NL1023895C2 - Rijwiel met instelbare stuur- en zadeleenheden. - Google Patents

Rijwiel met instelbare stuur- en zadeleenheden. Download PDF

Info

Publication number
NL1023895C2
NL1023895C2 NL1023895A NL1023895A NL1023895C2 NL 1023895 C2 NL1023895 C2 NL 1023895C2 NL 1023895 A NL1023895 A NL 1023895A NL 1023895 A NL1023895 A NL 1023895A NL 1023895 C2 NL1023895 C2 NL 1023895C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
saddle
unit
support rod
roller chamber
sliding
Prior art date
Application number
NL1023895A
Other languages
English (en)
Inventor
Joe Chou
Original Assignee
Giant Mfg Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Giant Mfg Co filed Critical Giant Mfg Co
Application granted granted Critical
Publication of NL1023895C2 publication Critical patent/NL1023895C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62KCYCLES; CYCLE FRAMES; CYCLE STEERING DEVICES; RIDER-OPERATED TERMINAL CONTROLS SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES; CYCLE AXLE SUSPENSIONS; CYCLE SIDE-CARS, FORECARS, OR THE LIKE
    • B62K3/00Bicycles
    • B62K3/005Recumbent-type bicycles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62KCYCLES; CYCLE FRAMES; CYCLE STEERING DEVICES; RIDER-OPERATED TERMINAL CONTROLS SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES; CYCLE AXLE SUSPENSIONS; CYCLE SIDE-CARS, FORECARS, OR THE LIKE
    • B62K19/00Cycle frames
    • B62K19/30Frame parts shaped to receive other cycle parts or accessories
    • B62K19/36Frame parts shaped to receive other cycle parts or accessories for attaching saddle pillars, e.g. adjustable during ride
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62KCYCLES; CYCLE FRAMES; CYCLE STEERING DEVICES; RIDER-OPERATED TERMINAL CONTROLS SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES; CYCLE AXLE SUSPENSIONS; CYCLE SIDE-CARS, FORECARS, OR THE LIKE
    • B62K21/00Steering devices
    • B62K21/18Connections between forks and handlebars or handlebar stems
    • B62K21/22Connections between forks and handlebars or handlebar stems adjustable

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Steering Devices For Bicycles And Motorcycles (AREA)
  • Motorcycle And Bicycle Frame (AREA)

