NL1023202C2 - Samenstel van te hijsen voorwerp en hijsmiddel daarvoor. - Google Patents

Description

Samenstel van te hiisen voorwerp en hiismiddel daarvoor.

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een te hijsen voorwerp en een hijsmiddel daarvoor. De uitvinding heeft voorts betrekking op een derg.ilijk hijsmiddel.

5 Het is bekend om zware voorwerpen te voorzien van hijshaken, of hijsogen en -lussen, en daaraan een hijsmiddel in de vorm van respectievelijk een hijsoog/-lus of hijshaak, bevestigd aan het uiteinde van een hijskabel of iets dergelijks, te koppelen. Hoewel een dergelijke 10 hijsopstelling eenvoudig kan zijn, kan een bezwaar zijn dat de hijshaak danwel het hijsoog/de hijslus op het te hijsen voorwerp aangebracht moet worden. Deze hijsonderdelen zullen daarna uitsteken van het te hijsen voorwérp, hetgeen een dicht op elkaar plaatsing van meerdere van die 15 voorwerpen bemoeilijkt of onmogelijk maakt. Men kan de uitstekende delen natuurlijk wel verwijderen, maar dat vergt inspanning en bemoeilijkt een later verplaatsen van het voorwerp. Verder kan de in zijwaartse richting beschikbare ruimte te krap zijn voor verzwaaiing van een 20 haak.

Een doel van de uitvinding is hierin verbetering te brengen, met behoud van de betrouwbaarheid van het hijsen.

Vanuit een aspect voorziet de uitvinding daartoe H in een samenstel van een te hijsen voorwerp en een daarmee in verbinding te brengen hijsmiddel, waarbij het voorwerp voorzien is van een plaatdeel met daarin een langgat, I waarbij het hijsmiddel een eerste, proximaal eind voor I 5 bevestiging aan een verder hijsdeel, zoals een kabel, omvat alsmede een in een hoofdrichting op afstand van het I eerste eind gelegen tweede, distaai eind voor bevestiging aan het te hijsen voorwerp, waarbij het tweede eind voor- zien is van naar twee tegengestelde, dwars op de 10 hoofdrichting uitstekende steunen, waarvan de uiterste I onderlinge afstand groter is dan de kleinste afmeting van I het langgat en kleiner is dan de grootste afmeting van het langgat, en voorzien is van een aan de proximale zijde daarvan gelegen draaigedeelte, dat een dwarsdoorsnede 15 bezit dat verdraaibaar is binnen het langgat, waarbij het hijsmiddel voorts voorzien is van borgmiddelen die I verplaatsbaar zijn tussen een vrije stand, waarin het tweede eind met de steunen door het langgat gevoerd kan I worden en daarin verdraaid kan worden, en een borgstand, I 20 waarin het tweede eind in een verdraaide stand, waarin de I steunen tegen de onderzijde van het plaatdeel, onder de I langsranden van het langgat grijpen, tegen verdraaiing I geborgd is.

I In het samenstel volgens de uitvinding kan voor 25 het te hijsen voorwerp volstaan worden met één of meerdere I langgaten, welke op eenvoudige wijze vooraf kunnen worden I aangebracht. De koppeling van het hijsmiddel kan op een- voudige en betrouwbare wijze plaatsvinden door invoering I van het uiteinde met de steunen door het langgat, daarop- 30 volgende verdraaiing en vervolgens borging. Na het hijsen I en plaatsen van het voorwerp kan ontkoppeling plaatsvin- den, waarna slechts het langgat achterblijft. Het langgat I neemt geen plaats in en is aanwezig voor een latere hijs- handeling, indien gewenst. De voor het aanbrengen danwel I 35 verwijderen van het hijsmiddel in zijwaartse richting I benodigde ruimte kan door de richting van invoering en I verdraaiing zeer beperkt gehouden worden.

3

Bij voorkeur is hijsmiddel voorts voorzien van middelen voor het tegen de langsranden van het langgat spannen van de steunen in de borgstand, waardoor de aangrijping van het hijsmiddel bevorderd wordt.

