NL1024219C2 - Dwarsfluit. - Google Patents

Description

» t

Korte aanduiding: Dwarsfluit.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een dwarsfluit 5 samengesteld uit i) een holle, aan beide einden open, klankbuls voorzien van vingeropeningen en kleppen, alsmede ii) een holle, aan belde einden open, blaasbuis voorzien van een mondstuk, waarbij de blaasbuls met het open einde, dat het verst van het mondstuk is gelegen, koppelbaar is met de klankbuis en het open einde, dat het dichtst bij het mondstuk Is 10 gelegen, met behulp van een, in de blaasbuis opneembaar, afdichtings-lichaam afsluitbaar is.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een blaasbuis en een afdichtingslichaam overeenkomstig de uitvinding.

Een dergelijke dwarsfluit en met name een metalen Boehm-15 dwarsfluit is bijvoorbeeld bekend uit het Amerikaanse octrooi schrift nr.

1,376,004. Teneinde de door de speler via het mondstuk in de blaasbuis Ingeblazen lucht naar de klankbuis te leiden - zulks om met behulp van de kleppen klanken en tonen te genereren - is het open einde van de blaasbuis, dat het dichtst bij het mondstuk is gelegen afgesloten door middel 20 van een afdichtingslichaam. Dit afdichtingslichaam voorkomt een ontsnappen van de ingeblazen lucht vla dit - anders open - einde en dwingt de Ingeblazen lucht in de richting van de klankbuis. Zodoende kunnen 1n de klankbuis de gewenste muziekklanken en -tonen gegenereerd worden door op een geschikte wijze de kleppen, welke de vingeropeningen 25 afsluiten te bekrachtigen (lees: door deze te openen en te sluiten).

De aanwezigheid van een dergelijk afdichtingslichaam in een bekende blaasbuis heeft echter tot gevolg, dat de bespeler van de dwarsfluit in auditief opzicht "doof" is aan het van de klankbuis afgekeerde oor. Het afdichtingslichaam belemmert in hoge mate het 30 voortplanting van de gegenereerde klanken en tonen door het blaasbuis 1n de richting van het oor, dat van de klankbuis is afgekeerd. De 1024219