Description

RIJWIEL MET INSTELBARE STUUR- EN ZADELEENHEDEN
De uitvinding heeft betrekking op een rijwiel, en meer in het bijzonder op een rijwiel met instelbare stuur- en zadeleenheden.
Een conventioneel rijwiel omvat een rijwielframe, een 5 wielstel dat voor- en achterwielen omvat, die respectievelijk geplaatst zijn aan de voorste en achterste einden van het rijwielframe, een pedaaleenheid die is bevestigd op het rijwielframe voor het overbrengen van pedaalkracht op het wielstel, een zadeleenheid die bevestigd is op het 10 rijwielframe, een stuureenheid die bevestigd is op het rijwielframe en dat gekoppeld is met het voorwiel om het mogelijk te maken het voorwiel te besturen.
In het conventionele rijwiel kan de hoogte van de zadeleenheid ten opzichte van de grond worden ingesteld. De 15 afstand van de zadeleenheid vanaf de stuureenheid is echter
niet instelbaar. Bovendien zijn de hoogte en de helling van I
de stuureenheid ook niet instelbaar. Het is zodoende moeilijk voor de gebruiker om_een gemakkelijke houding tijdens het rijden te handhaven, hetgeen resulteert in een pijnlijke rug 20 of armen nadat er gedurende langere tijd gereden is.
Daarom is het doel van de huidige uitvinding het beschikbaar maken van een rijwiel met instelbare stuur- en zadeleenheden, waarmee de hiervoor genoemde nadelen die samenhangen met de oudere stand van de techniek kunnen worden 25 overwonnen.
In overeenstemming hiermee omvat het rijwiel van deze uitvinding een rijwielframe, een wielstel, een pedaaleenheid, een stuureenheid, en een zadeleenheid. Het rijwielframe heeft voorste en achterste einden. Het wielstel omvat voor- en 30 achterwielen die respectievelijk geplaatst zijn aan de voor-en achtereinden van het rijwielframe. De pedaaleenheid is 1023895 2 bevestigd op het rijwielframe en het wordt gebruikt om pedaalkracht over te brengen op het wielstel. De stuureenheid is gemonteerd op het rijwielframe en het is gekoppeld aan het voorwiel om het mogelijk te maken het voorwiel te besturen.
5 De stuureenheid is kantelbaar naar en weg van het achterste einde van het rijwielframe. De zadeleenheid is instelbaar bevestigd op het rijwielframe om het mogelijk te maken de hoogte ervan ten opzichte van de stuureenheid in te stellen.
Andere kenmerken en voordelen van de huidige 10 uitvinding zullen duidelijk worden in de navolgende gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoering, met verwijzing naar de begeleidende tekeningen, waarin:
Fig. 1 een schematisch diagram is dat de voorkeursuitvoering van een rijwiel volgens de huidige 15 uitvinding illustreert;
Fig. 2 een uit elkaar getrokken perspectivisch aanzicht is, dat een stuureenheid van de voorkeursuitvoering illustreert;
Fig. 3 een doorsnedeaanzicht is van de uitvoering 20 voor het illustreren van een loskoppelbare vastzeteenheid van de stuureenheid in de vastgezette toestand;
Fig. 4 een ander doorsnedeaanzicht van de voorkeursuitvoering is voor het illustreren van de loskoppelbare vastzeteenheid van de stuureenheid in een 25 losgekoppelde toestand;
Fig. 5 een schematisch gedeeltelijk opengewerkt aanzicht is om te illustreren hoe de stuurafstand kan worden ingesteld in de voorkeursuitvoering van deze uitvinding;
Fig. 6 een schematisch gedeeltelijk opengewerkt 30 aanzicht is om te illustreren hoe de stuurhoogte kan worden ingesteld in de voorkeursuitvoering van déze uitvinding; 3
Fig. 7 een uit elkaar getrokken perspectivisch aanzicht is dat een zadeleenheid van de voorkeursuitvoering illustreert;.
Fig. 8 een schematisch doorsnedeaanzicht van de 5 voorkeursuitvoering is voor het illustreren van de koppeling tussen een glijdende ondersteuning en een zadelondersteuningsstang van de zadeleenheid;
Fig. 9 een schematisch doorsnedeaanzicht is van een gedeelte van de zadeleenheid van de voorkeursuitvoering, dat 10 illustreert hoe een glijdende beweging van de glijdende ondersteuning op de zadelondersteuningsstang wordt tegengegaan;
Fig. 10 een ander schematisch doorsnedeaanzicht is van een gedeelte van de zadeleenheid van de 15 voorkeursuitvoering, dat illustreert hoe een glijdende beweging van de glijdende ondersteuning op de zadelondersteuningsstang wordt toegelaten;
Fig. 11 een schematisch diagram is dat de voorkeursuitvoering weergeeft wanneer die is ingesteld voor 20 gebruik bij een groter persoon; en
Fig. 12 een schematisch diagram is dat de voorkeursuitvoering weergeeft wanneer die is ingesteld voor gebruik door een kleiner persoon.
Met verwijzing naar fig. 1 blijkt dat de 25 voorkeursuitvoering van een rijwiel volgens de huidige uitvinding een rijwielframe 20 omvat, een wielstel 30, een pedaaleenheid 40, een stuureenheid 50, en een zadeleenheid 60.