5 Het tweede eind kan een rechthoekig uiteinde bezitten, waarbij de steunen reiken vanaf twee tegenovergestelde rechthoekzijden, die op een afstand van elkaar gelegen zijn die overeenkomt met de kleinste afmeting van het langgat. Hiermee kan een stabiele 10 rotatieligging van de steunen in de borgstand verkregen worden.

Bij voorkeur sluit het draaigedeelte in distale richting aan op het rechthoekig uiteinde, zodat volstaan kan worden met kleine verplaatsingen.

15 In een verdere ontwikkeling van het samenstel volgens de uitvinding omvat het hijsmiddel een eerste deel dat voorzien is van de steunen en een tweede deel dat in de hoofdrichting verplaatsbaar is over het eerste deel en een uiteinde bezit dat met het eerste deel een 20 dwarsdoorsnede kan bepalen van langwerpige vorm waarin de grootste as dwars staat op de steun-uitsteek-richtingen en de kleinste as ongeveer gelijk is aan de kleinste as van het langgat, waarbij het tweede deel verplaatsbaar is ten opzichte van het eerste deel tussen de vrije stand, waarin 25 het uiteinde van het eerste deel in hoofdrichting, naar het eerste eind toe beschouwd, op afstand is van de steunen en boven de steunen een dwarsdoorsnede bepaald wordt die verdraaiing in het langgat mogelijk maakt, en de borgstand, waarin het uiteinde van het eerste deel in 30 hoofdrichting tot althans nabij de steunen reikt en verdraaiing in het langgat verhinderd.

Met de twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare delen wordt plaatsing en -bedoelde- verwijdering van het hijsmiddel vergemakkelijkt.

35 De spanmiddelen kunnen hierbij gebruikt worden voor het naar de opsluitstand spannen van het eerste deel en het tweede deel, zodat de aangrijping van het hij smid- 1023202 H del op het voorwerp verder bevorderd wordt.

I In een eenvoudige uitvoering omvatten de span- middelen een drukveer, die bijvoorbeeld om het eerste deel geplaatst kan zijn.

5 Het draaigedeelte kan op eenvoudige wijze voor- zien zijn op het eerste deel.

I Voor versterking van de borging tegen I verdraaiing in de borgstand kan het tweede deel voorzien I zijn van in distale richting reikende lippen, die in een I 10 richting dwars op de hoofdrichting van elkaar gelegen zijn, welke richting dwars staat op de richting waarin de steunen op afstand van elkaar gelegen zijn. De lippen kunnen met het voornoemde rechthoekige een dwarsdoorsnede I bepalen, die althans deels overeenkomt met het langgat, I 15 waardoor de borging verder wordt bevorderd.

Bij voorkeur zijn de lippen verplaatsbaar tussen de vrije stand, waarin zij aan proximale zijde van het draaigedeelte gelegen zijn en de borgstand, waarin zij in I het langgat reiken.

I 20 Voor verdere bevordering van het borgen heeft I het de voorkeur dat het tweede deel voorzien is van een I distale steunrand voor aankomst tegen de bovenzijde van het plaatdeel.

I Voor bevordering van het hanteren van het 25 hijsmiddel kan het tweede deel cilinder- danwel busvormig I zijn, en in het bijzonder voorzien zijn van uitsteeksels I voor aangrijping met de vingers van een hand, bij voorkeur I van dwarspennen.

In een uitvoering omvat het eerste eind van het I 30 hijsmiddel een hijsoog.

I Voor verdere bevordering van het hanteren kan I het hijsmiddel in hoofdzaak langwerpig zijn.

I Een bijzonder voordelige toepassing van de I uitvinding kan plaatsvinden bij zware voorwerpen als I 35 stroomtransformatoren. In het bijzonder kan het hierbij I gaan om ringkernstroomtransformatoren, die opgenomen zijn I in zogenaamde subsamenstellen, ook wel ringkerndragers 5 genoemd. Deze ringkerndragers, bijvoorbeeld beschreven in aanvragers Europees octrooi 1.069.577, omvatten een onderplaat en een bovenplaat, die onder insluiting van een aantal -geselecteerde- ringkernen tegen elkaar gespannen 5 zijn door middel van een aantal boutverbindingen. Bij het verplaatsen van die subsamenstellen moeten eerst hijshaken worden bevestigd, in daartoe in de bovenplaat voorziene gaten. Het plaatsen van hijshaken vindt plaats met behulp van draadeinden en moeren, hetgeen tijd en inspanning 10 kost. Na het plaatsen moet een vergelijkbare inspanning geleverd worden voor het verwijderen van de hijshaken. Bij plaatsing van meerdere bij elkaar te voegen subsamenstellen moet er namelijk op gelet worden dat deze op een niet te grote afstand van elkaar gelegen zijn. De hijshaken 15 vormen hierin een obstakel.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding daarom in een samenstel volgens de hierboven besproken uitvinding, waarbij het te hijsen voorwerp een stroomtransformator met ringkernen en een ringkemdrager 20 is, waarbij de ringkemdrager een bovenplaat omvat, waarin het langgat aangebracht is.

