NL1023887C1 - Aandrijving voor een voertuig, alsmede voertuig voorzien van de aandrijving. - Google Patents
Aandrijving voor een voertuig, alsmede voertuig voorzien van de aandrijving. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1023887C1 NL1023887C1 NL1023887A NL1023887A NL1023887C1 NL 1023887 C1 NL1023887 C1 NL 1023887C1 NL 1023887 A NL1023887 A NL 1023887A NL 1023887 A NL1023887 A NL 1023887A NL 1023887 C1 NL1023887 C1 NL 1023887C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- drive
- transmission
- coupling
- present
- coupled
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60K—ARRANGEMENT OR MOUNTING OF PROPULSION UNITS OR OF TRANSMISSIONS IN VEHICLES; ARRANGEMENT OR MOUNTING OF PLURAL DIVERSE PRIME-MOVERS IN VEHICLES; AUXILIARY DRIVES FOR VEHICLES; INSTRUMENTATION OR DASHBOARDS FOR VEHICLES; ARRANGEMENTS IN CONNECTION WITH COOLING, AIR INTAKE, GAS EXHAUST OR FUEL SUPPLY OF PROPULSION UNITS IN VEHICLES
- B60K6/00—Arrangement or mounting of plural diverse prime-movers for mutual or common propulsion, e.g. hybrid propulsion systems comprising electric motors and internal combustion engines ; Control systems therefor, i.e. systems controlling two or more prime movers, or controlling one of these prime movers and any of the transmission, drive or drive units Informative references: mechanical gearings with secondary electric drive F16H3/72; arrangements for handling mechanical energy structurally associated with the dynamo-electric machine H02K7/00; machines comprising structurally interrelated motor and generator parts H02K51/00; dynamo-electric machines not otherwise provided for in H02K see H02K99/00
- B60K6/08—Prime-movers comprising combustion engines and mechanical or fluid energy storing means
- B60K6/10—Prime-movers comprising combustion engines and mechanical or fluid energy storing means by means of a chargeable mechanical accumulator, e.g. flywheel
- B60K6/105—Prime-movers comprising combustion engines and mechanical or fluid energy storing means by means of a chargeable mechanical accumulator, e.g. flywheel the accumulator being a flywheel
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y02—TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
- Y02T—CLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
- Y02T10/00—Road transport of goods or passengers
- Y02T10/60—Other road transportation technologies with climate change mitigation effect
- Y02T10/62—Hybrid vehicles
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Transportation (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Arrangement Of Transmissions (AREA)
Description
Aandrijving voor een voertuig, alsmede voertuig voorzien van de aandrijving.
BESCHRIJVING: 5
Gebied van de uitvinding.
De uitvinding heeft betrekking op een aandrijving voor een voertuig omvattende een aandrijfbron, ten minste één transmissie, en een omloopoverbrenging met 10 ten minste drie rotatielichamen, waarvan een eerste rotatielichaam via een eerste koppelpunt is gekoppeld met de aandrijfbron, een tweede rotatielichaam via een tweede koppelpunt koppelbaar is met aan te drijven wielen van een voertuig, en een derde rotatielichaam via een derde koppelpunt koppelbaar is met afsteunmiddelen voor het afsteunen van koppel, waarbij de transmissie in serie met of parallel aan de omloopoverbrenging aanwezig is tussen de 15 aandrijfbron en de aan te drijven wielen.
Onder transmissie wordt hier een overbrenging verstaan die ten minste één koppelbare reductie omvat. Onder afsteunmiddelen worden hier middelen verstaan die koppel kunnen afsteunen. Bij een omloopoverbrenging kan onder andere gedacht worden aan een planetair tandwielstelsel, en bij een aandrijfbron kan onder andere gedacht worden 20 aan een verbrandingsmotor.
Stand van de techniek.
Een dergelijke aandrijving is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-A-1 25 209 017 (Honda G.K.K.K.). Bij deze bekende aandrijving zijn de afsteunmiddelen gevormd door een elektromotor die net als de aandrijfbron als primaire aandrijfbron kan fungeren, dat wil zeggen gedurende lange tijd als enige aandrijfbron, dus zonder assistentie, een voertuig kan aandrijven. Deze bekende aandrijving heeft voorts twee transmissies, waarvan er één parallel aan de omloopoverbrenging, tussen de aandrijfbron en de aan te drijven wielen, 30 aanwezig is en één in serie met de omloopoverbrenging, tussen de omloopoverbrenging en de aan te drijven wielen, aanwezig is. Deze bekende aandrijving heeft voorts een slipkoppeling tussen de verbrandingsmotor en de parallel aan de omloopoverbrenging 1023887 H aanwezige transmissie.
Samenvatting van de uitvinding.
5 Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een aandrijving van de in de aanhef omschreven soort die eenvoudiger is dan de bekende aandrijving. Hiertoe is de I aandrijving volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de afsteunmiddelen een rem I omvatten. Door de afsteunmiddelen uit te voeren als een rem in plaats van een elektromotor I is een eenvoudigere en goedkopere aandrijving verkregen dan de bekende aandrijving. Deze 10 rem neemt tevens de functie van de slipkoppeling over waardoor deze laatste kan worden I weggelaten. Door de rem meer of minder te bekrachtigen kan meer of minder koppel I worden afgesteund.
Om de rem minder te hoeven belasten omvat de aandrijving voorts bij I voorkeur een reductie, die aanwezig is tussen de rem en het derde rotaiielichaam. Door de I 15 reductie wordt de rotatiesnelheid van de as waarop de rem werkt of verhoogd waardoor het I sliptoerental optimaal kan worden gekozen. Voorts kan het door de rem op de as uitgeoefende koppel versterkt doorgegeven worden aan het derde rotatielichaam waardoor I de rem minder sterk bekrachtigd hoeft te worden.
I Bij voorkeur zijn de afsteunmiddelen uitsluitend door de rem gevormd. Het 20 is echter ook mogelijk dat de afsteunmiddelen voorts een element met een massatraagheid I omvatten, zoals bijvoorbeeld een vliegwiel.
I Voorts heeft de rem bij voorkeur een massatraagheid, die zodanig gering is I dat deze geen noemenswaardig koppel kan afsteunen. Echter de rem kan ook een massatraagheid hebben, die een zodanige grootte heeft dat deze wel koppel kan afsteunen.
I 25 Een uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding is gekenmerkt, I doordat de transmissie parallel is aan de omloopoverbrenging, waarbij de in/uitgangen van de transmissie gekoppeld zijn met twee van de drie koppelpunten. In dit geval wordt de I omloopoverbrenging bij voorkeur gebruikt om tijdens het schakelen van de transmissie van I de ene naar de andere overbrenging, waarbij de aandrijving via de transmissie kortstondig I 30 onderbroken wordt, ervoor te zorgen dat de wielen aangedreven blijven door de I aandrijfbron, door de aandrijving via de omloopoverbrenging te laten plaatsvinden.