Het rijwielframe 20 omvat een voorste framegedeelte 30 21, een bovenste framegedeelte 22 dat vanaf het voorste framegedeelte 21 naar achteren loopt en naar boven toe helt, een balhoofdbuis 23, die bevestigd is op een voorste einde van het voorste framegedeelte 21, een voorvork 24 die 1 0 2 3 fl .Q , draaibaar verbonden is met de balhoofdbuis 23, en een I achtervork 25 die vanaf het voorste framegedeelte 21 naar achteren loopt.
I Het wielstel 30 omvat voor- en achterwielen 31, 32 5 die respectievelijk draaibaar bevestigd zijn op de voor- en achtervorken 24, 25 van het rijwielframe 20.
De pedaaleenheid 40 omvat een tweetal pedalen 41, die I bevestigd zijn aan de zijkanten van het voorste framegedeelte 21 van het rijwielframe 20, en een overbrengingsmechanisme 10 (hier niet getoond) zodat pedaalkracht op de pedalen 41 kan I worden overgebracht op het achterwiel 32 van het wielstel 30, I teneinde een voorwaartse beweging van het rijwiel te I bewerkstelligen.
Uit fig. 1 en 2 blijkt dat de stuureenheid 50 een I 15 framebevestigingselement 51 omvat, een langwerpig voorste kantelelement 52, een langwerpig achterste kantelelement 53, I een loskoppelbare vastzeteenheid 55, en een stuur 56.
I Het framebevestigingselement 51, dat geplaatst is boven op de balhoofdbuis 23 van het rijwielframe 20, omvat I 20 een onderste gedeelte 511, dat is voorzien van een voorste I beslag 512 en een achterste beslag 513 die in een eerste I richting tegenover elkaar zijn gelegen. Een boveneinde 241 van de voorvork 24 van het rijwielframe 20 loopt door de I balhoofdbuis 23 en is vastgezet aan een onderzijde van het 25 onderste gedeelte 511, teneinde het besturen van het voorwiel I 31 op de voorvork 24 mogelijk te maken.
Het voorste kantelelement 52 loopt in een tweede I richting, en het omvat een buitenbuis 521 en een binnenbuis 522 die, glijdend in de buitenbuis 521 is gestoken. De I 30 binnenbuis 522 is voorzien van een voorste bovengedeelte 528 van het voorste kantelelement 52. Het stuur 56 is verbonden met het voorste bovengedeelte 528. De buitenbuis 521 is voorzien van een voorste ondergedeelte 529 van het voorste 5 kantelelement 52, dat in de tweede richting tegenover het voorste bovengedeelte 528 is gelegen, en een koppelgedeelte 54 tussen het voorste ondergedeelte 529 en het voorste bovengedeelte 528. Het voorste ondergedeelte 529 is 5 kantelbaar verbonden met het voorste beslag 512 door middel van een voorste kantelas 57, die een eerste kantelas definieert die loodrecht staat op de eerste richting, zodat het voorste ondergedeelte 529 daar omheen kan kantelen.
De buitenbuis 521 omvat een hoofdgedeelte 523, dat 10 voorzien is van een spleet 527, die in de tweede richting loopt, en een tweetal koppelbeslagen 526 die geplaatst zijn ter weerszijden van de spleet 527, zodat er daartussen een uitsparing 525 ontstaat, en die dienst doen als het koppelgedeelte 54 van het voorste kantelelement 52. In deze 15 uitvoeringsvorm is het koppelgedeelte 54 van het voorste kantelelement 52 voorzien van een gleufeenheid dat een tweetal langwerpige gaten 542 omvat, waarvan er in elk van de respectievelijke koppelbeslagen 526 één is aangebracht, en die loopt in de lengterichting van het koppelgedeelte 54 van 20 het voorste kantelelement 52.
In de voorkeursuitvoering omvat het voorste kantelelement 52 verder een hulpmiddel 520, voor het tegengaan van een verdraaiing van de binnen- en buitenbuizen 521, 522 ten opzichte van elkaar. In deze uitvoeringsvorm 25 omvat het blokkeerhulpmiddel 520 een in axiale richting lopende nok 5201, die is aangebracht langs de binnenbuis 522, en een in de axiale richting lopende uitsparing 5202, die is aangebracht langs de buitenbuis 521, om glijdend contact te maken met de nok 5201, waardoor verdraaiing van de buiten- en 30 binnenbuizen 521, 522 ten opzichte van elkaar wordt tegengegaan, terwijl een glijdende beweging van de binnenbuis 522 in de tweede richting ten opzichte van de buitenbuis 521 wordt toegelaten. Er wordt hierbij opgemerkt dat de posities :· '/3395 H van de nok 5201 en de uitsparing 5202 onderling kunnen worden verwisseld, zonder dat het beoogde resultaat wordt beïnvloed.
I Het achterste kantelelement 53 loopt in een derde richting, en het heeft een achterste ondergedeelte 538 en een 5 achterste bovengedeelte 537 die in de derde richting tegenover elkaar zijn gelegen. Het achterste ondergedeelte I 538 is kantelbaar verbonden met het achterste beslag 513 door middel van een achterste kantelas 58 en het is zodoende I kantelbaar rondom een tweede kantelas, die evenwijdig loopt I 10 met de eerste kantelas, die is gedefinieerd door de voorste kantelas 57. Het achterste bovengedeelte 537 van het I achterste kantelelement 53 is voorzien van een tweetal wangen 531, die onderling zijn verbonden door een verbindingsplaat I 532. De wangen 531 omsluiten de koppelbeslagen 526 van het 15 koppelgedeelte 54 van het voorste kantelelement 52. Het I achterste bovengedeelte 537 van het achterste kantelelement I 53 is voorzien van een gateenheid dat een tweetal gaten 541 omvat, waarvan er in elk van de respectievelijke wangen 531 I één is aangebracht, en met een gatas die evenwijdig loopt aan I 20 de eerste en tweede kantelassen. Er dient hierbij te worden I opgemerkt, dat de posities van de gateenheid in het achterste I bovengedeelte 537 van het achterste kantelelement 53 en de I sleufeenheid in het koppelgedeelte 54 van het voorste I kantelelement 52 eveneens onderling mogen worden verwisseld, 25 zonder dat het beoogde resultaat wordt beïnvloed.
