BE1010427A3

BE1010427A3 - Inrichting voor het vullen van een pijpreactor.

Info

Publication number: BE1010427A3
Application number: BE9600646A
Authority: BE
Original assignee: Booy Support Bv
Priority date: 1996-07-16
Filing date: 1996-07-16
Publication date: 1998-07-07
Also published as: AU4011197A; WO1998002238A1

Abstract

Inrichting voor het vullen met een stortbaar materiaal van de pijpen van een pijpreactor, daardoor gekenmerkt dat ze een aantal vulleidingen (2) bevat die opgehangen zijn aan een basisplaat (1), een boven deze basisplaat (1) opgestelde trommel (10) die door radiale schotten in segmenten (11) is ingedeeld die onderaan van een uitlaatopening (12) zijn voorzien, een door een vibrator (9) vibreerbare transportgoot (8) tussen de uitlaatopening (12) van elk segment (11) en respectievelijk een van de aan de basisplaat (1) opgehangen vulleidingen (2) en minstens één vulinrichting (13 of 14) die boven de trommel (10) beweegbaar is opgesteld voor het vullen van de segmenten (11).

Description

Inrichting voor het vullen van een pijpreactor.

Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met stortbaar materiaal vullen van de pijpen van een verticale pijpreactor.

Dergelijke pijpreactoren, die bestaan uit een vat waarin een verticale pijpenbundel is opgesteld, worden onder meer gebruikt voor het produceren van ethyleenoxide.

De te reageren gassen worden doorheen de pijpen gevoerd die gevuld zijn met katalysatormateriaal en eventueel een bovenste en/of onderste laag en/of tussenlaag van ander materiaal zoals keramisch materiaal.

Van tijd tot tijd moet dit materiaal vervangen worden.

Het vullen van de pijpen geschiedt traditioneel manueel met behulp van een trechter, hetgeen uiteraard zeer tijdrovend en dus kostbaar is.

De uitvinding heeft een inrichting tot doel die deze en andere nadelen niet vertoont en waarmee dus het vullen van de pijpen zeer snel, accuraat en op de gewenste gewichtspecificatie kan gebeuren.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een inrichting die een aantal vulleidingen bevat die opgehangen zijn aan een basisplaat, een boven deze basisplaat opgestelde trommel die door radiale schotten in segmenten is ingedeeld die onderaan van een uitlaatopening zijn voorzien, een door een vibrator vibreerbare transportgoot tussen de uitlaatopening van elk segment en respectievelijk

een van de aan de basisplaat opgehangen vulleidingen en minstens één vulinrichting die boven de trommel beweegbaar is opgesteld voor het vullen van de segmenten.

Deze vulinrichting bevat bij voorkeur een weeginrichting en bevat bijvoorbeeld een rond een verticale as roterende trechter en een boven de vulopening ervan gelegen weegpan met opengaande bodem die aan een weegcel is gekoppeld.

Een tweede vulinrichting kan bestaan in minstens een bakje met een klep in de bodem, dat over een rail op de rand van de trommel verplaatsbaar is.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting voor het vullen van de pijpen van een pijpreactor volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een inrichting weergeeft volgens de uitvinding gemonteerd op een pijpreactor weergegeven in doorsnede ; figuur 2 op grotere schaal en in doorsnede de inrichting van figuur 1 weergeeft ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2.

De inrichting voor het vullen weergegeven in de figuren bevat een horizontale ronde basisplaat 1 waaraan een aantal, in het gegeven voorbeeld twintig, vulleidingen 2 opgehangen zijn.

Deze vulleidingen 2 bevatten soepele gedeelten 3 en telescopisch in elkaar schuifbare gedeelten 4 zodanig dat hun lengte instelbaar is tussen bijvoorbeeld 1, 35 en 2, 85 meter.

Hun bovenste uiteinden zijn door middel van snelkoppelingen 5 zoals bajonetkoppelingen vastgemaakt aan op de basisplaat 1 gemonteerde uitloopstukken 6 die doorheen de basisplaat 1 steken en die gelijkmatig verdeeld zijn over een cirkel met een kleinere diameter dan deze van de basisplaat 1.

Boven elk uitloopstuk 6 is de uitlaatopening 7 gelegen van een transportgoot 8 die zich radiaal naar buiten uitstrekt en bovenop de basisplaat 1 is aangebracht door tussenkomst van een traploos instelbare elektromagnetische vibrator 9 met een trillingsfrequentie tussen 6000 en 7200 Hertz.

