine; 1025614 4

Figuur 2 een inrichting overeenkomstig de stand van de techniek;

Figuren 3a-3c deel aanzichten van de in figuur 2 getoond een inrichting overeenkomstig de stand van de techniek; 5 Figuur 4 een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuren 5a en 5b verdere aanzichten van een uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuren 6a en 6b andere aanzichten van een uitvoeringsvorm 10 van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 7 een uitvoeringsvorm van de hydrauliek voor toepassing bij een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding zullen in de hierna volgende figuurbeschrijving de overeenkomende onderdelen met hetzelfde 15 referentiecijfer worden aangeduid.

De in Figuren 1-3 weergegeven inrichting overeenkomstig de stand van de techniek omvat een gestel 1, dat een eerste gesteldeel 2 omvat, welk gesteldeel gekoppeld is met een tweede gesteldeel 3 door middel van een draaitafel 2'. Met behulp van de draaitafel 2' zijn de 20 twee gestel del en 2 en 3 ten opzichte van elkaar draaibaar met behulp van (niet weergegeven) middelen, bijvoorbeeld hydraulisch bedienbare instelmiddelen, die op zich bekend zijn.

Het gesteldeel 2 is uitgerust met op zich bekende koppelingsmiddelen 4, 4', waardoor de inrichting 1 kan worden gekoppeld 25 aan bijvoorbeeld het einde van een graafmachine-arm 51 van een graafmachine 50 of een soortgelijk grondwerktuig.

Voorts is een eerste bek 12 aan het gesteldeel 3 van het gestel 1 bevestigd door middel van een scharnierpen 10 en een pen 11, die op afstand is gelegen van de scharnierpen 10 en zich evenwijdig daaraan 30 uitstrekt. Beide pennen 10 en 11 zijn daarbij opgenomen in overeenkomende in het gesteldeel 3 aangebrachte openingen of boringen 3a-3b. Verder is 10256u 5 een tweede beweegbare bek 13 verzwenkbaar om de scharnierpen 10 door middel van de verstelcilinder 8, waartoe het einde 14a van een zuiger-stang 14 van de verstelcilinder 8 gekoppeld is met een einde van de zwenkbare bek 13 met behulp van een zich evenwijdig aan de scharnierpen 5 10 uitstrekkende pen 15. De verstelcilinder 8 is draaibaar om punt 9 in het gestel deel 3 opgenomen, teneinde het uitzetten van de cilinderstang 14 mogelijk te maken.

Teneinde de bekken 12-13 van een bekende inrichting 1, die op de in Figuur 1 weergegeven wijze is opgehangen aan de giek 51 van een 10 graafmachine 50, uit te wisselen, dienen de pennen 10, 11 en 15 worden verwijderd in de stand, waarin de inrichting 1 door de giek 51 wordt ondersteund op de in Figuur 1 weergegeven wijze, bij voorkeur nadat de bekken 12 en 13 zijn gesloten. De bekken 12-13 zullen daarbij met de giek 51 gekoppeld blijven, omdat de bekken ondersteund zullen blijven door 15 haakvormige delen 98, die achter een pen 101 van het gesteldeel 3 grijpen.

Teneinde de bekken 12-13 los te koppelen dient het vrije einde van de vaste bek 12 op de grond worden ondersteund door geschikt verzwenken van de giek 51 van de graafmachine 50, zoals in Figuur 2 is 20 weergegeven. Vervolgens dient de pen 15 met behulp van een handgereedschap, bijvoorbeeld een moker, te worden verwijderd, zoals eveneens weergegeven in Figuur 2. Tevens dienen ook met behulp van hetzelfde handgereedschap de pennen 10 en 11 te worden verwijderd.

Door een geschikt verzwenken van de giek 51 van de 25 graafmachine 50, zoals van links naar rechts is weergegeven in de opvolgende aanzichten (a), (b) en (c) van Figuur 3 kan het gesteldeel 3 losgekoppeld worden van de eerste bek 12, waarbij de pennen 101 geheel uit de haakvormig delen 98 worden teruggetrokken en de onderling met elkaar gekoppelde bekken 12 en 13 op de grond kunnen worden 30 achtergelaten, zoals in aanzicht (c) van Figuur 3 is weergegeven.

Het zal duidelijk zijn, dat de omgekeerde volgorde zal 1025614 6 worden gebruikt voor het aankoppelen van de bekken. Eerst wordt de stang of pen 101 weer door geschikt manipuleren van het met het einde van de giek 51 gekoppelde gestel deel 3 gehaakt in de haakvormige delen 98, waarna de met elkaar gekoppelde bekken 12-13 op een zodanige wijze kunnen 5 worden opgetild, dat zij om de pen 101 zullen zwenken totdat de vaste eerste bek 12 aanligt tegen het gesteldeel 3.