Bij voorkeur is de bovenplaat voorzien van meerdere langgaten.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding 25 in een hijsmiddel kennelijk geschikt en bestemd voor een samenstel volgens de uitvinding.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor-beelduitvoering. Getoond wordt in: 30 Figuur 1 een subsamenstel van een aantal ring- kernvormige stroomtransformatoren en een ringkemdrager daarvoor, als te hijsen voorwerp; figuur 2 een hijsoog in een mogelijke uitvoering volgens de uitvinding, in toestand vóór gebruik; 35 figuur 3 het hijsoog van figuur 2, tijdens plaatsing; figuren 4A en 4B het hijsoog van figuren 2 en 3, 1n?39no H tijdens plaatsing op de bovenplaat van de ringkerndrager I van figuur 1; figuren 5A en 5B het hijsoog direct na plaat- H sing; en I 5 figuur 6 het subsamenstel van figuur 1 voorzien I van hijsogen van figuur 2 en verder.

In figuur 1 is een subsamenstel 1 van een ring- I kerndrager 2 en een aantal (zware) ringkernen 3, 4, 5, 6, I 7 getoond. De ringkerndrager 2 omvat een bovenplaat 8 en 10 een onderplaat 9, die met elkaar verbonden zijn middels fixeerdraads tangen 15, 16, 17, 18, alsmede een aantal I centrale stangen 14, die samen een binnendiameter bepalen.

I Een aantal bevestigingsdraadstangen 10, 11, 12, 13 zijn geplaatst tussen de bovenplaat 8 en de onderplaat 15 9 en bevindt zich naast de fixeerdraads tangen 15, 16, 17, I 18, één en ander zoals omschreven in Europees octrooi I 1.069.577 van Aanvraagster.

I Voor het door middel van hijsen verplaatsen van I het subsamenstel 2 is de bovenplaat 8 voorzien van vier, I 20 nabij de hoeken gelegen slobgaten of langgaten 40, waarin I het verder te bespreken hijsoog 20, of een vergelijkbaar I hijsoog volgens de uitvinding, vastgelegd kan worden.

I Het hijsoog van figuur 2 is in hoofdzaak penvor- I mig en bezit een eerste, penvormig deel 21 en een daar I 25 overheen in lengterichting verschuifbaar tweede, hulsvor- I mig deel 22.

Het eerste deel 21 bezit aan één eind een daar- mee vast hijsoog 31, een moer 30 en een aanslagring 32.

I Het oog 31 wordt hier beschouwd als proximaal eind en het I 30 tegengestelde eind van deel 21 als distaai eind. Het I distaai eind bevat een kop 24 met vierkante doorsnede, met I tegenover elkaar gelegen zijvlakken 24a en tegenover elkaar gelegen zijvlakken 24b. Van de zijvlakken 24b I reiken in dwarsrichting steunpennen 26a,b.

35 Tussen de kop 24 en de moer 31 reikt een schacht I 23, die een verkleinde doorsnede heeft ten opzichte van I het kopeind 24. Zoals te zien is in figuur 3 bezit de 7 schacht 23 aan de proximale zijde van het kopeind 24 een draaigedeelte 25.

Het hulsdeel 22 bezit aan het proximale eind twee dwars uitstaande pennen 35, die aangegrepen kunnen 5 worden met de vingers van een hand. De proximale rand 34 van het hulsdeel 22 vormt een aanslag voor een drukveer 33, die met het andere eind tegen de ring 32 aanligt.