Boven de twintig transportgoten 8 is een stationaire trommel 10 opgesteld die door radiale schotten in twintig segmenten 11 is ingedeeld. De segmenten 11 bezitten een inhoud van 15 liter. Ze zijn bovenaan open en onderaan afgesloten door een bodem die naar onder helt naar een uitlaatopening 12 die uitgeeft op het meest naar buiten gelegen uiteinde van een transportgoot 8.

Boven elk van de transportgoten 8 is aldus een segment 11 en een uitlaatopening 12 ervan gelegen.

Bovenop de trommel 10 zijn twee vulinrichtingen 13 en 14 verplaatsbaar over de segmenten 11 gemonteerd.

De ene vulinrichting 13 bevat een roterende trechter 15 die vastgemaakt is op een verticale as 16 die aangedreven wordt door een stappenmotor 17 die in een behuizing 18 in het

midden van de trommel 10 is opgesteld, zodanig dat het versmalde uitloopeinde van de trechter 15 achtereenvolgens boven elk van de segmenten 11 kan worden gebracht. Het bovenste bredere open vuleinde is steeds centraal ten opzichte van de trommel 10 gelegen.

De vulinrichting 13 bevat verder een weeginrichting 19-20 met een weegcel 19 die op een platform 21 boven de trechter 15 is opgesteld en waaraan een weegpan 20 vrij is opgehangen. Deze weegpan 20 is centraal en dus boven het vuleinde van de trechter 15 opgesteld en bevat onderaan een opengaande, bijvoorbeeld een openkantelbare bodem 22.

Op voornoemd platform 21 is op een instelbare elektromagnetische vibrator 23 een transportgoot 24 aangebracht waarvan het uitlaatuiteinde boven de weegpan 20 is gelegen en het inlaatuiteinde zich onder een grote voorraadtrechter 25 met instelbare uitlaatopening bevindt.

Op deze voorraadtrechter 25 geeft het bovenste uiteinde uit van een stofdoorlatende en traploos regelbare opvoertransportband 26.

De vulinrichting 14 wordt gevormd door een bakje 27 of een trein van meerdere, bijvoorbeeld tien, aan elkaar gekoppelde bakjes 27 waarvan de bodem een opengaande klep 28 is en die door middel van dubbelwerkende pneumatische cilinders verplaatsbaar zijn over een rail 29 op de rand van de trommel 10.

Een bakje 27 kan aldus boven elk van de segmenten 11 worden gebracht. De inhoud van een bakje 27 bedraagt ongeveer 1, 5 kg.

Voor het vullen van een pijpreactor 30, die bestaat uit een verticale tank 31 die bovenaan van een mangat 32 is voorzien en waarin een pijpenbundel 33 met verticale pijpen 34 is opgesteld, met stortbaar materiaal zoals een katalysator, met behulp van de hiervoor beschreven inrichting, wordt als volgt te werk gegaan.

De hiervoor beschreven inrichting wordt met behulp van een gestel 35 waaraan de verschillende componenten zoals de basisplaat 1, de trommel 10 en het platform 21 boven de tank 1 gemonteerd zodanig dat de inrichting met haar basisplaat 1 boven het mangat 32 gelegen is.

De vulleidingen 2 die door de snelkoppelingen 5 aan de uitloopstukken 6 werden gekoppeld worden daarbij doorheen dit mangat 32 aangebracht en in twee groepen van tien op twintig te vullen pijpen 34 aangesloten op deze pijpen 34 of in deze pijpen 34 gestoken.

Naarmate de pijpen 34 meer naar de buitenkant van de tank 31 zijn gelegen, moeten de telescopisch in elkaar schuifbare gedeelten 4 van de vulleidingen 2 meer uit elkaar worden geschoven.

Door de opvoer-transportband 26 wordt steeds een voorraad van het materiaal voor het vullen in de voorraadtrechter 25 gevoerd. Deze transportband 26 kan bijvoorbeeld bestuurd worden door een sensor die in de voorraadtrechter 25 is gelegen.

Door de opvoer-transportband 26 vallend stof wordt opgevangen in een opvangbak en afgezogen.

Door middel van een vibrerende transportgoot 24 wordt met een van de instelling van de vibrator 23 afhankelijke snelheid, materiaal uit de voorraadtrechter 25 in de weegpan 20 gebracht.

Wanneer de gewenste hoeveelheid (tussen 2, 5 en 14 kg) in de weegpan 20 gebracht werd, beveelt de weegcel 19 het openen van de bodem 22 van de weegpan 20, waardoor de afgewogen hoeveelheid materiaal via de trechter 15 in een bepaald segment 11 van de trommel 10 terecht komt.

Zodra de weegpan 20 ledig is, wordt de bodem 22 ervan terug gesloten. Op de hiervoor beschreven manier wordt nu een tweede hoeveelheid materiaal afgewogen door de weegcel 19.

