NL1022506C2

NL1022506C2 - Inrichting voor het bewerken van een dunne metaalfolie.

Info

Publication number: NL1022506C2
Application number: NL1022506A
Authority: NL
Inventors: Raymond Turk; Petrus Paulus Hendrik Veltmans; Pieter Jan Bolt
Original assignee: Tno
Priority date: 2003-01-27
Filing date: 2003-01-27
Publication date: 2004-07-28
Also published as: WO2004067201A1; EP1597000A1; DE602004014105D1; US7181950B2; EP1597000B1; US20060144117A1; ATE396804T1

Description

Titel: Inrichting voor het bewerken van een dunne metaalfolie

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van een dunne metaalfolie en voorzien van een frameplaat met opneem- en I vastzetmiddelen voor een matrijs, een leiplaat met opneem- en I vastzetmiddelen voor een stempel, en een geleiding die zorgt voor het op de I 5 gewenste wijze samenwerken van de matrijs en de stempel bij het naar I elkaar toe verplaatsen van de frameplaat en de leiplaat ten behoeve van het I door de matrijs en de stempel bewerken van een dunne metaalfolie.

I Bij dergelijke, in de praktijk gebruikte inrichtingen is gebleken, dat I het vanwege tolerantie-, stijfheids- en geleidingsproblemen niet mogelijk is I 10 door middel van ponsen en omvormen folies te bewerken met een dikte I kleiner dan 40 pm. Deze ondergrens vormt uit een inventarisatie die de I uitvinder heeft uitgevoerd in de Nederlandse metaalverwerkende industrie.

I Bedoelde problemen worden veroorzaakt door de onnauwkeurigheid van de I conventionele inrichtingen als gevolg van: I 15 1. De som van de diverse toleranties bij het samenstellen van de I inrichting uit zijn diverse onderdelen, zoals veelal minimaal de frameplaat, de geleiding, de leiplaat en de productspecifieke stempel en matrijs. Al deze onderdelen en elementen waaruit de onderdelen, zoals de geleiding, zijn I samengesteld zijn bepaald door de gekozen vervaardigingstechnologie I 20 onderhevig aan toleranties, die elkaar bij het samenstellen kunnen I versterken.

2. De stijfheid van de samengestelde inrichting kan zijn invloed I hebben bij statische en dynamische krachten en trillingen die ontstaan door I proceskrachten en bewegingen tijdens de bewerking, doordat alsdan een I 25 onnauwkeurigheid in de relatieve positie van stempel en matrijs kan I ontstaan.

3. De verplaatsing van de stempel ten opzichte van de matrijs impliceert verplaatsing van onderdelen ten opzichte van elkaar, hetgeen H gepaard gaat met de nauwkeurigheid van de inrichting nadelig beïnvloedende spelingen.

H 4. De inrichting is overbepaald waardoor een thermische H uitzetting zich in allerlei richtingen kan voordoen. Het thermisch centrum is 5 ongedefinieerd en de inrichting zodoende thermisch instabiel.

H Als gevolg van onder meer al deze factoren is, zoals vermeld, de H ondergrens voor het door middel van ponsen en omvormen bewerken van folies 40 pm, hetgeen een aantal toepassingen van de bewerkingstechniek H uitsluit. Zo wordt bij het ponsen van dunne plaat een snijspleet (de afstand 10 tussen de stempel en de matrijs) verlangd die in de regel 3 tot 10% van de plaatdikte bedraagt. Dit betekent dat voor het ponsen van een plaat van 20 pm een snijspleet van 0,6 tot 2 pm verlangd wordt, hetgeen veelal minder is dan de nauwkeurigheid van de bewerkingsinrichting. Een en ander betekent, dat mede door de statische en dynamische onnauwkeurigheid van 15 de bekende inrichtingen het bewerken van dunne folies niet mogelijk is, hetgeen een belemmering vormt voor het toepassen van deze techniek bij massafabricage, waarvoor die techniek nu juist in het algemeen bij uitstek geschikt is.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van de in de aanhef I 20 omschreven soort zodanig te verbeteren, dat bedoelde problemen althans in zodanige mate worden geëlimineerd, dat de inrichting ook geschikt is voor I het bewerken van folies met een dikte kleiner dan 40 pm.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, als de geleiding de vorm heeft van ten minste twee scharnierelementen, die elk door middel I 25 van een elastisch lijnscharnier zijn verbonden met zowel de frameplaat als I de leiplaat, waarbij de lijnscharnieren slechts een zwenking in, in hoofdzaak I de rechtlijnige verplaatsing toestaan en de frameplaat, de leiplaat en de geleiding zijn vervaardigd uit een enkel blok materiaal, waarin door aanbrengen van doorgaande boringen, spleten en/of uitsparingen de door de 30 elastische lijnscharnieren verbonden frameplaat, geleiding en leiplaat zijn I ιηοθί-ΛΛ