In deze stand zullen de in de bekken 12-13 voor het opnemen van de pennen 10 en 11 aangebrachte doortochten zijn uitgelijnd met de desbetreffende openingen 3a-3b in het gesteldeel 3. Vervolgens dienen 10 wederom met de hand de pennen 10-11 aangebracht te worden. Nadat de pennen 10 en 11 zijn aangebracht, kan ook het aan het einde van de zuigerstang 14 bevestigde oog 14a naar een geschikte stand worden bewogen voor het inbrengen van de pen 15 door de zuigerstang 14 uit te schuiven.

De hierboven geschetste aan- en loskoppelmethodiek volgens 15 de stand van de techniek is zeer omslachtig en tijdrovend. Het uitlijnen van de eerste bek 12 met het gesteldeel 3 en het vervolgens met de hand aanbrengen van de pennen 10 en 11 wordt bemoeilijkt door vuil (zand, water etc.), dat tussen de verschillende onderdelen kan verzamelen. Voorts zijn door het intensieve gebruik de verschillende onderdelen 20 onderworpen aan slijtage en materiaalvervormingen. Door deze materiaal-vervormingen wordt de maatvoering van de verschillende onderdelen aangetast, waardoor op den duur het nauwkeurig op elkaar aansluiten en het aan- en los koppelen van de eerste bek 12 en het gesteldeel 3 wordt bemoei lijkt.

25 In de Figuren 4, 5a-5b en 6a-6b wordt een uitvoeringsvorm getoond van een inrichting overeenkomstig de uitvinding, welke de boven geschetste nadelen van de stand van de techniek niet bezit. Zoals getoond in de Figuren 4 respectievelijk 5a-5b, waarin enerzijds het gestel 2-3 (Figuur 4) en het samenstel van de eerste bek 12 en de tweede bek 13 30 (Figuur 5a-5b) wordt getoond, zijn overeenkomstig de uitvinding voorzien van koppelingsmiddelen 20a-20b resp. 21a-21b, die tezamen twee 1025b 14 7 aangrijppunten vormen voor het aangrijpen van het gestel 2, 3 met het samenstel van bekken 12-13.

De koppelingsmiddelen 20a-20b, zoals aangebracht op het gesteldeel 3, zijn uitgevoerd als haakvormige delen, welke aangrijpen in 5 op het eerste bekken 12 aangebrachte en als eerste en tweede aangrijppunt fungerende uitstekende pennen 21a-21b. Met behulp van deze koppelings-methodiek kan de eerste bek 12 tezamen met de verdere bek 13 eenvoudig aan het gesteldeel 3 worden gekoppeld door het gesteldeel 3 vakkundig te verzwenken met behulp van de giek van een graafmachine (zie Figuur 1).

10 De aangrijppunten 21a-21b zijn uitgevoerd als uitstekende stompeinden en meer in het bijzonder maakt het eerste aangrijppunt 21a deel uit van de zwenkas 10. De zwenkas 10 is daarbij voorzien van uitstekende as-einden 21a, waarachter het haakvormig deel 20a van het gesteldeel 3 kan haken.

15 Voorts zijn overeenkomstig de uitvinding fixeermiddelen 23 voorzien, welke dienen voor het in aangrijping houden van de koppelings-middelen 20a-21a, 20b-21b.

De fixeermiddelen 23 zijn voorzien van een uitzetelement 24, dat na het aanhaken van de eerste bek 12 met de uitstekende as-einde 20 21a-21b met de haakvormige delen 20a-20b van het gesteldeel 3 op een geschikte wijze kan worden uitgezet, zodat het as-einde 21b in het haakvormig deel 20b opgesloten wordt. Zodoende wordt een bedrijfszekere aangrijping tussen het gesteldeel 3 en de eerst bek 12 gewaarborgd en wordt een onverhoopt loskomen van de eerste bek 12 van het gesteldeel 3 25 tijdens bedrijf voorkomen.

Bovenal zijn de haakvormige delen 20a en 20b zodanig op het gesteldeel 3 aangebracht, dat deze de grootste cilinderkrachten van uitzetcilinder 8 optimaal kan opvangen. Hierdoor wordt het risico op speling aanzienlijk verminderd. Voorts zijn de haakvormige delen 20a-20b 30 en de fixeermiddelen 24 in de zijwanden van het gesteldeel 3 aangebracht c.q. geïntegreerd. Dit resulteert enerzijds in een meet robuuste 1025614 8 constructie, waardoor de haakvormige delen 20a-20b tijdens bedrijf grote krachten uitgeoefend door de verstelci 1 inder 8 c.q. de bekken 12-13 op kan vangen. Anderzijds wordt hierdoor de toegankelijkheid naar verstelcilinder 8 ten behoeve van onderhoud en dergelijke gewaarborgd.

