NL1024206C2

NL1024206C2 - Handbediend beademingsapparaat, alsmede balloneenheid en klephuis voor een handbediend beademingsapparaat.

Info

Publication number: NL1024206C2
Application number: NL1024206A
Authority: NL
Inventors: Gerardus Wilhelmus Lugtigheid
Original assignee: Think Global B V
Priority date: 2003-09-01
Filing date: 2003-09-01
Publication date: 2005-03-03
Also published as: ES2385467T3; CN1871045B; JP2007503909A; AU2004268476A2; ZA200602412B; DK1675638T3; WO2005021074A1; CN1871045A; EP1675638A1; CN101912659B; EP1675638B1; AU2004268476A1; KR20070011227A; RU2358768C2; NO20061352L; US20070267019A1; CA2537251A1; ATE552024T1; BRPI0413993A; AU2004268476B2

Description

5

Titel: Handbediend beademingsapparaat, alsmede baUoneenheid en klephuis voor een handbediend beademingsapparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een handbediend beademingsapparaat, alsmede op een baUoneenheid en op een klephuis voor een handbediend beademingsapparaat.

Handbediende beademingsapparaten zijn uit de praktijk bekend en 10 omvatten gebruikeUjkerwijs een beademingshuis, voorzien van een beademingskanaal voor verbinding met een te beademen patiënt, welk beademingskanaal via een klepstelsel in het beademingshuis is verbonden met een op een baUoneenheid aangesloten instroompoort voor het via het beademingskanaal aan de patiënt toevoeren van lucht, en dat voorts 15 verbonden is met een op de omgeving uitmondende uitstroompoort voor het naar de omgeving afvoeren van door de patiënt via het beademingskanaal uitgeademde lucht. De baUoneenheid omvat daarbij een van een ingangsopening en een uitgangsopening voorziene, veerkrachtige balg, waarbij in de ingangsopening een terugslagklep is opgenomen en waarbij de 20 uitgangsopening op de instroompoort van het beademingshuis is aangesloten, een en ander zodanig dat bij inknjjping van de balg vanuit een uitgangsstand door de balg omsloten lucht via de uitgangsopening uittreedt en dat bij loslating van de balg, deze onder aanzuiging van omgevingslucht via de ingangsopening naar de uitgangsstand terugveert.

25 Een dergelijk handbediend beademingsapparaat is de vakman bekend onder de naam resuscitator en wordt toegepast voor het handmatig beademen van personen of dieren, bijvoorbeeld tijdens reanimatie. Een dergelijk beademingsapparaat is eenvoudig van constructie en kan gemakkelijk worden getransporteerd. Voorts kent het apparaat een hoge 30 betrouwbaarheid, terwijl een minimum aan onderhoud ie vereist.

Nadelig aan het bekende beademingsapparaat is dat daarmee het volume van de longen van de patiënt te hoog kan worden opgevoerd, 1024206