......· - ".....□^gg·?»1?· 4- -μ- i^ffr J I jSWg’BBKiB^FJ.-M

3 I gevormd. Door de gehele inrichting uit een enkel blok materiaal te I vervaardigen zijn op uiterst effectieve en afdoende wijze alle samenstel- en I tolerantiespelingen geëlimineerd. Om daarbij de vereiste verplaatsing van I de stempel ten opzichte van de matrijs mogelijk te maken zijn de elastische I 5 scharnieren aanwezig. Onder een elastisch lijnscharnier wordt hierbij I verstaan een dunne materiaalverbinding met een zekere breedte tussen I twee stijve delen. Hierdoor is zwenking in een richting mogelijk, terwijl de I scharnierverbinding in de twee loodrechte richtingen op die zwenking I relatief stijf is. Aldus zijn niet alleen alle spelingen en toleranties I 10 geëlimineerd, maar is er tevens voorzien in een relatief in een richting I soepele zwenkende en voor het overige stijve inrichting, die geschikt is voor I het ponsen, dieptrekken en buigen van producten uit plaatmateriaal met I een dikte van bijvoorbeeld 5 tot 200 pm, waarbij een hoge I bewerkingsnauwkeurigheid is vereist.

I 15 Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt er een voorkeur voor uitgesproken, dat telkens twee I scharnierelementen spiegelsymmetrisch ten opzichte van de rechtlijnige I verplaatsing zijn opgesteld. Doordat de elastische lijnscharnieren niet alleen kunnen zwenken, maar ook kunnen rekken, hetgeen dan door de I 20 spiegelsymmetrische opstelling van de identiek uitgevoerde scharnierelementen met elastische lijnscharnieren aan beide zijden van leiplaat gelijkvormig geschiedt, is tevens een zuiver rechtlijnige I verplaatsing van de leiplaat te bewerkstelligen, terwijl tevens een I constructie is verkregen, waarbij het hart van de stempel en de matrijs het 25 centrum is van thermische uitzetting en de eendelige inrichting zodoende I een gedefinieerd thermisch centrum heeft.

I Teneinde de rechtlijnige verplaatsing nog verder te bevorderen verdient het overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur, dat niet alleen telkens twee scharnierelementen 30 spiegelsymmetrisch ten opzichte van de rechtlijnige verplaatsing zijn opgesteld maar tevens nog telkens ten minste twee scharnierelementen onderling evenwijdig op afstand van elkaar in de rechtlijnige verplaatsing zijn opgesteld. Aldus wordt bij een van de gewenste verplaatsingsrichting afwijkende verplaatsingskracht voorkomen dat leiplaat zou kunnen gaan H 5 kantelen, doordat de scharnierelementen zich in hoofdzaak dwars op de H rechtlijnige verplaatsing uitstrekken. Overigens wordt opgemerkt, dat het H ook mogelijk is dat aan slechts een zijde van de leiplaat twee of meer H onderling evenwijdige scharnierelementen aanwezig zijn, zij het dat zich daarbij een geringe afwijking van de rechte lijn bij het in de H 10 verplaatsingsrichting bewegen voordoet, doordat de elastische lijnscharnieren dan minder gemakkelijk kunnen worden gerekt.