De loskoppelbare vastzeteenheid 55 loopt door de gateenheid en de sleufeenheid, en het kan worden gebruikt om het koppelgedeelte 54 van het voorste kantelelement 52 en het achterste bovengedeelte 537 van het achterste kantelelement 30 53 stevig tegen elkaar aan te drukken, waarbij het mogelijk wordt dat het achterste kantelelement 53 het voorste kantelelement 52 onder een gewenste helling ten opzichte van het framebevestigingselement 51 ondersteunt. De ontkoppelbare 7 vastzeteenheid 55 omvat een verbindingsstaaf 551, een wartelmoer 552, een aandrukelement 553, een scharnier 554 en een hefboom 555.
De verbindingsstang 551 loopt door de gaten 541 in de 5 wangen 531, door de gleuven 542 in de koppelbeslagen 526, en door de spleet 525 tussen de koppelbeslagen 526 en het heeft tegenover elkaar gelegen primaire en secundaire einden 5511, 5512.
De wartelmoer 552 is aangebracht op het primaire 10 einde 5511 van de verbindingsstang 551, en het drukt tegen een buitenste plaatoppervlak van één van de wangen 531.
Het secundaire einde 5512 van de verbindingsstang 551 loopt door het aandrukelement 553, dat zich vlak bij een buitenste plaatoppervlak van het andere van de wangen 531 15 bevindt.
Het scharnier 554 is voorzien van een gat 5541 met binnendraad voor het bevestigen op het secundaire einde 5512 van de verbindingsstang 551, en het definieert een derde scharnieras die dwars staat op de verbindingsstang 551.
20 De hefboom 555 is voorzien van een scharniergat 5551 voor het tot stand brengen van een verbinding met het scharnier 554, en het is kantelbaar rondom de derde scharnieras teneinde het aandrukelement 553 in de richting van de wartelmoer 552 te duwen om het koppelgedeelte 54 van 25 het voorste kantelelement 52 en het achterste bovengedeelte 537 van het achterste kantelelement 53 stevig tegen elkaar aan te drukken, zoals het best te zien is in fig. 3.
Bij voorkeur worden er twee onderlegringen 59 op de verbindingsstang 551 geschoven en geplaatst tussen elk van de 30 koppelbeslagen 526 en de wangen 531.
Uit fig. 1 tot 3 blijkt, dat wanneer de hefboom 555 wordt gebruikt om het aandrukelement 553 in de richting van de wartelmoer 552 te duwen om het koppelgedeelte 54 van het ï 023895 8 voorste kantelelement 52 en het achterste bovengedeelte 537 van het achterste kantelelement 53 stevig tegen elkaar aan te drukken, de spleet 527 wordt gesloten, zodat het mogelijk wordt gemaakt dat de buitenbuis 521 stevig contact maakt met 5 de binnenbuis 522. Bijgevolg wordt dan het stuur 56 op het voorste bovengedeelte 528 van het voorste kantelelement 522 op een gewenste hoogte ten opzichte van het framebevestigingselement 51 vastgehouden.
üit fig. 1, 2 en 4 blijkt, dat wanneer de hefboom 555 10 wordt gebruikt om het aandrukelement 553 enigszins vanaf de wartelmoer 552 te laten bewegen, het koppelgedeelte 54 van het voorste kantelelement 52 en het achterste bovengedeelte 537 van het achterste kantelelement 53 niet meer stevig tegen elkaar worden gedrukt, en dat de spleet 527 wordt geopend, 15 zodat de buitenbuis 521 nog slechts losjes contact maakt met de binnenbuis 522. Bijgevolg kan nu de binnenbuis 522 in de tweede richting worden bewogen om het voorste bovengedeelte 528 van het voorste kantelelement 52 op een gewenste hoogte ten opzichte van het framebevestigingselement 51 te brengen, 20 teneinde de hoogte van het stuur 56 ten opzichte van de zadeleenheid 60 op het rijwielframe 20 dienovereenkomstig in te stellen, zoals het best is te zien in fig. 6. Tegelijkertijd kunnen het achterste kantelelement 53, en het voorste kantelelement 52 respectievelijk worden gekanteld om 25 de tweede en de eerste kantelassen, teneinde de afstand tussen het stuur 56 en de zadeleenheid 60 in te stellen, zoals het best is te zien in fig. 5. Nadat het stuur 56 op de gewenste hoogte en afstand is ingesteld, kan de loskoppelbare vastzeteenheid 55 worden bediend om het koppelgedeelte 54 van 30 het voorste kantelelement 52 en het achterste bovengedeelte 537 van het achterste kantelelement 53 weer stevig tegen elkaar te drukken.
9
In fig. 1, 7 en 8 is te zien dat de zadeleenheid 60 een zadelondersteuningsstang 61 omvat, een glijdende ondersteuning 62, een zadelelement, en een loskoppelbare positioneereenheid 70.
