NL1022511C2 - Biologisch afbreekbare bodembedekking. - Google Patents
Biologisch afbreekbare bodembedekking. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1022511C2 NL1022511C2 NL1022511A NL1022511A NL1022511C2 NL 1022511 C2 NL1022511 C2 NL 1022511C2 NL 1022511 A NL1022511 A NL 1022511A NL 1022511 A NL1022511 A NL 1022511A NL 1022511 C2 NL1022511 C2 NL 1022511C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- medium
- fibers
- mixture
- soil
- alginate
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G13/00—Protecting plants
- A01G13/02—Protective coverings for plants; Coverings for the ground; Devices for laying-out or removing coverings
- A01G13/0256—Ground coverings
- A01G13/0262—Mulches, i.e. covering material not-pre-formed in mats or sheets
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09K—MATERIALS FOR MISCELLANEOUS APPLICATIONS, NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE
- C09K17/00—Soil-conditioning materials or soil-stabilising materials
- C09K17/52—Mulches
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G13/00—Protecting plants
- A01G2013/004—Liquid mulch
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Toxicology (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Materials Engineering (AREA)
- Organic Chemistry (AREA)
- Soil Conditioners And Soil-Stabilizing Materials (AREA)
- Biological Depolymerization Polymers (AREA)
Description
1 1
Korte aanduiding: Biologisch afbreekbare bodembedekking.
De uitvinding heeft betrekking op, een biologisch afbreekbare bodembedekking, gevormd door een vlies, die aansluit op de vorm van het oppervlak van de bodem, omvattende een met een organisch bindmiddel met elkaar verbonden biologisch afbreekbare vezels, 5 alsmede op een werkwijze voor de bereiding van een dergelijke bodembedekking, op een droog poedervormig mengsel voor het vervaardigen van een dergelijke bodembedekking en op een werkwijze voor het bereiden van een biologisch afbreekbare bodembedekkingssuspensie.
10 Een biologisch afbreekbare bodembedekking van de in de aanhef genoemde soort is bekend uit WO 00/32030. Het bindmiddel dat in deze publicatie wordt genoemd is latex. De bodembedekking wordt aangebracht in de vorm van een waterige suspensie waarin de vezels en de latex zijn opgenomen. Het nadeel van dit bodembedekkingsmateriaal 15 is het feit dat binding van de vezels pas wordt verkregen door droging van de latex. Bij vochtig of nat weer is het aanbrengen van een dergelijke bodembedekking aldus niet mogelijk.
Uit US-A-6 029 395 is voorts een biologisch afbreekbare bodembedekkingsmateriaal bekend dat wordt gevormd door een opencellig 20 schuimmateriaal, dat eerst moet worden opgeschuimd alvorens de kant-en-klare matten op de bodem te plaatsen.
De uitvinding voorziet in een verbeterde biologisch afbreekbare bodembedekking van de in de aanhef genoemde soort, die onder nagenoeg alle weersomstandigheden op de bodem kan worden 25 aangebracht en wordt daartoe gekenmerkt, doordat het organische bindmiddel alginaat omvat.
Alginaat heeft reeds bindende eigenschappen in een waterige suspensie, waardoor uitwassen van de bodembedekking, die aldus tevens als suspensie op de bodem kan worden aangebracht, niet of in veel 30 mindere mate plaatsvindt.
Onder "bodem" wordt de grondsoort inbegrepen, die bijvoorbeeld voor landbouwdoeleinden geschikt is. De term "biologisch afbreekbaar” houdt in, dat het betreffende materiaal door inwerking van micro- 1 02251 1 - ^R organismen en/of door weersinvloeden na verloop van tijd haar sterkte ^R en samenhangende karakter verliest en uiteindelijk uiteen kan vallen, ^R waardoor het gevormde vlies vergaat en op eenvoudige wijze in de ^R bodem is te verwerken. Dit tijdverloop bedraagt bij voorkeur minder ^R 5 dan 1 jaar, met meer voorkeur minder dan 6 maanden en met de meeste IR voorkeur minder dan 3 maanden. Bij de juiste keuze van de vezels kan IR het uiteengevallen vliesmateriaal zelfs dienst doen als voedingsbron II voor plantengroei. Ook kan het vliesmateriaal na gebruik intact in de ^R bodem worden verwerkt, waarbij het als voedingsbron dienst kan doen.
H 10 Hiertoe kan het materiaal reeds bijvoorbeeld aavullende meststoffen ^R bevatten. Het voordeel van een biologisch afbreekbare bodembedekking H volgens de uitvinding ligt tevens in het feit dat deze als een H vloeibaar medium,, bij voorkeur een waterig medium, zoals een waterige H suspensie kan worden gesproeid op het land, waarop reeds de gewenste H 15 gewassen groeien. Na aanbrengen zal zich een aaneensluitend vlies vormen waardoor aldus de groei van onkruid en ongewenste planten wordt tegengegaan. Een dergelijke biologisch afbreekbare bodembedekking is een uitstekend alternatief voor de tot nu toe gebruikelijk toegepaste kunststof folies die strooksgewijs over 20 landbouwbodems wordt uitgelegd.