Verder is het overeenkomstig de uitvinding mogelijk, dat meer dan twee scharnierelementen rotatiesymmetrisch rond de rechtlijnige verplaatsing zijn opgesteld. De scharnierelementen strekken zich dan kruis- 15 of stervormig uit ten opzichte van het hart van de stempel en de matrijs, waarbij al de hiervoor besproken voordeelbiedende eigenschappen van de inrichting behouden blijven.

Een eenvoudige en efficiënt werkende inrichting wordt verkregen als de scharnierelementen als parallellogramstangen de rechtlijnige H 20 verplaatsing sturen, waarbij het dan, althans in de uitgangsstand van de inrichting de voorkeur verdient, dat de scharnierelementen zich in I hoofdzaak dwars op de rechtlijnige verplaatsing uitstrekken.

I Voor het op geschikte en nauwkeurige wijze kunnen aanbrengen van de matrijs, verdient het overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm I 25 van de uitvinding de voorkeur, dat de opneemmiddelen voor de matrijs in de frameplaat de vorm hebben van een doorgaande kokervormige opening die zich in de richting van de rechtlijnige verplaatsing uitstrektv waarin de matrijs door vastzetmiddelen is te borgen. De matrijs is dan van onderaf in I de inrichting te steken en vast te zetten. Op soortgelijke wijze is de stempel 30 van bovenaf in de inrichting te plaatsen, als de opneemmiddelen voor de 5 I stempel in de leiplaat de vorm hebben van een doorgaande kokervormige I opening die zich in de richting van de rechtlijnige verplaatsing uitstrekt, I waarin de stempel door vastzetmiddelen is te borgen. Op deze wijze is I ondanks het eendelig zijn uitgevoerd van de inrichting het plaatsen van I 5 zowel stempel als matrijs snel en handig uit te voeren. Daarbij is de I nauwkeurigheid nog extra te bevorderen, als de kokervormige opening voor I de matrijs een dwarsdoorsnede heeft die gelijk is aan en in het verlengde I ligt van de kokervormige opening voor de stempel, in bijzonder als daarbij I bedacht wordt dat door de eendeligheid van de inrichting de I 10 opneemmiddelen in één doorgaande bewerking zijn te realiseren.

I Teneinde een gemakkelijk inschuiven van de matrijs te I bewerkstelligen alsmede een nauwkeurige plaatsing daarvan ten opzichte I van de frameplaat, kan er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van I de uitvinding in zijn voorzien, dat de vastzetmiddelen voor de matrijs in de 15 frameplaat een zich in de richting van de kokervormige opening I uitstrekkende, doorgaande spleet omvatten alsmede ten minste een I borgorgaan, zoals een bout, waarmee een kracht kan worden uitgeoefend, die een tussen de kokervormige opening en de spleet gelegen deel van de frameplaat in de richting van de kokervormige opening kan drukken.

I 20 Zodoende kan een kokervormige opening worden verschaft waarin de I matrijs met een losse passing schuifbaar is, waarna door het vanaf één zijde I aandrukken van de matrijs steeds een nauwkeurig bepaalde inklemming is I te verkrijgen.

I Op soortgelijke wijze is de stempel te monteren, als de I 25 vastzetmiddelen voor de stempel in de leiplaat een zich in de richting van de kokervormige opening uitstrekkende, doorgaande spleet omvatten alsmede I ten minste een borgorgaan, zoals een bout, waarmee een kracht kan worden uitgeoefend, die een tussen de kokervormige opening en de spleet gelegen I deel van de leiplaat in de richting van de kokervormige opening kan 30 drukken, waarbij het dan voor een nauwkeurige positionering van de Η matrijs en de stempel ten opzichte van elkaar de voorkeur verdient, dat de I1 doorgaande spleet in de frameplaat en de doorgaande spleet in de leiplaat in eikaars verlengde zijn gelegen. Deze uitvoering heeft het verdere voordeel dat de beide spleten in één arbeidsgang in het blok materiaal kunnen H 5 worden aangebracht.