5 Het zadelelement omvat een verbindingseenheid in de vorm van een verbindingsplaat 63, een in het algemeen L-vormig zadelframe 64, dat bevestigd is op de verbindingsplaat 63, en een zitkussen 65 en een rugkussen 66, die respectievelijk gemonteerd zijn op een horizontaal lopend 10 gedeelte 641 van het zadelframe 64 voor het monteren van het zitkussen, en een verticaal lopend gedeelte 642 van het zadelframe 64, voor het monteren van het rugkussen.
De zadelondersteuningsstang 61 heeft een ondereind dat bevestigd is op het bovenste framegedeelte 22 van het 15 rijwielframe 20, en een bovenste einde dat in langsrichting gelegen is tegenover het ondereinde, en het helt vanaf het ondereinde naar het boveneinde in achterwaartse en opwaartse richting. De zadelondersteuningsstang 61 heeft verder een bovenzijde 611, die voorzien is van een paar glijgroeven 612 20 die in de langsrichting lopen. . _
De glijdende ondersteuning 62 omvat een tweetal zijdelingse platen 621, een verbindende plaat 623, een blokkeringselement 71, en meerdere rollen 625.
De zijplaten 621 zijn ten opzichte van elkaar op 25 afstand geplaatst in een dwarsrichting, die dwars staat op de langsrichting. Elk van de zijplaten 621 heeft een primaire rand voor het daarop monteren van de verbindingsplaat 631 van het zadelelement, en een secundaire rand die vanaf de primaire rand onder een hoek loopt.
30 De verbindingsplaat 623 verbindt onderling de secundaire randen van de zijplaten 621, ze is voorzien van een doorlopend gat 622 dat een asrichting (X) definieert, en ze is verder voorzien van een tweetal glijrails 624, die in *^ 3 8 95 H de langsrichting lopen en die respectievelijk glijdend contact maken met de glijgroeven 612. Bijgevolg kan de glijdende ondersteuning 62 op de zadelondersteuningsstang 61 in langsrichting glijden.
5 Het blokkeringselement 71 is bevestigd op de I verbindingsplaat 623 en het is geplaatst tussen de zijplaten I 621. In het blokkeringselement 71 is een rollenkamer 712 I gevormd, die toegankelijk is door het doorlopende gat 622 in de koppelplaat 623 en die in de langsrichting loopt. De I 10 rollenkamer 712 heeft een onderwand, primaire en secundaire I einden 7121, 7123, die in de langsrichting tegenover elkaar I zijn gelegen en een diepte die in de langsrichting vanaf het I primaire einde 7121 naar het secundaire einde 7123 I geleidelijk toeneemt, waardoor er een rollenkamer 712 wordt I 15 gevormd met een ondieper gedeelte 7122 nabij het primaire I einde 7121, en een dieper gedeelte 7124 tussen het ondiepere I gedeelte 7122 en het secundaire einde 7123.
De rollen 625 zijn draaibaar aangebracht op de I glijrail 624 om het glijdend contact tussen de I 20 zadelondersteuningsstang 61 en de glijdende ondersteuning 62 I glad te laten verlopen.
I Aangezien de verbindingsplaat 63 is bevestigd aan de zijplaten 621, kan het zadelelement van de zadeleenheid 60 I samen met de glijdende ondersteuning 62 langs de I 25 zadelondersteuningsstang 61 glijden, om zodoende de posities van het zitkussen 65 en het rugkussen 66 ten opzichte van de I stuureenheid 50 in te stellen.
I Zoals zichtbaar is gemaakt in fig. 7 en 9, omvat de loskoppelbare positioneereenheid 70 een rollend element 72, I 30 een terugduwend element 74 en een ontkoppelmechanisme.
I Het rollend element 72 is cilindervormig, het is geplaatst in de rollenkamer 712, het maakt rollend contact met de onderwand van de rollenkamer 712, en het steekt door η het doorlopend gat 622 in de koppelplaat 623 om rollend contact te maken met de bovenzijde 611 van de zadelondersteuningsstang 61. Het rollend element 72 kan in de rollenkamer 712 in langsrichting bewegen tussen de ondiepere 5 en diepere gedeelten 7122, 7124 zodat het rollend element 72 een glijdende beweging van de glijdende ondersteuning 62 in langsrichting naar het ondereinde van de zadelondersteuningsstang 61 verhinderd wanneer het zich bevindt in het ondiepere gedeelte 7122 van de rollenkamer 10 712, zoals het best te zien is in figuur 9, terwijl het een glijdende beweging van de glijdende ondersteuning 62 langs de zadelondersteuningsstang 61 mogelijk maakt wanneer het zich bevindt in het diepere gédeelte 7124 van de rollenkamer 712, zoals het best te zien is in figuur 1Ó.
15 Het terugdrijvend element 74 omvat een verankeringsblok 741, een tweetal drukpennen 743, en een tweetal spiraalvormige drukveren 745. Het verankeringsblok 741 is vast bevestigd in de rollenkamer 712 nabij het secundaire einde 7123, en het is voorzien van een tweetal 20 veergaten 742. Elk van de drukpennen 743 omvat een kop 744 die aanligt tegen het rollend element 742, en het is opgelijnd met een ermee overeenstemmend veergat 742. Van elk van de compressieveren 745 is één einde om de ermee corresponderende drukpen 743 geschoven, en een er tegenover 25 gelegen einde wordt opgevangen in een ermee corresponderend veergat 742. De tegenover elkaar gelegen einden van de drukveren 745 oefenen zodoende respectievelijk een kracht uit op het rollend element 72 en op het secundaire einde 7123 van de rollenkamer 712, teneinde het rollend element 72 te duwen 30 in de richting van het ondiepere gedeelte 7122 van de rollenkamer 712.
