NL1023598C1 - Zelfroterend inslagorgaan. - Google Patents

Zelfroterend inslagorgaan. Download PDF

Info

Publication number
NL1023598C1
NL1023598C1 NL1023598A NL1023598A NL1023598C1 NL 1023598 C1 NL1023598 C1 NL 1023598C1 NL 1023598 A NL1023598 A NL 1023598A NL 1023598 A NL1023598 A NL 1023598A NL 1023598 C1 NL1023598 C1 NL 1023598C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
axis
rotation
impact
rotor
bearing
Prior art date
Application number
NL1023598A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Petrus Van Der Zanden
Original Assignee
Zanden Rosemarie Johanna Van D
Johannes Petrus Van Der Zanden
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Zanden Rosemarie Johanna Van D, Johannes Petrus Van Der Zanden filed Critical Zanden Rosemarie Johanna Van D
Priority to NL1023598A priority Critical patent/NL1023598C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1023598C1 publication Critical patent/NL1023598C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B02CRUSHING, PULVERISING, OR DISINTEGRATING; PREPARATORY TREATMENT OF GRAIN FOR MILLING
    • B02CCRUSHING, PULVERISING, OR DISINTEGRATING IN GENERAL; MILLING GRAIN
    • B02C13/00Disintegrating by mills having rotary beater elements ; Hammer mills
    • B02C13/14Disintegrating by mills having rotary beater elements ; Hammer mills with vertical rotor shaft, e.g. combined with sifting devices
    • B02C13/18Disintegrating by mills having rotary beater elements ; Hammer mills with vertical rotor shaft, e.g. combined with sifting devices with beaters rigidly connected to the rotor
    • B02C13/1807Disintegrating by mills having rotary beater elements ; Hammer mills with vertical rotor shaft, e.g. combined with sifting devices with beaters rigidly connected to the rotor the material to be crushed being thrown against an anvil or impact plate
    • B02C13/1814Disintegrating by mills having rotary beater elements ; Hammer mills with vertical rotor shaft, e.g. combined with sifting devices with beaters rigidly connected to the rotor the material to be crushed being thrown against an anvil or impact plate by means of beater or impeller elements fixed on top of a disc type rotor
    • B02C13/1821Disintegrating by mills having rotary beater elements ; Hammer mills with vertical rotor shaft, e.g. combined with sifting devices with beaters rigidly connected to the rotor the material to be crushed being thrown against an anvil or impact plate by means of beater or impeller elements fixed on top of a disc type rotor the beater or impeller elements being rotatably fixed around their own axis

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Crushing And Pulverization Processes (AREA)

Description

-1-
ZELFROTERENDINSLAGORGAAN GEBIED VAN DE UITVINDING
5 De uitvinding heeft betrekking op het gebied van het versnellen van materiaal, met name een stroom van korrelvormig of deeltjesvormig materiaal, met behulp van centrifugaalkracht, met in het bijzonder het doel om de versnelde korrels of deeltjes met een zodanige snelheid te doen botsen tegen een inslagorgaan dat deze breken.
10 ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Volgens een bekende techniek kan de beweging van een materiaalstroom met behulp van de centrifugaalkracht worden versneld. Het materiaal wordt daarbij op het middendeel (het ciricelvormig doseervlak van een ontvangst- en verdeelorgaan) van een snel roterende rotor gedoseerd en daarna 15 opgenomen door een of meer versnellingsorganen die door die rotor worden gedragen en zijn voorzien van een versnellingsvlak dat zich vanaf dat doseervlak uitstrekt in de richting van de uitwendige rand van de rotor. Het materiaal wordt, onder invloed van middelpuntvliedende kracht, langs het versnellingsvlak versneld en, wanneer het van het versnellingsorgaan loskomt, met hoge snelheid naar buiten geslingerd. Gezien vanuit stilstaand standpunt beweegt het materiaal, nadat het van het versnellings-20 orgaan loskomt, met nagenoeg constante snelheid langs een nagenoeg rechte stroom, die naar voor is gericht. Gezien vanuit een met het versnellingsorgaan meebewegend standpunt beweegt het materiaal, nadat het van het versnellingsorgaan loskomt, langs een spiraalvormige stroom die naar achter is gericht, gezien in de rotatierichting. De relatieve snelheid neemt daarbij toe langs die spiraalvormige baan naarmate het materiaal zich verder van de rotatiehartlijn verwijdert 25 Het versnelde materiaal kan nu worden opgevangen door een stationair inslagorgaan dat is opge steld in de rechte stroom die de materiaal beschrijft, met het doel het materiaal tijdens de botsing te doen breken. Het materiaal treft het stationair inslagorgaan met de snelheid die het heeft wanneer het loskomt van de rotor. Het stationair inslagorgaan kan bijvoorbeeld warden gevormd door een pantser-ring, die rond de rotor is opgesteld. Het verkleiningsproces vindt gedurende deze enkele inslag plaats, 30 waarbij wordt gesproken van een enkelvoudige inslagbreker.
In plaats van het materiaal direct te laten inslaan tegen een stationair inslagorgaan, is het ook mogelijk om het materiaal eerst te laten inslaan tegen een met het versnellingsorgaan geassocieerd co-roterend inslagorgaan dat door die rotor wordt gedragen en is opgesteld dwars in de spiraalvormige stroom die het materiaal beschrijft, met het doel het materiaal eenmaal te laten botsen voordat het 35 materiaal het stationair inslagorgaan treft. Het materiaal treft het co-roterend inslagorgaan nu met de I snelheid die het materiaal ontwikkeld langs die spiraalvormige baan; waarbij het materiaal tijdens de I inslag tegelijkertijd wordt belast en versneld, met welke snelheid het materiaal vervolgens voor een I tweede maal wordt belast wanneer het inslaat tegen het stationair inslagorgaan. Daarbij wordt gespro- I ken van een direct meervoudige inslagbreker die een veel grotere verkleiningsintensiteit heeft dan een I 5 enkelvoudige inslagbreker. Een direct meervoudige inslagbreker is bekend uit PCT/NL97/00565, die I op naam van de aanvrager is gesteld.
I Omdat de beweging (bewegingsrichting) van de materiaalstroom tussen het versnellingsorgaan en het co-roterend inslagorgaan invariant is (met betrekking tot de rotatiesnelheid) en in wezen deter- ministisch verloopt, slaat het materiaal tegen het co-roterend inslagorgaan heel geconcentreerd in. Er 10 kan zich daardoor vrij snel een diepe holte vormen in het inslagvlak. Dit kan de inslag van de materiaal- stroom verstoren, terwijl de slijtagesnelheid toeneemt naarmate zich een diepere hotte vormt Boven- I dioi heeft de concentratie van de slijtage op een plaats tot gevolg dat de standtijd van het inslagorgaan wordt begrensd.
