NL1023937C2 - Vergrendelelement. - Google Patents

Description

Vergrendele1ement

De uitvinding heeft betrekking op een vergrendelelement voor het vergrendelen en losmaken van een kabelconnector en een tegenstuk, waarbij het vergrendelelement zich langs een longitudinale as uitstrekt tussen een achterzijde en een con-5 tactzijde, waarbij de contactzijde twee of meer veerkrachtige benen welke zich in hoofdzaak parallel langs de longitudinale as uitstrekken en één of meer vergrendelstructuren omvattende een insteekvlak en een vergrendelvlak onder hoeken met de longitudinale as.

10 US 6,511,339 openbaart een kabelconnectorsamenstel omvattende: een plugconnector en een duwsluiting bevestigd in de plugconnector door een bevestigingsdeel. De duwsluiting omvat een ringvormig langs de omtrek gelegen vergrendelmiddel aangebracht op elastische benen aan de voorzijde van het bevesti-15 gingsdeel om vast te maken aan een ontvangende connector. De ontvangende connector omvat een groef voor het koppelen met het vergrendelmiddel van de plugconnector. De elastische benen kunnen worden gemanipuleerd door het samendrukken van een duwdeel om de plugconnector en de ontvangende connector op elkaar te 20 laten aansluiten of van elkaar los te koppelen.

De vergrendeling volgens de stand van de techniek is nadelig doordat het vergrendelelement niet algemeen toepasbaar is omdat één of meer componenten van het kabelconnectorsamenstel moeten worden aangepast om het voor het vergrendelelement 25 mogelijk te maken om de componenten aan elkaar te bevestigen, bijvoorbeeld door het verschaffen van een extra groef.

Het is een doelstelling van de huidige uitvinding om een vergrendelmiddel te verschaffen die het mogelijk maakt om de componenten van een connectorsysteem aan elkaar te bevesti-30 gen zonder dat een aanpassing van de componenten is vereist.

Deze doelstelling wordt bereikt door het verschaffen van een vergrendelmiddel met het kenmerk dat het insteekvlak en het vergrendelvlak onder een hoek staan met de longitudinale as 1023937