H Voor het steeds op dezelfde, juiste en gewenste wijze positioneren H van de stempel en de matrijs verdient het overeenkomstig een verdere H uitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur, dat de kokervormige H opening een dwarsdoorsnede heeft, die in hoofdzaak de vorm heeft van een 10 driehoek met afgeronde hoeken, en wel meer in het bijzonder dat de driehoek een gelijkbenige of gelijkzijdige driehoek is met een basis die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de spleet uitstrekt. Bij het inklemmen worden H de matrijs en de stempel dan door de zijden van de driehoek steeds naar H eenzelfde aanligstand gebracht.

15 De inrichting is vervaardigd uit een enkel blok materiaal, dat zodanige elastische eigenschappen heeft, dat de elastische lijnscharnieren kunnen worden gevormd, terwijl anderzijds de op de elastische lijnscharnieren aansluitende delen van de inrichting voldoende stijf en star dienen te zijn. In verband hiermee wordt er een voorkeur voor uitgesproken, I 20 dat het blok materiaal is vervaardigd van metaal.

Onder verwijzing naar in de bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen zal de inrichting volgens de uitvinding thans, zij het I uitsluitend bij wijze van niet beperkend voorbeeld, nader worden toegelicht.

Daarbij toont: 25 Fig. 1 in perspectivisch aanzicht een eerste uitvoeringsvorm van de I inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 in bovenaanzicht op vergrote schaal een in Fig. 1 toegepast I opneem- en vastzetmechanisme voor een stempel of een matrijs; I Fig. 3 in bovenaanzicht een tweede uitvoeringsvorm van de I 30 inrichting volgens de uitvinding; en

" ··"1 "^i.WV^'l.i.'l· '- i.WLHi.|pi .mi4—miWIIMH. .UIJMgB

7

Fig. 4 in bovenaanzicht een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

De in Fig. 1 weergegeven inrichting voor het bewerken van een dunne metaalfolie is vervaardigd uit een rechthoekig blok metaal 1, waarin 5 een lange, door het blok 1 gaande, zich horizontaal uitstrekkende uitsparing 2 is aangebracht. Op korte afstand boven de uitsparing 2 en zich daar loodrecht op uitstrekkend is op zodanige wijze een viertal doorgaande sleufgaten 3 aangebracht, dat tussen elk sleufgat 3 en de uitsparing 2 een elastisch lijnscharnier 4 in de vorm van een dunne metaalstrook resteert.

10 De sleufgaten 3 hebben een zodanig hoogte, dat aan de bovenzijde van het blok 1 eveneens een viertal elastische lijnscharnieren 5 is gevormd. De sleufgaten 3 zijn twee aan twee verbonden door een zich ongeveer halverwege de hoogte van de sleufgaten 3 horizontaal uitstrekkende spleet 6. Aldus is een U-vormige frameplaat 7 verkregen, waarvan de beide 15 verticaal omhoog reikende poten elk via telkens een elastisch lijnscharnier 4 respectievelijk 5 verbonden zijn met een scharnierelement 8 respectievelijk 9, die op hun beurt weer elk via telkens een elastisch lijnscharnier 4 respectievelijk 5 zijn verbonden met een leiplaat 10. Op deze wijze is de leiplaat 10 door een geleiding in de vorm van een viertal 20 scharnierelementen 8 en 9, die werkzaam zijn als parallellogramstangen, op gehangen aan de verticaal omhoog reikende poten van de frameplaat 7.

In de leiplaat 10 is een stempel 11 vastgezet op een wijze die nader wordt toegelicht aan de hand van Fig. 2.