I Een groot voordeel hierbij is dat het onderbreken en het inschakelen van de I 102 «-7 3 transmissie overbrenging, middels een koppelingsmechanisme als een synchromesh, koppelloos kan plaatsvinden omdat de rem via de omloopoverbrenging de synchromesh kan I ontlasten. Het is hierdoor niet meer nodig om de wegrijkoppeling te openen om de I transmissie te ontlasten. Bij verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding is het zelfs I 5 mogelijk om de wegrij-functie met de rem uit te voeren waardoor de wegrijkoppeling kan I worden weggelaten.
I Indien de rem volledig gesloten is, vormt de omloopoverbrenging een vaste I overbrenging tussen de aandrijfbron en de wielen van een voertuig. Hierdoor hoeft de I transmissie deze overbrenging met te bezitten en kan de transmissie met één overbrenging I 10 minder toegepast worden.
I Een verdere uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding is I gekenmerkt, doordat de aandrijving voorts een elektromotor omvat, die gekoppeld is met I de transmissie of aanwezig is tussen één van de in/uitgangen van de transmissie en het I daarmee gekoppelde koppelpunt. De elektromotor kan, ten minste kortstondig, de I 15 aandrijving van de wielen van de aandrijfbron ovememen. Dit kan handig zijn in bepaalde I situaties, bijvoorbeeld indien de aandrijfbron tijdelijk losgekoppeld is, of voor het I gemakkelijker kunnen synchroniseren van de transmissie. Met een elektromotor in deze I configuratie is het verder mogelijk om elektrisch vooruit en achteruit weg te rijden, waarna I synchroon de gewenste versnelling kan worden ingeschakeld. Hierdoor kan de I 20 wegrijkoppeling worden weggelaten.
I Nog een verdere uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding I is gekenmerkt, doordat de aandrijving voorts een break-koppeling omvat, die aanwezig is I tussen de elektromotor en het daarmee gekoppelde koppelpunt, indien de elektromotor I tussen één van de in/uitgangen van de transmissie en het daarmee gekoppelde koppelpunt 25 aanwezig is, of, indien dit niet het geval is, tussen één van de in/uitgangen van de transmissie I en het daarmee gekoppelde koppelpunt In dit geval kan de elektromotor losgekoppeld worden van de aandrijfbron waardoor de elektromotor, ten minste kortstondig, I onafhankelijk van de aandrijfbron de wielen kan aandrijven. Tijdens de aandrijving van de wielen door de elektromotor kan de rem vrijgegeven worden zonder dat de aandrijving naar 30 de wielen onderbroken wordt.
I Weer een verdere uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding I is gekenmerkt, doordat de aandrijving een verdere transmissie omvat, die aanwezig is tussen H één van de rotatielichamen en het daannee gekoppelde koppelpunt Hierdoor kunnen de H beide transmissies samen eenvoudiger, d. w.z. met minder overbrengingstrappen, uitgevoerd worden dan in het geval er slechts één transmissie aanwezig is.
H Een andere uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding is S gekenmerkt, doordat de transmissie in serie is met de omloopoverbrenging, waarbij de transmissie aanwezig is tussen het eerste rotatielichaam en de aandrijfbron of tussen het tweede rotatielichaam en de aan te drijven wielen. In deze uitvoeringsvorm is de transmissie dus parallel aan de omloopoverbrenging. Bij voorkeur echter zijn de in/uitgangen van de transmissie gekoppeld met het eerste rotatielichaam respectievelijk de aandrijfbron. Deze 10 bouwwijze maakt een meer compacte uitvoering van de aandrijving mogelijk.
Een verdere uitvoeringsvorm van deze aandrijving is gekenmerkt, doordat de aandrijving voorts een reductie omvat, die aanwezig is tussen het eerste of derde rotatielichaam en de aandrijfbron, alsmede een reductiekoppeling, die aanwezig is tussen het derde rotatielichaam en de aandrijfbron. Hierdoor kan via de omloopoverbrenging achteruit I 15 gereden worden, waardoor geen achteruit-overbrenging in de transmissie aanwezig hoeft te rijn en de aandrijving als geheel eenvoudiger uitgevoerd kan worden.
Indien de reductie met het derde rotatielichaam is gekoppeld is hierbij bij I voorkeur de rem aanwezig tussen de reductie en de aandrijfbron zodat het toerental van de I te remmen as verhoogd is waardoor de rem minder zwaar belast hoeft te wordt. Voorts I 20 wordt het door de rem op de as uitgeoefende koppel versterkt doorgegeven aan het derde I rotatielichaam waardoor de rem minder sterk bekrachtigd hoeft te worden.
I Nog een verdere uitvoeringsvorm, waarbij de afsteunmiddelen tevens een massatraagheidselement omvatten, is gekenmerkt, doordat de aandrijving een I massatraagheidselement-koppeling omvat, die aanwezig is tussen enerzijds het I 25 massatraagheidselement en anderzijds het derde rotatielichaam of de rem. Hierdoor kan het I massatraagheidselement, dit is bij voorkeur een vliegwiel, indien gewenst ontkoppeld I worden met het derde rotatielichaam. Dit is bijvoorbeeld gewenst indien de rem bekrachtigd I wordt. In dat geval hoeft de rem niet ook nog het vliegwiel te vertragen, maar kan alle I remenergie nuttig gebruikt worden voor het afsteunen van koppel.
I 30 Bij voorkeur heeft de aandrijving voorts een verdere massatraagheidselement- koppeling, die aanwezig is tussen het massatraagheidselement en het rotatielichaam dat met I de aandrijfbron is gekoppeld. Hierdoor kan, in combinatie met de eerder genoemde 5 massatraansheidselement-koppeling het massatraagheidselement losgekoppeld worden van het derde rotatielichaam en met een ander rotatielichaam gekoppeld worden. Hierdoor is extra functionaliteit mogelijk gemaakt. Onder andere kan de energie van het vliegwiel hierdoor nuttig gebruikt worden bij het bekrachtigen van de rem. Ook is het hierdoor 5 mogelijk om het vliegwiel op toeren te brengen en te houden met de aandrijfbron, in het bijzonder wanneer het voertuig stilstaat. Door het bekrachtigen van de rem zal het vliegwiel afloeren en kan zijn energie worden gebruikt om het voertuig te versnellen. Indien de transmissie tussen de aandrijfbron en het eerste rotatielichaam aanwezig is, kan middels het schakelen of ontkoppelen van de transmissie het toerental van de aandrijfbron onafhankelijk 10 van het toerental van het vliegwiel worden geregeld. Indien de transmissie onder last kan schakelen zoals bij een CVT, dan kan de aandrijfbron extra koppel leveren naast het koppel dat het vliegwiel levert. Doordat het koppel dat het vliegwiel levert niet door de transmissie gaat, wordt de transmissie bij het wegrijden ontlast Dit kan erg voordelig zijn in het geval de transmissie een CVT is.