I I

ι ι

I 2 I

I dwarsfluitist neemt enkel met het naar de klankbuis toegekeerde oor alle I

I gegenereerde klanken en tonen waar. Het slechts aan één zijde (oor) I

I waarnemen (horen) van geluld en derhalve van de dynamische kwaliteiten I

I van het muziekinstrument wordt door de dwarsflultlsten als een I

I 5 belangrijke handicap voor wat betreft hun beleving van het muziekwerk I

I ervaren. I

I Voorts bezit een dergelijke bekende dwarsfluit een I

I verminderde klankkarakterlstlek. I

I De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaren te I

I 10 ondervangen en een dwarsfluit met een verbeterde klankkarakterlstlek te I

I verschaffen. I

I Overeenkomstig de uitvinding wordt de dwarsfluit hiertoe I

I gekenmerkt, doordat het afdichtingslichaam is voorzien van tenminste één I

rondgaande uitsparing. Proefondervindelijk 1s gebleken dat een dergelijke I

I 15 rondgaande uitsparing fungeert als klank- c.q. resonantie-ruimte/kamer, I

I welke de in de klankbuis gegenereerde klanken en tonen doorleidt naar het I

andere "dove11 oor van de dwarsfluitist. De fluitist neemt derhalve met I

I een dwarsfluit overeenkomstig de uitvinding aan beide zijden het door hem I

I uitgevoerde muziekwerk waar, hetgeen de totale muziekbeleving van de I

I 20 speler aanzienlijk verbetert. I

I Meer specifiek worden de dynamische kwaliteiten van de I

I dwarsfluit overeenkomstig de uitvinding verbeterd. Met name in het hoog I

en laag register verkrijgt het instrument meer volume en flexibeler I

I bespeelbaar, terwijl de klankhomogeniteit in het hoog en laag register I

I 25 ook aanzienlijk verbeterd. I

I Voorts wordt door de aanwezigheid van één of meerdere I

I rondgaande uitsparingen in het afdichtingslichaam een dwarsfluit met een I

I verbeterde klankkarakteristiek/spectrum verkregen. De als resonantie- I

kamers fungerende uitsparingen verbeteren verder de dynamische I

I 30 kwaliteiten van de dwarsfluit. I

I Bij een specifieke uitvoeringsvorm is het door de I

I 102421y ' _____

X

3 rondgaande uitsparing gevormde vlak loodrecht op de langsrlchtlng van de blaasbuls gelegen. Meer specifiek is de breedte van de uitsparing kleiner, gelijk dan wel groter dan de breedte van het tussen de uitsparingen aanwezige gedeelte van het afdichtingsllchaani.

5 Bij een specifieke uitvoeringsvorm waarbij het afdlchtings-

Hchaam één of meerdere resonantiekamers bezit, eindigt overeenkomstig de uitvinding de uitsparing tot nabij de mlddenas van het afdlchtlngs-lichaam.

Bij een andere zeer functionele uitvoeringsvorm is het 10 afdichtingslichaam overeenkomstig de uitvinding samengesteld uit twee of meer ringvormige elementen voorzien van een centrale opening, welke elementen op enige afstand van elkaar om een, in de lengte-as van de basisbuis gelegen steunas zijn geplaatst. Daarbij kunnen tussen de ringvormige elementen afstandhouders zijn opgenomen. De tussen twee 15 aangrenzende afstandhouders aanwezige ruimte c.q. uitsparing fungeert hierbij eveneens als resonantiekamer, welke de in de klankbuis gegenereerde klanken - al dan niet vla opeenvolgende resonantiekamers -doorleidt naar het min of meer "dove" oor.

B1j een zeer functionele uitvoeringsvorm vormt elk 20 ringvormig element en een af standhouder één geheel. Dit biedt het mogelijk om het afdlchtingslichaam uit meer of minder element-afstand-houdersamenstellen uit te rusten, hetgeen op zijn beurt de intensiteit (volume) en de omvang van het klankspectrum in met name het hoog en laag register aanzienlijk vergroot en derhalve de klankkarakteristlek van de 25 dwarsfluit verder verbetert.

Ten behoeve van een snelle montage, maar bovendien snelle omstelling van het afdichtingsllchaam in de blaasbuis is overeenkomstig de uitvinding de steunas althans gedeeltelijk voorzien van een schroefdraad voor samenwerking met een schroefdop, die om het open einde, 30 dat het dichtst van het mondstuk is gelegen, aanbrengbaar is.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een blaasbuis, 102421 9"'