I Genoemde storingsinvloed is van grote invloed op de breukwaarschijnlijkheid, die normaal sterk I 15 terugloopt naarmate zich een diepere holte vormt Voor het realiseren van een redelijke verkleiningsgraad moet de inslagsnelheid daarom veelal worden opgevoerd, hetgeen extra energie vergt, de slijtage en I daarmee de storingsinvloed nog sterker doet toenemen, terwijl een ongewenst groot aantal aan zeer fijne delen kan ontstaan. Een en ander heeft tot gevolg dat het verkleiningsproces niet altijd even goed beheersbaar is en niet alle korrels op uniforme wijze worden gebroken. Het verkregen breekprodukt 20 bezit daardoor vaak een vrij grote spreiding in korrelafineting en korrelconfiguratie.
I Het is dus van belang dat voorkomen wordt dat de slijtage geconcentreerd plaatsvindt en zich een I diepe holte in het inslagvlak vormt De bekende direct meervoudige inslagbreker voorziet daartoe in de mogelijkheid om het inslagorgaan (co-roterend) uit te voeren met een (zelf)roterend inslagvlak waar- I mee wordt voorkomen dat de slijtage zich concentreert op één plaats en een holte vormt in het inslag- 25 vlak. De zelfrotatie wordt opgewekt onder invloed van middelpuntvliedende kracht doordat het zwaar- tepunt van dat inslagorgaan verschuift ten opzichte van die omwentelingshartlijn wanneer dat inslag- orgaan langs dat inslagvlak slijt onder invloed van de inslagen van dat materiaal Door de rotatie van het I inslagvlak wordt de slijtage rondom langs het inslagvlak regelmatig gespreid; en kan zich geen holte vormen. Het breekproces wordt daardoor niet (meer) verstoord naarmate de slijtage toeneemt. Dit 30 heeft grote voordelen: Het breekproces (1) verloopt nu geheel deterministisch hetgeen (2) een signifi- cant grotere breukwaarschijnlijkheid oplevert, (3) minder onder- en overmaat in het breekprodukt voorkomt terwijl (4) de standtijd van het inslagorgaan aanzienlijk toeneemt.
Het (co-roterend) inslagorgaan wordt daarvoor uitgevoerd in de vorm van een omwentelings- lichaam dat roteerbaar is rond een omwentelingshartlijn, van welk omwentelingslichaam het 35 omwentelingsoppervlak het zelfroterend inslagoppervlak vormt, waarvan een deel (het trefvlak) dwars -3- is opgesteld in de spiraalvormige stroom. De bekende direct meervoudige inslagbreker vóórziet daarbij in de mogelijkheid (1) dat de omwentelingshartlijn evenwijdig loopt met de rotatiehartlijn van de rotor en (2) loodrecht op het vlak van de rotatie is gericht en (3) loodrecht op het vlak van de rotatie is gericht en samenvalt met het radiale vlak vanuit die rotatiehartlijn.
5 In de bekende direct meervoudige inslagbreker is het (co-roterend) inslagorgaan roteerbaar doordat het met behulp van een rollager wordt gedragen door een (niet roteerbare) as, welke as wordt gedragen door die rotor. Deze constructie heeft het nadeel dat het zelfroterend inslagorgaan vrij moeilijk is uit te wisselen (in de bekende direct meervoudige inslagbreker is het zelfroterend inslagorgaan opgenomen in een cassette die als geheel wordt uitgewisseld inclusief lagers), waarbij bovendien de lagers 10 moeilijk zijn af te dichten en daardoor makkelijk kunnen vervuilen. Bovendien zijn de krachten die worden opgewekt door (1) de centrifugale belasting en door (2) het inslaand materiaal enorm groot, waarbij kan worden gedacht aan meer dan 100 kN centrifugaalkracht gecombineerd met een snel repeterende inslagbelasting. De centrifugaalkracht neemt progressief toe met (1) het toerental en (2) het gewicht (massa) van het inslagorgaan. De inslagbelasting neemt progressief toe met (1) de diame-15 ter (massa) en (2) de hardheid (elasticiteit) van het inslaand materiaal. Deze grote krachten kunnen problemen opleveren met rollagers; de krachten kunnen zelfs zo groot worden dat deze niet meer op een praktische manier zijn op te vangen met rollagers. Ook het inslagorgaan dat is samengesteld uit een heel hard en daardoor bros materiaal kan onder deze belasting - met name de inslagbelasting - scheuren ofbreken; en het kan noodzakelijk zijn om het inslagmateriaal te verstevigen.
20 De bekende meervoudige inslagbreker voorziet voorts in de mogelijkheid dat het co-roterend inslagorgaan direct wordt gedragen door een vaste as waar omheen het co-roterend inslagorgaan is geschoven. Er kan zich echter makkelijk materiaal vastzetten tussen de as en het co-roterend inslagorgaan waardoor de (zelf)rotatie wordt gehinderd; terwijl grote slijtage optreedt aan de as.
25 DOEL VAN DE UITVINDING
Het doel van de uitvinding is daarom een inslagorgaan te verschaffen, zoals hierboven omschreven, die deze nadelen mist, of althans in mindere mate vertoont.
Dit doel wordt bereikt door een rotor, die in tenminste een richting roteerbaar is rond een rotatie-30 hartlijn, te voorzien van een (co-roterend) inslagorgaan dat is geassocieerd met tenminste een geleidings- orgaan, welk inslagorgaan -dat is uitgevoerd in de vorm van een omwentelingslichaam dat roteerbaar is rond een omwentelingshartlijn en waarvan het omwentelingsoppervlak fungeert als (zelf)roterend inslagvlak - niet direct wordt gedragen met behulp van lagers; maar door het inslagorgaan te laten dragen met behulp van een draaiorgaan (zijnde niet een lager of lagerconstructie) dat draaibaar is rond 35 een draaihartlijn, zodanig dat het inslagorgaan (makkelijk) uitneembaar is van dat draaiorgaan, welk I draaiorgaan met behulp van tenminste een lager wordt gedragen door een draagorgaan zodanig dat de I draaihartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn en zodanig dat dat draaiorgaan (zeif)roteerbaar is, welk draagorgaan wordt gedragen door die rotor. De uitvinding is verder beschreven in de conclusies I waarnaar hier wordt verwezen.
I 5 De uitvinding voorziet daarbij in de mogelijkheid dat de rotatiehartlijn (van de rotor) (1) verticaal I is gericht of (2) niet verticaal (i.e. horizontaal) is gericht; en dat de omwentelingshartlijn (van het inslagorgaan), (1) evenwijdig - althans in dezelfde richting - verloopt dat de omwentelingshartlijn (hetgeen de voorkeur heeft) en (2) de omwentelingshartlijn samenvalt met het vlak van de rotatie en H samenvalt met het radiaal vlak vanuit die rotatiehartlijn.
I 10 De uitvinding voorziet in de mogelijkheid dat het inslagorgaan zelfroterend is, welke zelftotatie wordt opgewekt onder invloed van middelpuntvliedende kracht doordat het zwaartepunt van dat inslag- I orgaan verschuift ten opzichte van die omwentelingshartlijn wanneer dat inslagorgaan langs dat inslag- I vlak slijt onder invloed van de inslagen van dat materiaal.