I I

I waarbij de hoek van het vergrendelvlak groter is dan de hoek I

van het insteekvlak maar aanmerkelijk kleiner dan 90 graden. I

I Een dergelijk vergrendelelement kan eenvoudig in een I

gat in een tegenstuk worden geduwd dat in het algemeen aanwezig I

I 5 is voor het invoeren van een schroef of een vergelijkbaar ele- I

I ment. De hoek waaronder het insteekvlak staat is klein teneinde I

I de vereiste insteekkracht te reduceren. Het vergrendelmiddel I

I kan zijn bevestigd aan de kabelconnector en maakt de kabelcon- I

I nector vast aan een tegenstuk door middel van het vergrendel- I

I 10 vlak dat samenwerkt met het tegenstuk nadat de vergrendelstruc- I

I tuur door het gat in het tegenstuk is geduwd. Omdat de kabel- I

I connector van het tegenstuk moet kunnen worden losgemaakt, is I

I de hoek van het vergrendelvlak aanmerkelijk kleiner dan 90 gra- I

I den, zodat het vergrendelelement eenvoudig kan worden losge- I

I 15 maakt door het uitoefenen van een trekkracht. Bij voorkeur be- I

I palen het insteekvlak en het vergrendelvlak in hoofdzaak de I

I vorm van de vergrendelstructuur. De uitvinding verschaft dus I

I een algemeen toepasbaar vergrendelelement dat bijvoorbeeld een I

I schroef kan vervangen die conventioneel wordt toegepast voor I

I .20 het vastmaken van een kabelconnector met een tegenstuk, zoals I

I een bordconnector of een paneel. I

I In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat I

een omwentelingslichaam van de vergrendelstructuur een in I

I hoofdzaak conisch gevormd deel. Dit deel van de vergrendel- I

25 structuur kan worden bepaald door een eerste omwentelingsli- I

I chaam met een eerste in hoofdzaak conische vorm en een tweede I

I omwentelingslichaam met een tweede in hoofdzaak conische vorm I

waarbij het insteekvlak wordt bepaald door een vlak van de eer- I

ste in hoofdzaak conische vorm en het vergrendelvlak door een I

H 30 vlak van de tweede in hoofdzaak conische vorm. De conische I

I geometrie van de vergrendelstructuur is voordelig vanuit I

I fabricage overwegingen omdat het vergrendelelement een I

I cirkelsymmetrische geometrie kan hebben. I

I In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat I

' 35 het vergrendelmiddel één of meer gleuven. In een dergelijke I

constructie van het vergrendelelement zijn de veerkrachtige be- I

nen een integraal onderdeel van het vergrendelelement. De veer- I

I krachtige benen zijn bij voorkeur zodanig dat zij sterker zijn I

I bij de bodem van de gleuf. I

I 10?3Q3T

3

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het vergrendelmiddel een gat bij of nabij de contactzijde voor het bepalen van de veerkrachtige benen. Een dergelijke constructie van het vergrendelelement is robuuster omdat de benen 5 samenkomen bij het contacteinde van het vergrendelelement.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de contacteinden van de veerkrachtige benen afgerond. Een dergelijk glad uiteinde voorkomt schade van bijvoorbeeld de schroefdraad in een gat van het tegenstuk tijdens het invoeren 10 van het vergrendelelement.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het vergrendelelement een bevestigingsstructuur ingericht om het vergrendelelement te bevestigen aan de kabelconnector dan wel het tegenstuk. Een dergelijke bevestigingsstructuur 15 maakt het mogelijk dat het vergrendelelement van tevoren in of wel de kabelconnector of wel het tegenstuk kan worden opgenomen waardoor installatie in het veld wordt vereenvoudigd.

De uitvinding heeft ook betrekking op een connector-systeem omvattende een kabelconnector en een bordconnector 20 waarbij één of meer vergrendelelementen zijn toegepast om de kabelconnector en de bordconnector te vergrendelen, waarbij de vergrendelelementen een vergrendelstructuur hebben en zich uitstrekken langs een longitudinale as tussen een achterzijde en een contactzijde. De vergrendelstructuur is aangebracht op één 25 of meer veerkrachtige benen die zich in hoofdzaak parallel aan de longitudinale as uitstrekken. Het vergrendelelement bevordert verder een snelle installatie en verwijdering van kabel-connectoren van een paneel bij bijv. een backpanel in de tele-com industrie, omdat vergrendelen en losmaken kan worden be-30 werkstelligd door eenvoudig duwen of trekken van de vergrendelelementen ten gevolge van de veerkrachtige benen. De connectie tussen de kabelconnector en de bordconnector kan elektrisch of optisch zijn.

Bij voorkeur omvat de vergrendelstructuur een in-35 steekvlak en, met meer voorkeur, ook een vergrendelvlak dat een hoek maakt met betrekking tot de longitudinale as waarbij de inclinatiehoek van het vergrendelvlak groter is dan de inclina-tiehoek van het insteekvlak maar aanmerkelijk kleiner dan 90 graden. In een dergelijke uitvoeringsvorm kunnen gebruikelijke 1023937