I 2 I

I waardoor de longen te ver uitrekken. Een dergelijke overstrekking van de I

I long leidt tot beschadiging en afsterving van longcellen, waardoor de I

I zuurstofoverdrachtscapaciteit van de longen afneemt. Hoewel na enkele I

I weken de longcellen weer zijn geregenereerd en de I

I 5 zuurstofoverdrachtscapaciteit weer wordt hersteld, kan juist de tijdelijke I

I afname van de zuurstofoverdrachtscapaciteit van de longen de patiënt grote I

I schade toebrengen en zelfs overlijden van de patiënt veroorzaken. I

I Om dit nadeel tegen te gaan is reeds voorgeeteld om een I

overdrukbeveiliging in het beademingshuis op te nemen om de druk van de I

I 10 via het beademingskanaal toegevoerde lucht op een voorafbepaalde waarde I

I te begrenzen. I

I In de praktijk is echter gebleken dat ondanks deze I

I overdrukbeveiliging toch tijdens het beademen overstrekking van de long I

I wordt veroorzaakt. I

I 15 De uitvinding beoogt een handbediend beademingsapparaat van de I

I in de aanhef genoemde soort, waarmee met behoud van de voordelen, I

I genoemde nadelen kunnen worden tegengegaan. I

I Daartoe is het beademingsapparaat overeenkomstig de uitvinding I

gekenmerkt doordat in de ingangsopening voorts een overdrukbeveiliging is I

I 20 opgenomen voor het bij overschrijding van een voorafbepaalde druk van de I

lucht in de balg, via de ingangsopening uit de balg naar de omgeving I

I afvoeren van lucht. I

Gebleken is, dat hierdoor in de praktijk longschade kan worden I

I vermeden. De uitvinding berust op het inzicht dat tijdens de hectiek van het I

I 25 reanimeren en/of bij gebruik door minder deskundig of ongetraind I

I personeel, de balg soms te krachtig wordt ingeknepen, waardoor een grote I

I drukgolf kan ontstaan die onvoldoende snel via de in het beademingshuis I

I opgenomen overdrukbeveiliging kan worden afgevoerd, zodat een I

I aanzienlijk deel van de drukgolf zich toch via de beademingshuis tot in de I

I 30 longen van de patiënt voort kan planten. Met name bij een zieke of I

I 102420- 3 beschadigde long waarin het actieve volume beperkt is, kan dit tot ernstige schade leiden. De plaatsing van de overdruk beveiliging in de ingangsopening maakt een snelle afbouw van de drukgolf mogelijk, zodat vermeden wordt dat de drukgolf via het beademingshuis en het 5 beademingskanaal de longen van de patiënt bereikt.

Door in de ingangsopening een overdrukbeveiliging op te nemen, wordt voorts bereikt dat de overdrukbeveiliging een relatief groot uitstroomoppervlak kan hebben, zodat de stromingsweerstand van de overdrukbeveiliging relatief laag kan zijn. Tevens wordt door opname in de 10 ingangsopening bereikt dat de balloneenheid van een reeds bestaand beademingsapparaat - dat al of niet is voorzien van een overdrukbeveiliging in het beademingshuis - op eenvoudige wijze kan worden uitgerust met een betrouwbare overdrukbeveiliging.

In een voordelige uitvoeringsvorm ie in de ingangsopening van de 15 balg een in hoofdzaak cilindrisch klephuis opgenomen waarin de terugslagklep en de overdrukbeveiliging zijn ondergebracht. De terugslagklep en de overdrukbeveiliging zijn bij voorkeur geïntegreerd, maar kunnen ook losse onderdelen vormen. De overdrukbeveiliging kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een veerbekrachtigde klep. Opgemerkt 20 wordt dat de terugslagklep en de overdrukbeveiliging tot één onderdeel kunnen zijn geïntegreerd, maar dat deze ook afzonderlijke onderdelen kunnen zijn.

In een verdere voordelige uitvoeringsvorm is het cilindrische klephuis aan een kopvlak voorzien van een of meer aanzuigopeningen en 25 aan een nabij het kopvlak gelegen deel van de cilindermantel voorzien van een of meer afblaasopeningen. Hierdoor wordt bereikt dat het klephuis aan zijn kopvlak bijvoorbeeld met een zuurstofzak kan worden gekoppeld, terwijl de afblaasopeningen vrij blijven.

1024206

4 I

Het cüindrieche klephuie kan op voordelige wijze zijn voorzien van I

een klem voor het luchtdicht omklemmen van de omtreksrand van de I

ingangsopening. I

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het I

5 handmatig beademen van een patiënt. I

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn I

weergegeven in de volgcondusies. I

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van I

uitvoeringsvoorbeelden die in een tekening zijn weergegeven. I

10 In de tekening toont: I

Fig. 1 een schematische langsdoorsnede van een I

beademingsapparaat; I

Fig. 2 een schematische doorsnede van het beademingshuis van het I

beademingsapparaat van fig. 1; I

15 Fig. 3 een schematische langsdoorsnede van een eerste I

uitvoeringsvorm van een klephuis; I

Fig. 4 een schematische langsdoorsnede van een tweede I

uitvoeringsvorm van een klephuis en I

Fig. 5 een schematische langsdoorsnede van een derde I

20 uitvoeringsvorm van een klephuis. I

De tekeningen zijn slechts schematische weergaven van I

voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding die worden gegeven bij wijze I

van niet limiterend uitvoeringsvoorbeeld. In de tekeningen zijn gelijke of I

corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. I

25 Figuur 1 toont een handbediend beademingsapparaat 1, I

omvattende een beademingshuis 2 en een daarmee verbonden balloneenheid I

3. Het beademingshuis 2, dat in figuur 2 in detail is weergegeven, is I

voorzien van een beademingskanaal 4 dat via een klepstelsel 5 is verbonden I

met een op de balloneenheid 3 aangesloten instroompoort 6 voor het via het I

30 beademingskanaal 4 aan de patiënt toevoeren van lucht. Het I

1024206 _ I

5 beademingskanaal 4 is voorts via het klepetelsel 5 verbonden met een of meer uitstroompoorten 7 voor het naar de omgeving afvoeren van door de patiënt in het beademingskanaal uitgeademde lucht. Het beademingskanaal 4 is aan zijn vrije uiteinde verbonden met een niet - weergegeven kap die 5 tijdens gebruik over de mond en neus van de te beademen patiënt wordt geplaatst, dan wel met een eveneens niet weergegeven buis die ter beademing in de luchtweg is geplaatst.