Bij voorkeur is het alginaat in de bodembedekking verknoopt met een verknopingsmiddel dat tweewaardige kationen omvat. Het is bekend dat alginaat met tweewaardige kationen kan worden verknoopt; een dergelijke verknoping vormt een stevige structuur, die voldoende 25 bestand kan zijn tegen mechanische belasting. De bodembedekking kan zelfs voldoende sterk zijn om zonder beschadiging een mens te kunnen dragen.
Het verknopingsmiddel omvat bij voorkeur Ca2+-ionen. Van de I tweewaardige ionen is gebleken dat calcium het meest geschikt is en 30 een optimale verknoping van het alginaat mogelijk maakt.
Onder biologisch afbreekbare vezels worden, zoals hierboven reeds is uiteengezet, vezels bedoeld, die door inwerking van micro- organismen en/of door weersinvloeden na verloop van tijd hun sterkte en samenhangende karakter verliezen. De vezels zijn bij voorkeur van 35 plantaardige en/of dierlijke oorsprong.
I Onder "vezels van plantaardige en/of dierlijke oorsprong" worden alle vezels verstaan die gewonnen en/of geproduceerd kunnen H worden van dierlijk of plantaardig materiaal. Geschikte vezels zijn I 1 Π O O c * <9 - - 3 - o.a. kokosnootvezels, sisalvezels, tarwestro, rijststro, maisvezels, karpok, vlas, linnen, katoen, hennep, jute, ramee-vezel, houtvezels, papiervezels, cellulosevezels, mestvezels, dierlijke vezels, zoals wol, haren van huisdieren en vee, collageenvezels, etc. Bij voorkeur 5 zijn de vezels gekozen, uit de groep, bestaande uit houtvezels, papiervezels, cellulosevezels, mestvezels, vezels van planten, of een combinatie van twee of meer daarvan. Dergelijke vezels zijn goedkoop, verlenen de bedekking voldoende stevigheid en vormen na afbraak van het bodembedekkingsmateriaal meststoffen voor de bodem.
10 Bij voorkeur hebben de vezels een lengte tussen 50-1000 μπί.
Aangezien de bodembedekking bij voorkeur wordt aangebracht in de vorm van een vloeibaar medium, met name een waterig medium is het van belang dat een dergelijk medium goed verpompbaar is zonder dat het risico van verstoppen van de pompinstallatie aanwezig is. Bij vezels 15 boven 1000 μπι zijn krachtige, dure en zware pompinstallaties nodig, die op het land slecht hanteerbaar zijn. Gebleken is dat bij een vezellengte tussen 50 en 1000 μιη de verpompbaarheid van het medium goed is, zelfs in eenvoudige sproei-installaties, die bijvoorbeeld worden gebruikt voor het besproeien van gewassen met 20 landbouwbestrijdingsmiddelen. Hiertoe hebben de vezels bij voorkeur een lengte tussen 100-700 μπι, met nog meer voorkeur tussen 100-500 μιη en met de meeste voorkeur tussen 100-300 μια .
In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de bodembedekking een lichtremmend middel. Met "lichtremmend middel" 25 wordt bedoeld dat, wanneer de middel in de bodembedekking is opgenomen, minder licht door de bedekking naar de bodem toe wordt doorgelaten. Door het verhinderen van de lichtdoorlaat wordt ongewenste groei van bijvoorbeeld onkruid en andere ongewenste planten tegengegaan. Lichtremmende middelen zijn bijvoorbeeld 30 kleurstoffen en pigmenten, waarmee licht van onderscheidelijke golflengte selectief kan worden doorgelaten of tegengehouden. Voorbeelden hiervan zijn koolstof, waardoor een zwarte kleur wordt verkregen. Bij voldoende opname van koolstof kan een totale lichtabsorptie worden verkregen. De vakman zal in staat zijn de 35 gewenste hoeveelheid koolstof voor het beoogde effect te kiezen.
Geschikte koolstofbronnen zijn de vakman bekend, zoals Norit AA, CN3, SA2 (Norit, Nederland). Andere geschikte kleurstoffen en pigmenten zijn de vakman bekend; voorbeelden hiervan zijn tartrazine (geel), . Λ o O r- Λ A - Η - 4 - Η erythrosine (rood), indogitine (blauw), chlorofyline (groen). Ook H kunnen combinaties van pigmenten of kleurstoffen worden toegepast.
De bodembedekking kan tevens kleurstoffen bevatten om het bedekkingsmateriaal een grondkleur te verlenen, zodat het materiaal 5 in het landschap niet negatief opvalt. Tevens kan juist voor een of meerdere opvallende kleuren worden gekozen, om bijvoorbeeld percelen van elkaar te kunnen onderscheiden.
De bodembedekking volgens de uitvinding is waterdoorlatend, waardoor de bodem voldoende vocht ontvangt en kan al naar gelang het 10 opnemen van een lichtremmend middel en de concentratie daarvan een gewenste remmende en/of selecterende werking hebben wat betreft het doorlaten van licht.
Al naar gelang de keuze van de vezels kan ook de luchtdoorlatendheid van het bodembedekkingsmateriaal worden geregeld.
15 Bij grote vezels zal de luchtdoorlaat in de tijd groter zijn dan bij een bedekkingsmateriaal van kortere vezels. Voor de juiste I consistentie van het bedekkingsmateriaal kan men echter ook kiezen voor een mengsel van vezels van verschillende afmeting.