5 In tegenstelling tot de bekende stand van de techniek is het niet noodzakelijk om na het aankoppelen van de eerste bek 12 aan het gesteldeel 3 aanvullende pennen of borgassen met de hand aan te brengen. Enkel dient de tweede bek 13 met behulp van de pen 15 verbonden te worden met het einde 14a van de uitzetstang 14 van de verstelci1inder 8.

10 Ten behoeve van een goede opsluiting van de uitstekende pennen 21a-21b in de overeenkomstige haakvormige delen 20a-20b is het omtreksoppervlak van de uitstekende pen 21b voorzien van een afgevlakt gedeelte 22, dat dient als aanligvlak voor het uitzetelement 24. Bij een optionele uitvoeringsvorm zijn de pennen 21a-21b met enige speling in het 15 gesteldeel 3 opgenomen, zodat na aangrijping met de haakvormige delen 20a-20b het aanligvlak 22 zichzelf kan instellen c.q. zetten, om een optimaal aanliggen van en aangrijping met het verlengde uitzetelement 24 te bewerkstelligen.

Het uitzetelement 24 van de fixeermiddelen 23 kan 20 bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een spindel as danwel als de zuiger van een uitzetcilinder zijn uitgevoerd. In beide uitvoeringsvorm kan het uitzetelement hydraulisch bekrachtigbaar zijn, in het bijzonder met behulp van de hydrauliek van de verstelcilinder 8. Dit maakt het mogelijk de inrichting eenvoudig te construeren, waarbij gebruik wordt gemaakt van 25 reeds bestaande aandrijf- c.q. bekrachtigingstechnieken, hetgeen het inbouwen van een apart aanvullend aandrijfmiddel overbodig maakt.

Een uitvoeringsvorm van het aandrijfhydrauliek van de fixeermiddelen 23 wordt getoond in Figuur 7.

De fixeermiddelen 23 zijn door middel van een vierwegs-30 verstelventiel 26 gekoppeld met de hydrauliek van de verstelcil inder 8. De verstelcil inder 8 bezit twee cilinderkamers 8a en 8b voor het J 0 2 o u i 4 9 toevoeren via de hydraulieklei dingen 8a' respectievelijk 8b' van een hydrauliekmedium onder druk (bijvoorbeeld olie) voor de uitgaande slag respectievelijk de ingaande slag van de uitzetstang 14, welke met de tweede bek 13 is verbonden zoals getoond in de voorgaande Figuren.

5 Op het moment van het aankoppelen van de eerste bek 13 aan het gesteldeel 3 is het voor een bedrijfszeker functioneren noodzakelijk dat de aangrijping tussen de koppelingsmiddelen 20a-21a en 20b-21b in aangrijping blijven. Hiertoe dient het uitzetelement 24 tijdens bedrijf permanent in zijn uitgezette positie gehandhaafd blijven, hetgeen 10 betekent dat de procesdruk van het hydrauliekmedium in de cilinderkamer 23a gewaarborgd dient te blijven.

Bij de ingaande slag van de uitzetstang 14 zal in de cilinderkamer 8b via de toevoerleiding 8b' een medium onder druk worden toegevoegd (bijvoorbeeld olie). Bij de in Figuur 7 getoonde stand van het 15 vierwegverstelventiel 26 zal het medium onder druk via de toevoerleiding 8b', het verstelventiel 26 en de toevoerl ei dingen 28' en 23a' via de éênwegventielen 25 naar de cilinderkamers 23a worden geleid. De aldus gecreëerde drukverhoging in de cilinderkamer 23a resulteert in het uitzetten van de uitzetelementen 24, die hiermee de aangrijping tussen de 20 uitstekende pennen 21b en het overeenkomende haakvormige element 20b waarborgen.

De éênwegventielen 25 garanderen c.q. handhaven de procesdruk in de cilinderkamer 23a en voorkomen derhalve een onverhoopt terugverplaatsen van het uitzetelement 24, waardoor de aangrijping tussen 25 de koppel ingsmiddelen 20a-21a en 20b-21b verloren gaat met risicovolle bedrijfsomstandigheden tot gevolg.