De uitvinding voorziet daarbij in de mogelijkheid dat de zelftotatie c.q. de slijtage langs het inslag- I 15 vlak in wezen deterministisch verloopt, hetgeen wordt bereikt door het inslagorgaan zodanig uit te I voeren dat het zwaartepunt van het inslagorgaan niet samenvalt met de omwentelingshartlijn, c.q. dat I het zwaartepunt zich op een vooraf bepaalde afstand bevindt van die omwentelingshartlijn, waarbij het I met behulp van de grootte van de afstand tussen het zwaartepunt en de omwentelingshartlijn mogelijk is om het verloop van de slijtage langs het inslagvlak te determineren; i.e. dat het aantal omwentelingen 20 gekoppeld aan de dikte van de slijtagelaag vooraf is te bepalen.
Een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding - die de voorkeur heeft - voorziet in een draai* I orgaan in de vorm van tenminste een cilinderwand (bus of buis), die met behulp van een radiaal glij lager wordt gedragen door het draagorgaan in de vorm van een draagas die vast wordt gedragen door die rotor; waarbij het inslagorgaan is voorzien van een draagholte die zich op regelmatige wijze 25 uitstrekt rond die omwentelingshartlijn, met behulp van welke draagholte dat inslagorgaan over dat draaiorgaan kan worden geschoven, welk draaiorgaan over die draagas is geschoven; welk glijlager zich uitstrekt langs het inwendig oppervlak van de cilinderwand tussen het draaiorgaan en het draag- orgaan.
De uitvinding voorziet daarbij in de mogelijkheid dat de omwentelingshartlijn ten opzichte van de 30 rotatiehartlijn onder een hoek (a) van tussen de 1° en 3° naar achter (naar binnen) is gericht - gezien in het radiaal vlak vanuit die rotatiehartlijn - zodanig dat het inslagorgaan zich onder invloed van middelpuntvliedende kracht heel stevig vastzet tegen het draaiorgaan zodanig dat het inslagorgaan niet langs het draaiorgaan omhoog kan schuiven waardoor het inslagorgaan weg (omhoog) zou kunnen schieten; en daardoor niet verder behoeft te worden gezekerd c.q. geborgd; en heel eenvoudig kan 35 worden uitgewisseld door het inslagorgaan over het draaiorgaan te schuiven.
-5-
De uitvinding voorziet in een tweede uitvoeringsvorm waarbij het draaiorgaan niet is voorzien van een (radiaal) glijlager maar direct door het draaiorgaan wordt gedragen en derhalve koud rond het draaiorgaan beweegt (c.q. roteert).
De uitvinding voorziet in een derde uitvoeringsvorm waarbij het inslagorgaan wordt gedragen 5 door een vaste draagas (welke vaste draagas in wezen onderdeel vormt van het inslagorgaan), van welke vaste draagas de vaste draagashartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn, welk inslagorgaan met behulp van die vaste draagas wordt gedragen door dat draaiorgaan, welk draaiorgaan de vorm heeft van een cilinderwand (bus of cilinder), welk draaiorgaan met behulp van tenminste een (rol of glij) lager wordt gedragen door die rotor, die daartoe is voorzien van een montage opening eventueel 10 met behulp van een steunorgaan (die daartoe is voorzien van een draagopening), welk steunorgaan wordt gedragen door die rotor, welk lager zich uitstrekt tussen het uitwendig oppervlak van die cilinderwand en het inwendig oppervlak van die montage opening (of inwendig oppervlak van die draagopening).
Een andere mogelijkheid waar de uitvinding in voorziet betreft een vierde uitvoeringsvorm waar-15 bij het draagorgaan wordt gevormd door een zelfroterende draaias die met behulp van tenminste een (rol) lager wordt gedragen door de rotor, zodanig dat die zelfroterende draaias zelf-roteerbaar is rond de draaiashartlijn. De uitvinding voorziet daarbij in de mogelijkheid dat de zelfroterende draaias wordt uitgevoerd als een losse (uitneembare) draaias waar het inslagorgaan (net als bij de genoemde cilinderwand constructie) overheen wordt geschoven.
20 Voor de goede orde wordt hier aangetekend dat hier met omwentelingslichaam niet strikt de wiskundige vorm wordt bedoeld; maar hier wordt gedefinieerd als een "omwentelingslichaam" waarvan het omwentelingsoppervlak zich op regelmatige wijze uitstrekt rond de omwentelingshartlijn, zodanig dat de omwentelingshartlijn in wezen samenvalt met de geometrische hartlijn; de uitvinding voorziet daarbij in de mogelijkheid dat het zwaartepunt van het inslagorgaan niet samenvalt met de 25 omwentelingshartlijn, maar ook daarbij heeft het de voorkeur dat de geometrische hartlijn samenvalt met de omwentelingshartlijn.
De uitvinding voorziet in de mogelijkheid om het inslagorgaan te verstevigen met een verstevigings-orgaan, zodanig dat het niet bezwijkt (scheurt of breekt) onder de (enorme) belasting die pp het inslagorgaan wordt uitgeoefend. Daartoe vóórziet de uitvinding in de mogelijkheid dat het inslagorgaan 30 wordt voorzien van een verstevigingsplaat langs tenminste een van de parallel zijde van het inslag orgaan of langs het inwendig oppervlak van genoemde cilindrische draagholte of dwars is opgenomen in het inslagorgaan; welke verstevigingsplaat - die is samengesteld uit een materiaal dat een grotere treksterkte heeft dan het materiaal waaruit het inslagorgaan is samengesteld - hecht is verbonden met het inslagorgaan.
35 Γ1
I KORTE BESCHRUVINGVAN DEIEKENINGEN
I De besproken en andere doelstellingen, kenmerken en voordelen van de inrichting van de uitvin- ding worden voor een beter begrip toegelicht in de volgende gedetailleerde beschrijving van de inrich- I 5 ting van de uitvinding in samenhang met begeleidende schematische tekeningen.
I Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht A - A van een eerste uitvoeringsvorm van de I inrichting van de uitvinding, volgens Figuur 2.
I Figuur 2 toont schematisch een zijaanzicht B - B van een eerste uitvoeringsvorm van de inrich- ting van de uitvinding, volgens figuur 1.
I 10 Figuur 3 toont schematisch een bovenaanzicht C-C van een tweede uitvoeringsvorm volgens de I uitvinding volgens Figuur 4.
I Figuur 4 toont schematisch een zijaanzicht D-D van een tweede uitvoeringsvorm volgens de I uitvinding, volgens Figuur 3.
Figuur 5 toont schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie.
I 15 Figuur 6 toont een tweede uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie.
I Figuur 7 toont schematisch een derde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie.
I Figuur 8 toont schematisch een derde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie.
I Figuur 9 toont schematisch een vierde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie.
Figuur 10 toont schematisch het inslagorgaan uitgevoerd met een tirkelcilindrisch zelfroterend 20 inslagvlak.
I Figuur 11 toont schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
I Figuur 12 toont schematisch een tweede uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
I Figuur 13 toont schematisch een derde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
Figuur 14 toont schematisch een vierde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie.