Gebleken is dat reeds met een dun vlies van 0,5 mm een sterke 20 bodembedekking kan worden verkregen. Een dergelijke laagdikte is voldoende bestand gebleken tegen mechanische invloeden van buitenaf (zoals bijvoorbeeld hagel of slagregens) en vertoont een goede beloopbaarheid. Dikkere vliezen zijn weliswaar eveneens mogelijk, maar uit kostenoogpunt minder aantrekkelijk.
H 25 De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een biologisch afbreekbare bodembedekking op het H oppervlak van een bodem, omvattende de stappen: I a) bereiden van ten minste een eerste en tweede vloeibaar I medium waarbij het eerste medium biologisch afbreekbare vezels omvat I 30 en het tweede medium alginaat omvat, b) aanbrengen van de bij a) bereide media op de bodem.
I Zoals hierboven reeds is aangegeven kan met dergelijke media I die bij voorkeur waterige media zijn, een uitstekende biologisch I afbreekbare bodembedekking worden gevormd van voldoende sterkte en 35 weerstand, die bovendien de gewenste lucht- en waterdoorlatende I eigenschappen bezit. De media kunnen op een in het vakgebied bekende I wijze worden bereid en kunnen op bekende wijze op de af te dekken I 1 η?? ς 1 1 - 5 - bodem worden aangebracht, zoals bijvoorbeeld door sproeien, vernevelen, etc.
Het eerste en het tweede medium worden bij voorkeur gecombineerd tijdens de bereidingsstap. Het combineren kan 5 plaatsvinden door het eerste en tweede medium afzonderlijk te bereiden en vervolgens samen te voegen, maar bij voorkeur wordt een gecombineerd eerste en tweede medium 'bereid door de biologisch afbreekbare vezels en het alginaat in een gemeenschappelijk vloeibaar medium op te nemen. Het eerste en het tweede medium, alsmede het 10 gemeenschappelijke medium zijn bij voorkeur waterige media. Door het eerste en het tweede medium samen te nemen kunnen deze in één stap op de af te dekken bodem worden aangebracht door bijvoorbeeld sproeien, vernevelen, etc. Het is echter ook mogelijk het eerste en tweede medium gescheiden op de bodem aan te brengen, waarbij het dan de 15 voorkeur verdient het eerste medium voorafgaand aan of gelijktijdig met het tweede medium aan te brengen.
In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm omvat stap a) voorts het bereiden van een derde vloeibaar medium, dat tweewaardige calciumionen omvat. Zoals hierboven reeds is uiteengezet werken de 20 Ca2+-ionen als verknopingsmiddel voor het in het tweede medium aanwezige alginaat. Hierdoor wordt een bodembedekking verkregen waarin het alginaat is verknoopt, waardoor de belastbaarheid van de bodembedekking wordt verhoogd. Opgemerkt wordt dat reeds een aantrekkelijke bodembedekking kan worden verkregen zonder de 25 aanwezigheid van verknopingsmiddel, die snel afgebroken en eenvoudig in de bodem verwerkt kan worden.
Bij toepassing van een derde medium dat tweewaardige calciumionen omvat, omvat stap b) in een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding de stappen: 30 bl) aanbrengen van het eerste medium en het tweede medium op de af te dekken bodem, en b2) op de bodem, verkregen in stap bl), aanbrengen van het derde medium.
Ofschoon de toegepaste media separaat of gecombineerd op de 35 bodem kunnen worden aangebracht is het van voordeel om het derde, calciumhoudende medium afzonderlijk van en na het eerste en tweede medium op de bodem aan te brengen. Het eerste en tweede medium worden, al dan niet gecombineerd, op de bodem aangebracht waarna het 1022511 H derde medium hierop separaat wordt aangebracht. Hierdoor wordt het verknopingsmiddel calcium pas met het alginaat in contact gebracht wanneer het alginaat reeds op de bodem is aangebracht, zodat vroegtijdige verknoping die voorafgaand aan het aanbrengen van de 5 medium op de bodem zou kunnen plaatsvinden, wordt voorkomen. Het is echter tevens mogelijk om het tweede alginaatbevattende medium en het derde calciumbevattende medium voorafgaand aan stap b) te combineren, eventueel eveneens met het eerste vezelhoudende medium, waarbij dan H zorg moet worden gedragen dat verknoping in hoofdzaak niet 10 voorafgaand aan het aanbrengen op de bodem plaatsvindt, omdat een medium dat verknoopt alginaat bevat door verhoogde viscositeit slecht verwerkbaar kan worden.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm worden ten minste het eerste en het derde medium gecombineerd. In deze uitvoeringsvorm 15 worden de vezels en de calciumionen gezamenlijk op de af te dekken bodem aangebracht, waarna het alginaathoudende medium hierop kan worden aangebracht. Dienovereenkomstig omvat stap b) van een volgende I aantrekkelijke uitvoeringsvorm van de werkwijze de stappen: bl) aanbrengen van het eerste medium en het derde medium op de 20 af te dekken bodem, b2) op de bodem, verkregen in stap bl), aanbrengen van het tweede medium.