Het distale eind van het hulsdeel 22 is voorzien van een aanslagrand 37 en twee in axiale richting reikende 10 lippen 36, die bij de zijvlakken 24a gelegen zijn.

Zoals te zien is in figuur 3 kan de bediener door het in de hand nemen van hijsoog 20 en het met de vingers naar zich toetrekken van de uitsteeksels 35, het hulsdeel 22 naar zich toetrekken (richting A) onder in-15 drukking van de drukveer 33, en wel zodanig dat de toestand in figuur 3 bereikbaar is, en zelfs nog verder, tot in de toestand waarin het draaigedeelte 25 vrij ligt, dat wil zeggen dat de lippen 36 zich aan de proximale zijde daarvan bevinden. De drukveer 33 is daarbij maximaal 2 0 gespannen.

In die toestand wordt het hijsoog 20 met het distale eind of kop 24 in axiale richting, loodrecht op het langgat 40 in het langgat 40 gestoken (richting B) , waarbij er voor wordt gezorgd dat de steunpennen 26a,b in 25 de hoofdrichting van het langgat 40 reiken, zodat het kopeind 24 daar doorheen gevoerd kan worden. De zijvlakken 24a kunnen hierbij voor geleiding zorgen.

Wanneer aangekomen in de positie van de figuren 4A,B bevindt het draaigedeelte 25 zich in het langgat 40 30 en dus in de bovenplaat 8. Dan verdraait de bediener het hijsoog 20 over 90° in een richting C, waardoor de steunpennen 26 zich nu dwars op de langszij den van het langgat 40 zullen uitstrekken. Evenzo zullen de lippen 36 zich dan boven de verlengde gedeelten van het langgat 40 bevinden.

35 De bediener kan dan de vingers van de dwarspen- nen 35 halen, om de kracht van de drukveer 33 vrij te geven. Door de drukveer 33 wordt het hulsdeel 22 neer- 1 023202 H waarts gedwongen, totdat de rand 37 aan komt te liggen tegen het bovenoppervlak van de bovenplaat 8. Tegelijker- tijd wordt ook, door de drukveer 33, het pendeel 21 omhoog I gedwongen, om de bovenoppervlakken van de steunpennen 26 5 tegen het onderoppervlak van de bovenplaat 8 te dwingen.

Het eindresultaat is weergegeven in figuren 5A

en 5B, waarin te zien is dat ook de lippen 36 in het langgat 4 0 reiken, en tevens dat de zijvlakken 24b prak- I tisch aanliggen tegen de langsranden van het langgat 40.

I 10 Aldus is het hijsoog 20 tegen rotatie in de I richting C geborgd, maar ook tegen verwijdering in de I richting D.

I Het hijsoog 20 is nu bevestigd op de bovenplaat I 8, en oog 31 kan benut worden voor doorvoering van een I 15 hijsmiddel, zoals een kabel.

Dit kan gebeuren wanneer op alle vier hoeken een I hijsoog 20 is geplaatst, zoals weergegeven in figuur 6.

Merk op dat in de figuren 4-6 de ringkemen zijn weggela- I ten om redenen van duidelijkheid.

I 20 Na het hijsen van subsamenstel 2 naar de gewens- te plaats kunnen de hijsogen 20 weer eenvoudig verwijderd I worden, door in omgekeerde volgorde te werk te gaan. Dit I kan op snelle wijze plaatsvinden.

I Hierna is het subsamenstel 2 gereed voor verder I 25 gebruik.

Claims (19)