In de leiplaat 10 van het blok 1 bevindt zich loodrecht op de 25 bovenzijde daarvan een doorgaande kokervormige opening 12 met een dwarsdoorsnede waarvan de vorm in zijn algemeenheid zou kunnen worden aangeduid als een gelijkbenige driehoek met afgeronde hoeken. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is de kokervormige opening 12 verkregen door het eerst boren van een rond gat, waarin met een losse passing een van 30 de stempel 11 deel uitmakende schacht is te steken. Vervolgens is een H drietal boringen met elk een kleinere diameter dan het ronde gat excentrisch en rotatie symmetrisch ten opzichte van de hartlijn van dat ronde gat aangebracht, en wel op zodanige wijze dat het ronde gat wordt voorzien van een drietal uitbuikingen, waardoor de in hoofdzaak 5 driehoekige vorm wordt verkregen, welke vorm is samengesteld uit de drie cirkelbogen van het drietal boringen telkens afgewisseld door één van de na het aanbrengen van de drie boringen resterende drie cirkelbogen van het ronde gat. Een van de zijden van de aldus gevormde, in hoofdzaak driehoekige, kokervormige opening 12 loopt daarbij evenwijdig aan het 10 voorvlak van de leiplaat 10. Evenwijdig aan die zijde is in de leiplaat 10 een spleet 13 aangebracht, terwijl er vanaf het voorvlak van de leiplaat 10 een I tweetal bouten 14 schroevend door de leiplaat 10 en de spleet 13 heen reiken tot aanslag tegen een wand van de spleet 13. De van de stempel 11 deel uitmakende schacht is in de kokervormige opening 12 vast te zetten I 15 door via de bouten 14 het materiaaldeel tussen de spleet 13 en de I kokervormige opening 12 zodanig vervormen, dat bedoeld materiaaldeel I bedoelde schacht vastdrukt tegen de twee naar elkaar toe lopende wanden van de kokervormige opening 12, meer in het bijzonder tegen twee resterende cirkelbogen van het ronde gat. Opgemerkt wordt dat de wanden 20 van de kokervormige opening ook zodanig kunnen zijn gevormd of bewerkt, I dat deze een recht vlak vormen, zodat het vastzetten zoekend en centrerend I plaatsvindt, zij het dat dan door een lijncontact tussen schacht en naar I elkaar toelopende wanden zich hogere spanningen voordoen.

I Op soortgelijke wijze is met bouten 15 een matrijs 16 vast te zetten I 25 in de frameplaat 7, die daartoe voorzien is van een kokervormige opening I die identiek is aan en in het verlengde ligt van de kokervormige opening 12 in de leiplaat 10, terwijl de frameplaat 7 tevens is voorzien van een spleet I om door middel van de bouten 15 een van de matrijs 16 deel uitmakende I schacht op een wijze als in de vorige alinea beschreven, vast te kunnen I 30 zetten in die frameplaat 7..

I 1 n O O r- rt ^ 9 I De kokervormige openingen voor het opnemen en vastzetten van de I stempel en de matrijs zijn in een arbeidsgang aan te brengen. De beide I kokervormige openingen zijn daarbij onderling, wat hun dwarsdoorsnede I betreft identiek uit te voeren, waardoor deze niet alleen onderling I 5 nauwkeurig in lijn zijn gelegen, maar tevens ook een identiek zoek- en I centreereffect op de schachten van de stempel en de matrijs uitoefenen.

I Bij het vervaardigen van de hiervoor beschreven inrichting wordt I bij voorkeur eerst een rechthoekig blok metaal spanningsvrij gegloeid en op I de hoofdafmetingen haaks en evenwijdig gemaakt. Tevens verdient het de I 10 voorkeur de opneem- en vastzetmiddelen aan te brengen voordat het blok I wordt bewerkt voor het vormen van de door elastische lijnscharnieren I verbonden frameplaat, scharnierelementen en leiplaat.