I 25 Figuur 15 toont schematisch een vierde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
I Figuur 16 toont schematisch een vijfde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
Figuur 17 toont schematisch een zesde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
I Figuur 18 toont schematisch een zevende uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
Figuur 19 toont schematisch een achtste uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
30 Figuur 20 toont schematisch een negende uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
Figuur 21 toont schematisch een tiende uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
Figuur 22 toont schematisch een elfde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan.
I 35 -7-
BESTE MANIER VOOR HET UITVOEREN VAN DE INRICHTING VAN DE UITVINDING
Onderstaand volgt een gedetailleerde verwijzing naar de geprefereerde uitvoeringsvormen van de uitvinding. Voorbeelden daarvan zijn weergegeven in de bijgaande tekeningen. Hoewel de uitvinding zal 5 worden beschreven samen met de geprefereerde uitvoeringsvormen, dient duidelijk te zijn dat de beschreven uitvoeringsvormen niet bedoeld zijn om de uitvinding te beperken tot die specifieke uitvoeringsvormen. Integendeel, de bedoeling van de uitvinding is het omvatten van alternatieven, aanpassingen en equivalenten die passen binnen de aard en reikwij dte van de uitvinding, zoals gedefinieerd door bijgevoegde conclusies.
10
Figuren 1 en 2 tonen schematisch een eerste inrichting voor het doen botsen van een stroom korrelvormig materiaal, omvattende een rotor (1) die is voorzien van tenminste een rotorblad (2), welk rotorblad (2) roteerbaar is rond een rotatiehartlijn (3) in tenminste één draairichting (4), welke rotor (1) wordt gedragen door een rotoras (5) waarvan de rotorashartlijn (6) samenvalt met die rotatiehartlijn 15 (3), welke rotor (1) is voorzien van een middendeel (7) en een buitendeel (8), welk middendeel (7) zich uitstrekt rond die rotatiehartlijn (3) en welk buitendeel (8) zich uitstrekt tussen de uitwendige rand (9) van dat middendeel (7) en de uitwendige rand (10) van die rotor (1); een doseerruimte (11) die zich op regelmatige wijze uitstrekt rond die rotatiehartlijn (3) voor het doseren van dat materiaal met behulp van een doseerorgaan (12) in die rotor (1); een geleidingsorgaan (13) dat door dat middendeel (7) 20 wordt gedragen, zodanig dat dat geleidingsorgaan (13) uitneembaar is, welk geleidingsorgaan (13) is voorzien van tenminste een geleidingsvlak (14) dat zich uitstrekt rond die doseerruimte (11) in de richting van de uitwendige rand (10) van die rotor (1) tussen een centrale toevoer (15) en een afgifte-eind (16), de geometrie van welke doseerruimte (11) in wezen wordt bepaald door die roterende centrale toevoer (13), voor respectievelijk het opnemen door die centrale toevoer (15) van tenminste 25 een deel van dat gedoseerde materiaal, het geleiden van dat opgenomen materiaal langs dat geleidings vlak (14) onder invloed van middelpuntvliedende kracht, waarna dat geleide materiaal wanneer dat ter plaatse van dat afgjfte-eind (16) van dat geleidingsorgaan (13) loskomt in een naar achter gerichte spiraalvormige baan (17) wordt gestuurd, gezien in de rotatierichting (4) en gezien vanuit een met dat geleidingsorgaan (13) meebewegend standpunt; een inslagorgaan (18) dat hier met twee geleidings-30 organen (13)(19) is geassocieerd, welk inslagorgaan (18) uit tenminste een inslagdeel bestaat, welk inslagdeel in wezen de vorm heeft van een omwentelingslichaam dat roteerbaar (20) is rond een omwentelingshartlijn (21), welk omwentelingslichaam zich op regelmatige wijze uitstrekt rond die omwentelingshartlijn (21), van welk omwentelingslichaam tenminste een deel van het omwenteling-soppervlak (22) fungeert als een rondom roterend inslagvlak, van welk roterend inslagvlak tenminste 35 een trefvlak (23) in wezen dwars is gericht op die spiraalvormige baan (17), waarbij dat inslagorgaan -8- (18) roteerbaar is met behulp van een draaiorgaan (23), welk draaiorgaan (23) dat inslagorgaan (18) draagt, welk draaiorgaan (23) met behulp van tenminste een lager (24) door dat buitendeel (8) wordt gedragen, zodanig dat dat draaiorgaan (23) draaibaar is rond een draaihartlijn (25) die samenvalt met die omwentelingshartlijn (21) en zodanig dat dat inslagorgaan (18) uitneembaar is, welke omwentelings-5 hartlijn (21) hier evenwijdig loopt met die rotatiehartlijn (3), waarbij dat draaiorgaan (23) hier wordt gevormd door een cilinderwand in de vorm van een bus, welke bus met behulp van tenminste een radiaal glijlager wordt gedragen door een draagas (= draaiorgaan), waarbij die bus over die draagas is geschoven, welk radiaal glijlager zich rondom uitstrekt tussen tenminste een deel van dat inwendig zijdelings oppervlak van die bus en die draagas, van welke draagas de draagashartlijn samenvalt met die 10 omwentelingshartlijn, welke draagas wordt gedragen door dat buitendeel, waarbij dat inslagorgaan (18) is voorzien van een draagjholte (26) die hier een in wezen cilindrische vorm heeft waarvan de cilinderhartlijn (27) samenvalt met die omwentelingshartlijn (21) (maar ook een andere vorm (doorsnede) kan hebben die zich regelmatig uitstrekt rond die omwentelingshartlijn), zodanig dat dat inslagorgaan (18) met behulp van die draagholte (26) over dat draaiorgaan (23) kan worden geschoven, 15 waarbij dat materiaal, wanneer dat tegen dat inslagorgaan (18) is gebotst, vanaf de rotor (1) naar buiten wordt geslingerd en dan beweegt langs een rechte naar voor gericht baan (53) gezien vanuit een stilstaand standpunt, waarna dat materiaal voor een tweede maal inslaat tegen een stationair inslagorgaan (54), hier uitgevoerd als een stator, dat centrisch rond die rotor (1) is opgesteld.