Het ontkoppelmechanisme omvat een veerbelaste bekrachtiging 73 en een bedieningshefboom 75.
i ΰ Z 3 8 S
H De veerbelaste bekrachtiging 73 omvat een duwstang 730 en een terugdrijvende veer 76. De duwstang 730 omvat een I duwkop 733 die geplaatst is aan de zijde van het I blokkeringselement 71 tegenover de rollenkamer 712, en een 5 steelgedeelte 731 dat vanuit de duwkop 733 langs de as (X) uitsteekt en dat doordringt in het ondiepere gedeelte 7122 I van de rollenkamer 712 om het rollend element 72 vanaf het ondiepere gedeelte 7122 in het diepere gedeelte 7123 van de I rollenkamer 712 te duwen, zoals het best te zien is in figuur 10 10. De terugdrijvende veer 76 is een spiraalvormige drukveer I die over het steelgedeelte 731 is geschoven en waarvan de I tegenover elkaar gelegen einden respectievelijk een kracht I uitoefenen op het blokkeringselement 71 en op de duwkop 733.
I De bedieningshefboom 75 heeft een scharniergedeelte I 15 751 dat draaibaar bevestigd is tussen de zijplaten 621 van de I glijdende ondersteuning 62 door middel van een scharnierpen I 77, en een handgreepgedeelte 752 en een drukgedeelte 753, die I respectievelijk vanaf tegenover elkaar gelegen zijden van het I scharniergedeelte 751 uitsteken. Het drukgedeelte 753 loopt 20 in de richting van de veerbelaste bekrachtiging 73, en het I ligt aan tegen de duwkop 733 van de veerbelaste bekrachtiging I 73. Het handgreepgedeelte 752 loopt buiten de glijdende I ondersteuning 62 en het is geplaatst onder het zadelframe 64.
I Het handgreepgedeelte 752 kan worden gebruikt om de 25 bedieningshefboom 7 te laten scharnieren om de scharnierpen I 77 en om er voor te zorgen dat het drukgedeelte 753 de I veerbelaste bekrachtiging 73 in het ondiepere gedeelte 7122 I van de rollenkamer 712 wordt gedreven, om het rollend element I 72 vanuit het ondiepere gedeelte 7122 in het diepere gedeelte I 30 7124 van de rollenkamer 712 te duwen (zie figuur 10).
Met verwijzing naar figuur 9 blijkt dat onder normale omstandigheden, dankzij de terugdrijvende werking van de drukveren 745 van het terugdrijvend element 74, de drukpennen 13 743 tegen het rollend element 72 zullen duwen en het in de richting van het primaire einde 7121 van de rollenkamer 712 zullen laten bewegen, zodat het rollend element 72 in het ondiepere gedeelte 7122 wordt gebracht, en het een glijdende 5 beweging van de glijdende ondersteuning 62 in de richting van het ondereinde van de zadelondersteuningsstang 61 verhinderd, waarmee het zadelframe 64 op de zadelondersteuningsstang 61 wordt verankerd.
Met verwijzing naar figuur 10 blijkt dat wanneer het 10 handgreepgedeelte 752 van de bedieningshefboom 75 wordt bediend, de bedieningshefboom tegen de duwstang 730 van de veerbelaste bekrachtiging 73 zal duwen door middel van het drukgedeelte 753, waarmee het steelgedeelte 731 in de rollenkamer 712 wordt gedreven tegen de terugwerkende kracht 15 van het terugwerkend element 76 in en het het rollend element 72 naar het secundaire einde 7123 van de rollenkamer 712 zal duwen en in het diepere gedeelte 7124. Aangezien het rollend element 72 vrij kan draaien in het diepere gedeelte 7124, kan de glijdende ondersteuning 62 met behulp van de rollen 625 20 soepel langs de glijgroeven 612 van de zadelondersteuningsstang 61 glijden totdat het handgreepgedeelte 752 wordt losgelaten. Wanneer het handgreepgedeelte 752 wordt losgelaten, zorgen de terugdrijvende werking van het terugdrijvend element 74 en 25 van de veerbelaste bekrachtiging 73 ervoor dat de glijdende ondersteuning 62 opnieuw wordt verankerd op een bepaald punt op de zadelondersteuningsstang 61. Zoals te zien is in figuur 1 zal, aangezien de zadelondersteuningstang 61 in een opwaartse en achterwaartse richting onder een helling loopt, 30 wanneer de glijdende ondersteuning 62 langs de zadelondersteuningsstang 61 glijdt, behalve de hoogte van het zadelelement op de glijdende ondersteuning 62 ook de afstand 1023895 H van het zadelelement vanaf de stuureenheid 50 worden ingesteld.
Zoals te zien is in figuren 11 en 12 is, gelet op de instelbare configuraties van de stuureenheid 50 en de I 5 zadeleenheid 60 van het rijwiel volgens deze uitvinding, het I rijwiel geschikt voor gebruik door zowel grotere als kleinere personen 80, 81. Door verstellen van de stuur- en I zadeleenheden 50, 60, kan de rug van de gebruiker 80, 81 op .
I de juiste wijze worden ondersteund door de zadeleenheid 60, I 10 kan het stuur 56 geriefelijk worden vastgehouden door de I gebruiker 80, 81 en kan de gebruiker 80, 81 met beide voeten I stabiel de grond aanraken wanneer hij afstapt van het I rijwiel.