I Voor het bewerken van een dunne metaalfolie wordt na het I monteren van de stempel en de matrijs alsmede het daartussen plaatsen I 15 van de te bewerken metaalfolie, de leiplaat 10 door verder niet weergegeven I middelen verticaal omlaag in de richting van de frameplaat 7 gedrukt. Deze I verplaatsing wordt mogelijk door het zwenken van de scharnierelementen 8 I en 9 om hun elastische lijnscharnieren 4 en 5 alsmede het door rekken I verlengen van die scharnieren. Door de symmetrische vormgeving van de I 20 scharnierelementen 8 en 9 en de daardoor opgewekte geleiding door telkens I een parallellogramgeleiding van elk paar scharnierelementen 8 en 9 wordt I de leiplaat 10 nauwkeurig loodrecht omlaag geleid. Doordat de gehele inrichting eendelig is uitgevoerd is deze ongevoelig voor spelingen en door opeenstapeling van diverse vervaardigingstoleranties veroorzaakte 25 onnauwkeurigheden. Uitzettingen als gevolg van temperatuurswijzigingen, I welke door de uit te voeren bewerkingen zelf kunnen worden veroorzaakt, I zijn niet van invloed op de nauwkeurigheid van de inrichting, omdat deze I door de symmetrische constructie met een gedefinieerd thermisch centrum I in het hart van de stempel en de matrijs gelijkelijk worden verdeeld, dat wil zeggen de stempel en de matrijs verschuiven niet ten opzichte van elkaar in het horizontale vlak.

In Fig. 3 is in bovenaanzicht een inrichting weergegeven waarbij een leiplaat 10’, waarin een stempel 11 is opgenomen en vastgezet, H 5 rotatiesymmetrisch wordt ondersteund door een drietal geleidingsdelen met scharnierelementen 8’, die via elastische lijnscharnieren 5’ gekoppeld zijn H aan enerzijds de leiplaat 10’ en anderzijds een frameplaat 7’. Door de H rotatiesymmetrische ophanging van de leiplaat 10’ wordt de zuivere rechtgeleiding in verticale richting daarvan bevorderd, doordat kanteling 10 van de leiplaat 10’ om een horizontale as op effectieve wijze wordt voorkomen. Deze kanteling wordt in de uitvoeringsvorm volgens Fig. 1 voorkomen door het vormen van een parallellogram met twee telkens boven elkaar gelegen scharnierelementen. In de uitvoeringsvorm volgens Fig. 3 kan door het stervormig opstellen van de geleiding de dubbele uitvoering 15 van de scharnierelementen in verticale richting achterwege blijven.

H In Fig. 4 is in bovenaanzicht een inrichting weergegeven, die een kruisvorm heeft, doordat een leiplaat 10”, waarin een stempel 11 is ondergebracht en geborgd, door vier onderling over 90° versprongen opgestelde scharnierelementen 8”, die op de hiervoor reeds beschreven wijze 20 door telkens een elastisch lijnscharnier 5” zijn gekoppeld aan enerzijds de leiplaat 10” en anderzijds opstaande poten van een frameplaat 7”. Ook deze inrichting kan weer volstaan met een scharnierelement per geleiding.

I Het spreekt voor zich, dat er binnen het kader van de uitvinding zoals neergelegd in de bijgaande conclusies nog vele wijzigingen en 25 varianten mogelijk zijn. Reeds gewezen is op de mogelijkheid van slechts I een scharnierelement per geleidingsplaats. Uiteraard kunnen ook meer dan twee scharnierelementen per geleidingsplaats aanwezig zijn. In de I uitvoeringsvoorbeelden zijn de scharnierelementen in een horizontale stand I weergegeven, die als een onbelaste uitgangsstand kan worden beschouwd.

30 In die stand kunnen de scharnierelementen ook een van een horizontale 11 positie afwijkende stand hebben. Gesproken is over het drukken van de leiplaat in de richting van de frameplaat ten behoeve van het bewerken van een dunne metaalfolie. Het is ook mogelijk de inrichting omgekeerd te gebruiken, waarbij dan de leiplaat stationair wordt ondersteund en de 5 frameplaat omlaag in de richting van de leiplaat wordt gedrukt. Hoewel voor het materiaal van het blok een voorkeur is uitgesproken voor metaal kunnen daarvoor ook andere materialen in aanmerking komen, zoals een specifieke, al dan niet versterkte kunststof. Verder zijn de matrijs en de stempel ook op andere wijze in de frameplaat en de leiplaat onder te 10 brengen en vast te zetten, bijvoorbeeld door het rechtstreeks aangrijpen van klemorganen op de matrijs of de stempel.