Intussen wentelt de trechter 15 een weinig zodanig dat hij boven een volgend segment 11 komt te liggen en dit volgend segment 11 dus materiaal ontvangt.

Tien segmenten 11 van een helft van de trommel 10 worden op
EMI6.1
deze manier één na één gevuld. Terwijl de tien segmenten 11 van de andere helft van de trommel 10 op dezelfde wijze worden gevuld, worden de eerste segmenten 11 geledigd, hetzij één na één, hetzij gelijktijdig, via de transportgoten 8 die zich onder deze segmenten 11 bevinden en in vibratie gebracht worden door hun vibrator 9.

Hierdoor komt het materiaal via de uitlaatopeningen 7 in de tien vulleidingen 2 van een groep terecht en worden dus tien pijpen 34 gevuld.

Nadien kan de beschreven cyclus herhaald worden.

De vibrators 9 en 23, de stappenmotor 17 voor het wentelen van de trechter 15, de bodem 22 van de weegpan 20 en de weegcel 19 kunnen manueel worden bediend of ingesteld, maar worden bij voorkeur via een elektronische besturing met de nodige software bestuurd zodat de inrichting volledig automatisch kan werken, met de nodige veiligheden om te beletten dat een pijp 34 twee maal zou gevuld worden.

De automatische besturing kan uitschakelbaar zijn en vervangbaar door een manuele bediening, bij voorkeur afstandsbediening, bijvoorbeeld om een onvoldoend of fout gevulde pijp 34 bij te vullen.

Dit kan ook met de vulinrichting 14 die echter bijzonder geschikt is om een tweede materiaal, bijvoorbeeld een bovenlaag zoals van keramisch matriaal, in de pijpen 34 aan te brengen.

De vulling van een bakje 27 geschiedt manueel, hetzij met een vooraf afgewogen hoeveelheid door middel van een boven het bakje 27 gehouden trechter, hetzij met behulp van een maatbeker.

Het automatisch vullen van een segment 11 van de trommel 10 en het manueel vullen van een bakje 27 kunnen zowel gelijktijdig als na elkaar plaatsvinden.

Het vullen van een pijp 34 met beide vulinrichtingen 13 en 14 geschiedt evenwel na elkaar. Na het vullen van een pijp 34 met materiaal uit een segment 11 wordt een tweede laag van hetzelfde of een ander materiaal uit het bakje 27 in de pijp 34 aangebracht.

De hiervoor beschreven inrichting laat een zeer snelle vulling toe met een minimum aan werkkrachten en werkuren.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting voor het vullen van een pijpreactor kan in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies.

1. - Inrichting voor het vullen met een stortbaar materiaal van de pijpen van een pijpreactor, daardoor gekenmerkt dat ze een aantal vulleidingen (2) bevat die opgehangen zijn aan een basisplaat (1), een boven deze basisplaat (1) opgestelde trommel (10) die door radiale schotten in segmenten (11) is ingedeeld die onderaan van een uitlaatopening (12) zijn voorzien, een door een vibrator (9) vibreerbare transportgoot (8) tussen de uitlaatopening (12) van elk segment (11) en respectievelijk een van de aan de basisplaat (1) opgehangen vulleidingen (2) en minstens één vulinrichting (13 of 14) die boven de trommel (10) beweegbaar is opgesteld voor het vullen van de segmenten (11).

2.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de vulleidingen (2) elk door middel van een snelkoppeling (5) koppelbaar zijn aan een uitloopstuk (6) van de basisplaat (1).

3.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vulleidingen (2) telescopisch in elkaar schuifbare gedeelten (4) bevatten.

4.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vulinrichting (13) een weeginrichting (19-20) bevat.

5.-Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de vulinrichting (13) een rond een verticale as (16) roterende trechter (15) bevat terwijl de weeginrichting (19-20) een boven de vulopening van de trechter (15) <Desc/Clms Page number 10> gelegen weegpan (20) met opengaande bodem (22) bezit die aan een weegcel (19) is gekoppeld.

6.-Inrichting volgens een van de conclusies 4 en 5, daardoor gekenmerkt dat de vulinrichting (13) boven de weeginrichting (19-20) een door een vibrator (23) vibreerbare, transportgoot (24) bevat en boven deze transportgoot (24) een voorraadtrechter (25).

7.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat ze een opvoer-transportband (26) bevat waarvan het bovenste boven de voorraadtrechter (25) is gelegen.

8.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze minstens één bakje (27) bevat met een klep (28) in zijn bodem, welk bakje (27) over een rail (29) op de rand van de trommel (10) verplaatsbaar is.