I 4 I

kabelconnectoren en bordconnectoren worden toegepast, terwijl I

I de gebruikelijk toegepaste schroeven voor het vergrendelen van I

I de componenten worden vervangen door het vergrendelelement vol- I

I gens deze uitvoeringsvorm. Het vergrendelelement kan verder de I

I 5 hierboven beschreven kenmerken omvatten. I

I De vergrendelmiddelen kunnen verschillende lengten I

langs de longitudinale as hebben, waardoor samenwerking kan I

I worden bewerkstelligd met verschillende referentievlakken in I

het connectorsysteem. I

I 10 De kabelconnector en de bordconnector kunnen op el- I

I kaar aansluiten via een apertuur in een paneel, zoals een back- I

I panel. Het vergrendelelement kan een bevestigingsstructuur I

I bevatten die is ingericht om het vergrendelelement te I

I bevestigen aan het paneel. In deze omgekeerde situatie is het I

I 15 vergrendelelement onderdeel van of geïntegreerd in het I

I backpanel en werkt samen met bijvoorbeeld een gat in de I

I kabelconneBèouritvinding zal hierna worden geïllustreerd aan de I

hand van de aangehechte tekeningen, welke voorkeursuitvoerings- I

I vormen volgens de uitvinding tonen. Het zal duidelijk zijn dat I

I 20 het vergrendelelement en het connectorsysteem volgens de uit- I

I vinding op geen enkele wijze worden beperkt door deze specifie- I

I ke en de voorkeurgenietende uitvoeringsvorm. I

.Fig. 1 toont een overzicht van een connectorsysteem I

I volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; I

25 Fig. 2 toont een meer gedetailleerd aanzicht van een I

I connectorsysteem waarbij de kabelconnector is vastgemaakt; I

I Fig. 3 toont een overzicht in delen van een kabelcon- I

I nector voor gebruik in een connectorsysteem volgens een uitvoe- I

I ringsvorm van de uitvinding; I

I 30 Figs. 4A en 4B tonen een vergrendelelement volgens I

I een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; I

Figs. 5A-5C tonen een gedetailleerd aanzicht in per- I

I spectief in doorsnede A-A en in bovenaanzicht van een vergren- I

I delstructuur van het vergrendelelement als getoond in Fig. 4B; I

I 35 Fig. 6 toont een illustratieve grafiek van invoer en I

I terugtrekkarakteristieken van het vergrendelmiddel volgens de I

eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; I

I Fig. 7 toont een vergrendelelement volgens een tweede I

I uitvoeringsvorm van de uitvinding; I

I 1023981 5

Fig. 8 toont een paneel omvattende een vergrendelele-ment als getoond in Fig. 5.

Figs. 1 en 2 tonen een overzicht van een connector-systeem 1 omvattende een kabelconnector 2, bordconnectoren 3 5 gepositioneerd op een circuitbord 4. De kabelconnector 2 sluit draden (zie Fig. 3) van een kabel 5 via de bordconnector 3 aan op signaalsporen (niet zichtbaar) van het circuitbord 4 wanneer de kabelconnector 2 wordt aangesloten op de bordconnector 3. Om deze aansluiting te bewerkstelligen wordt de kabelconnector 2 10 ingevoerd in een geschikte apertuur 6 van een paneel 7. De kabelconnector 2 wordt vastgemaakt aan de bordconnector 3 door het invoeren van de vergrendelelementen 8 en 9 door openingen 10 in het paneel 7 en gaten 11 en 11' in de bordconnector 3. De openingen en/of gaten 11 kunnen schroefdraden omvatten zoals 15 gebruikelijk om samen te werken met een schroef om een conventionele vastmaking te bewerkstelligen. De gaten 11 en 11' zijn typisch aangebracht in flensen van de bordconnector 3. De oppervlakken 12 en 12' verschaffen referentievlakken voor het vergrendelen volgens de uitvinding. De vergrendelelementen 8 en 20 9, hierna ook aangeduid als pinnen, worden hieronder in meer detail beschreven.

Fig. 3 toont een aanzicht in onderdelen van de kabelconnector 2 als getoond in Figs. 1 en 2. De kabelconnector 2 omvat behuizingsdelen 30 en 31 ingericht om een ferrule-25 samenstel 32 te herbergen en een aansluitelement 33 voor draden 34 van de kabel 5. Deze kabelconnector is een conventionele connector als bekend in het connectorveld. De uitsparingen 35 verschaffen typisch openingen voor het opnemen van schroeven om de kabelconnector 2 aan een tegenstuk vast te maken. Echter, 30 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden deze conventioneel aanwezige openingen gebruikt voor het opnemen van de pinnen 8, 9 om de kabelconnector 2 aan de bordconnector 3 vast te maken. De pinnen 8, 9 kunnen vooraf bevestigd zijn aan de kabelconnector 2 door de pinnen in de uitsparingen 25 aan te 35 brengen en de behuizingsdelen 30, 31 te sluiten. Deze sluiting wordt gefaciliteerd door de pilaren 36 en corresponderende gaten 37.