De balloneenheid 3 omvat een van een ingangsopening 8 en een uitgangsopening 9 voorziene veerkrachtige balg 10. De veerkrachtige balg 10 10 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een door verende, boogvormige baleinen ondersteunde luchtdichte wand uit flexibel materiaal, bijvoorbeeld kunststof. De veerkrachtige balg 10 kan ook op andere wijze zijn gevormd, bijvoorbeeld door een holle, enigszins langgerekte bal met relatief dikke wanden uit rubberachtig materiaal. Een dergelijke balloneenheid is de 15 vakman bekend als een balloneenheid van het zelfaanzuigende type en zal hier niet nader worden toegelicht.

In de ingangsopening 8 van de balg 10 is een terugslagklep 11 opgenomen op een wijze die hieronder nog nader zal worden toegelicht. De uitgangsopening 9 van de balg 10 is verbonden met de instroompoort 6 van 20 het beademingshuis 2. Bij inknijping van de balg 10 vanuit de in figuur 1 getoonde uitgangsstand treedt door de balg omsloten lucht via de uitgangsopening 9 uit. Refererend aan figuur 2 gaat uittredende lucht de instroompoort 6 van het beademingshuis 2 binnen en stroomt via terugslagklep 12 van het klepstelsel 5 het beademingskanaal 4 in. Het 25 kleplichaam sluit tegelijkertijd uitstroompoorten 7 af. Via het beademingskanaal 4 en de kap wordt de lucht via neus en mond aan de longen van de patiënt toegevoerd. Bij loslating van de balg 10 veert de balg onder aanzuiging van omgevingslucht via de in de ingangsopening 8 aangebrachte terugslagklep 11 terug naar de in figuur 1 getoonde 1024206 j _

6 I

uitgangsstand. De terugslagklep 12 in het beademingshuis 2 slaat daarbij I

dicht. I

Refererend aan figuur 2 zal de patiënt tijdens en na het I

terugveren van de veerkrachtige balg 10 lucht in het beademingskanaal 4 I

5 uitademen. Door in het beademingskanaal 4 uitgeademde lucht en/of door I

de werking van veer 14 zal het kleplichaam 13 van klepsteleel 5 vrijkomen I

van zijn zitting 15 tot in de in figuur 2 getoonde stand waarin de I

uitgeademde lucht via de uitstrooxnpoorten 7 en van het beademingshuis 2 I

naar de omgeving kan worden afgevoerd. I

10 Het beademingshuis 2 kan eventueel zijn voorzien van een I

overdrukbeveiliging voor het bij overschrijding van een vooraf bepaalde I

drukwaarde in het beademingshuis naar de omgeving afvoeren van lucht. In I

dit uitvoeringsvoorbeeld is de overdrukbeveiliging uitgevoerd als een I

veerbekrachtigde klep 16 in de wand van een op de instroompoort 6 . I

15 aansluitende kamer 17 in het beademingshuis 2. Bij verhoogde druk wordt I

het kleplichaam van de overdrukbeveiliging 16 tegen de werking van de I

veer in van zijn zitting 19 gedrukt, zodat de lucht de wand van de kamer 17 I

kan passeren en naar de omgeving kan worden afgevoerd. De lucht kan bij I

overdruk derhalve de overdrukbeveiliging 16 passeren en via I

20 uitstroompoorten 7A naar de omgeving worden afgevoerd. De constructie I

van het beademingshuis voor een beademingsapparaat is de vakman I

genoegzaam bekend en zal hier niet nader worden toegelicht. I

Refererend aan figuur 1 is in de ingangsopening 8 van de balg 10 I

een overdrukbeveiliging 19 opgenomen voor het bij overschrijding van een I

25 vooraf bepaalde drukwaarde, via de ingangsopening 8 uit de balg afvoeren I

van lucht. De in de ingangsopening opgenomen overdrukbeveiliging treedt I

in werking wanneer ten gevolge van een te krachtig inknijpen van de ballon, I

de druk in de ballon een vooraf bepaalde waarde overschrijdt. Door I

plaatsing in de ingangsopening 8 kan worden tegengegaan dat de drukgolf I

1Π24206' I

7 zich via het beademingshuis 2 en het beademingskanaal 4 tot in de longen van de patiënt verplaatst.