Bij de uitgaande slag van de uitzetstang 14 zal via de toevoerleiding 8a' hydrauliekmedium onder druk naar de cilinderkamer 8a worden toegevoerd. De één-wegklep 27 in het leidingdeel 29' voorkomt dat 30 het via de leiding 8a' toegevoerde medium onder druk via het verstelventiel 26 en de leiding 29' en via de leiding 23b' naar de 1025614 10 cilinderkamer 23b van de fixeermiddel 23 wordt geleid. Het in de cilinderkamer 8b aanwezige hydrauliekmedium zal via de leiding 8b' worden teruggevoerd naar een opslagvat.

De eenwegkleppen 25 voorkomen dat het onder druk staande 5 medium in de ci1inderkamer 23a naar het opslagvat weg kan stromen via de leidingen 23a' en 28' en via verstelventiel 26 en de leiding 8b'.

Hierdoor wordt voorkomen dat uitzetelement 24 zich onverhoopt kan terugverplaatsen.

Voor het ontkoppelen van de eerste bek 12 (tezamen met de 10 tweede bek 13), dient de tweede bek 13 gesloten te wordend door de uitzetstang 14 te verlengen. De tweede bek 13 wordt hierdoor naar de eerste bek 12 bewogen. De bek 13 wordt in de gesloten stand ontkoppeld van de uitzetstang 14 door de pen 15 te verwijderen. Hierna voor de verlengde uitzetstang 14 met behulp van medium onder druk ingetrokken. 15 Tijdens de ingaande slag van de uitzetstang 14 wordt het in de kamer 8a aanwezige medium via de leiding 8a' drukloos teruggevoerd naar bijvoorbeeld een opslagvat. De één-wegklep 27 voorkomt dat dit medium via het verstel ventiel 26 ende leiding 29' en via de leidingen 23b' naar de kamers 23b van de fixeermiddelen 23 wordt geleid. Na het intrekken wordt 20 de uitzetstang 14 met behulp van een borgpen (niet weergegeven) geborgd c.q. gezekerd of gefixeerd. Hierdoor belemmert de uitzetcilinder 14 het aan- en afkoppelen van de bekken 12-13 niet.

Vervolgens wordt het verstelventiel 26 over 90° verdraaid, zodat de leiding 8b' verbonden wordt met het leidingdeel 23b' en de 25 cilinderkamers 23b. De cilinderkamers 23a wordt hierbij via de leiding 23a' en het ventiel 26 verbonden met de leiding 8a'. De leiding 8b' wordt vervolgens op druk gebracht, zodat medium onder druk via het ventiel 26, het leidingdeel 29' en de leiding 23b' naar de cilinderkamers 23b wordt gevoerd. De één-wegkleppen 25 staan via een overdrukleiding 25' in 30 verbinding met de leidingen 23b', zodat bij een toenemende druk in de leidingen 23b' en de cilinderkamers 23b de één-wegkleppen 25 worden 1025614 11 geopend.

Aldus kan het uitzetelement 24 worden teruggeplaatst c.q. ingetrokken, waarbij het in de kamer 23a aanwezige hydrauliekmedium via de geopende één-wegklep 25, de leidingen 23a' en de leiding 28', het 5 verstel ventiel 26, de één-wegklep 27 en de leiding 8a' drukloos kan worden afgevoerd.

Na het intrekken van de uitzetelementen 24 worden door een rechtlijnige beweging van het gestel 2-3 de koppelingsmiddelen 20a-20b, 21a-21b van elkaar af bewogen. Het samenstel van de eerste bek 12 en de 10 tweede bek 13 blijft op de ondergrond achter. Een andere bekkensamenstel kan vervolgens in omgekeerde volgorde weer aan het gestel deel 3 worden gekoppeld. De machinist van de grondbewerkingsmachine hoeft derhalve het gestel 3 niet te verzwenken, maar eenvoudig een rechtlijnige verplaatsing op te dringen, waardoor - in tegenstelling tot de thans bekende 15 technieken - het aan- en afkoppelen eenvoudiger en sneller kan worden uitgevoerd.

Een ander stuk gereedschap voorzien van soortgelijke koppelingsmiddelen kan zeer eenvoudig en snel aan het gestel deel worden gekoppeld, waarna het verstelventiel 26 wederom een kwartslag dient te 20 worden versteld (zoals getoond in Figuur 7). Door vervolgens via de toevoerleiding 8b' medium onder druk toe te voeren, zal dit medium enerzijds geleid worden naar de kamer 8b en daarbij de uitzetstang 14 in zijn ingetrokken positie handhaven. Anderzijds zal via het verstelventiel 26 en de leidingen 28' respectievelijk 23a' het medium onder druk door de 25 ëênwegkleppen 25 naar de kamers 23a van de fixeermiddelen 23 worden gevoerd. Als gevolg van de drukopbouw in deze kamers 23a wordt het uitzetelement 24 in zijn uitgaande positie verplaatst en gehandhaafd. Het in de kamers 23b aanwezige medium zal drukloos via de leidingen 23b', de leiding 29', het verstelventiel 26 en de éênwegklep 27 via de andere 30 leiding 8a' worden afgevoerd.