Claims (8)

1. Rijwiel, omvattende: een rijwielframe (20) met voor- en achtereinden, een wielstel (30) dat voor- en achterwielen (31,32) omvat, die respectievelijk geplaatst zijn aan de voor- en 5 achtereinden van het rijwielframe (20), een pedaaleenheid (40) die is bevestigd op het rijwielframe (20) voor het overbrengen van pedaalkracht op het wielstel (30), een stuureenheid (50) die is bevestigd op het 10 rijwielframe (20), en die is gekoppeld aan het voorste wiel (31) om het mogelijk te maken het voorwiel (31) te besturen, en een zadeleenheid (60) die instelbaar bevestigd is op het rijwielframe (20) om het mogelijk te maken de hoogte 15 ervan ten opzichte van de stuureenheid (50) in te stellen, met het kenmerk, dat de stuureenheid (50) kantelbaar is naar en vanaf het achtereinde van het rijwielframe (20).
2. Rijwiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stuureenheid (50) omvat: 20 een stuur (56); een framebevestigingselement (51) dat bevestigd is op het rijwielframe (20), dat gekoppeld is aan het voorwiel (31), en dat is voorzien van een voorste beslag (512) en een achterste beslag (513) die in een eerste richting tegenover 25 elkaar zijn geplaatst; een langwerpig voorste kantelelement (52) dat in een tweede richting loopt en dat een voorste ondergedeelte (529) en een voorste bovengedeelte (528) heeft, die in de tweede richting tegenover elkaar zijn geplaatst, waarbij het voorste 30 ondergedeelte (529) kantelbaar verbonden is met het voorste beslag (512) en kantelbaar is om een eerste kantelas die 1023895 dwars staat op de eerste richting, waarbij het voorste bovengedeelte (528) verbonden is met het stuur (56), waarbij het voorste kantelelement (52) verder een koppelgedeelte (54) heeft dat tussen het voorste ondergedeelte (529) en het 5 voorste bovengedeelte (528) is gelegen; een langwerpig achterste kantelelement (53) dat in een derde richting loopt en dat een achterste ondergedeelte (538) en een achterste bovengedeelte (537) heeft, die in de derde richting tegenover elkaar zijn gelegen, waarbij het 10 achterste ondergedeelte (538) kantelbaar verbonden is met het achterste beslag (513) en kantelbaar is om een tweede kantelas die evenwijdig loopt aan de eerste kantelas; waarbij één van het koppelgedeelte (54) van het voorste kantelelement (52) of het achterste.bovengedeelte 15 (537) van het achterste kantelelement (53) voorzien is van een gateenheid (541), die een gatas heeft, die evenwijdig loopt aan de eerste en tweede kantelassen; waarbij het andere van het koppelgedeelte (54) van het voorste kantelelement (52) of het achterste bovengedeelte 20 (537) van het achterste kantelelement (53) voorzien is van een gleufeenheid (542), die in de lengterichting loopt van het andere van het koppelgedeelte (54) van het voorste kantelelement (52) of het achterste bovengedeelte (537) van het achterste kantelelement (53); en 25 een loskoppelbare bevestigingseenheid (55) die door de gateenheid (541) en de gleufeenheid (542) loopt, en die zo bediend kan worden, dat het koppelgedeelte (54) van het voorste kantelelement (52) en het achterste bovengedeelte (537) van het achterste kantelelement (53) stevig tegen 30 elkaar worden gedrukt, waardoor het mogelijk wordt dat het achterste kantelelement (53) het voorste kantelelement (52) ondersteunt onder een gewenste hoek ten opzichte van het framebevestigingselement (51).
3. Rijwiel volgens conclusie (2), met het kenmerk, dat het voorste kantelelement (52) een buitenbuis (521) omvat, die voorzien is van het voorste ondergedeelte (529) en het koppelgedeelte (54), en een binnenbuis (522) die glijdend 5 in de buitenbuis (521) wordt gestoken, en die is voorzien van het voorste bovengedeelte (528).
4. Rijwiel volgens conclusie 3, gekenmerkt door middelen (520) voor het tegengaan van verdraaiing van de buiten- en binnenbuizen (521,522) ten opzichte van elkaar.
5. Rijwiel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat één van de buiten-^ en binnenbuizen (521,522) is voorzien van een in axiale richting lopende nok (5201), en het andere van de buiten- en binnenbuizen (521,522) is voorzien van een in axiale richting” lopende sleuf (5202) om glijdend contact te 15 maken met de nok (5201) en om verdraaiing van de buiten- en binnenbuizen (521,522) ten opzichte van elkaar te verhinderen, terwijl een glijdende beweging van de binnenbuis (522) in de tweede richting ten opzichte van de buitenbuis (521) wordt toegelaten.
6. Rijwiel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vastzeteenheid (550) omvat: een verbindingsstang (551) die door de gateenheid (541) en de gleufeenheid (542) loopt, waarbij de verbindingsstang (551) primaire en secundaire einden 25 (5511,5512) heeft; een wartelmoer (552) die is aangebracht op het primaire einde (5511) van de verbindingsstang (551) ; een aandrukelement (553), waar doorheen het secundaire einde (5512) van de verbindingsstang (551) loopt; 30 een scharnier (554) dat is bevestigd op het secundaire einde (5512) van de verbindingsstang (551) en dat een derde scharnieras definieert die dwars staat op de verbindingsstang (551); en ·' · t c.· H een hefboom (555) die verbonden is met het scharnier (554) en die kantelbaar is om de derde scharnieras, teneinde I het aandrukelement (553) in de richting van de wartelmoer I (552) te duwen om het koppelgedeelte (54) van het voorste I 5 kantelement (52) en het achterste bovengedeelte (537) van het achterste kantelelement (553) stevig tegen elkaar te drukken.
7. Rijwiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat I de zadeleenheid (60) omvat: een zadelondersteuningsstang (61) met een ondereinde I 10 dat bevestigd is aan het rijwielframe (20) en een boveneinde I dat in een langsrichting tegenover het ondereinde is gelegen, I waarbij de zadelondersteuningsstang (61) vanaf het ondereinde naar het boveneinde in opwaartse en achterwaartse richting I helt; I 15 een glijdende ondersteuning (62) waarvan één zijde I glijdend gekoppeld is met de zadelondersteuningsstang (61), I zodat de glijdende ondersteuning (62) in de langsrichting langs de zadelondersteuningsstang (61) kan glijden; I een zadelelement, dat een zadelframe (64) omvat, met I 20 een gedeelte (641) voor het bevestigen van een zitkussen I waarop een zitkussen (65) is aangebracht, en een gedeelte I (642) voor het bevestigen van een rugkussen waarop een I rugkussen (66) is aangebracht, waarbij het zadelelement I verder een verbindingseenheid (63) omvat, voor het onderling I 25 verbinden van het zadelframe (64) en de glijdende I ondersteuning (62); en een loskoppelbare positioneereenheid (70), die I gemonteerd is tussen de glijdende ondersteuning (62) en de I zadelondersteuningsstang (61), en die gebruikt kan worden om 30 de glijdende ondersteuning (62) loskoppelbaar in een gewenste I positie op de zadelondersteuningsstang (61) op zijn plaats te houden.
8. Rijwiel volgens conclusie 1/ met het kenmeck, dat de zadeleenheid (60) omvat: een zadelelement; een zadelondersteuningsstang (61) met een ondereind 5 dat bevestigd is op het rijwielframe (20), en een boveneind dat in een langsrichting tegenover het ondereind is gelegen, waarbij de zadelondersteuningsstang (61) vanaf het ondereinde naar het boveneinde in opwaartse en achterwaartse richting helt; 10 een glijdende ondersteuning (62), waarop het zadelelement is bevestigd, welke glijdende ondersteuning (62) één zijde heeft, die gekoppeld is aan de zadelondersteuningsstang (62), zodat de glijdende ondersteuning (62) in de langsrichting over de 15 zadelondersteuningsstang (61) kan glijden, waarbij die ene zijde van de glijdende ondersteuning (62) is voorzien van een rollenkamer (712), die in de langsrichting loopt, waarbij de rollenkamer (712) een onderwand heeft, primaire en secundaire einden (7121,7123) die in de langsrichting tegenover elkaar 20 zijn gelegen, en een diepte die in de langsrichting vanaf het primaire einde (7121) naar het secundaire einde (7123) geleidelijk toeneemt, waardoor er een rollenkamer (712) ontstaat met een ondiep gedeelte (7122) vlakbij het primaire einde (7121) en een dieper gedeelte (7124) tussen het 25 ondiepere gedeelte (7122) en het secundaire einde (7123); en een loskoppelbare positioneereenheid (70) omvattende een rollend element (72) dat geplaatst is in de rollenkamer (712) en dat rollend contact maakt met de zadelondersteuningsstang (61) en met de onderwand van de 30 rollenkamer (712), waarbij het rollend element (72) in de rollenkamer (712) in de langsrichting kan worden bewogen, tussen de ondiepere en diepere gedeelten (7122,7124), waarbij het rollend element een glijdende beweging van de glijdende ' O .*·, . . ·’ · - ’ ^ » I 20 H ondersteuning (62) in de langsrichting naar het ondereinde van de zadelondersteuningsstang (61) verhinderd, wanneer het I 2ich bevindt in het ondiepere gedeelte (7122) van de I rollenkamer (712), en waarbij het een glijdende beweging van 5 de glijdende ondersteuning (62) langs de zadelondersteuningsstang (61) toelaat, wanneer het zich bevindt in het diepere gedeelte (7124) van de rollenkamer I (712), I een terugdrijvend element (74), dat in de rollenkamer I 10 (712) is geplaatst, en dat het rollend element (72) terugduwt I naar het ondiepere gedeelte (7122) van de rollenkamer (712), I en I een ontkoppelmechanisme, dat is bevestigd op de glijdende ondersteuning (62), en dat zo bediend kan worden I 15 dat het uitsteekt in de rollenkamer (712) en het rollend I element (72) vanaf het ondiepere gedeelte (7122) in het I diepere gedeelte (7124) van de rollenkamer (712) duwt, tegen de terugduwende kracht van het terugdrijvend element (74) in.
NL1023895A 2003-03-28 2003-07-11 Rijwiel met instelbare stuur- en zadeleenheden. NL1023895C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
TW92107137A TWI230132B (en) 2003-03-28 2003-03-28 Bicycle
TW92107137 2003-03-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1023895C2 true NL1023895C2 (nl) 2004-09-30