Figuren 3 en 4 tonen schematisch een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij 20 de rotor (28) bestaat uit twee rotorbladen, een eerste (29) en een tweede (30) rotorblad, welk eerste rotorblad (29) is voorzien van het buitendeel (31) en dat tweede rotorblad (30) wordt gedragen door dat eerste rotorblad (29) draagt en is voorzien van (hier fungeert als) het middendeel (32), waarbij het rotoroppervlak (33) van dat buitendeel (31) zich bevindt op een niveau onder de uitwendige rand (34) van het rotoroppervlak (35) van dat middendeel (32), waarbij die rotor (28) is voorzien van een 25 doseer- en verdeelorgaan (36) dat wordt gedragen door dat middendeel (32) zodanig dat dat doseer- en verdeelorgaan (36) uitneembaar is, welk doseer- en verdeelorgaan (36) is voorzien van een doseer- en verdeelvlak (37) waarvan de uitwendige rand (38) zich op regelmatige wijze uitstrekt rond die rotatiehartlijn (39) tot een afstand vanaf die rotatiehartlijn (39) die groter is dan de overeenkomstige radiale afstand tot de centrale toevoer (40), zodanig dat dat doseer- en verdeelvlak (37) zich uitstrekt voor-30 langs tenminste een deel van dat geleidingsvlak (41), waarbij de uitwendige rand (38) van dat doseer- en verdeelvlak (37) zich bevindt op een niveau boven dat rotoroppervlak (33) van dat buitendeel (31), waarbij dat draagorgaan (41) met behulp van een steunorgaan (42) wordt gedragen door dat buitendeel (31) zodanig dat de onderrand (43) van dat inslagvlak (44) zich bevindt op een niveau boven dat rotoroppervlak (33) van dat buitendeel (31) en onder de uitwendige rand (38) van dat doseer- en 35 verdeelvlak (37), waarbij dat steunorgaan (42) spiegelsymmetrisch is ten opzichte van dat radiale vlak -9- (45) vanuit die rotatiehaitlijn (39) met daarop die omwentelingshartlijn (47), waarbij de omtrekvorm van dat steunorgaan (42) een cilindervorm beschrijft waarvan de cilindeiharüijn evenwijdig loopt met die omwentelingshartlijn (47), waarbij dat inslagorgaan (48) is voorzien van een draagholte (49) die hier een in wezen cilindrische vorm heeft waarvan de cilinderhartlijn samenvalt met die omwentelings-5 hartlijn (47), zodanig dat dat inslagorgaan (48) met behulp van die draagholte (49) over dat draaiorgaan j (41) kan worden geschoven, waarbij dat draaiorgaan (41) wordt gevormd door een bus, welke bus met behulp van tenminste een radiaal glijlager (50) wordt gedragen door dat draagorgaan (41) in de vorm van een draagas (51), welke bus over die draagas (51) wordt geschoven, welk radiaal glijlager (50) zich rondom uitstrekt tussen tenminste een deel van dat inwendig zijdelings oppervlak (52) van 10 die bus en die draagas (51), van welke draagas (51) de draagashartlijn samenvalt met die omwentelings hartlijn (47), welke draagas met behulp van een steunorgaan (42) wordt gedragen door dat buitendeel (31).
Figuur 5 toont schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie (74) volgens de uitvinding, waarbij het inslagorgaan (75) met behulp van een bus (draaiorgaan) (76) wordt 15 gedragen door een niet roteerbare draagas (= draagorgaanX77), die met behulp van twee lagers (78X79) wordt gedragen door de rotor (80), waarbij dat inslagorgaan (75) is voorzien van een draagholte (159) die een in wezen cilindrische vorm heeft waarvan de cilinderhartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn (81), zodanig dat dat inslagorgaan (75) met behulp van die draagholte (159) over dat draaiorgaan (76) kan worden geschoven, welke draaiorgaan (76) met behulp van tenminste een radiaal 20 glijlager (78) wordt gedragen door dat draagorgaan (77), welk draaiorgaan (76) over dat draagorgaan (77) is geschoven, welk radiaal glijlager (78) zich rondom uitstrekt tussen tenminste een deel van dat inwendig zijdelings oppervlak (82) van dat draaiorgaan (76) en dat draagorgaan (77), van welk draagorgaan (77) de draagashartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn (81), welk draagorgaan (77) wordt gedragen door dat buitendeel (83) van die rotor (80), waarbij dat draaiorgaan (76) met behulp 25 van een eerste bevestigingsorgaan (74) is bevestigd met dat draagorgaan (77), waarbij dat eerste bevestigingsorgaan (84) wordt gevormd door tenminste een bout (85) die bevestigd is met die draagas (77), de hartlijn van welke bout (85) samenvalt met die omwentelingshartlijn (81), welke bout (85) is voorzien van een axiaal glijlager (86) dat zich bevindt tussen dat draaiorgaan (76) en het draagorgaan (77), waarbij die omwentelingshartlijn (81) tenminste l°(normaal tussen l°en 3°) onder een hoek α 30 naar binnen is gericht ten opzichte van die rotatiehartlijn (87), gezien in een radiaal vlak vanuit die rotatiehaitlijn (87), zodanig dat het inslagorgaan (75) zich onder invloed van middelpuntvliedende kracht heel stevig vastzet tegen het draaiorgaan (76) (bus) zodat het inslagorgaan (75) niet langs het draaiorgaan (76) omhoog kan schuiven waardoor het inslagorgaan (75) weg zou kunnen schieten; en daardoor niet verder behoeft te worden gezekerd c.q. geborgd, waarbij onder in tussen dat draaiorgaan 35 (76) en dat draagorgaan (77) een dichtmgsring (88) is voorzien die voorkomt dat vreemde bestandde- Λ Α Λ ^ A a -10- len het radiaal glijlager (78) kunnen bereiken.
Figuur 6 toont een tweede uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie (89) volgens de uitvinding, welke inslagorgaanconstructie (89) in wezen gelijk is aan die tweede inslagorgaanconstructie (74) (figuur 5) maar hier met behulp van een cilindrisch steunorgaan (90) wordt gedragen door die 5 rotor (91), zodanig dat de uitwendige rand (91) van dat doseer- en verdeelvlak (92) zich bevindt op een niveau boven dat rotoroppervlak (93) van dat buitendeel (94) van die rotor (160), en de onderrand (95) van dat inslagvlak (96) zich bevindt op een niveau boven dat rotoroppervlak (93) van dat buitendeel (94), en de onderrand (95) van dat inslagvlak (96) zich bevindt op een niveau op of onder de uitwendige rand (91) van dat doseer- en verdeelvlak (92).
10 Een dergelijk steunorgaan (90) heeft het voordeel dat het inslagorgaan (97) in wezen vrij is opgehangen boven het rotoroppervlak (93) van het buitendeel (94), waardoor de (zelf)rotatie niet wordt gehinderd doordat materiaal zich vastzet tussen de onderrand (95) van het inslagvlak (96) en het rotoroppervlak (98) van het buitendeel (94); terwijl tegelijkertijd geleidingsslijtage aan het rotoroppervlak (98) van het buitendeel (94) sterk wordt verminderd. Het inslagorgaan (97) is hier langs de onderrand 15 (95) voorzien van een opstaande rand (99) die langs de binnenwand (100) een zich naar beneden verwijdende afgeknotte conusvorm beschrijft waarmee wordt voorkomen dat zich hier onder invloed van middelpuntvliedende kracht materiaal tegen die binnenwand (100) (inwendig oppervlak) kan vastzetten.