15 Voorts is de reductiekoppeling of zijn de reductiekoppelingen bij voorkeur slipkoppelingen om meer vrijheid te creëren in het moment van koppelen en ontkoppelen van het massatraagheidselement.
Indien beide reductiekoppelingen gesloten zijn fungeren zij samen als een zogenaamde lock-up koppeling van de omloopoverbrenging.
20 Een verdere uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de aandrijving voorts een aparte lock-up-koppeling omvat, die aanwezig is tussen twee van de drie rotatielichamen, bij voorkeur tussen het eerste en tweede rotatielichaam. Met deze lock-up-koppeling kunnen twee van de drie rotatielichamen met elkaar gekoppeld worden. De beide reductiekoppelingen kunnen hierdoor worden 25 uitgevoerd als synchromesh koppelingen. Door een geschikte keuze van de overbrengingsverhoudingen van de tandwieltrappen van de transmissie en de omloopoverbrenging, kan hierbij het aantal tandwieltrappen in de transmissie gereduceerd worden.
Middels de lock-up van de omloopoverbrenging wordt het mogelijk om met 30 de omloopoverbrenging twee reducties te creëren, één als beide reductiekoppelingen zijn gesloten (en de rem is open) en één als de rem is gesloten en één van de twee reductiekoppelingen is geopend. Hierdoor is het mogelijk om het overbrengingsbereik tussen 1023887 I de aandrijfbron en de last te vergroten of het overbrengingsbereik van de transmissie te I verkleinen. Voorts kan hierdoor een koppelversterkingselement, zoals een koppelomvormer, I worden weggelaten en kan de transmissie in het geval van een continu variabele transmissie I (CVT)in gunstigere overbrengingen worden bedreven.
I 5 Verder is het mogelijk om onmiddellijk het koppel aan de wielen te verhogen I door het openen van de lock-up koppeling of de koppeling die aanwezig is tussen het I massatraagheidselement en het rotatielichaam dat met de aandrijfbron is gekoppeld. Het I koppel van de aandrijfbron wordt dan via de transmissie middels de omloopoverbrenging afgesteund door de massatraagheid van het vliegwiel. De koppelversterking over het I 10 vliegwiel is groter dan de koppelversterking als de omloopoverbrenging is gelockt. Door het I sluiten van de lock-up koppeling, of de koppeling die aanwezig is tussen het I massatraagheidselement en het rotatielichaam dat met de aandrijfbron is gekoppeld, kan het I koppel aan de wielen worden verlaagd.
I Indien de transmissie tussen de aandrijfbron en het eerste rotatielichaam I 15 aanwezig is en onder last kan schakelen zoals bij een CVT, kan middels het schakelen van I de transmissie het toerental van de aandrijfbron onafhankelijk van het toerental van het I vliegwiel worden geregeld.
I Een verdere uitvoeringsvorm van deze aandrijving is gekenmerkt, doordat I de aandrijving voorts een reductie omvat. Indien de reductie met het derde rotatielichaam 20 is gekoppeld is hierbij bij voorkeur de rem aanwezig tussen de reductie en de aandrijfbron I zodat het toerental van de te remmen as verhoogd is waardoor de rem minder zwaar belast I hoeft te wordt. Voorts wordt het door de rem op de as uitgeoefende koppel versterkt I doorgegeven aan het derde rotatielichaam waardoor de rem minder sterk bekrachtigd hoeft I te worden.
I 25 Om het aantal overbrengingstrappen in de aandrijving te kunnen reduceren, I zonder daarbij het totale aantal mogelijke verschillende overbrengingsverhoudingen te verminderen, is een verdere uitvoeringsvorm van de aandrijving gekenmerkt, doordat tussen I het eerste rotatielichaam en het eerste koppelpunt en/of het tweede rotatielichaam en het I tweede koppelpunt een verdere reductie aanwezig is. Door geschikte keuze van de I 30 overbrengingsverhouding van deze verdere reductie kunnen in de transmissie twee I overbrengingstrappen bespaard worden om hetzelfde aantal verschillende overbrengingen I te kunnen realiseren als bij afwezigheid van deze verdere reductie. Met deze reductietrap I 1 02388? 7 ontstaat ook meer vrijheid om de belasting van de rem te optimaliseren.
Om een nog eenvoudigere transmissie toe te kunnen passen is nog een verdere uitvoeringsvorm van de aandrijving gekenmerkt, doordat de omloopoverbrenging een vierde rotatielichaam omvat, waarbij de rem gekoppeld kanwordenmet het derde ofhet 5 vierde rotatielichaam, of waarbij het vierde rotatielichaam koppelbaar is met een verdere rem, of waarbij het vierde rotatielichaam gekoppeld kan worden met een van de andere rotatielichamen. Hierdoor kunnen door de omloopoverbrenging meerdere verschillende overbrengingen gerealiseerd worden, die dus niet in de transmissie aanwezig hoeven te zijn.
Weer een verdere uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding 10 is gekenmerkt, doordat de aandrijving een switch-koppeling omvat die aanwezig is tussen enerzijds de aandrijfbron en anderzijds het eerste en derde rotatielichaam, waarbij de switch· koppeling de aandrij fbron met het eerste of met het derde rotatielichaam kan koppelen. Door de aandrijfbron los te koppelen van het eerste rotatielichaam en te koppelen met het derde rotatielichaam, wordt het vermogen, zowel via de omloopoverbrenging en de parallel aan 15 de omloopoverbrenging aanwezige transmissie, als via de omloopoverbrenging en een eventuele tussen de omloopoverbrenging en de aan te drijven wielen aanwezige reductie, dus via twee takken, naar de wielen geleid. Hierdoor kan de transmissie met minder overbrengingstrappen uitgevoerd worden om toch hetzelfde aantal verschillende overbrengingsverhoudingen mogelijk te maken als zonder deze mogelijkheid tot verwisseling 20 van de aansluiting van de aandrijfbron aan de omloopoverbrenging.
Verdere overbrengingsverhoudingen zijn te realiseren door de aan te drijven wielen los te koppelen van het tweede rotatielichaam en tijdelijk te koppelen aan het derde rotatielichaam. Dit is mogelijk met een uitvoeringsvorm waarbij de aandrijving een verdere switch-koppeling omvat, die aanwezig is tussen enerzijds de aan te drijven wielen en 25 anderzijds het tweede en derde rotatielichaam, waarbij de verdere switch-koppeling de aan te drijven wielen met het tweede of met het derde rotatielichaam kan koppelen.