Figs. 4A en 4B tonen een lange pin 8 en een kortere pin 9 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding en *02398? I strekken zich langs een longitudinale as 40 uit tussen een ach-

terzijde 41 en een contactzijde 42. De korte pin 9 kan bijvoor- I

B beeld 15 mm lang zijn gemeten langs de longitudinale as 40, B terwijl de lange pin 8 20 mm meet. Pinnen van verschillende B 5 lengte zijn voordelig omdat de gaten 11 en 11' op verschillende B afstanden achter het paneel 7 (zie Fig. 1) kunnen liggen zoda- B nig dat de referentievlakken 12, 12' (zie Fig. 2) voor het ver- B grendelen verschillend zijn voor respectievelijk de pinnen 8 en B 9. De pinnen 8, 9 omvatten veerkrachtige benen 43 die zich in B 10 hoofdzaak parallel uitstrekken aan de longitudinale as 40 en B vergrendelstructuren 44 bevatten. Een gleuf 45 wordt bepaald B door de wanden 46 van de benen 43. Opgemerkt wordt dat de pin- B nen 8,9 meer gleuven 45 kunnen bevatten zodanig dat meer veer- B krachtige benen 43 worden verschaft en één of meer van deze be- B 15 nen kunnen een vergrendelstructuur 44 bevatten. De pinnen 8, 9 B omvatten bevestigingsstructuren 47, hier in de vorm van een B groef, die het mogelijk maken dat de pinnen 8,9 in een kabel- B connector 2 zijn opgenomen.

B Figs. 5A-5C tonen een gedetailleerd aanzicht van een B 20 conisch gevormde vergrendelstructuur 44 van de pin 9 als ge- B toond in Fig. 4B. De vergrendelstructuur 44 omvat een uitste- B kend deel met een insteekvlak 50 en een vergrendelvlak 51 met B een hellende oriëntatie over respectievelijke hoeken α en «' B met betrekking tot de longitudinale as 40. Op het kleine aan- B 25 sluitdeel 52 na bepalen het insteekvlak 50 en het vergrendel- B vlak 51 volledig de vergrendelstructuur 44. In Fig. 5A wordt de B vergrendelstructuur 44 bepaald door een eerste omwentelingsli- B chaam met een eerste in hoofdzaak conisch vorm en een tweede B omwentelingslichaam met een tweede in hoofdzaak conische vorm B 30 waarbij de insteekvlakken 50 worden bepaald door de eerste in B hoofdzaak conische vorm en de vergrendelvlakken 51 (waarvan er B slechts één zichtbaar is) worden bepaald door het oppervlak van B de tweede in hoofdzaak conische vorm. Het vergrendelvlak 51 kan B ook worden aangehaald als een ontgrendelvlak 51, aangezien de B 35 geometrie van dit vlak is ingericht om de pin 8, 9 te kunnen B losmaken uit een gat waarin deze is aangebracht.