4 I

zoals hierboven beschreven. I

De uitvinding heeft tevens betrekking op een afdichtings- I

lichaam zoals hierboven beschreven. I

De uitvinding zal aan de hand van de tekening nader worden I

5 toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont: I

Figuur la een uitvoeringsvorm van een dwarsfluit volgens de I

stand van de techniek; I

Figuur lb een uitvoeringsvorm van een blaasbuls volgens de I

stand van de techniek; I

10 Figuur 2 een eerste uitvoeringsvorm van een blaasbuls I

overeenkomstig de uitvinding; I

Figuur 3 een tweede uitvoeringsvorm van een blaasbuls I

overeenkomstig de uitvinding; I

Figuren 4 en 5 een derde en vierde uitvoeringsvorm van een I

15 blaasbuis overeenkomstig de uitvinding. I

In de figuur la wordt een op zich bekende dwarsfluit van I

het Boehm-type getoond. De op zich bekende dwarsfluit 1 bezit een I

blaasbuis 10 voorzien van open einden 10a resp. 10b. De blaasbuis 10 is I

voorzien van een mondstuk 11 met een blaasopening 12. De blaasbuis 10 1s I

20 met zijn open einde 10b, dat het verst van het mondstuk 11 is gelegen I

koppelbaar met het open einde 20a van een klankbuis 20. De klankbuis 20 I

is tevens voorzien van een ander open einde 20b en is voorts voorzien van I

meerdere (niet weergegeven) vingeropeningen, welke door middel van I

geschikte kleppen 21 door de speler met behulp van hefboompjes 22 geopend I

25 c.q. gesloten kunnen worden. I

Zodoende kunnen klanken c.q. tonen worden gegenereerd door I

met de mond lucht via het mondstuk 11 in de blaasbuis 10 te blazen, welke I

ingeblazen lucht zijn uitweg vindt vla het open einde 20b van de I

klankbuis 20 dan wel de geopende kleppen en ventielen 21. I

30 Teneinde te voorkomen dat het via het mondstuk 11 I

ingeblazen lucht de dwarsfluit 1 via het open einde 10a van de blaasbuis I

1024219 I

5 ·> 10 verlaat, is dit open einde 10a, dat het dichtst bij het mondstuk 11 is gelegen, afsluitbaar door middel van een afdlchtlngsllchaam (niet weergegeven in figuur la) en een afsluitdop 13.

De In de figuur lb weergegeven dwarsdoorsnede van een op 5 zich bekende blaasbuls toont het afdichtingslichaam 14, dat hier is uitgevoerd als een vast, cilindrisch lichaam 14. Veelal bezit het afdichtingslichaam 14 een buitenafmeting welke nagenoeg gelijk is aan de binnenafmeting van de cilindrische blaasbuis 10.

Het Is bekend om het afdichtingslichaam 14 zoals momenteel 10 gebruikt te vervaardigen van kurk. Het langgerekt cilindervormige afdichtingslichaam 14 is voorzien van een in langsrichting verlopende centrale boring 14a, welke centrale boring 14a de plaatsing mogelijk maakt van het afdichtingslichaam 14 op een steunas 15. Steunas 15 is met zijn naar het mondstuk 11 gekeerde einde 15a voorzien van een eindplaat 15 18 dat eveneens een buitenomtrek bezit welke nagenoeg gelijk 1s aan de binnenafmeting van de cilindrische blaasbuis 10.

Meer specifiek is de steunas 15 althans gedeeltelijk nabij zijn andere vrije einde 15b voorzien van een schroefdraad 16, welke uitwendige schroefdraad 16 samen kan werken met een inwendige 20 schroefdraad 17 van de eveneens in de figuur 1 getoonde afsi uitdop 13.

Zodoende kan na het in de blaasbuis 10 aanbrengen van het afdichtings lichaam 14, deze met behulp van de steunas 15 en de af sluitdop 13 in de blaasbuis 10 worden opgenomen c.q. gefixeerd, waarbij het vrije open einde 10a van de blaasbuis volledig afsluitend.

25 Zoals hierboven geschetst bezit de thans bekende configuraties van blaasbuizen met een dergelijk afdichtingslichaam het nadeel dat de fluitist de dynamische kwaliteiten van het instrument c.q. zijn muziekwerk slechts beperkt kan waarnemen. In feite 1s elke dwarsfluitist tijdens het bespelen van zijn instrument mln of meer "doof" 30 met het oor, dat van de klankbuis 12 1s afgekeerd. Dit "doof" zijn van het oor tijdens het bespelen van een dwarsfluit leidt tot een verminderde 1024219

