NL1024944C2

NL1024944C2 - Inrichting voor het afgeven van stoffen.

Info

Publication number: NL1024944C2
Application number: NL1024944A
Authority: NL
Inventors: Arnoldus Maarten Maria Rovers
Original assignee: Arnoldus Maarten Maria Rovers
Priority date: 2003-12-04
Filing date: 2003-12-04
Publication date: 2005-06-07
Also published as: DE602004002667T2; DE602004002667D1; EP1563896B1; EP1563896A1; ATE341389T1

Description

« 1 .

I ·

Inrichting voor het afgeven van stoffen.

BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afgeven van stoffen, omvattende een drager met daarin een aantal verticaal geplaatste opslagdlinders, 10 die aan de onderzijde zijn voorzien van een uitvoeropening, alsmede doseermiddelen voor het gedoseerd nemen van stoffen uit de opslagdlinders en een aandrijfeenheid voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de drager en de doseermiddelen, waarbij in elke opslagcilinder nabij de uitvoeropening een schroefspindel aanwezig is, en waarbij de doseermiddelen een verdere aandrijfeenheid omvatten voor het aandrijven van de 15 schroefspindels, welke verdere aandrijfeenheid beurtelings met elke schroefspindel koppelbaar is. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het afgeven van nauwkeurige hoeveelheden van verschillende poeders of korrels, zoals bijvoorbeeld graan, meel, specerijen en alle andere niet vloeibare grondstoffen, welke bij productie in de food of non-food industrie gebruikt worden.

20

Stand van de techniek.

Een dergelijk inrichting is bekend uit de Franse octrooiaanvrage nr. 2 582 912. De schroefspindels zijn hierbij aanwezig in horizontale buisdelen ter plaatse van de 25 uitvoeropeningen aan de onderzijden van de opslagdlinders en kunnen gekoppeld worden met een naast de opslagdlinders stationair opgestelde elektromotor die deel uitmaakt van de doseermiddelen. De drager is hierbij gevormd door een ronde schijf waaraan de opslagcilinders zijn bevestigd. Deze schijf maakt deel uit van een carrousel en wordt door de aandrijfeenheid geroteerd, waardoor elke opslagcilinder beurtelings met de 30 doseermiddelen samen kan werken.

Samenvatting van de uitvinding.

1024944 I * 2 ι

Een doel van de uitvinding is de bekende inrichting te verbeteren. Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de uitvoeropening van elke opslagcilinder gevormd is door een verticaal buisdeel waarin de in deze opslagcilinder aanwezige schroefspindel aanwezig is. Door de diameter van de uitvoeropening en/of de 5 spoed van de schroefspindel klein te maken kan een nauwkeurige dosering mogelijk gemaakt worden. Hierdoor kunnen op eenvoudige wijze poeders uit opslagcilinders gedoseerd worden.

Een gunstige koppeling van de schroefspindels met de verdere aandrijfeenheid wordt verkregen door een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 10 uitvinding, waarbij in elke opslagcilinder een verticale stang aanwezig is, die met een onderste uiteinde gekoppeld is met een boveneinde van de schroefspindel, en die met een bovenste uiteinde nabij de bovenzijden van de opslagcilinder aanwezig is en voorzien is van koppelmiddelen voor koppeling met de verdere aandrijfeenheid. De verdere aandrijfeenheid omvat bijvoorbeeld een koppelhelft die omlaag beweegbaar is en daarbij 15 gekoppeld wordt met een op de schroefspindel van de eronder aanwezige opslagcilinder aanwezige verdere koppelhelft. De verdere aandrijfeenheid kan zich hierbij dus boven de opslagcilinder bevinden waardoor deze geen extra vloeroppervlak in beslag neemt, hetgeen wel het geval is bij de bekende inrichting.

Bij voorkeur zijn roerwerken aan de stangen aanwezig om te voorkomen dat 20 de poeders in de cilinders klonten vormen.

Om het poeder nog nauwkeuriger te kunnen doseren omvatten de doseermiddelen bij voorkeur voorts een elektronische weegschaal, die onder de op de drager aanwezige opslagcilinder ter plaatse van de verdere aandrijfeenheid aanwezig is.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding 25 is gekenmerkt, doordat de doseermiddelen tevens een stuureenheid omvatten die gekoppeld is met de elektronische weegschaal en met de verdere aandrijfmiddelen. Hierdoor kan het doseren van de gewenste poeders automatisch uitgevoerd worden.