Family

ID=29778292

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1023895A NL1023895C2 (nl) 2003-03-28 2003-07-11 Rijwiel met instelbare stuur- en zadeleenheden.

Country Status (3)

Country Link
DE (1) DE20310590U1 (nl)
NL (1) NL1023895C2 (nl)
TW (1) TWI230132B (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6973853B2 (en) * 2004-01-27 2005-12-13 Chienti Enterprise Co., Ltd. Infinitely variable angle adjusting device for a handlebar of a motorized vehicle
FI20040604A (fi) * 2004-04-28 2005-10-29 Joakim Uimonen Polkupyörä muutettavalla ajoasennolla
GB201301873D0 (en) * 2013-02-01 2013-03-20 Tillbrook Chris J Laid back cycle
CN105501354A (zh) * 2015-12-31 2016-04-20 平湖米家儿童用品有限公司 一种童车
FR3121909B1 (fr) * 2021-04-20 2024-01-19 Arnaud Audrezet Véhicule comportant un dispositif d’assise mobile

Also Published As

Publication number Publication date
DE20310590U1 (de) 2003-12-11
JP3099086U (ja) 2004-03-25
TW200418679A (en) 2004-10-01
TWI230132B (en) 2005-04-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2747256C (en) Wheelchair with adjustable seat
US20060122038A1 (en) Folding and inclination adjustable device for treadmills
US20060202530A1 (en) Chair
US20040245737A1 (en) Height-adjustable cordless brake
NL1023895C2 (nl) Rijwiel met instelbare stuur- en zadeleenheden.
US8020881B2 (en) Mobility assistance apparatus
US10525851B2 (en) Seatback-seat linkage mechanism
US7040442B2 (en) Motorcycle foot controls
US4607883A (en) Reclining mechanism for easy chair
US6776429B2 (en) Bicycle having a crank mechanism for adjusting position of a handle relative to a head tube
EP2987047B1 (fr) Kart a pedalier reglable a moyens de rappel
US6729692B1 (en) Seat anchoring device
US6957864B2 (en) Chair with a stopping device
US6467842B1 (en) Locating structure of a reclining leisure chair
NL1023893C2 (nl) Zadelverankeringsinrichting.
US20220111920A1 (en) Adjustable Seat For Bicycle, Exercise Machine or the Like
NL9200822A (nl) Gemakkelijk losbaar neusklemloos pedaal.
CA2498165C (en) Height-adjustable cordless brake
KR20210028561A (ko) 자전거의 안장각도 조절장치
EP1033298A1 (en) Bicycle pedal
US9950440B2 (en) Paper punch with adjustable punch seats
NL1041725B1 (nl) Inrichting om tijdens het fietsen de zadelhoogte aan te passen.
EP0820789B1 (fr) Ensemble chaussure-ski
NL1023894C2 (nl) Instelbare stuurbevestigingsinrichting voor het bevestigen van een stuur op een rijwiel.
JP4234253B2 (ja) 椅子の肘掛け等の高さ調節装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20080201