muziekbelevlng. I

In de figuur 2 wordt een eerste uitvoeringsvorm van de I

blaasbuis overeenkomstig de uitvinding getoond. Voor een beter begrip van I

de uitvinding zijn de hiermee overeenkomende onderdelen met dezelfde I

5 referentiecijfers aangeduld. I

Overeenkomstig de uitvinding 1s het afdlchtlngsllchaam 14 I

voorzien van êên of meerdere (1n de figuur 2 vier) uitsparingen 25a-25d, I

welke rondom in het mantel oppervlak van het afdlchtlngsllchaam 14 zijn I

aangebracht. Deze uitsparingen 25a-25d fungeren als resonantlekaraers, I

10 daar met deze uitvoeringsvorm het 1n de klankbuls gegenereerde geluld ook I

vla de blaasbuis 10 tot In de uitsparingen 25a>25d naar het "dove" oor I

wordt geleld. Hierdoor ervaart de fluitist een andere, verbeterde I

beleving van zijn muziekwerk, daar de dynamische kwaliteiten van het I

instrument zijn verbeterd.

15 De klankkarakteristiek c.q. het tonenspectrum van de I

dwarsfluit overeenkomstig de uitvinding verkrijgt met name 1n het hoog en I

laag register meer volume en terwijl ook de homogeniteit van het I

instrument in het hoog en laag register wordt verbeterd. I

De uitsparingen 25a-25d kunnen afhankelijk van hun Invloed I

20 op de klankkarakteristiek van de dwarsfluit een willekeurige diepte I

bezitten. Het verbeteren van de klankkarakteristiek c.q. het I

tonenspectrum van de dwarsfluit overeenkomstig de uitvinding kan verder I

nog aanzienlijk worden versterkt, doordat zoals 1n de figuur 2 wordt I

getoond, de uitsparingen nagenoeg tot aan de centrale mlddenopenlng 14a I

25 eindigen. Deze "diepere" uitsparingen 25a-25d vormen derhalve grotere I

resonantiekamers, welke op hun beurt de klankkarakteristiek van het I

instrument verbeteren. I

Bij de 1n de figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm zijn de I

uitsparingen 25a-25d slechts tot een geringe diepte 1n het afdlchtings- I

30 lichaam 14 aangebracht. I

Nog een andere uitvoeringsvorm wordt getoond 1n de figuur I

4 f* 4 ? 1 O I

7 r 4, waarbij het afdichtingslichaam 14 Is samengesteld uit twee of meerdere ringvormige elementen 27a-27e, welke ringvormige elementen 27a-27e zijn voorzien van een mlddenopening 26 en waarbij de ringvormige elementen 27a-27e met behulp van af standhouders 28a-28e om de 1n de lengte-as van 5 de blaasbuls 10 gelegen steunas 15 zijn geplaatst. Ook hier fungeren de ruimtes 25a-25e tussen de aangrenzende ringvormige elementen als klanker, q. resonantiekamer voor een versterking c.q. verbetering van de in de klankbuis 12 gegenereerde klanken c.q. tonen.

Ook met deze uitvoeringsvorm wordt een dwarsfluit 10 gerealiseerd met een aanzienlijk voller geluid qua klankspectrum en volume, met name 1n het hoog en laag register.

In de figuur 5 wordt nog een andere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding getoond. De uitvoeringsvorm uit de figuur 5 is een afgeleide van de uitvoeringsvorm zoals getoond in de figuur 4, 15 daar bij deze uitvoeringsvorm elke af standhouder 28a-28e en een ringvormig element 27a-27e als een geheel onderdeel zijn vervaardigd. Dit biedt de mogelijkheid om naar de wens van de eigenaar/speler van de dwarsfluit het afdlchtlngsllchaam 14 samen te stellen uit een opeenvolging van een willekeurig aantal afstandhouders 28 en ringvormige 20 elementen 27 dan wel meerdere element-afstandhouder-samenstellen. Het aantal aldus gecreëerde resonantie- c.q. klankkamers 25a-25e verbeteren de klankkarakteristlek qua klankspectrum en volume, met name in het hoog en laag register.