B De hoeken α en a' zijn zodanig dat de hoek van het B vergrendelvlak groter is dan de hoek van het insteekvlak maar B aanmerkelijk kleiner dan 90 graden. Als voorbeeld kan de hoek α ! I 1023987 7 voor het insteekvlak 50 bijvoorbeeld 14 graden zijn en de hoek o' 20 graden. De insteek- en losmaakkrachten kunnen ook afhankelijk zijn van de wrijving die wordt ondervonden tussen de vlakken 50, 51 en het tegenstuk 3, 7. Een pin 8, 9 met een der-5 gelijke hoek α voor het insteekvlak 50 kan eenvoudig worden ingevoerd door het duwen in een eenvoudig gat 11, 11' of 10, 10' van de bordconnector 3 of paneel 7 respectievelijk die typisch aanwezig zijn voor het invoeren van een schroef of een vergelijkbaar element. De helling van de insteekvlakken 50 is klein 10 om de vereiste invoerkracht voor de pin 8, 9 te reduceren. De pin 8, 9 kan zijn bevestigd aan de bordconnector 3 of het paneel 7 door middel van het vergrendelvlak 51 dat interfereert met de bordconnector 3 of het paneel 7 nadat de vergrendel-structuur 44 door het gat 11, 11' of 10, 10' respectievelijk is 15 gedrukt. Aangezien de pin 8, 9 moet worden losgemaakt, is de hoek a' van het vergrendelvlak aanzienlijk kleiner dan 90 graden zodat de pin 8, 9 eenvoudig door middel van trekken kan worden losgemaakt. Echter omdat a' groter is dan o zal de kracht om pin 8, 9 los te maken groter zijn dan de kracht die 20 vereist is voor het invoeren van de pin 8, 9.

In bedrijf kunnen de pinnen 8, 9 in plaats van conventioneel toegepaste schroeven worden gebruikt, zonder dat er een noodzaak is voor het modificeren of aanpassen van de componenten 2, 3 van het connectorsysteem 1. De pinnen 8, 9 kunnen 25 de plaats van de schroeven in de kabelconnector 2 innemen op de locaties als verschaft door de uitsparingen 35 (zie Fig. 3) en kunnen worden gedrukt door de van schroefdraad voorziene gaten 10, 10' en/of 11, 11' in de bordconnector en/of paneel 7, omdat de veerkrachtige benen 43 geschikt wegbuigen om het schroef-30 draad te kunnen passeren door de geometrie van het insteekvlak 50. Het vastmaken geschiedt nadat het gat 10, 10' en/of 11, 11' is gepasseerd door de vergrendelstructuur 44 omdat het vergrendelvlak 51 interfereert met de referentievlakken 12, 12' waarin de gaten 10, 10' en/of 11, 11' zijn gedefinieerd. De kabelcon-35 nector 2 kan weer worden losgemaakt door het uitoefenen van een trekkracht waarbij de veerkrachtige benen weer wegbuigen door de geschikte geometrie van het ontgrendelvlak 51. Wanneer het nodig mocht zijn kunnen naderhand schroeven worden toegepast, omdat de schroefdraden van de gaten 10, 10' en/of 11, 11' niet 102 3981 I 8

I of nauwelijks worden beschadigd door het invoeren van de pin- I

I nen. Dit niet destructieve gedrag wordt verkregen als resultaat I

I van het gladde oppervlak van het aansluitende deel 52 en de af- I

I geronde contacteinden 53 tezamen met de veerkrachtigheid van de I

I 5 benen 43. I

I Fig. 6 toont een illustratieve aansluitcyclus voor I

I het invoeren en terugtrekken van een pin 8, 9 uit een van een I

I schroefdraad voorzien gat. Gebleken is dat de maximale kracht I

voor het aansluiten bij benadering 35 Newton is voor een hoek I

10 a=14,25° en voor het losmaken 45 Newton voor een hoek I

a'=20/3--i Verder toonden de karakteristieken en afname in de I

I terugtrekkracht van ongeveer 15% na 105 aansluitcycli. De van I

schroefdraad voorziene gaten waren nog geschikt voor het invoe- I

I ren van een schroef na deze cycli. I

I 15 Fig. 7 toont een vergrendelelement 60 volgens een I

I tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding dat zich uitstrekt I