Een verdere uitvoeringsvorm is gekenmerkt, doordat de aandrijving ten minste twee keuzekoppelingen omvat, waarbij elke keuzekoppeling aanwezig is tussen enerzijds één van de rotatielichamen en anderzijds twee elementen uit de groep elementen 30 bestaande uit de aandrijfbron, de rem en de aan te drijven wielen, en waarbij elke keuzekoppeling het betreffende rotatielichaam kan koppelen met het ene of het andere element uit de groep elementen. Bij voorkeur heeft de aandrijving twee keuzekoppelingen 1023887 H waarbij een keuzekoppeling aanwezig is tussen enerzijds het eerste rotatielichaam en I anderzijds de rem en de aandrijfbron en de andere keuzekoppeling aanwezig is tussen enerzijds het derde rotatielichaam en anderzijds de rem en de aandrijfbron. Hierdoor kunnen de aansluitingen van de aandrijfbron en de rem op de omloopoverbrenging met elkaar I 5 verwisseld worden waardoor er meer geremde overbrengingsverhoudingen mogelijk zijn en I dus minder overbrengingstrappen in de transmissie(s) aanwezig hoeven te zijn.
Voorts kan de transmissie of kunnen de transmissies met minda* I overbrengingstrappen uitgevoerd worden door van de transmissie en/of van de verdere I transmissie de ingaande en/of de uitgaande as te delen in twee of meer deelassen die via één I 10 of meer transmissiekoppelingen met elkaar koppelbaar zijn. Hierdoor verkrijgt men een I zogenaamde “windungsanortnung” waarbij eenextra overbrengingsverhouding gemaakt kan I worden door een aantal bestaande overbrengingstrappen in serie te schakelen.
I De uitvinding heeft verder als doel een aandrijving van de in de aanhef genoemde soort op eenvoudige wij ze geschikt te maken voor, bij toepassing in een voertuig, 15 achteruitrijden. Hiertoe is de aandrijving volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de I in/uitgangen van de transmissie gekoppeld zijn met het eerste rotatielichaam respectievelijk I de aandrijfbron of met het tweede rotatielichaam respectievelijk de aan te drijven wielen, en I dat de aandrijving voorts een reductie omvat die aanwezig is tussen het derde of eerste I rotatielichaam en de aandrijfbron, alsmede een reductiekoppeling, die aanwezig is tussen het I 20 derderotatielichaamendeaandrijfbron.Hierdoorkanviadeomloopoverbrengingachteruit I gereden worden, waardoor geen achteruit-overbrenging in de transmissie aanwezig hoeft I te zijn en de aandrijving als geheel eenvoudiger uitgevoerd kan worden. Door de aanwezigheid van de reductie, die voor omkering van de rotatierichting zorgt en daardoor I de rotatierichtingen van het derde rotatielichaam en de aandrijfbron tegengesteld aan elkaar 25 maken kan heel precies de snelheid van het voertuig worden geregeld middels het I veranderen van de transmissieoverbrenging, in het bijzonder als de transmissie een CVT is.
I Ook kan door het sluiten reductiekoppeling, indien deze is uitgevoerd als een slipkoppeling, I met de aandrijving achteruit gereden worden zonder dat de transmissie hiervoor een speciale I achteruitrij-overbrenging nodig heeft.
I 30 De uitvinding heeft tevens betrekking op een voertuig voorzien van een I aandrijving volgens de uitvinding.
I 1023887 9
Beknopte omschrijving van de tekeningen.
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de aandrijving volgens de uitvinding.
5 Hierbij toont:
Figuur 1 een diagram van een eerste uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding waarbij de transmissie parallel is aan de omloopoverbrenging;
Figuur 2 een schematische weergave van een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 1 weergegeven aandrijving; 10 Figuur 3 een diagram van een tweede uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding waarbij een transmissie parallel aan en een transmissie in serie is met de omloopoverbrenging;
Figuur 4 een diagram van een derde uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding waarbij de transmissie parallel is aan de omloopoverbrenging en 15 waarbij een elektromotor is gekoppeld aan de transmissie en er al dan niet een koppeling tussen de aandrijfbron en de transmissie aanwezig is;
Figuur 5 een schematische weergave van een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 4 weergegeven aandrijving zonder een koppeling tussen de aandrijfbron en de transmissie; 20 Figuur 6 een schematische weergave van een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 4 weergegeven aandrijving met een koppeling tussen de aandrijfbron en de transmissie;
Figuur 7 een diagram van een vierde uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding waarbij de transmissie in serie is met de omloopoverbrenging; 25 Figuur8eenschematischeweergavevaneenconstructieveuitvoeringsvorm van de in figuur 7 weergegeven aandrijving;
Figuur 9 een diagram van een vijfde uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding waarbij twee extra reducties aanwezig zijn;
Figuur 10 een schematische weergave van een constructieve uitvoeringsvorm 30 van de in figuur 9 weergegeven aandrijving;
Figuur 11 een andere schematische weergave van een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 9 weergegeven aandrijving; 1023887 H Figuur 12 nog een andere schematische weergave van een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 9 weergegeven aandrijving;
Figuur 13 een diagram van een zesde uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding met slechts één reductie; H 5 Figuur 14 een diagram van een zevende uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding waarbij de transmissie in serie is met de omloopoverbrenging;
Figuur 15 een schematische weergave van een conventionele aandrijving;
Figuur 16 een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 15 weergegeven conventionele aandrijving; 10 Figuur 17 een schematische weergave van een achtste uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding; en
Figuur 18 een detail van een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 17 weergegeven aandrijving.
15 Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.
In de figuren 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens I de uitvinding weergegeven in een schematische respectievelijk concrete vorm. De aandrijving 1 heeft een aandrijfbron E in de vorm van een verbrandingsmotor, een met de 20 aandrijfbron gekoppelde omloopoverbrenging P, en een door middel van een synchromesh- koppeling C met de aandrijfbron koppelbare en parallel aan de omloopoverbrenging aanwezige transmissie T. De omloopoverbrenging P is uitgevoerd als een planetair I tandwielstelsel met drie rotatielichamen s, a, c, waarvan een eerste rotatielichaam a, I gevormd door het ringwiel, via een eerste koppelpunt k,, is gekoppeld met de aandrijfbron I 25 E, een tweede rotatielichaam c, gevormd door de planetendrager, via een tweede koppelpunt k2 en via een eerste reductie R, en een eindreductie R2, is gekoppeld met aan te drijven wielen L van een voertuig, en een derde rotatielichaam s, gevormd door het zonnewiel, via I een derde koppelpunt k3, is gekoppeld met een rem B. De rem B vormt hierbij een I afsteunelement voor het afsteunen van koppel.
I 30 De synchromesh-koppeling C kan de aandrijfbron E direct met de wielen L
I koppelen, stand I, of via de transmissie T met de wielen L koppelen, stand ΠΙ, of de aandrijfbron noch direct noch via de transmissie met de wielen koppelen, neutrale stand II, 11 in welk laatste geval de aandrijfbron E via de omioopoverbrenging P met de wielen L is gekoppeld.