Figuren 7 en 8 tonen schematisch een derde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie 20 (101) volgens de uitvinding, waarbij het inslagorgaan (110) met behulp van een steunorgaan (102) wordt gedragen door die rotor (103), waarbij dat steunorgaan (102) spiegelsymmetrisch is uitgevoerd ten opzichte van dat radiale vlak (104) vanuit die rotatiehartlijn (105) met daarop die omwentelings-hartlijn (106), waarbij dat steunorgaan (102) in wezen een V-vorm beschrijft die zich verwijdt in de richting van die uitwendige rand (107) van die rotor (103), waarmee wordt voorkomen dat zich onder 25 invloed van middelpuntvliedende kracht materiaal vast kan zetten tegen de binnenzijde (162) van het steunorgaan (102). Het steunorgaan (103) is hier voorzien van een plaat (108) met labyrint (161), welke plaat (108) onderlangs het inslagorgaan (110) is opgesteld en verder verhinderd dat vreemd materiaal tot de lagers (109) kan doordringen.
Figuur 9 toont schematisch een vierde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie (63) 30 waarbij het inslagorgaan (64) wordt gedragen door een (zelf)roterende draaias (65), doordat het inslag orgaan (63) over een gedeelte (66) van die draaias (65) wordt geschoven, welke draaias (65) wordt gedragen door een buitendeel (67) van de rotor (68) welk buitendeel (67) daartoe is voorzien van een cilindervormige draagopening (69) die is voorzien van tenminste een (hier twee (70)(71)) lager met behulp waarvan die zelfroterende draaias (65) wordt gedragen en draaibaar is rond een draaiashartlijn 35 (72) die samenvalt met de omwentelingshartlijn (73) van dat inslagorgaan (63).
-11-
Figuur 10 toont schematisch het inslagorgaan (55) uitgevoerd met een cirkelcilindrisch zelfrot-erend inslagvlak (56) waarbij het materiaal dat zich langs een spiraalvonnige baan (57) beweegt (gezien vanuit een het inslagorgaan (55) meebewegend standpunt), dat zelfroterend inslagvlak (56) van dat inslagorgaan (55) treil op een trefvlak (58) dat zich bevindt op een plaats voor het radiale vlak (59) 5 met daarop die omwentelingshartlijn (60), welk radiaal vlak (59) loodrecht is gericht op het radiale vlak (61) vanuit die rotatiehartlijn (62) met daarop die omwentelingshartlijn (60), gezien vanuit die rotatie-hartlijn (62).
Figuur 11 toont schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (111) waarbij het inslagvlak (112) cirkelcilindrisch is uitgevoerd en waarbij dat inslagorgaan (111) langs de twee parallel 10 zijden (113)(114) is voorzien van een opstaande rand (115)(116) die conisch is uitgevoerd zodat zich hier geen materiaal kan vastzetten; terwijl bespaard wordt op slijtmateriaal.
Figuur 12 toont schematisch een tweede uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (117) waarbij het omwentelingsoppervlak (118) zich uitstrekt tot onder (119) dat inslagvlak (120) ter bescherming van het steunorgaan.
15 Figuur 13 toont schematisch een derde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (121) gelijk aan het inslagorgaan (117) uit figuur 12 waarbij het gedeelte (122) dat zich uitstrekt tot onder het inslagvlak (123) uit een apart deel bestaat
Figuur 14 toont schematisch een vijfde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie (124) waarbij het inslagorgaan (125) wordt gedragen door een vaste draagas (126), welke vaste draagas 20 (126) onderdeel vormt van het inslagorgaan (125), waarbij dat inslagorgaan (125) met behulp van die vaste draagas (126) wordt gedragen door een draaiorgaan (127) dat daartoe is voorzien van een draaiholte (128) waarin de vaste draagas (126) past, en een steunrand (129), waarbij de vaste draagashartlijn (130) samenvalt met de omwentelingshartlijn (131), waarbij het draaiorgaan (127) met behulp van tenminste een (132) of twee (133)(134) (of meer lagers) wordt gedragen door een steun-25 orgaan (135) dat daartoe is voorzien van een draagopening (136) waarbij die lagers (132χΐ33)(134) passen tussen het inwendig oppervlak (137) van die draagopening (136) en het uitwendig oppervlak (138) van dat draaiorgaan (127), waarbij het steunorgaan (135) wordt gedragen door dat buitendeel (139) van de rotor (140), waarbij het buitendeel (139) is voorzien van een montage opening (141) dat zich uitstrekt onder de vaste draagas (126), waarmee wordt bereikt dat zich in deze montage opening 30 (141), die de vorm heeft van een zich naar buiten verwijdende conus, geen materiaal kan vastzetten.
De omwentelingshartlijn (131) is onder een hoek a naar achter gericht zodat de vaste draagas (126) en daarmee het inslagorgaan (125) zich met behulp van de vaste draagas (126) stevig vastzet in de draaiholte (128) van het draaiorgaan (127); waardoor het inslagorgaan (125) eenvoudig uitneembaar (uitwisselbaar) is door in- en uitschuiven. Deze inslagorgaanconstructie (124) heeft het voordeel dat 35 het inslagorgaan (125) kan doorbranden zonder dat de ophangconstructie wordt beschadigd.
-12-
Figuur 15 toont schematisch een vierde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (142) waarbij de vaste draagas (163) onderdeel vormt van het inslagorgaan (142), waarbij de uitvinding voorziet in de mogelijkheid dat die vaste draagas (163) is meegegoten met dat inslagorgaan (142).
Figuur 16 toont schematisch een vijfde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (143) waarbij dat 5 inslagorgaan (143) is gegoten rond die vaste draagas (144).
Figuur 17 toont schematisch een zesde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (145) waarbij de vaste draagas (146) tezamen met de onderste parallel zijde (147) bestaat uit een ander materiaal dan het inslaggedeelte (148) van het inslagorgaan (145).
Figuur 18 toont schematisch een zevende uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (164) dat is 10 voorzien van een vrije opening (165) voor besparen van gewicht, waarbij het gedeelte (166) van het inslagorgaan (164) dat zich uitstrekt onder het inslagvlak (171) een grotere diameter heeft dan het inslagvlak (171), bestemd voor de vijfde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstrucde (124) van figuur 14.
Figuur 19 toont schematisch een achtste uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (167) dat is 15 voorzien van een vrije opening (168) voor besparen van gewicht, waarbij het gedeelte (169) van het inslagorgaan (167) dat zich uitstrekt onder het inslagvlak (170) een kleinere diameter heeft dan het inslagvlak (170), bestemd voor de vijfde uitvoeringsvorm van een inslagorgaanconstructie (124) van figuur 14.
Figuur 20 toont schematisch een negende uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (149) waarbij 20 dat inslagorgaan (149) is voorzien van een verstevigingsorgaan (150), waarbij dat verstevigingsorgaan (150) zich uitstrekt langs de bovenste parallel zijde (151) van dat inslagorgaan (149).
Figuur 21 toont schematisch een tiende uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (152) waarbij dat inslagorgaan (152) is voorzien van een verstevigingsorgaan (153), waarbij dat verstevigingsorgaan (153) zich uitstrekt langs de onderste parallel zijde (154) van dat inslagorgaan (152).
25 Figuur 22 toont schematisch een elfde uitvoeringsvorm van een inslagorgaan (155) waarbij dat verstevingsorgaan (156) zich uitstrekt langs tenminste een deel van het inwendig zijdelings oppervlak (157) van die cilindervormige opening (158).