I tussen een achterzijde 61 en een contactzijde 62 langs een Ion- I

I gitudinale as 63, omvattende een naaldvormig gat 64 dat veer- I

I krachtige benen 65 bepaald, zodanig dat de benen 65 bij elkaar I

I 20 komen bij de contactzijde 62. De benen 65 omvatten een vergren- I

I delstructuur 66, omvattende een insteekvlak 67 en een vergren- I

I delvlak 68, zoals hierboven in detail beschreven. Omdat de be- I

nen 65 zijn geïntegreerd bij de contactzijde 62 om een geïnte- I

greerde contactzijde te definiëren, is het vergrendelelement 60 I

25 robuuster in vergelijking tot de pinnen 8, 9 zoals getoond in I

Figs. 4A en 4B. De geïntegreerde contactzijde is afgerond om te I

I voorkomen dat schade wordt aangericht aan een van schroefdraad I

I voorzien gat van een tegenstuk. Het vergrendelelement 60 omvat I

I verder een bevestigingsstructuur 69 die het mogelijk maakt dat I

I 30 het vergrendelelement 60 wordt opgenomen in de ruimten gedefi- I

I nieerd door bijvoorbeeld de uitsparingen 35 van de kabelconnec- I

I tor 2. I

I In plaats van het opnemen van het vergrendelelement I

8, 9, 60 in de kabelconnector 2 vóór het vergrendelen, is het I

I 35 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding ook mogelijk om I

I het vergrendelelement 8, 9, 60 in het tegenstuk, zoals de bord- I

I connector 3 of het paneel 7, op te nemen. Fig. 8 toont een I

voorbeeld waarbij het vergrendelelement 60 uit Fig. 7 is gein- I

I tegreerd in het paneel 7. Een dergelijke omgekeerde situatie I

I 1023937 9 maakt het mogelijk dat componenten op het circuitbord 4 onmiddellijk achter de gaten 10, 11 kunnen worden geplaatst.

In bedrijf kan een kabelconnector 2 worden vergrendeld met het paneel 7 door het vergrendelelement 60 in te voe-5 ren door de gaten, zoals gedefinieerd door de uitsparingen 35 wanneer de behuizingsdelen 30, 31 samenkomen. De helling van het insteekvlak 67 met betrekking tot de longitudinale as 63 is . zodanig dat het invoeren door de gaten in de kabelconnector wordt vereenvoudigd, terwijl de helling van het vergrendelvlak 10 68 zodanig is dat het zowel geschikte vergrendeling als de mo- gelijkheid-tot het terugtrekken van de kabelconnector van het paneel 7 wordt verschaft. De bevestigingsstructuur 69 fixeert het vergrendelelement 60 op het paneel 7.

192 398T

Claims (16)

10. CONCLUSIES

1. Vergrendelelement (8,9;60) voor het vergrendelen I I en losmaken van een kabelconnector (2) en een tegenstuk (3,7), I I waarbij het vergrendelelement (8,9;60) zich langs een longitu- I I dinale as (40;63) uitstrekt tussen een achterzijde (41;61) en I 5 een contactzijde (42;62), waarbij de contactzijde (42,-62) twee I I of meer veerkrachtige benen (43,-65) omvat welke zich in hoofd- I I zaak parallel langs de longitudinale as (40;63) uitstrekken en I I een of meer vergrendel structuren (44,-66) omvattende een in- I I steekvlak (50,-67) en een verg rendel vlak (51;68) onder hoeken I I 10 (oc,a') met de longitudinale as (40,-63) I I met het kenmerk dat I I het insteekvlak (50,-67) en het vergrendelvlak (51,-68) onder een I I hoek staan met de longitudinale as (40,-63) waarbij de hoek (a') I I van het vergrendelvlak (51,-68) groter is dan de hoek (a) van I I 15 het insteekvlak (50,-67) maar aanmerkelijk kleiner dan 90 gra- I I den. I

2. Vergrendelelement (8,9,-60) volgens conclusie 1, I I waarbij het insteekvlak (50/67) en het vergrendelvlak (51,-68) I I in hoofdzaak de vergrendelstructuur (44;66) bepalen. I I 20 3. Vergrendelelement (8,9;60) volgens conclusie 1 of I 2, waarbij een omwentelingslichaam van de vergrendelstructuur I I (44;66) een in hoofdzaak conisch gevormd deel omvat. I