Op de primaire as 3 van de transmissie T zitten de tandwielen vast 5 en op de secundaire as 7 kunnen de losse tandwielen 9 via synchromesh-ringen 11 vastgezet 5 worden.
I Een voertuig met deze aandrijving 1 vanuit stilstand wegrijden kan hierbij I plaatsvinden door de synchromesh koppeling C in de neutrale stand II te zetten, dit is de I stand waarbij de koppeling C de uitgaande as 13 van de aandrijfbron E ontkoppelt van de I reductie R en de transmissie T, en de rem B slippend te sluiten. Daarna kan opgeschakeld I 10 worden door bijvoorbeeld de eerste versnelling van de transmissie T in te leggen en de I synchromesh-koppeling C in stand III te brengen en de rem B vrij te geven.
I Tijdens het rijden kan de aandrijfbron E afgeloerd worden door de rem B
I slippend te sluiten, en opgetoerd worden door bij ingeschakelde rem B, de rem slippend te I openen.
I 15 Voorts is het gewenst dat het toerentalverschil, tijdens het veranderen van I de stand van de synchromesh-koppeling C, van de te koppelen of ontkoppelen assen zo klein I mogelijk is. Dit kan bereikt worden door de rem B meer of minder te bekrachtigen.
I In figuur 3 is een schematische weergave van een tweede uitvoeringsvorm I van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven. Alle componenten die hetzelfde zijn I 20 als die van de eerste uitvoeringsvorm zijn met dezelfde verwijzingstekens aangegeven. Deze I aandrijving21 heeft geen synchromesh-koppeling tussen de transmissie T en de aandrijfbron I E maar een lock-up-koppeling K waarmee het eerste rotatielichaam a en het tweede rotatielichaam c met elkaar gekoppeld kunnen worden. Hiermee kan de omioopoverbrenging I gelockt worden. Verder is tussen het eerste rotatielichaam a en de aandrijfbron E een 25 verdere transmissie T2 aanwezig.
Met deze aandrijving 21 kan met slechts één rem zonder koppelonderbreking geschakeld worden tussen de verschillende overbrengingen. Hieronder zal dit nader worden I toegelicht. Hierbij bevat transmissie Tl de overbrengingen van de le, 3' en 5e versnelling, I en transmissie T2 de overbrengingen van de 0e, 2e en 4e versnelling.
30 De transmissie T2 kan via de lock-up-koppeling K direct met de last L
I worden gekoppeld. Daarnaast kan transmissie T2 middels de ‘geremde’ planetaire set P met
de last L worden gekoppeld. Hierbij ontstaan tussen de last L en de verbrandingsmotor E
H de overbrengingen van de Γ, 3e en 6* versnelling. De 0* versnelling is nodig om de le versnelling via de planetaire set P te maken.
Door het bekrachtigen van de rem B kan worden weggereden in de le versnelling over de planetaire set P (T2 staat in 0e versnelling). Door het sluiten van de rem 5 B is de Γ versnelling gecreëerd. De transmissie Tl kan nu de Γ versnelling synchroon ovememen (rem B wordt geopend). De transmissie T2 is nu koppelloos en kan in de 2e versnelling worden gezet. Door het bekrachtigen van de rem B kan nu transmissie Tl worden ontlast (en ontkoppelt) en kan verder worden opgeschakeld (motor afloeren). Als de lock-up-koppeling K synchroon is kan deze worden ingeschakeld. De 2' versnelling via 10 T2 is nu ingezet
Door het bekrachtigen van de rem B kan nu de lock-up-koppeling K worden ontlast (en ontkoppelt) en kan verder worden opgeschakeld (motor afloeren). De rem B kan nu worden gesloten waardoor de 3e versnelling is gecreëerd. De transmissie Tl kan nu de 3e versnelling synchroon ovememen (rem B wordt geopend). De transmissie T2 is nu
15 koppelloos en kan in de 4e versnelling worden gezet. Door het bekrachtigen van de rem B
I kan nu transmissie T1 worden ontlast (en ontkoppelt) en kan verder worden opgeschakeld I (motor afloeren). Als de lock-up-koppeling K synchroon is kan deze worden ingeschakeld.
I De 4e versnelling via T2 is nu ingezet.
Door het bekrachtigen van de rem B kan nu de lock-up-koppeling K worden 20 ontlast (en ontkoppelt) en kan verder worden opgeschakeld (motor afloeren). Als de 5e I versnelling in transmissie Tl synchroon is kan deze worden gekoppeld (rem B wordt I geopend).
I Door het bekrachtigen van de rem B kan nu transmissie Tl worden ontlast
I (en ontkoppelt) en kan verder worden opgeschakeld (motor afloeren). De rem kan B
25 worden gesloten waardoor de 6* versnelling is gecreëerd.
De rem B moet een zo laag mogelijke inertie hebben om zichzelf minder te I belasten tijden het sluiten. Als de rem B gesloten is moet de planetaire reductie tussen het I eerste en tweede rotatielichaam r en c ongeveer 1,5 zijn. De geremde ratio ligt hoger dan I de gelockte ratio.
I 30 Van de geremde ratio wordt bij voorkeur altijd synchroon overgeschakeld I naar een evengrootte parallelle transmissie overbrenging. Daarna kan de toekomstige
I geremde ratio veranderd worden door transmissie T2 te schakelen. Nu kan door de rem B
13 te bekrachtigen de planetaire set P worden gelockt waarbij de nieuwe ratio van transmissie T2 is ingeschakeld. Door de rem B opnieuw te bekrachtigen kan naar de hoger gelegen geremde ratio worden geschakeld.
In figuur 4 is een diagram van een derde uitvoeringsvorm van de aandrijving 5 volgens de uitvinding weergegeven. Alle componenten die hetzelfde zijn als die van de tweede uitvoeringsvorm zijn met dezelfde verwijzingstekens aangegeven. Deze aandrijving 31 heeft geen verdere transmissie T2. Wel heeft deze aandrijving 31 een elektromotor EM, die gekoppeld is met de transmissie T. Voorts heeft de aandrijving 31 een switch-koppeling S, die aanwezig is tussen enerzijds de aandrijfbron E en anderzijds het eerste en derde 10 rotatielichaam a respectievelijk s. Verder kan deze aandrijving 31 al dan niet voorzien zijn van een break-koppeling C tussen het eerste koppelpunt k, en de transmissie T.
In figuur 5 is een schematische weergave van een constructieve uitvoeringsvorm van de in figuur 4 weergegeven aandrijving 31' weergegeven, zonder de break-koppeling C tussen de aandrijfbron en de transmissie, terwijl in figuur 6 de aandrijving 15 31" is weergegeven met de break-koppeling C tussen de aandrijfbron en de transmissie.