1. Samenstel van een te hijsen voorwerp en een daarmee in verbinding te brengen hijsmiddel, waarbij het voorwerp voorzien is van een plaatdeel met daarin een langgat, waarbij het hijsmiddel een eerste, proximaal eind 5 voor bevestiging aan een verder hijsdeel, zoals een kabel, omvat alsmede een in een hoofdrichting op afstand van het eerste eind gelegen tweede, distaai eind voor bevestiging aan het te hijsen voorwerp, waarbij het tweede eind voorzien is van naar twee tegengestelde, dwars op de 10 hoofdrichting uitstekende steunen, waarvan de uiterste onderlinge afstand groter is dan de kleinste afmeting van het langgat en kleiner is dan de grootste afmeting van het langgat, en voorzien is van een aan de proximale zijde daarvan gelegen draaigedeelte, dat een dwarsdoorsnede 15 bezit dat verdraaibaar is binnen het langgat, waarbij het hijsmiddel voorts voorzien is van borgmiddelen die verplaatsbaar zijn tussen een vrije stand, waarin het tweede eind met de steunen door het langgat gevoerd kan worden en daarin verdraaid kan worden, en een borgstand, 20 waarin het tweede eind in een verdraaide stand, waarin de steunen tegen de onderzijde van het plaatdeel, onder de langsranden van het langgat grijpen, tegen verdraaiing geborgd is.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij het 25 hijsmiddel voorts voorzien is van middelen voor het tegen de langsranden van het langgat spannen van de steunen in de borgstand.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tweede eind een rechthoekig uiteinde bezit, waarbij de 30 steunen reiken vanaf twee tegenovergestelde rechthoekzij-den, die op een afstand van elkaar gelegen zijn die overeenkomt met de kleinste afmeting van het langgat. Η

4. Samenstel volgens conclusie 3, waarbij het draaigedeelte in distale richting aansluit op het recht- hoekig uiteinde.

5. Samenstel volgens een der conclusies 1-4, 5 waarbij het hijsmiddel een eerste deel omvat dat voorzien is van de steunen en een tweede deel dat in de hoofdrich- I ting verplaatsbaar is over het eerste deel en een uiteinde I bezit dat met het eerste deel een dwarsdoorsnede kan bepalen van langwerpige vorm waarin de grootste as dwars 10 staat op de steun-uitsteek-richtingen en de kleinste as I ongeveer gelijk is aan de kleinste as van het langgat, I waarbij het tweede deel verplaatsbaar is ten opzichte van het eerste deel tussen de vrije stand, waarin het uiteinde van het eerste deel in hoofdrichting, naar het eerste eind I 15 toe beschouwd, op afstand is van de steunen en boven de I steunen een dwarsdoorsnede bepaald wordt die verdraaiing in het langgat mogelijk maakt, en de borgstand, waarin het uiteinde van het eerste deel in hoofdrichting tot althans nabij de steunen reikt en verdraaiing in het langgat I 20 verhinderd.

6. Samenstel volgens conclusie 5, waarbij de I spanmiddelen ingericht zijn voor het naar de opsluitstand I spannen van het eerste deel en het tweede deel en bij I voorkeur een drukveer omvatten. I 25

7. Samenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij I het draaigedeelte voorzien is op het eerste deel.

8. Samenstel volgens conclusie 5, 6 of 7, waar- I bij het tweede deel voorzien is van in distale richting I reikende lippen, die in een richting dwars op de I 30 hoofdrichting van elkaar gelegen zijn, welke richting I dwars staat op de richting waarin de steunen op afstand I van elkaar gelegen zijn.

9. Samenstel volgens conclusie 8, waarbij de I lippen verplaatsbaar zijn tussen de vrije stand, waarin I 35 zij aan proximale zijde van het draaigedeelte gelegen zijn I en de borgstand, waarin zij in het langgat reiken.

10. Samenstel volgens een der conclusies 5-9, waarbij het tweede deel voorzien is van een distale steun-rand voor aankomst tegen de bovenzijde van het plaatdeel.

11. Samenstel volgens conclusie 10, waarbij het tweede deel cilinder- danwel busvormig is.

12. Samenstel volgens een der conclusies 5-11, waarbij het tweede deel voorzien is van uitsteeksels voor aangrijping met de vingers van een hand, bij voorkeur van dwarspennen.

13. Samenstel volgens een der voorgaande 10 conclusies, waarbij het eerste eind van het hijsmiddel een hijsoog omvat.

14. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het hijsmiddel in hoofdzaak langwerpig is.

15. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het te hijsen voorwerp een stroomtransformator met ringkernen en een ringkerndrager is, waarbij de ringkerndrager een bovenplaat omvat, waarin het langgat aangebracht is.

16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij de bovenplaat voorzien is van meerdere langgaten.

17. Hijsmiddel kennelijk geschikt en bestemd voor een samenstel volgens een der voorgaande conclusies.

18. Samenstel voorzien van een of meer van de in 25 de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij- gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

19. Hijsmiddel voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij-gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 30 ^ ^3 v