De voorafgaande beschrijvingen van specifieke uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding 30 werden met het oog op illustratie- en beschrijvingsdoeleinden vermeld. Zij zijn niet bedoeld als een uitputtende opsomming of de uitvinding te beperken tot de exact weergegeven vormen, en gelet op bovenstaande explicatie zijn er uiteraard vele aanpassingen en variaties mogelijk. De uitvoeringsvormen werden gekozen en beschreven teneinde de principes van de uitvinding en de praktische toepassingsmogelijkheden ervan op de best mogelijke wijze te beschrijven om daarmee andere ter zake deskundi-35 gen in staat te stellen op optimale wijze gebruik te maken van de uitvinding en de uiteenlopende -13- uitvoeringsvormen met de diverse voor het specifiek beoogde gebruik geschikte aanpassingen. Het is de bedoeling dat de reikwijdte van de uitvinding wordt gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies volgens lezing en interpretatie overeenkomstig algemeen geaccepteerde wettelijke beginselen, zoals het beginsel van equivalenten en de revisie van onderdelen.
5 1 t

Claims (53)

  1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan roteerbaar is met behulp van dat I draaiorgaan, welk inslagorgaan wordt gedragen door dat draaiorgaan, zodanig dat dat inslagorgaan 35 uitneembaar is, welk draaiorgaan door dat buitendeel wordt gedragen, zodanig dat dat draaiorgaan -15- draaibaar is rond een draaihartlijn die samenvalt met die omwentelingshartlijn.
  2. 3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die omwentelingshartlijn in dezelfde richting verloopt dan die rotatiehartlijn.
  3. 4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij die omwentelingshartlijn tenminste 1°, onder een hoek 5. naar binnen is gericht ten opzichte van die rotatiehartlijn, gezien in een radiaal vlak vanuit die rotatie hartlijn.
  4. 5. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan zelfroterend is.
  5. 6. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat draaiorgaan zelfroterend is.
  6. 7. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die zelfrotatie wordt opgewekt onder invloed van 10 middelpuntvliedende kracht doordat het zwaartepunt van dat inslagorgaan verschuift ten opzichte van die omwentelingshartlijn wanneer dat inslagorgaan langs dat inslagvlak süjt onder invloed van de inslagen van dat materiaal.
  7. 8. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het zwaartepunt van dat inslagorgaan in nog niet gebruikte toestand niet samenvalt met die omwentelingshartlijn.
  8. 9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de geometrische hartlijn van dat inslagorgaan in wezen samenvalt met die omwentelingshartlijn.
  9. 10. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat draaiorgaan wordt gevormd door tenminste een kokerwand die zich rondom op regelmatige wijze uitstrekt rond een kokeihartlijn die samenvalt met die omwentelingshartlijn.
  10. 11. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan is voorzien van een draagholte die zich op regelmatige wijze uitstrekt rond die omwentelingshartlijn, zodanig dat dat inslagorgaan met behulp van die draagholte over dat draaiorgaan kan worden geschoven.
  11. 12. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan is voorzien van een vaste draagas die zich op regelmatige wijze uitstrekt rond die omwentelingshartlijn, zodanig dat dat inslagorgaan met 25 behulp van die vaste draagas in dat draaiorgaan kan worden geschoven.
  12. 13. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij dat draaiorgaan wordt gevormd door een bus, welke bus met behulp van tenminste een radiaal glijlager wordt gedragen door dat draagorgaan in de vorm van een draagas, welk radiaal glijlager zich rondom uitstrekt langs tenminste een deel van dat inwendig zijdelings oppervlak van die bus, van welke draagas de draagashartlijn samenvalt met die 30 omwentelingshartlijn, welke draagas wordt gedragen door dat buitendeel.
  13. 14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij die bus met behulp van een eerste bevestigings-orgaan is bevestigd met die draagas.
  14. 15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij dat eerste bevestigingsorgaan wordt gevormd door tenminste een bout die bevestigd is met die draagas, de hartlijn van welke bout samenvalt met die 35 omwentelingshartlijn, welke bout is voorzien van een axiaal glijlager dat zich bevindt tussen dat draai- H orgaan en die draagas.
  15. 16. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij dat draaioigaan wordt gevormd door een buis, I welke buis met behulp van tenminste een radiaal glijlager wordt gedragen door een draagas, welk I radiaal glijlager zich rondom uitstrekt langs tenminste een deel van dat inwendig zijdelings oppervlak 5 van die buis, van welke draagas de draagashartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn, welke draagas wordt gedragen door dat buitendeel.
  16. 17. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij dat draaiorgaan wordt gevormd door een draaias waarvan de draaiashartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn, welke draaias met behulp van I tenminste een lager wordt gedragen door dat buitendeel. I 10 18. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij het inslagorgaan wordt gedragen door een vaste I draagas, welke vaste draagas in wezen onderdeel vormt van het inslagorgaan, van welke vaste draagas I de vaste draagashartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn, welk inslagorgaan met behulp van die I vaste draagas wordt gedragen door dat draaiorgaan, welk draaiorgaan met behulp van tenminste een lager wordt gedragen door die rotor, die daartoe is voorzien van een montage opening, welk lager zich I 15 uitstrekt tussen het uitwendig oppervlak van die cilinderwand en het inwendig oppervlak van die I montage opening.
  17. 19. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan met behulp van een tweede I bevestigingsorgaan is bevestigd aan dat draaiorgaan.
  18. 20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij dat tweede bevestigingsorgaan wordt gevormd I 20 door tenminste een bout.
  19. 21. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat draaiorgaan uitneembaar is.
  20. 22. Inrichting volgens conclusie 18, waartrij die vaste draaias onderdeel vormt van dat inslag- I orgaan.
  21. 23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij die vaste draaias is meegegoten met dat inslag- 25 orgaan.
  22. 24. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij dat inslagorgaan is gegoten rond die vaste draaias.
  23. 25. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die rotorashartlijn niet verticaal is gericht.
  24. 26. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die rotorashartlijn horizontaal is gericht.
  25. 27. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die omwentelingshartlijn evenwijdig verloopt met die I 30 rotatiehartlijn.
  26. 28. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die omwentelingshartlijn in wezen samenvalt met de I radiale lijn vanuit die rotatiehartlijn.
  27. 29. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die rotor bestaat uit twee rotorbladen, een eerste en I een tweede rotorblad, welk eerste rotorblad is voorzien van dat buitendeel en dat tweede rotorblad 35 wordt gedragen door dat eerste rotorblad draagt en is voorzien van dat middendeel. -17-
  28. 30. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de rotor bestaat uit twee rotoibladen, een derde en een vierde rotorblad, welk derde rotorblad is voorzien van dat middendeel en dat buitendeel, welk vierde rotorblad zich bevindt op een plaats op een afstand van dat derde rotorblad, parallel aan dat derde rotorblad, welk vierde rotorblad is voorzien van een cirkelvormige opening waarvan het middel- 5 punt samenvalt met die rotatiehartlijn voor het doseren van dat materiaal door die cirkelvormige ope ning in die doseerruimte, welk vierde rotorblad wordt gedragen door dat derde rotorblad.