I In deze uitvoeringsvorm worden de vezels en de calciumionen op de bodem aangebracht en is er aldus nog geen verknoping mogelijk.
I 25 Vervolgens wordt hierop het alginaatbevattende medium aangebracht, I waarna verknoping kan plaatsvinden ter verkrijging van de bodembedekking volgens de uitvinding.
Wanneer de media gescheiden op de bodem worden aangebracht, I verdient het de voorkeur het vezelhoudende eerste medium voorafgaand I 30 aan de overige media aan te brengen.
I Het eerste medium, danwel het eerste medium, gecombineerd met I het tweede en/of derde medium bevat bij voorkeur 60/100 g droge I stof/1 medium. Bij een hoger gehalte droge stof wordt het aan te brengen medium dik, waardoor deze minder goed verpompbaar is. Onder I 35 een gehalte van 60 g/1 verkrijgt men een medium met lagere viscositeit, waardoor vervorming van een homogeen aaneensluitend vlies problematisch kan zijn. Het medium bevat bij voorkeur 70-85 en I met de meeste voorkeur 75-80 g droge stof per liter medium.
I 1 0 ? ? ς 1 I - - 7 -
Het tweede medium, danwel het tweede medium, ten minste gecombineerd met het eerste medium omvat bij voorkeur 2-40 w/w%, met de meeste voorkeur 5-15 w/w% alginaat. Het alginaat omvat bij voorkeur een mengsel van alginaat met een hoog "G-block"-gehalte en 5 alginaat met een hoog "M-blok"-gehalte. "G-blok" en "M-blok" zijn in het vakgebied bekende termen; "G-blok" heeft betrekking op een gedeelte uit het alginaatmolecuul dat' polyguluronzuur omvat, en stevige gelen vormt. "M-blok" heeft betrekking op een gedeelte in het alginaat dat polymanuronzuur omvat, en elastische gelen vormt. 10 Dergelijke alginaten zijn de vakman bekend, zoals Manugel DMB (met een M-blok:G-blokgehalte van 30:70) en Manucol DM (met een M-blok:G-blokgehalte van 60:40) Manugel en Manucol zijn handelsnamen van Kelco Ine, USA. De verhouding van deze alginaten is mede bepalend voor de stevigheid en flexibiliteit van het te verkrijgen vlies. De juiste 15 verhouding zal door de vakman, met het oog op de beoogde stevigheid en flexibiliteit van het bodembedekkingsvlies, op eenvoudige wijze kunnen worden bepaald en/of vastgesteld door het kiezen van de juiste combinatie van het G-blokgehalte en het M-blokgehalte in het alginaat.
20 Het derde medium, danwel het derde medium, ten minste gecombineerd met het eerste medium omvat bij voorkeur 0,1-0,4 w/w%, met de meeste voorkeur 0,15-0,25 w/w% Ca2+-ionen teneinde het alginaat te verknopen.
Met name wanneer het calciumionen-bevattende derde medium 25 voorafgaand aanstap b) wordt gecombineerd met het tweede alginaat-bevattende medium zal het aanwezige alginaat boven 0,4 w/w% Ca2+-ionen dusdanig snel worden verknoopt, waardoor de vorming van een homogeen vlies wordt bemoeilijkt en waardoor zelfs verstopping van sproei-installaties kan optreden. Wanneer het Ca2+-ionengehalte 30 echter onder 0,1 w/w% ligt, leidt de verknoping slechts in minder belangrijke mate tot versterking van het bodembedekkingsmateriaal.
Het eerste, tweede of derde medium, of een combinatie daarvan kan tevens aanvullende middelen omvatten, zoals bufferstoffen voor het bufferen van eventuele pH-verschillen in de bodem of van de pH 35 van verschillende bodems. De pH van de suspensie bedraagt bij voorkeur 5-6 en de suspensie is bij voorkeur in dit pH-gebied gebufferd. De vakman zal geschikte bufferstoffen kennen, zoals K2HP04, NaH2P04. Ook kunnen bijvoorbeeld vulstoffen in de suspensie 102251 1 H worden opgenomen zoals kaollne. Bij voorkeur bevat de suspensie 60- 100 g droge stof per liter suspensie.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat ten minste het eerste, tweede of derde medium of een combinatie daarvan een 5 verknopingsvertragend middel. Door opname van een dergelijk middel wordt gewaarborgd dat het alginaat met de tweewaardige ionen goed kan H worden gemengd, zonder dat de verknoping dusdanig snel optreedt dat verwerking niet meer mogelijk is. Dit is met name van belang wanneer het tweede en het derde, en eventueel tevens het eerste, medium 10 voorafgaand aan stap b) worden gecombineerd. Een verknopingsvertragend middel maakt een langere verwerkingsduur mogelijk. Verknopingsvertragende middelen zijn in het vakgebied bekend. Bij voorkeur zijn deze middelen gekozen uit de groep, gekozen uit EDTA (etheendiaminetetra-azijnzuur), fosfaten zoals 15 natriumtripolyfosfaat, natriumhexametafosfaat, citraten, zoals trinatriumcitraat.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, brengt men een laagdikte van 0,5-5 mm, met nog meer voorkeur van 0,5-2 mm aan.