De inrichting kan zo uitgevoerd zijn dat drager vast opgesteld is en de doseermiddelen ten opzichte van de drager verplaatsen. Echter, bij voorkeur is de drager 30 verplaatsbaar en zijn de doseermiddelen vast opgesteld.

De drager kan een rechtlijnig verplaatsbare drager zijn, echter om ruimte te besparen maakt de drager bij voorkeur deel uit van een carrousel. In dit geval omvat de 1024944 3 • « drager bij voorkeur een ronde schijf, die aan de omtrek is voorzien van openingen waardoorheen de opslagcilinders steken, waarbij elke opslagcilinder is voorzien van een flens die op de schijf rust en met één bout of pen is gefixeerd op de schijf. Door deze constructie kunnen de opslagcilinders eenvoudig in en uit de carrousel genomen worden. 5 Bij voorkeur zijn hierbij onder de schijf wielen aanwezig voor het ondersteunen van de schijf.

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

10 Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in perspectief; 15 Figuur 2 een verticale doorsnede van de in figuur 1 weergegeven inrichting;

Figuur 3 een horizontale doorsnede van de in figuur 1 weergegeven inrichting; en

Figuur 4 een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in perspectief.

20

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

hl de figuren 1,2 en 3 is een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting voor het afgeven van stoffen volgens de werkwijze weergegeven in respectievelijk perspectief, 25 verticale en horizontale doorsnede. De inrichting 1 heeft een carrousel 3 met daarin een aantal verticaal geplaatste opslagcilinders 5. De carrousel 3 heeft een drager voor het dragen van de opslagcilinders 5. Deze drager is gevormd door een ronde schijf 7, die aan de omtrek is voorzien van openingen 9 waardoorheen de opslagcilinders 5 steken. Elke opslagcilinder 5 is voorzien van een flens 11 die op de schijf 7 rust en met één bout 13 is vastgezet op de 30 schijf. Onder de schijf7 bevinden zich wielen 14 die aan een frame 15 zijn bevestigd en die de schijf 7 ondersteunen. Voor het roteren van de carrousel 3 heeft de inrichting 1 een aandrijfeenheid 17, die is gevormd door een elektromotor met een reductiekast 1024944 I l * 4

Voor het gedoseerd nemen van stoffen uit de opslagcilinders 5 heeft de inrichting doseermiddelen. Deze doseermiddelen kunnen samenwerken, met in de opslagcilinders 5 aanwezige schroefspindels 19. Deze schroefspindels 19 bevinden zich in een buisdeel 21 van de opslagcilinders 5, die tevens de uitvoeropeningen van de 5 opslagcilinders vormen. De schroefspindels 19 zijn bevestigd aan stangen 23, die met een bovenste uiteinde uit de bovenzijden van de opslagcilinders 5 steken en die voorzien zijn van koppelmiddelen 25 (schematisch weergegeven).

Om brugvorming van het poeder in de opslagcilinders 5 te voorkomen, is aan de stang 23 een roerwerk 31 bevestigd.

10 Dedoseermiddelenhebbeneenverdereaandrijfeenheid27,dieookgevormd is door een elektromotor met een reductiekast, en die stationair ten opzichte van de carrousel 3 is opgesteld voor het aandrijven van de schroefspindels 19. Door de schijf 7 te verdraaien kan elke opslagcilinder 5 onder de verdere aandrijfeenheid 27 gebracht worden. De verdere aandrijfeenheid 27 heeft eveneens koppelmiddelen 29 (schematisch 15 weergegeven) voor samenwerking met de koppelmiddelen 25 van de stangen 23. Als koppelmiddelen 25 en 27 kunnen vele bekende koppelingen gekozen worden, bijvoorbeeld een schijf met twee gaten erin enerzijds en een verdere schijf met twee pennen anderzijds die in de gaten gestoken kunnen worden. De verdere aandrijfeenheid 27 is in verticale richting verplaatsbaar en kan zo gekoppeld en ontkoppeld worden met een stang.