Refererend aan figuur 3 is daarin getoond dat in de ingangsopening 8 van de balg 10 een in hoofdzaak cilindrisch klephuis 20 is opgenomen 5 waarin de terugslagklep 11 en de overdrukbeveiliging 19 zijn geïntegreerd.

In de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm is het klephuis 20 voorzien van een centrale doorvoeropening 21 die zich vanaf een in het kopvlak 22 van het klephuis 20 aangebrachte aanzuigopening 23 uitstrekt tot aan het inwendige van de balg 10.

10 In de centrale doorvoeropening 21 is een kleplichaam 24 opgenomen dat onder werking van een veer 25 tegen een zitting 26 wordt gedrukt. Het kleplichaam 24, veer 25 en zitting 26 vormen samen de overdrukbeveiliging 19 die tijdens normaal gebruik uitstroom van gas uit de ballon via de ingangsopening 8 tegengaat. Bij een overdruk veroorzaakt 15 door te krachtig inknijpen van de balg, bijvoorbeeld bij een druk in de balg van 60 cm waterkolom, zal het kleplichaam 24 tegen de werking van de veer 25 in van zijn zitting 26 loskomen, zodat lucht uit de balg via in het mantelvlak 27 van het klephuis 20 nabij het kopvlak 22 aangebrachte uitstroomopeningen 28 naar de omgeving kan uitstromen.

20 In het kleplichaam 24 zijn doorgangsopeningen 29 aangebracht die aan de naar de balg toegekeerde zijde van het kleplichaam 24 met behulp van een flexibel kleplichaam 30 zijn afgedicht. De doorstroomopeningen 29 en het flexibele kleplichaam 30 vormen daarbij een terugslagklep 12 die uittree van lucht uit de balg tijdens het inknijpen tegengaat, maar die 25 instroom van lucht vanuit de omgeving naar het inwendige van de balg tijdens het terugveren mogelijk maakt.

Het klephuis 20 is voorzien van klemmiddelen 31 voor het luchtdicht inklemmen van de omtreksrand van de ingangsopening 8 van de balg 10. In de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm zijn de klemmiddelen 30 gevormd door een op het klephuis 20 aangebrachte steunflens 31A die 1024ïJv

8 I

samenwerkt met een aandrukfLens 31b van een schroefring 32 die met I

behulp van schroefdraad 33 op de mantel 27 van het klephuis 20 is I

bevestigd. I

Refererend aan figuur 4 is daarin een tweede uitvoeringsvorm van I

5 het klephuis 20 getoond, waarin het kleplichaam 24 ringvormig is I

uitgevoerd en in een om de centrale doorvoeropening 21 gelegen I

afblaaskanaal 34 is gelegen. De aanzuigopening 23 is hier cilindrisch I

uitgevoerd en het afblaaskanaal 34 is daar annulair omheen gelegd. Het I

doorvoerkanaal 21 strekt zich hierbij ten opzichte van het kopvlak 22 I

10 enigszins buitenwaarts uit, zodat de aanzuigopening 23 buiten het kopvlak I

22 is gelegen. Op deze wijze kan de instroomopening gemakkelijk worden I

aangesloten op een zak. Via de zak kan verrijkte lucht aan de ballon worden I

toegevoerd, bijvoorbeeld lucht met extra zuurstof en/of een geringe I

hoeveelheid narcoticum, zoals lachgas, ter verlichting. Aan de zak wordt I

15 dan behalve lucht ook continu verrij kingsgas toegevoerd vanuit een I

gascilinder met een relatief laag debiet, bijvoorbeeld 0-15 liter per minuut. I

Eventueel kan daarbij, zoals in figuur 5 is getoond, een I

overdrukbeveiliging 35 worden aangebracht in de wand van het centrale I

doorvoerkanaal 21, zodat, wanneer de druk in de zuurstofzak een vooraf I

20 bepaalde waarde overschrijdt, zuurstof direct naar het afblaaskanaal 34 kan I

worden afgevoerd. Een voorbeeld van een dergelijke overdrukbeveiliging is I

een duck-bill klep 36 in de vorm van een ring die doorlaatopeningen 37 in de I

wand van het doorvoerkanaal vrijgeeft bij een druk van circa 15 cm I

waterkolom in de zuurstofzak. Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat I

I 25 wanneer het beademingsapparaat met een zuurstofzak is gekoppeld, de I

I term lucht binnen deze context moet worden geïnterpreteerd als zuurstof I

I Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier I

I weergegeven voorkeursuitvoeringsvormen, maar dat vele variaties mogelijk I

I zijn. Zo kunnen de overdrukbeveiligingen worden uitgevoerd als I

I 30 overdrukbeveiligingen met een instelbare openingswaarde. Voorts kan de I

I 1024206___I

9 overdrukbeveiliging in de ingangeopening zijn geïntegreerd met de terugslagklep, bijvoorbeeld door een flexibel kleplichaam van een terugslagklep zo uit te voeren dat deze bij een overdruk zal lekken.

Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te 5 liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

! ! 102420Ö ‘

Claims

1. Handbediend beademingsapparaat, omvattende een I I beademingshuis, voorzien van een beademingskanaal voor verbinding met I I 5 een te beademen patiënt, welk beademingskanaal via een klepstelsel is I I verbonden met een op een balloneenbeid aangesloten instroompoort voor het I I via het beademingskanaal aan de patiënt toevoeren van lucht en met een of I I meer uitstroompoorten voor het naar de omgeving af voeren van door de I I patiënt in het beademingskanaal uitgeademde lucht, waarbij de I I 10 balloneenheid van een ingangsopening en een uitgangsopening voorziene, I I veerkrachtige balg omvat, waarbij voorts in de ingangsopening van de balg I I een terugslagklep is opgenomen en waarbij de uitgangsopening van de balg I I is verbonden met de instroompoort van het beademingshuis, met het I I kenmerk, dat in de ingangsopening voorts een overdrukbeveiliging is I I 15 opgenomen vóór het bij overschrijding van een voorafbepaalde drukwaarde I I via de ingangsopening uit de balg afvoeren van lucht. I

2. Beademingsapparaat volgens conclusie 1, waarbij in de I I ingangsopening van de balg een in hoofdzaak cilindrisch klephuis is I I opgenomen waarin de terugslagklep en de overdrukbeveiliging zijn I I 20 ondergebracht. I

3. Beademingsapparaat volgens conclusie 2, waarbij het klephuis aan I I een kopvlak is voorzien van een of meer aanzuigopeningen en waarbij een I I nabij het kopvlak gelegen deel van het mantelvlak van het klephuis is I I voorzien van een of meer afblaasopeningen. I I 25 4. Beademingsapparaat volgens één der voorgaande conclusies, I I waarbij het klephuis is voorzien van klemmiddelen voor het luchtdicht I inklemmen van de omtreksrand van de ingangsopening van de balg. I

5. Balloneenheid voor een handbediend beademingsapparaat, I I omvattende een van een ingangsopening en een uitgangsopening voorziene, I | 102420° __'_I veerkrachtige balg, waarbij in de ingangsopening van de balg een terugslagklep is opgenomen, met het kenmerk, dat in de ingangsopening voorts een overdrukbeveiliging is opgenomen voor het bij overschrijding van een vooraf bepaalde drukwaarde via de ingangsopening uit de balg afvoeren 5 van lucht.

6. Balloneenheid volgens conclusie 5, waarbij in de ingangsopening van de balg een in hoofdzaak cilindrisch klephuis is opgenomen waarin de terugslagklep en de overdrukbeveiliging zijn ondergebracht.

7. Balloneenheid volgens conclusie 6, waarbij het klephuis aan een 10 kopvlak is voorzien van een of meer aanzuigopeningen en waarbij een nabij het kopvlak gelegen deel van het mantelvlak van het klephuis is voorzien van een of meer afblaasopeningen.

8. Balloneenheid volgens één der voorgaande conclusies 5-7, waarbij het klephuis is voorzien van klemmiddelen voor het luchtdicht inklemmen 15. van de omtreksrand van de ingangsopening van de balg.

9. Klephuis voor een beademingsapparaat of een balloneenheid volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een in hoofdzaak cilindrisch klephuis voor opname in een ingangsopening van een balg, in welk klephuis een terugslagklep en een overdrukbeveiliging is 20 ondergebracht.

10. Klephuis volgens conclusie 9, waarbij het klephuis aan een kopvlak is voorzien van een of meer aanzuigopeningen en waarbij een nabij het kopvlak gelegen deel van het mantelvlak van het klephuis is voorzien van een of meer afblaasopeningen.

11. Klephuis volgens conclusie 9 of 10, waarbij het klephuis aan zijn mantel is voorzien van klemmiddelen voor het luchtdicht inklemmen van de omtreksrand van de ingangsopening van een balg.

12. Werkwijze voor het handmatig beademen van personen of dieren, waarbij door inknijping van een zelfaanzuigende balg lucht aan de longen 30 van een patiënt wordt toegevoerd en waarbij bij overschrijding van. een 1024206

12 I vooraf bepaalde drukwaarde van de druk in de balg, met behulp van een overdrukbeveiliging lucht via een ingangsopening uit de balg wordt I afgevoerd. I 10242os_I