Voor het verkrijgen van de gewenste laagdikte brengt men in 20 stap b) de media bij voorkeur aan in een hoeveelheid van 8-15 m3 per hectare bodem.
Bij voorkeur omvat stap b) het sproeien van de media op de af te dekken bodem.
I Zoals hierboven is uiteengezet kunnen het eerste, tweede en 25 derde medium afzonderlijk op de 'bodem worden aangebracht, of naar I wens voorafgaand aan stap b) met elkaar worden gecombineerd. Bij gescheiden aanbrengen van ten minste twee van het eerste, tweede en derde medium is het voordelig een sproei-installatie toe te passen met twee of meer sproeikoppen, waarbij uit de ene sproeikop 30 bijvoorbeeld het eerste medium, gecombineerd met het tweede medium wordt gesproeid, en waarbij uit de andere sproeikop gelijktijdig of sequentieel het derde medium wordt gesproeid. Zo is het ook mogelijk het eerste medium te combineren met het derde medium en deze uit een eerste sproeikop te sproeien, terwijl het tweede medium uit een 35 tweede sproeikop wordt gesproeid. Ook kunnen het eerste, tweede en derde medium uit drie afzonderlijke sproeikoppen op de bodem worden aangebracht.
1 η?? ς 1 1 - 9 -
De uitvinding heeft voorts betrekking op een droog poedervormig mengsel voor het vervaardigen van een bodembedekking die alginaat en biologisch afbreekbare vezels omvat, bijvoorbeeld voor het vervaardigen van een bodembedekking volgens de uitvinding. Een 5 dergelijk droog poedervormig mengsel is eenvoudig te hanteren en op de markt te brengen. De gebruiker hoeft slechts water toe te voegen voor het verkrijgen van een gewenste suspensie voor het vervaardigen van de bodembedekking.
In een andere uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een 10 droog poedervormig mengsel voor het vervaardigen van een bodembedekking, welk mengsel een tweewaardig calciumzout en biologisch afbreekbare vezels omvat. Aan dit mengsel hoeft slechts een alginaathoudend vloeibaar medium te worden toegevoegd, bij voorkeur een waterig medium, waardoor een verknoopbare bodembedekking 15 volgens de uitvinding kan worden gevormd. Tevens is het mogelijk om aan dit poedervormig mengsel tevens poedervormig alginaat en een waterig medium, zoals water worden toegevoegd voor het verkrijgen van een suspensie die op de af te dekken bodem kan worden aangebracht.
Bij voorkeur omvat het mengsel volgens de uitvinding 60-98 20 w/w%, bij voorkeur 85-95 w/w% biologisch afbreekbare vezels. Voorts omvat het mengsel bij voorkeur 20-40 w/w% alginaat, met de meeste voorkeur 5-15 w/w% alginaat.
In een andere aantrekkelijke uitvoeringsvorm omvat het mengsel 0,4-1,5 w/w%, bij voorkeur 0,6-1,0 w/w% calciumzout, bij voorkeur een 25 anorganisch calciumzout, eh met nog meer voorkeur calciumwaterstoffosfaat bij voorkeur CaHP04.H20. Het verdient de voorkeur voor een calciumzout te kiezen, dat minder goed oplosbaar is, waardoor Ca2+ langzaam in de suspensie wordt vrijgegeven, zodat het alginaat minder snel wordt verknoopt en de suspensie aldus langer 30 verwerkbaar is. CaHP04.H20 is hiervan een voorbeeld.
Het droog poedervormig mengsel volgens de uitvinding omvat bij voorkeur zowel biologisch afbreekbare vezels, als alginaat en een tweewaardig calciumzout.
In een volgende uitvoeringsvorm omvat het mengsel een 35 verknopingsvertrager, zoals hierboven reeds is besproken.
Tevens kan het mengsel een lichtremmend middel omvatten, bijvoorbeeld in de vorm van een kleurstof.
1 02251 1" Η De uitvinding heeft tevens betrekking op de bereiding van een biologisch afbreekbare bodembedekkingssuspensie, omvattende het opnemen van een mengsel volgens de uitvinding in een waterig medium.
Bij voorkeur neemt men 60-80 g mengsel per liter waterig medium op, 5 met meer voorkeur 70-85 g mengsel per liter waterig medium, en met de meeste voorkeur 75-80 g mengsel per liter waterig medium.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van voorbeelden die niet zijn bedoeld om de uitvinding te beperken.
10 Voorbeelden
Voorbeeld 1 a) bereiding van droog basismengsel 15 katoenvezel 25% houtvezel 45% I kaolin 15% alginaatmengsel 10% I fosfaatbuffer 5% 20 De componenten werden tot een homogene massa gemengd.
b) bereiding suspensie
In een tank (1500 liter), voorzien van een roerwerk werd 925 liter water gepompt. Onder goed roeren werd hierin 75 kg. droog I 25 basismengsel gesuspendeerd.
I c) aanbrengen van de bodembedekking de tank met suspensie werd op een landbouwtractor geplaatst en de suspensie werd rijdend met een constante snelheid via een 30 buis met sproeiers (4 mm. vlakstraal) ter breedte van het te I bedekken gebied, met een druk van ca. 4-6 bar op de bodem H aangebracht.