Het zal duidelijk zijn dat met behulp van deze constructie 1025614 12 een zeer snel en veilig uitwissel systeem wordt gerealiseerd voor een grijp- of sloopgereedschap, waarbij extra handelingen zoals het met de hand aanbrengen en verwijderen van boringspennen, zoals bij de stand van de techniek overbodig blijven. Met behulp van de uitvinding kan een 5 gereedschap snel aan- en afgekoppeld worden met het gestel dat aan de giek van een grondbewerkingsmachine is bevestigd terwijl voorts de onderlinge koppeling of aangrijping tussen het gesteldeel en het betreffende gereedschap onder alle bedrijfsomstandigheden kan worden gewaarborgd. Dit garandeert een veilig bedrijven van de inrichting 10 waarbij het risico tot een onverhoopt los komen van het gereedschap van het gesteldeel (met de daaruit volgende risicovolle bedrijfs omstandigheden) wordt voorkomen.

De uitzetelementen 24 zijn door middel van een borgingspal of -pin 23' geborgd aan het gesteldeel 3 (zie Figuur 6B). Bij een 15 onverhoopte storing in het hydraulisch systeem, kunnen de uitzetelement 24 ook mechanisch worden ontkoppeld, door de borgingspal 23' met de hand te verwijderen. Indien de uitzetelementen 24 zijn uitgevoerd als een spindel, kunnen deze - bij een hydraulische storing - eveneens met de hand (met behulp van een daartoe geschikt gereedschap) naar hun 20 ingetrokken positie worden verdraaid.

1025614

Claims (12)

1. Inrichting voor het breken en/of knippen van materiaal omvattende 5 een aan de giek van een grondbewerkingsmachine of dergelijk koppelbare gestel, een met het gestel koppelbare en tijdens bedrijf een vaste positie ten opzichte van het gestel innemende eerste bek, een met de eerste bek samenwerkende tweede bek, welke 10 tweede bek met behulp van een verstel cilinder ten opzichte van het gestel om een zwenkas naar en van de eerste bek verzwenkbaar is, en waarbij de eerste bek is voorzien van koppelingsmiddelen voor samenwerking met van het gestel deel uitmakende koppelingsmiddelen ten behoeve van het aan het gestel haken van de eerste bek, met het kenmerk, 15 dat de koppelingsmiddelen mede twee op enige afstand van elkaar gelegen aangrijppunten omvatten voor het onderling aangrijpen van de eerste bek en het gestel en dat voorts fixeermiddelen zijn voorzien voor het in aangrijping houden van de koppelingsmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppelingsmiddel en enerzijds haakvormige delen en anderzijds in de haakvormige delen passende en als eerste en tweede aangrijppunt fungerende pennen omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 25 aangrijppunten op de eerste bek en de haakvormige delen op het gestel zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste aangrijppunt op de zwenkas is gelegen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de zwenkas is voorzien van uitstekende, als eerste aangrijppunt fungerende 1025614 aseinden.

6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fixeermiddelen tenminste één uitzetelement omvatten, welke in een eerste bedrijfstoestand het uit 5 aangrijping geraken van de koppelingsmiddelen mogelijk maken en in een tweede bedrijfstoestand althans één pen in aangrijping met een overeenkomend haakvormig deel houden.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de fixeermiddelen hydraulisch bekrachtigbaar zijn, in het bijzonder met 10 behulp van de hydrauliek van de verstelcilinder.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het uitzetelement als een spindelas is uitgevoerd.

9. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het uitzetelement als de zuiger van een uitzetcilinder is uitgevoerd.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de uitzetci1inder twee kamers omvat, welke kamers via een vierwegsverstel-ventiel met de hydrauliek van de verstelcilinder zijn verbonden.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in de hydrauliekleiding naar de kamer voor de uitgaande slag een terugslagklep 20 is opgenomen.

12. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 6-11, met het kenmerk, dat de buitenomtrek van elke aseind is voorzien van een afgeschuind vlak, dat als aanligvlak fungeert voor het uitzetelement. 25 1025614