4. Vergrendelelement (8,9,-60) volgens een elk van de I I voorgaande conclusies, waarbij de vergrendelstructuur (44;66) I I 25 wordt bepaald door een eerste omwentelingslichaam met een eer- I I ste in hoofdzaak conische vorm en een tweede omwentelingsli- I I chaam met een tweede in hoofdzaak conische vorm en waarbij het I I insteekvlak (50,-67) wordt bepaald door een vlak van de eerste I I in hoofdzaak conische vorm en het vergrendelvlak (51,-68) door I I 30 een vlak van de tweede in hoofdzaak conische vorm. I

5. Vergrendelelement (8,9) volgens een elk van de I voorgaande conclusies, waarbij het vergrendelelement (8,9) een I I of meer gleuven (45) omvat. I

6. Vergrendelelement (60) volgens een elk van de con- I I 35 clusies 1-4, waarbij het vergrendelelement (60) een gat (64) I I bij of nabij de contactzijde (62) omvat voor het bepalen van de I I veerkrachtige benen (65). I I 102 3937

7. Vergrendelelement (8,9;60 volgens een elk van de voorgaande conclusies, waarbij de contacteinden van de veerkrachtige benen (43,-65) afgerond zijn.

8. Vergrendelelement (8,9,-60) volgens een elk van de 5 voorgaande conclusies, waarbij het vergrendelelement (8,9,-60) een bevestigingsstructuur (69) bevat ingericht om het vergrendelelement (8,9,-60) te bevestigen aan de kabelconnector dan wel het tegenstuk (3,7).

9. Connectorsysteem (1) omvattende een kabelconnector 10 (2) en een bordconnector (3) waarbij een of meer vergrendelele- menten (8,9,-60) zijn toegepast om de kabelconnector (2) en de bordconnector (3) te vergrendelen, waarbij de vergrendelelemen-ten (8,9,-60) een vergrendel structuur (44,-66) hebben en zich uitstrekken langs een longitudinale as (40,-63) tussen een 15 achterzijde (41,-61) en een contactzijde (42;62) met het kenmerk dat de vergrendelstructuur (44;66) is aangebracht op een of meer veerkrachtige benen (43,-65) die zich in hoofdzaak parallel aan de longitudinale as (40;63) uitstrekken.

10. Connectorsysteem (1) volgens conclusie 9, waarbij de vergrendelstructuur (44,-66) een insteekvlak (50,-67) omvat dat onder een hoek staat met betrekking tot de longitudinale as (40;63)

11. Connectorsysteem (1) volgens conclusie 10, waarbij 25 de vergrendelstructuur (44,-66) een vergrendel vlak (51,-68) omvat dat onder een hoek staat met betrekking tot de longitudinale as (40,-63) waarbij de inclinatiehoek (a') van het vergrendelvlak 951,-68) groter is dan de inclinatiehoek (a) van het insteekvlak (50,-67) maar aanmerkelijk kleiner dan 90 graden.

12. Connectorsysteem (1) volgens een elk van de con clusies 9-11, waarbij de vergrendelelementen (8,9,-60) vergren-delelementen (8,9,-60) zijn volgens een elk van de conclusies 2- 8.

13. Connectorsysteem (1) volgens een elk van de con-35 clusies 9-12, omvattende twee of meer vergrendelelementen (8,9) met een verschillende lengte langs de longitudinale as (40).

14. Connectorsysteem (1) volgens een elk van de conclusies 9-13, waarbij de kabelconnector (2) en bordconnector (3) op elkaar aansluiten via een apertuur (6) in een paneel f023937 I 12 I I (7), waarbij het vergrendelelement (60) een bevestigingsstruc- I I tuur (69) bevat ingericht om het vergrendelelement (8,9,-60) te I I bevestigen aan het paneel (7). I

15. Connectorsysteem (1) volgens een elk van de con- I I 5 clusies 9-14, waarbij de bordconnector 93) of een tegenstuk (3) I I een vergrendelstructuur omvat voor het ontvangen van het ver- I I grendelelement (8,9). I

16. Connectorsysteem (1) volgens conclusie 15, waarbij I I de vergrendelstructuur een van schroefdraad voorziene holte I I 10 (10,-11,11') omvat. I I 102 3937