Met de tractorsnelheid en sproeierdruk kon de gewenste I laagdikte worden ingesteld.
35 Via een tweede sproeiersysteem, parallel aan het eerste, werd I een 5% CaCl2 oplossing op de eerste laag gesproeid, waardoor directe fixatie (verknoping) van de eerste laag plaatsvindt.
I 1' 1 Ί - 11 -
De aldus gevormde laag volgt de contouren van het bodemoppervlak en zorgt zo voor een effectieve afdekking.
De laag is waterdoorlatend en afhankelijk van het gebruikte pigment selectief lichtdoorlatend.
5 De laag is stabiel gedurende de groeitijd van het gewas en bestand tegen een zekere mechanische belasting. Na de groeitijd kan de laag vermengd worden met de bodem, waarna afbraak door micro-organismen optreedt 10 Voorbeeld 2 a) bereiding van het droge basismengsel katoenvezel 25 % houtvezel 45 % kaolin 4.75 % 15 alginaatmengsel 10 % fosfaatbuffer 5 %
CaHP04.H20 10 %
Natriumhexametafosfaat 0.25 %
De componenten werden tot een homogene massa gemengd.
20 b) bereiding suspensie
De suspensie werd bereid volgens voorbeeld 1.
c) toepassing 25 Zie voorbeeld 1, maar zonder'nabehandeling met CaCl2
De eerste laag werd aangebracht volgens voorbeeld 1, er werd geen Ca2* bevattende oplossing gesproeid. In tegenstelling tot voorbeeld 1, waarbij directe gelering plaatsvond, vond een geleidelijke gelering op, die na ongeveer 1 uur voltooid was.
30 Deze geleidelijke gelering levert een verbeterde hechting van de afdeklaag aan de bodem. De kwaliteit en sterkte van de laag is vergelijkbaar met die van voorbeeld 1.
1022511 ' Η Η Voorbeeld 3 Η a) bereiding droog basismengsel H katoenvezel 25 % Η houtvezel 45 % Η kaolin 15 % Η CaS04.2Η20 10 % Η 10 fosfaatbuffer 5 % I b) bereiding «suspensie Η 75 kg. droog basismengsel werd onder goed roeren verdeeld H in 925 kg. water c) bereiding alginaatmix alginaatmengsel 10 % houtvezel (maximale lengte 500 μσι) 90 % I 20 d) bereiding alginaatsuspensie 10 kg. mengsel onder c) werd onder goed roeren in 200 kg.
water verdeeld.
voor optimale verdeling werd nog 10 minuten doorgeroerd.
25 e) toepassing op gelijke wijze als in voorbeeld 1) werd de suspensie volgens b) op de bodem aangebracht.
Op deze laag werd de suspensie volgens d) gesproeid, zodat een dunne gegeleerde film ontstond die goed aan de I 30 onderliggende bodem hechtte, waterdoorlatend was en na indrogen een stevige, gesloten afdeklaag vormde, die I voldoende elasticiteit bezat en scheurbestendig was.
I 1 Λ r < Ί1 .
Claims (39)
1. Biologisch afbreekbare bodembedekking, gevormd door een vlies, 5 die aansluit op de vorm van het oppervlak van de bodem, omvattende met een organisch bindmiddel met elkaar verbonden biologisch afbreekbare vezels, met het kenmerk, dat het organische bindmiddel alginaat omvat.
2. Bodembedekking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het alginaat is verknoopt met een verknopingsmiddel dat tweewaardige kationen omvat.
3. Bodembedekking volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het 15 verknopingsmiddel Ca2+-ionen omvat.
4. Bodembedekking volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vezels van plantaardige en/of dierlijke oorsprong zijn, bij voorkeur gekozen uit de groep, bestaande uit houtvezels, 20 papiervezels, cellulose vezels, mestvezels, vezels van plantenresten of een combinatie van twee of meer daarvan.
5. Bodembedekking volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vezels een lengte hebben tussen 50-1000 μία. 25
6. Bodembedekking volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vezels een lengte hebben tussen 100-700 μία .
7. Bodembedekking volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 30 vezels een lengte hebben tussen 100-500 μία.
8. Bodembedekking volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de vezels een lengte hebben tussen 100-300 μια.
9. Bodembedekking volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze een lichtremmend middel omvat. 1 022 s 1 1 Η
10. Bodembedekklng volgens een van de voorgaande conclusies, met het H kenmerk, dat het vlies een dikte heeft van 0,5-5 mm.
11. Bodembedekking volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het 5 vlies een dikte heeft van 0,5-2 mm.
12. Werkwijze voor het aanbrengen van een biologisch afbreekbare bodembedekking op het oppervlak van een bodem, omvattende de stappen: a) bereiden van ten minste een eerste en tweede vloeibaar H 10 medium waarbij het eerste medium biologisch afbreekbare vezels omvat en het tweede medium alginaat omvat, b) aanbrengen van de bij a) bereide media op de bodem.
13. Werkwijze volgens conclusie 12 waarbij tijdens stap a) ten H 15 minste het eerste en het tweede medium worden gecombineerd.