In plaats van een omloopoverbrenging P met drie rotatielichamen kan deze aandrijving 31 ook uitgevoerd worden met een omloopoverbrenging met vier rotatielichamen, waarbij de rem B koppelbaar is met het derde rotatielichaam s of het vierde rotatielichaam r. Hierdoor kunnen meer geremde overbrengingsverhoudingen gecreëerd 20 worden.
Ommeer overbrengingsverhoudingen mogelijk te maken kan deze aandrijving 31 uitgevoerd zijn met een switch-koppeling S, die aanwezig is tussen de aandrijfbron E en het eerste en derde rotatielichaam a, s. De switch-koppeling S, kan de aandrijfbron E met het eerste a of met het derde rotatielichaam s koppelen. De aandrijving 31 kan ook nog 25 uitgevoerd zijn met een verdere switch-koppeling S2 die aanwezig is tussen de aan te drijven wielen L en het tweede en derde rotatielichaam c, s. Deze verdere switch-koppeling S2 kan de aan te drijven wielen L met het tweede c of met het derde rotatielichaam s koppelen.
Voorts kan de aandrijving 31 voorzien zijn van twee keuzekoppelingen (niet weergegeven) waarmee de aansluitingen van de eerste en tweede rotatielichamen a en c met 30 elkaar verwisselbaar zijn. Hiermee is het dus mogelijk de aandrijfbron E met het tweede rotatielichaam c te koppelen en de aan te drijven wielen L met het eerste rotatielichaam a te koppelen. Ook hiermee kan het aantal overbrengingsverhoudingen vergroot worden.
102388? I Ook kunnen verdere overbrengingsverhoudingen verkregen worden door één I of meer overbrengingstrappen in de transmissie(s) in serie met elkaar te schakelen Dit is I mogelijk door van de transmissie T in figuur 1 en 4 of T, en T2 in figuur 3 de ingaande en/of I de uitgaande as te delen in twee of meer deelassen die door één of meer I 5 transmissiekoppelingen van elkaar loskoppelbaar zijn.
I In figuur 7 is een diagram van een vierde uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven. Bij deze aandrijving 41 is de transmissie T uitgevoerd I als een continu variabele transmissie die in serie staat met de omloopoverbrenging P. De omloopoverbrenging P is gevormd door een planetair tandwielstelsel waarvan, in I 10 tegenstelling tot bij de voorgaande uitvoeringsvormen, het eerste rotatielichaam s gevormd I is door het zonnewiel en gekoppeld is met de transmissie T, en het derde rotatielichaam a I gevormd is door het ringwiel en gekoppeld is met de rem B. Deze aandrijving 41 heeft I voorts een massatraagheidselement dat gevormd is door een vliegwiel F om extra I koppelondersteuning te kunnen bieden. Hiertoe is het vliegwiel F via een 15 massatraagheidselement-koppeling C, koppelbaar methet derde rotatielichaam a of via een I verder massatraagheidselement-koppeling Q, koppelbaar met het eerste rotatielichaam s.
Om met deze aandrijving 41 achteruit te kunnen rijden zonder dat daarvoor I een specifieke overbrengingstrap in de transmissie T aanwezig hoeft te zijn, is het derde I rotatielichaam a via een reductie R en een reductiekoppeling C3 koppelbaar met de I 20 aandrijfbron E. Hierbij kan de rem R eventueel aanwezig zijn tussen de reductie R en de I reductiekoppeling C3 in plaats van direct aan het derde rotatielichaam a, waardoor de rem B meer ontlast wordt.
I In figuur 8 is een schematische weergave van een constructieve I uitvoeringsvorm 41' van de in figuur 7 getoonde aandrijving 41 weergegeven.
I 25 In figuur 9 is een diagram van een vijfde uitvoeringsvorm van de aandrijving I volgens de uitvinding weergegeven. Hierbij is geenreductieRaanwezigmaarweltweeextra I reducties R3 en R* tussen het vliegwiel F en de koppeling C, respectievelijk tussen de rem I B en het derde rotatielichaam a. Voorts bevindt de koppeling Ct zich hierbij niet tussen het I vliegwiel F en de rem B, maar tussen het derde rotatielichaam a enerzijds en de reductie R3 30 en de koppeling C2 anderzijds.
I In de figuren 10,11 en 12 zijn schematische weergave van drie verschillende I constructieve uitvoeringsvormen van de in figuur 9 getoonde aandrijving weergegeven. Bij I in9ofiQ7 15 de in figuur 11 getoonde uitvoeringsvorm 51" is het deel van de aandrijving tussen de aandrijfbron E en de reductie R, gespiegeld ten opzicht van die van de in figuur 10 getoonde uitvoeringsvorm 51terwijl bij de in figuur 12 getoonde uitvoeringsvorm 5 Γ" het vliegwiel F met de reductie R3 is verplaatst ten opzichte van de in figuur 10 getoonde uitvoeringsvorm 5 51'.
In figuur 13 een diagram van een zesde uitvoeringsvorm 61 van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven. Deze uitvoeringsvorm 61 is een vereenvoudiging van de vijfde uitvoeringsvorm 51. De drie reducties R,, R3 en R4 zijn hierbij vervangen door één nieuwe reductie R* waarbij de overbrengingsvefhouding van de 10 reductie R'2 is aangepast.
In figuur 14 is een diagram van een zevende uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven. Dit is een sterk vereenvoudigde uitvoering van de vierde uitvoeringsvorm. Met deze aandrijving 71 kan met een transmissie T, die in serie staat met de omloopoverbrenging P en die geen achteruitrij-overbrengingstrap heeft, 15 toch achteruit gereden worden. Om dit mogelijk te maken is het derde rotatielichaam a via een reductie R en een reductiekoppeling C gekoppeld met de aandrijfbron E.
In de figuren 17 en 18 is een achtste uitvoeringsvorm 91, 9Γ van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven in een schematische respectievelijk een detail van een concrete vorm. Deze achtste uitvoeringsvorm is uitermate geschikt om bij een 20 bestaande aandrijving toe te passen. In de figuren 15 en 16 is een bestaande aandrijving 81, 81' weergegeven in een schematische respectievelijk concrete vorm. De bestaande meest voorkomende aandrijving 81 voor een auto is opgebouwd uit een aandrijfbron E die via een koppeling C is verbonden met de primaire as tp van een transmissie T. De secundaire as ta van de transmissie T is. via een tandwielreductie rf verbonden met een last L, gevormd door 25 een differentieel met daaraan gekoppelde aangedreven wielen.