20 De doseermiddelen hebben voorts een elektronische weegschaal 33, die onder de carrousel 3 recht onder de verdere aandrijfeenheid 27 aanwezig is en die gekoppeld is met een stuureenheid 35 die eveneens deel uitmaakt van de doseermiddelen. De stuureenheid 35 is op zijn beurt weer gekoppeld met de verdere aandrijfmiddelen 27.

Aan de stuureenheid 35 kan opgegeven worden welke poeders gewenst zijn 25 en hoeveel van elke gewenste poeder nodig is. De stuureenheid brengt dan achtereenvolgens de opslagcilinders 5 waarin de gewenste poeders aanwezig zijn één voor één boven de weegschaal 33 en stuurt de verdere aandrijfeenheid 27 naar beneden om te koppelen met de stang 23 van de betreffende opslagcilinder 5. Vervolgens wordt de schroefspindel 19 langzaam geroteerd waarbij de uitgevoerde poeder op de weegschaal 33 30 valt en het gewicht ervan gemeten wordt totdat de gewenste hoeveelheid uitgenomen is.

In figuur 4 is een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting 41 volgens de uitvinding weergegeven. Hierbij is de drager 43 gevormd door een langgerekte plaat die 1 0 24 9 4 4 5 ♦ voorzien is van openingen waarin de opslagcilinders 45, op dezelfde wijze als bij de eerste uitvoeringsvorm, aangebracht zijn. De drager 43 is hierbij door een aandrijfeenheid 47 rechtlijnig (zie pijl 49) beweegbaar ten opzichte van de doseermiddelen. De doseermiddelen zijn ook hier gevormd door een verdere aandrijfeenheid 51, een elektronische weegschaal 5 53 en een stuureenheid 55. Op dezelfde wijze als bij de eerste uitvoeringsvorm is ook hier de verdere aandrijfeenheid 51 koppelbaar met koppelmiddelen 57 die verbonden zijn met in de opslagcilinders 45 aanwezige schroefspindels.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen 10 getoonde uitvoeringsvormen is beperkt De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk om de verdere aandrijfeenheid horizontaal verplaatsbaar te maken voor koppeling met een stang, bijvoorbeeld indien de koppeling verkregen wordt door ingrijping van twee tandwielen.

1024944

Claims

1. Inrichting voor het afgeven van stoffen, omvattende een drager met daarin een aantal verticaal geplaatste opslagcilinders, die aan de onderzijde zijn voorzien van een uitvoeropening, alsmede doseermiddelen voor het gedoseerd nemen van stoffen uit de 5 opslagcilinders en een aandrijfeenheid voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de drager en de doseermiddelen, waarbij in elke opslagcilinder nabij de uitvoeropening een schroefspindel aanwezig is, en waarbij de doseermiddelen een verdere aandrijfeenheid omvatten voor het aandrijven van de schroefspindels, welke verdere aandrijfeenheid beurtelings met elke schroefspindel koppelbaar is, met het kenmerk, dat de uitvoeropening 10 van elke opslagcilinder gevormd is door een verticaal buisdeel waarin de in deze opslagcilinder aanwezige schroefspindel aanwezig is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in elke opslagcilinder een verticale stang aanwezig is, die met een onderste uiteinde gekoppeld is met een boveneinde van de schroefspindel, en die met een bovenste uiteinde nabij de bovenzijden 15 van de opslagcilinder aanwezig is en voorzien is van koppelmiddelen voor koppeling met de verdere aandrijfeenheid.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan de stang een roerwerk is bevestigd.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 20 doseermiddelen voorts een elektronische weegschaal omvatten die onder de op de drager aanwezige opslagcilinder ter plaatse van de verdere aandrijfeenheid aanwezig is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de doseermiddelen tevens een stuureenheid omvatten die gekoppeld is met de elektronische weegschaal en met de verdere aandrijfmiddelen.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager verplaatsbaar is en de doseermiddelen vast opgesteld zijn.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager deel uitmaakt van een carrousel.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de drager een ronde 30 schijf omvat die aan de omtrek is voorzien van openingen waardoorheen de opslagcilinders steken, waarbij elke opslagcilinder is voorzien van een flens die op de schijf rust en met één bout of pen is gefixeerd op de schijf. 1 0 24 9 4 4 ♦

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat onder de schijf wielen aanwezig zijn die de schijf ondersteunen. t 1 0 2 4 9 4 4'