14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij stap a) voorts omvat het bereiden van een derde medium dat tweewaardige calciumionen omvat.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij stap b) omvat de stappen: bl) aanbrengen van het eerste medium en het tweede medium op de I af te dekken bodem, en 25 b2) op de bodem, verkregen in stap bl), aanbrengen van het I derde medium.
16. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij tijdens stap a) ten minste het eerste het het derde medium worden gecombineerd.
17. Werkwijze volgens conclusie 14 of 16, waarbij stap b) omvat de stappen: bl) aanbrengen van het eerste medium en het derde medium op de af te dekken bodem, 35 b2) op de bodem, verkregen in stap bl), aanbrengen van het tweede medium. 1 0225 1 1 - 15 -
18. Werkwijze volgens een van de conclusies 12-15, met het kenmerk, dat het eerste medium, danwel het eerste medium gecombineerd met het tweede en/of derde medium 60-100 g droge stof/1 medium bevat.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het eerste medium, danwel het eerste medium gecombineerd met het tweede en/of derde medium 70-85 g, bij voorkeur 75-80 g droge stof/1 medium bevat.
20. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het tweede 10 medium danwel het tweede medium, ten minste gecombineerd met het eerste medium, 2-40 w/w%, bij voorkeur 5-15 w/w% alginaat omvat.
21. Werkwijze volgens een van de conclusies 12-20, met het kenmerk, dat het derde medium danwel het derde medium ten minste gecombineerd 15 met het eerste medium 0,1-0,4 w/w% bij voorkeur 0,15-0,25 w/w% Ca2+-ionen omvat.
22. Werkwijze volgens een van de conclusies 18-21, met het kenmerk, dat ten minste een van het eerste, tweede of derde medium een 20 verknopingsvertragend middel omvat.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het verknopingsvertragend middel is gekozen uit de groep, bestaande uit EDTA, fosfaat, citraat. 25
24. Werkwijze volgens een van de conclusies 12-23, met het kenmerk, dat men in stap b) een laagdikte van 0,5-2 mm aanbrengt.
25. Werkwijze volgens een van de conclusies 12-24, met het kenmerk, 30 dat men de media in stap b) in een hoeveelheid 8-15 m3 per hectare bodem aanbrengt.
26. Werkwijze volgens een van de conclusies 12-25, met het kenmerk, dat stap b) sproeien van ten minste een van de media op de af te 35 dekken bodem omvat.
27. Droog poedervormig mengsel voor het vervaardigen van een bodembedekking dat alginaat en biologisch afbreekbare vezels omvat. 1 02251 1- I - 16 -
28. Droog poedervormig mengsel voor het vervaardigen van een bodembedekking dat een tweewaardig calciumzout en biologisch afbreekbare vezels omvat.
29. Mengsel volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat het I mengsel 60-98 w/w%, bij voorkeur 85-95 w/w% biologisch afbreekbare vezels omvat.
30. Mengsel volgens een van de conclusies 27-29, met het kenmerk, dat het mengsel 2-40 w/w%, bij voorkeur 5-15 w/w% alginaat omvat.
31. Mengsel volgens een van de conclusies 27 - 30, met het kenmerk, dat het mengsel 0,4-1,5 w/w% van een tweewaardig calciumzout omvat.
32. Mengsel volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat het mengsel I 0,6-1,0 w/w% van een calciumzout omvat.
33. Mengsel volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk, dat het 20 calciumzout calciumwaterstoffosfaat omvat.
34. Mengsel volgens een van de conclusies 27-33, met het kenmerk, dat het mengsel een verknopingsvertrager omvat, gekozen uit de groep EDTA, fosfaten, citraten of een combinatie daarvan. 25
35. Mengsel volgens een van de conclusies 27-34, met het kenmerk, dat het mengsel een lichtremmend middel omvat.
36. Werkwijze voor de bereiding van een biologisch afbreekbare 30 bodembedekkingssuspensie, omvattend het opnemen van een mengsel B volgens een van de conclusies 27-35 in een waterig medium.