Bij deze bestaande aandrijving kan de trap van de vijfde versnelling fg, zie figuur 16, van de transmissie T eenvoudig vervangen worden door een omloopoverbrenging P met rem B en reductie rp, zoals in figuur 18 in detail is weergegeven in zijaanzicht en doorsnede. De omloopoverbrenging P is hierbij gevormd door een planetair tandwielstelsel 30 met een zonnewiel s een planeetwieldrager c en een ringwiel a. Het zonnewiel s is op de secundaire as ts van de transmissie T bevestigd en de rem B is gekoppeld met de planeetwieldrager c. De planeetwieldrager c draagt dubbele planeetwielen. Het ringwiel a 1023887 I 16 I is aan de buitenomtrek voorzien van een vertanding die samen met een op de primaire as tp van de transmissie T bevestigd tandwiel de reductie rp vormt.
I In figuur 17 is deze derde uitvoeringsvorm van de aandrijving 91 volgens de I uitvinding schematisch weergegeven.
I 5 Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de I tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen I getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de I in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het I door de conclusies gedefinieerde kader. Zo kan ook tussen de rem en de I 10 omloopoverbrenging een reductie aanwezig om de rem meer te ontlasten.
I 1 n o oqo
Claims (26)
1. Aandrijving voor een voertuig omvattende een aandrijfbron, ten minste één transmissie, en een omloopoverbrenging met ten minste drie rotatielichamen, waarvan een eerste rotatielichaam via een eerste koppelpunt is gekoppeld met de aandrijfbron, een 5 tweede rotatielichaam via een tweede koppelpunt koppelbaar is met aan te drijven wielen van een voertuig, en een derde rotatielichaam via een derde koppelpunt koppelbaar is met afsteunmiddelen voor het afsteunen van koppel, waarbij de transmissie in serie met of parallel aan de omloopoverbrenging aanwezig is tussen de aandrijfbron en de aan te drijven wielen, met het kenmerk, dat de afsteunmiddelen een rem omvatten.
2. Aandrijvingvolgens conclusie!, met het kemnerk, dat de aandrijvingvoorts een reductie omvat die aanwezig is tussen de rem en het derde rotatielichaam.
3. Aandrijving volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afsteunmiddelen uitsluitend door de rem gevormd zijn.
4. Aandrijving volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 15 afsteunmiddelen voorts een element met een massatraagheid omvatten.
5. Aandrijving volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de rem een massatraagheid heeft die zodanig gering is dat deze geen noemenswaardig koppel kan afsteunen.
6. Aandrijving volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de rem een 20 massatraagheid heeft die een zodanige grootte heeft dat deze eveneens koppel kan afsteunen.
7. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, datde transmissie parallel is aan de omloopoverbrenging, waarbij de in/uitgangen van de transmissie gekoppeld zijn met twee van de drie koppelpunten.
8. Aandrijving volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de aandrijving voorts een elektromotor omvat, die gekoppeld is met de transmissie of aanwezig is tussen één van de in/uitgangen van de transmissie en het daarmee gekoppelde koppelpunt
9. Aandrijving volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de aandrijving voorts een break-koppeling omvat die aanwezig is tussen de elektromotor en het daarmee 30 gekoppelde koppelpunt indien de elektromotor tussen één van de in/uitgangen van de transmissie en het daarmee gekoppelde koppelpunt aanwezig is, of, indien dit niet het geval is, tussen één van de in/uitgangen van de transmissie en het daarmee gekoppelde koppelpunt. 0 23887 I 18
10. Aandrijving volgens conclusie 7,8 of 9, met het kenmerk, dat de aandrijving I een verdere transmissie omvat, die aanwezig is tussen één van de rotatielichamen en het I daarmee gekoppelde koppelpunt.
11. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies 1 tot en met 6, met het I 5 kenmerk, dat de transmissie in serie is met de omloopoverbrenging, waarbij de transmissie I aanwezig is tussen het eerste rotatielichaam en de aandrijfbron of tussen het tweede rotatielichaam en de aan te drijven wielen.
12. Aandrijving volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de aandrijving voorts I een reductie omvat, die aanwezig is tussen de rem en de aandrijfbron, alsmede een I 10 reductiekoppeling, die aanwezig is tussen de reductie en de aandrijfbron.
13. Aandrijving volgens conclusie 2 en 11, met het kenmerk, dat de reductie I aanwezig is tussen het eerste of derde rotatielichaam en de aandrijfbron, en dat de I aandrijving voorts een reductiekoppeling omvat die aanwezig is tussen het derde I rotatielichaam en de aandrijfbron. I IS 14. Aandrijving volgens conclusie 4 en 13, met het kenmerk, dat de aandrijving I een massatraagheidselement-koppeling omvat, die aanwezig is tussen het I massatraagheidselement en het derde rotatielichaam.
15. Aandrijving volgens conclusie 4 en conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de aandrijving een massatraagheidselement-koppeling omvat, die aanwezig is tussen het 20 massatraagheidselement en de rem.
16. Aandrijving volgens conclusie 14 of 1S, met het kenmerk, dat de aandrijving voorts een verder massatraagheidselement-koppeling omvat, die aanwezig is tussen het massatraagheidselement en het rotatielichaam dat met de aandrijfbron is gekoppeld.
17. Aandrijvingvolgensééndervoorgaandeconclusiesl2totenmetl6,methet 25 kenmerk, dat de reductiekoppeling een slipkoppeling is.
18. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving voorts een lock-up-koppeling omvat, die aanwezig is tussen twee van de drie rotatielichamen, bij voorkeur tussen het eerste en tweede rotatielichaam.
19. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 30 tussen het eerste rotatielichaam en het eerste koppelpunt en/of tussen het tweede rotatielichaam en het tweede koppelpunt een verdere reductie aanwezig is.
20. Aandrijvingvolgensééndervoorgaandeconclusies,methetkenmerk,datde
1. O nOO lï omloopoverbrenging een vierde rotatielichaam omvat, waarbij de rem gekoppeld kan worden met het derde of het vierde rotatielichaam, of waarbij het vierde rotatielichaam koppelbaar is met een verdere rem, of waarbij het vierde rotatielichaam gekoppeld kan worden met een van de andere rotatielichamen.
21. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving een switch-koppeling omvat die aanwezig is tussen enerzijds de aandrijfbron en anderzijds het eerste en derde rotatielichaam, waarbij de switch-koppeling de aandrijfbron met het eerste of met het derde rotatielichaam kan koppelen.
22. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 10 aandrijving een verdere switch-koppeling omvat die aanwezig is tussen enerzijds de aan te drijven wielen en anderzijds het tweede en derde rotatielichaam, waarbij de verdere switch-koppeling de aan te drijven wielen met het tweede of met het derde rotatielichaam kan koppelen.
23. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 15 aandrijving ten minste twee keuzekoppelingen omvat, waarbij elke keuzekoppeling aanwezig is tussen enerzijds één van de rotatielichamen en anderzijds twee elementen uit de groep elementen bestaande uit de aandrijfbron, de rem en de aan te drijven wielen, en waarbij elke keuzekoppeling het betreffende rotatielichaam kan koppelen met het ene of het andere element uit de groep elementen.
24. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat van de transmissie en/of van de verdere transmissie de ingaande en/of de uitgaande as is gedeeld in twee of meer deelassen die via één of meer transmissiekoppelingen met elkaar koppelbaar zijn.
25. Aandrijving voor een voertuig omvattende een aandrijfbron, ten minste één 25 transmissie, en een omloopoverbrenging met ten minste drie rotatielichamen, waarvan een eerste rotatielichaam via een eerste koppelpunt is gekoppeld met de aandrijfbron, en een tweede rotatielichaam via een tweede koppelpunt koppelbaar is met aan te drijven wielen van een voertuig, waarbij de transmissie aanwezig is tussen de aandrijfbron en de aan te drijven wielen, met het kenmerk, dat de in/uitgangen van de transmissie gekoppeld zijn met 30 het eerste rotatielichaam respectievelijk de aandrijfbron of met het tweede rotatielichaam respectievelijk de aan te drijven wielen, en dat de aandrijving voorts een reductie omvat, die aanwezig is tussen het eerste of derde rotatielichaam en de aandrijfbron, alsmede een 1023887 reductiekoppeling, die aanwezig is tussen het derde rotatielichaam en de aandrijfbron.
26. Voertuig voorzien van een aandrijving volgens één der voorgaande conclusies. I 102388?
Priority Applications (17)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1023887A NL1023887C1 (nl) | 2003-05-08 | 2003-07-11 | Aandrijving voor een voertuig, alsmede voertuig voorzien van de aandrijving. |
ES08101074T ES2340443T3 (es) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Sistema de transmision, en particular para un vehiculo a motor. |
AT04732053T ATE385300T1 (de) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Antriebssystem, insbesondere für ein fahrzeug |
PCT/NL2004/000315 WO2004103755A1 (en) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Transmission system comprising a cvt, in particular for a motor vehicle |
JP2006507884A JP4481299B2 (ja) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | 特にモーター車両用の伝動システム |
PT04732053T PT1625037E (pt) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Sistema de transmissão para um veículo motorizado |
EP04732053A EP1625037B1 (en) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Transmission system, in particular for a motor vehicle |
US10/556,158 US7824294B2 (en) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Transmission system, in particular for a motor vehicle |
AT08101074T ATE451265T1 (de) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Antriebssystem, insbesondere für ein kraftfahrzeug |
PL04732053T PL1625037T3 (pl) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Układ przeniesienia napędu, zwłaszcza dla pojazdu mechanicznego |
DE602004011609T DE602004011609T2 (de) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Antriebssystem, insbesondere für ein fahrzeug |
PCT/NL2004/000314 WO2004098937A1 (en) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Transmission system, in particular for a motor vehicle |
CNB2004800158664A CN100540349C (zh) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | 一种传动系统及其实现从低传动比至较高传动比的方法 |
DE602004024604T DE602004024604D1 (de) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Antriebssystem, insbesondere für ein Kraftfahrzeug |
EP08101074A EP1914103B1 (en) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Transmission system, in particular for a motor vehicle |
ES04732053T ES2300773T3 (es) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | Sistema de transmision, en particular para un vehiculo de motor. |
KR1020057021243A KR100838205B1 (ko) | 2003-05-08 | 2004-05-10 | 자동차용 트랜스미션 시스템 |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1023367 | 2003-05-08 | ||
NL1023367 | 2003-05-08 | ||
NL1023887A NL1023887C1 (nl) | 2003-05-08 | 2003-07-11 | Aandrijving voor een voertuig, alsmede voertuig voorzien van de aandrijving. |
NL1023887 | 2003-07-11 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1023887C1 true NL1023887C1 (nl) | 2004-11-09 |
Family
ID=33554601
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1023887A NL1023887C1 (nl) | 2003-05-08 | 2003-07-11 | Aandrijving voor een voertuig, alsmede voertuig voorzien van de aandrijving. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1023887C1 (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006126876A3 (en) * | 2005-05-25 | 2007-01-25 | Dti Group Bv | Method for regulating the drive torque to the wheels of a vehicle |
EP2110581A3 (de) * | 2008-04-16 | 2012-05-02 | ZF Friedrichshafen AG | Mehrgruppengetriebe eines Kraftfahrzeuges |
-
2003
- 2003-07-11 NL NL1023887A patent/NL1023887C1/nl not_active IP Right Cessation
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006126876A3 (en) * | 2005-05-25 | 2007-01-25 | Dti Group Bv | Method for regulating the drive torque to the wheels of a vehicle |
EP2110581A3 (de) * | 2008-04-16 | 2012-05-02 | ZF Friedrichshafen AG | Mehrgruppengetriebe eines Kraftfahrzeuges |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP4491016B2 (ja) | トロイダル変速機 | |
EP1625037B1 (en) | Transmission system, in particular for a motor vehicle | |
EP2721323B1 (en) | Continuously variable power-split vehicle transmission | |
EP2721322B1 (en) | Continuously variable power-split vehicle transmission | |
EP2853777B1 (en) | Power transmission device for vehicle | |
EP2721320B1 (en) | Power-split transmission | |
US10550920B2 (en) | Transmission system, as well as method for changing a transmission ratio | |
CN104696503B (zh) | 用于对自动化的换挡变速器进行换挡控制的方法 | |
EP2853776B1 (en) | Power transmission device for vehicle | |
CN109707806B (zh) | 功率分流式无级传动设备 | |
JP2016523345A (ja) | 自動車用デュアル・クラッチトランスミッション | |
JP2001517762A (ja) | 変速機 | |
RU1836238C (ru) | Приводное устройство дл транспортного средства | |
EP2853778A1 (en) | Vehicle power transmission device | |
CN110998140B (zh) | 成组变速器装置 | |
NL1023887C1 (nl) | Aandrijving voor een voertuig, alsmede voertuig voorzien van de aandrijving. | |
CN113056384B (zh) | 用于机动车辆的变速器 | |
CN113015647B (zh) | 用于机动车辆的变速器 | |
US10913342B2 (en) | Transmission for a motor vehicle | |
NL1022092C1 (nl) | Transmissie-systeem en werkwijze voor het aandrijven van een voertuig. | |
CN102667249B (zh) | 具有变矩器、dnr齿轮组和cvt单元的自动变速器以及运行所述自动变速器的方法 | |
CN111267602A (zh) | 混动机动车的变速器单元、动力传动系和执行换挡的方法 | |
CN113993734B (zh) | 机动车辆的变速器、具有变速器的机动车辆动力传动系及操作变速器的方法 | |
CN113939421B (zh) | 用于机动车辆的变速器 | |
US20220356928A1 (en) | Transmission for a Motor Vehicle |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20080201 |