  29. 31. Inrichting volgens conclusie 30, tussen welk derde en vierde rotorblad zich dat geleidings-orgaan uitstrekt.
  30. 32. Inrichting volgens conclusie 30, tussen welk derde en vierde rotorblad zich dat geleidings- 10 orgaan en dat inslagorgaan uitstrekt.
  31. 33. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die rotor is voorzien van een doseer en verdeelorgaan dat wordt gedragen door dat middendeel zodanig dat dat doseer- en verdeelorgaan uitneembaar is, welk doseer- en verdeelorgaan is voorzien van een doseer- en verdeelvlak waarvan de uitwendige rand zich op regelmatige wijze uitstrekt rond die rotatiehartlijn tot een afstand vanaf die rotatiehartlijn die 15 groter is dan de overeenkomstige radiale afstand tot die centrale toevoer, zodanig dat dat doseer- en verdeelvlak zich uitstrekt voorlangs tenminste een deel van dat geleidingsvlak.
  32. 34. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan is geassocieerd met twee geleidings-organen, welke geleidingsorganen symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van het radiale vlak van symmetrie vanuit die rotatiehartlijn met daarop die omwentelingshartlijn.
  33. 35. Inrichting volgons conclusie 1, waarbij dat omwentelingsoppervlak zich uitstrekt tot onder datinslagvlak.
  34. 36. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat omwentelingsoppervlak zich uitstrekt tot boven datinslagvlak.
  35. 37. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagvlak cirkelcilindrisch is uitgevoerd.
  36. 38. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat trefvlak zich bevindt voor het radiale vlak met daarop die omwentelingshartlijn, welk radiaal vlak loodrecht is gericht op het radiale vlak vanuit die rotatiehartlijn met daarop die omwentelingshartlijn, gezien vanuit die rotatiehartlijn.
  37. 39. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij het rotoroppervlak van dat buitendeel zich bevindt op een niveau onder de uitwendige rand van het rotoroppervlak van dat middendeel.
  38. 40. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij de uitwendige rand van dat doseer- en verdeelvlak zich bevindt op een niveau boven dat rotoroppervlak van dat buitendeel.
  39. 41. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij dat draagorgaan met behulp van een steunorgaan wordt gedragen door dat buitendeel zodanig dat de onderrand van dat inslagvlak zich bevindt op een niveau boven dat rotoroppervlak van dat buitendeel.
  40. 42. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij dat draagorgaan met behulp van een steunorgaan H wordt gedragen door dat buitendeel zodanig dat de onderrand van dat inslagvlak zich bevindt op een niveau op of onder de uitwendige rand van dat doseer- en verdeelvlak.
  41. 43. Inrichting volgens conclusies 41 en 42, waarbij dat steunorgaan spiegelsymmetrisch is ten opzichte van dat radiale vlak vanuit die rotatiehaitlijn met daarop die omwentelingshartlijn.
  42. 44. Inrichting volgens conclusie 43, waarbij dat steunorgaan in wezen een V-vorm beschrijft die zich verwijdt in de richting van die uitwendige rand van die rotor.
  43. 45. Inrichting volgens conclusie 43, waarbij de omtrekvorm van dat steunorgaan een cilinder- I vorm beschrijft waarvan de cilinderhartlijn evenwijdig loopt met die omwentelingshartlijn.
  44. 46. Inrichting volgens conclusies 41 en 42, waarbij dat steunorgaan uitneembaar is. I 10 47. Inrichting volgens conclusies 41 en 42, waarbij dat omwentelingspppervlak zich uitstrekt tot rondom dat steunorgaan.
  45. 48. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan langs een van de parallel zijden is voorzien van een opstaande rand.
  46. 49. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan langs een van de parallel zijden is 15 voorzien van een uitstekende rand.
  47. 50. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan is samengesteld uit een materiaal dat harder is dan het materiaal dat tegen dat inslagvlak inslaat
  48. 51. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan tenminste gedeeltelijk is samenge- stelduithardmetaal *
  49. 52. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan tenminste gedeeltelijk is samenge- I steld uit keramisch materiaal.
  50. 53. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat inslagorgaan is voorzien van een verstevigings- I orgaan, welk verstevigingsorgaan een grotere treksterkte heeft dan het materiaal waaruit dat inslagdeel I is samengesteld. I 25 54. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat verstevigingsorgaan zich uitstrekt langs tenmin- I ste een deel van een van de twee parallel zijden van dat omwentelingslichaam.
  51. 55. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat versnellingsorgaan is voorzien van een dlinder- I vormige opening waarvan de cilinderhartlijn samenvalt met die omwentelingshartlijn, waarbij dal verste- I vingsorgaan zich uitstrekt langs tenminste een deel van het inwendig zijdelings oppervlak van die I 30 cilindervormige opening.
  52. 56. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die rotor is voorzien van een balanceerorgaan.
  53. 57. Inrichting volgens conclusie 1, zoals deze in wezen hier is beschreven met verwijzing naar de I bijgevoegde tekeningen. I 35
NL1023598A 2003-06-05 2003-06-05 Zelfroterend inslagorgaan. NL1023598C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023598A NL1023598C1 (nl) 2003-06-05 2003-06-05 Zelfroterend inslagorgaan.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023598A NL1023598C1 (nl) 2003-06-05 2003-06-05 Zelfroterend inslagorgaan.
NL1023598 2003-06-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1023598C1 true NL1023598C1 (nl) 2004-12-07

Family

ID=34075113

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1023598A NL1023598C1 (nl) 2003-06-05 2003-06-05 Zelfroterend inslagorgaan.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1023598C1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8020791B2 (en) Pivoting shoes for an impact crushing apparatus
WO1998016319A1 (en) Method and device for synchronously impact milling of material
AU2008295440B2 (en) Grinding mill and method of grinding
JP2008080283A (ja) 竪型遠心破砕機およびその運転方法
NL1023598C1 (nl) Zelfroterend inslagorgaan.
AU726299B2 (en) Rotor flow matching to mineral breaking chamber
NL1016393C2 (nl) Molen met gestroomlijnde ruimte.
US7854407B2 (en) Low-profile housing for an impact crushing apparatus
NL1013895C1 (nl) Rotor voor het versnellen van een stroom korrelvormig materiaal.
JPH0810633A (ja) 回転型衝撃破砕機
US11325160B2 (en) Separation device
EP3778029B1 (de) Brechwerk, leergutrücknahmeautomat und verfahren
US6786436B1 (en) Method and installation for guiding material in a single essentially predetermined stream
US20160008819A1 (en) Discharge grates for reduction mills
NL1019301C2 (nl) Rotor met uitneembaar draagorgaan.
KR101003034B1 (ko) 분쇄기
US20160158762A9 (en) Rock Breaker
JPH051312Y2 (nl)
JP2022089639A (ja) 連続式粉体処理装置
NL1019300C2 (nl) Getrapte rotor.
NL1006260C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het synchroon doen botsen of breken van materiaal.
ZA200300609B (en) Crusher.

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20080101