37. Werkwijze volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat men per 1 B waterig medium 60-100 g mengsel opneemt. B
38. Werkwijze volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat men per 1 B waterig medium 70-85 g mengsel opneemt. I 1 Π 9 9 c 1 < - Λ * - 17 -
39. Werkwijze volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat men per 1 waterig medium 75-80 g mengsel opneemt. 1 Ω ? ? ς 1 t -
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1022511A NL1022511C2 (nl) | 2003-01-28 | 2003-01-28 | Biologisch afbreekbare bodembedekking. |
PCT/NL2004/000057 WO2004067679A1 (en) | 2003-01-28 | 2004-01-26 | Biologically degradable ground-cover |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1022511 | 2003-01-28 | ||
NL1022511A NL1022511C2 (nl) | 2003-01-28 | 2003-01-28 | Biologisch afbreekbare bodembedekking. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1022511C2 true NL1022511C2 (nl) | 2004-08-03 |
Family
ID=32822930
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1022511A NL1022511C2 (nl) | 2003-01-28 | 2003-01-28 | Biologisch afbreekbare bodembedekking. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1022511C2 (nl) |
WO (1) | WO2004067679A1 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1625785A1 (en) * | 2004-08-10 | 2006-02-15 | Ruitenberg Ingredients B.V. | Biologically degradable ground cover, dry product for use in the forming thereof and method for forming biologically degradable ground cover |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB0419961D0 (en) | 2004-09-08 | 2004-10-13 | Sudmann Einar | Prosthetic element |
NO329913B1 (no) * | 2004-09-13 | 2011-01-24 | Torfinn Johnsen | Pulverblanding for dannelse av vann- og næringsmiddelstabiliserende membran |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB641280A (en) * | 1948-01-12 | 1950-08-09 | Hans Van Issum | Improvements in flower pots, seed pans and the like |
JPS5615618A (en) * | 1979-07-13 | 1981-02-14 | Daiken Trade & Industry | Seedling mat |
EP0578107A1 (de) * | 1992-07-09 | 1994-01-12 | Dierig Holding Ag | Vliesstoff aus natürlichen Fasern und Verwendungen dafür |
JPH08283717A (ja) * | 1995-04-12 | 1996-10-29 | Kurita Water Ind Ltd | 掘削泥土の改質剤 |
JPH11308930A (ja) * | 1998-04-27 | 1999-11-09 | Kenichi Nishida | 植生鉢 |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1996017516A1 (en) * | 1994-12-07 | 1996-06-13 | Agrotec Corporation | Film forming composition effective for promoting seed germination and controlling seed migration |
DE69919022T2 (de) * | 1998-12-03 | 2005-08-11 | Rene-Antoine Fouan | Erdbodenbelag, vorrichtung und verfahren zur herstellung eines solchen erdbodenbelages |
-
2003
- 2003-01-28 NL NL1022511A patent/NL1022511C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2004
- 2004-01-26 WO PCT/NL2004/000057 patent/WO2004067679A1/en active Application Filing
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB641280A (en) * | 1948-01-12 | 1950-08-09 | Hans Van Issum | Improvements in flower pots, seed pans and the like |
JPS5615618A (en) * | 1979-07-13 | 1981-02-14 | Daiken Trade & Industry | Seedling mat |
EP0578107A1 (de) * | 1992-07-09 | 1994-01-12 | Dierig Holding Ag | Vliesstoff aus natürlichen Fasern und Verwendungen dafür |
JPH08283717A (ja) * | 1995-04-12 | 1996-10-29 | Kurita Water Ind Ltd | 掘削泥土の改質剤 |
JPH11308930A (ja) * | 1998-04-27 | 1999-11-09 | Kenichi Nishida | 植生鉢 |
Non-Patent Citations (3)
Title |
---|
DATABASE WPI Section Ch Week 198114, Derwent World Patents Index; Class A97, AN 1981-24571D, XP002257091 * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1997, no. 02 28 February 1997 (1997-02-28) * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 2000, no. 02 29 February 2000 (2000-02-29) * |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1625785A1 (en) * | 2004-08-10 | 2006-02-15 | Ruitenberg Ingredients B.V. | Biologically degradable ground cover, dry product for use in the forming thereof and method for forming biologically degradable ground cover |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2004067679A1 (en) | 2004-08-12 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US8256158B2 (en) | Visual attenuation compositions and methods of using the same | |
US7868057B2 (en) | Vegetation basis and method of production thereof | |
US20080280760A1 (en) | Composite Growth Media for Plant Propagation | |
CN1787737B (zh) | 形成土壤膜的混合物 | |
KR100714674B1 (ko) | 식물종자를 포함하는 식생줄, 식생로프 및 식생자재 | |
US20100285962A1 (en) | Biodegradable, plant-based covering and premixture | |
AU2017264836B2 (en) | Soil-covering film, the use of a soil-covering film to protect crops against weeds, and a method for the protection of crops against weeds | |
CA2582505A1 (en) | Seed mat | |
US1962806A (en) | Agriculture | |
JP2010504319A (ja) | 発芽及び植物成長媒体としての処理された籾殻材料 | |
US6022827A (en) | Sod or other vegetation having a root support matrix with beneficial plant adjuvants thereon | |
JP3991159B2 (ja) | 非木材繊維被覆マットの製造方法 | |
US20210400865A1 (en) | A seedmat for growing plants | |
NL1022511C2 (nl) | Biologisch afbreekbare bodembedekking. | |
JP2003503076A (ja) | 植物生育用基材および植物生育用ブロックの製造方法 | |
KR101085352B1 (ko) | 사면녹화용 뿜칠 조성물 및 이를 이용한 사면녹화공법 | |
US7811466B2 (en) | Stabilizing membrane for water and nutrient | |
EP1625785A1 (en) | Biologically degradable ground cover, dry product for use in the forming thereof and method for forming biologically degradable ground cover | |
EP1122996B1 (en) | Agent for covering a soil surface | |
EP1619946A1 (en) | Horticultural gel | |
FR2730603A1 (fr) | Utilisation d'une toile dans une technique de preculture destinee a la vegetalisation de substrats et supports divers et ensemble de preculture obtenu | |
JP2001178263A (ja) | 育苗シートおよび育苗床 | |
ES2662354T3 (es) | Materiales biocompuestos fertilizantes | |
JPH0699921B2 (ja) | 緑化用植生基体 | |
JPS62210907A (ja) | 播種用シ−ト |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20070801 |