Zowel de af standhouders 28a-28e als ook de ringvormige 25 elementen 27a-27e en ook hun samenstellen kunnen eenvoudig van een kunststof worden vervaardigd. Dit maakt het mogelijk om de ringvormige elementen c.q. de afstandhouders c.q. hun samenstellen in grote aantallen en tegen geringe kostprijs te vervaardigen. Meer in het bijzonder 1s de buitendiameter van het ringvormige element nagenoeg gelijk aan de binnen-30 diameter van de blaasbuis. Echter bij voorkeur bezit het ringvormige element een buitenafmeting die iets kleiner is dan de inwendige 1024219

Ir I

I I

I 8 I

I maatvoering van de cilindrische blaasbuis. Zodoende kunnen de ringvormige I

I elementen een resonerende beweging ondergaan, welke het klankspectrum van I

I de dwarsfluit weer positief beïnvloedt. I

I Bij de hierboven beschreven uitvoeringsvorm kan de breedte I

I 5 d van elke u1tspar1ng/kamer kleiner, gelijk of groter zijn dan de I

I breedte/dikte D van het direct ernaast gelegen materiaal gedeelte van het I

I afdlchtlngslichaam 14 resp. de dikte van het ringvormige element 27a-27e. I

I Voorts moet opgemerkt worden dat de uitvinding niet alleen I

I geschikt is voor dwarsfluiten, doch ook bij piccolo's, alt- of I

I 10 basfluiten. I

I 1024219 I

Claims (14)

1. Dwarsfluit samengesteld uit 1. een holle, aan belde einden open, kiankbuis voorzien van 5 vingeropeningen en kleppen, alsmede ii) een holle, aan beide einden open, blaasbuis voorzien van een mondstuk, waarbij de blaasbuis met het open einde, dat het verst van het mondstuk is gelegen, koppel baar is met de kiankbuis en het open einde, dat het dichtst bij het mondstuk is gelegen, met behulp van een, 10 in de blaasbuis opneembaar, afdichtingslichaam afsluitbaar is, met het kenmerk, dat het afdichtingslichaam in zijn manteloppèrvlak is voorzien van tenminste êên rondgaande uitsparing.

2. Dwarsfluit volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het door de uitsparing gevormde vlak loodrecht op de langsrichting van de 15 blaasbuis is gelegen.

3. Dwarsfluit volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de breedte van de uitsparing kleiner is dan de breedte van het tussen de uitsparingen aanwezige gedeelte van het afdichtingslichaam.

4. Dwarsfluit volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 20 de breedte van de uitsparing gelijk is dan de breedte van het tussen de uitsparingen aanwezige gedeelte van het afdichtingslichaam.

5. Dwarsfluit volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de breedte van de uitsparing groter is dan de breedte van het tussen de uitsparingen aanwezige gedeelte van het afdichtingslichaam.

6. Dwarsfluit volgens één of meer van de voorgaande, conclusies, met het kenmerk, dat de uitsparing tot nabij de middenas van het afdichtingslichaam eindigt.

7. Dwarsfluit volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afdichtingslichaam 1s samengesteld 30 uit twee of meer ringvormige elementen voorzien van een centrale opening, welke elementen op enige afstand van elkaar om een, in de lengte-as van 1024219-

10 I de blaasbuls gelegen, steunas zijn geplaatst. I

8. Dwarsfluit volgens conclusie 7, net het kenmerk, dat tussen I de ringvormige elementen afstandhouders zijn opgenomen. I

9. Dwarsfluit volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat elk I 5 ringvormig element en een afstandhouder één geheel vormen. I

10. Dwarsfluit volgens één of meer van de conclusies 7-9, net I het kenmerk, dat de steunas althans gedeeltelijk 1s voorzien van een I schroefdraad voor samenwerking met een schroefdop, die om het open einde, I dat het dichtst van het mondstuk is gelegen, aanbrengbaar is. I

11. Blaasbuls voorzien van een afdichtingslichaam zoals I beschreven in één of meer van de conclusies 1-10. I

12. Afdichtingslichaam zoals beschreven in één of meer van de I conclusies 1-10. I

15 I 1024219- I