1 A O A r- ~ _

Claims

1. Inrichting voor het bewerken van een dunne metaalfolie en voorzien van een frameplaat met opneem- en vastzetmiddelen voor een matrijs, een leiplaat met opneem- en vastzetmiddelen voor een stempel, en 5 - een geleiding die zorgt voor het op de gewenste wijze samenwerken van de matrijs en de stempel bij het naar elkaar toe verplaatsen van de frameplaat en de leiplaat ten behoeve van het door de matrijs en de stempel bewerken van een dunne metaalfolie, met het kenmerk, dat de geleiding de vorm heeft van ten minste twee 10 scharnierelementen, die elk door middel van een elastisch lijnscharnier zijn verbonden met zowel de frameplaat als de leiplaat, waarbij de lijnscharnieren slechts een zwenking in, in hoofdzaak de rechtlijnige verplaatsing toestaan en de frameplaat, de leiplaat en de geleiding zijn vervaardigd uit een enkel blok materiaal, waarin door aanbrengen van 15 doorgaande boringen, spleten en/of uitsparingen de door de elastische lijnscharnieren verbonden frameplaat, geleiding en leiplaat zijn gevormd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat telkens twee scharnierelementen spiegelsymmetrisch ten opzichte van de rechtlijnige verplaatsing zijn opgesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat telkens ten minste twee scharnierelementen onderling evenwijdig op afstand van elkaar in de rechtlijnige verplaatsing zijn opgesteld.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat meer dan twee scharnierelementen rotatiesymmetrisch rond 25 de rechtlijnige verplaatsing zijn opgesteld. I 1 n?? ς n r

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de scharnierelementen als parallellogramstangen de rechtlijnige verplaatsing sturen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 5 scharnierelementen zich in hoofdzaak dwars op de rechtlijnige verplaatsing uitstrekken.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opneemmiddelen voor de matrijs in de frameplaat de vorm hebben van een doorgaande kokervormige opening die zich in de richting 10 van de rechtlijnige verplaatsing uitstrekt, waarin de matrijs door vastzetmiddelen is te borgen.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opneemmiddelen voor de stempel in de leiplaat de vorm hebben van een doorgaande kokervormige opening die zich in de richting 15 van de rechtlijnige verplaatsing uitstrekt, waarin de stempel door vastzetmiddelen is te borgen.

9. Inrichting volgens conclusie 7 en 8, met het kenmerk, dat de kokervormige opening voor de matrijs een dwarsdoorsnede heeft die gelijk is aan en in het verlengde ligt van de kokervormige opening voor de stempel.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-9, met het I kenmerk, dat de vastzetmiddelen voor de matrijs in de frameplaat een zich I in de richting van de kokervormige opening uitstrekkende, doorgaande spleet omvatten alsmede ten minste een borgorgaan, zoals een bout, I waarmee een kracht kan worden uitgeoefend, die een tussen de I 25 kokervormige opening en de spleet gelegen deel van de frameplaat in de I richting van de kokervormige opening kan drukken.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-10, met het kenmerk, dat de vastzetmiddelen voor de stempel in de leiplaat een zich in I de richting van de kokervormige opening uitstrekkende, doorgaande spleet I 30 omvatten alsmede ten minste een borgorgaan, zoals een bout, waarmee een 1 n 9 9 ζ n r kracht kan worden uitgeoefend, die een tussen de kokervormige opening en de spleet gelegen deel van de leiplaat in de richting van de kokervormige opening kan drukken.

12. Inrichting volgens conclusies 10 en 11, met het kenmerk, dat de H 5 doorgaande spleet in de frameplaat en de doorgaande spleet in de leiplaat in H eikaars verlengde zijn gelegen.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-12, met het kenmerk, dat de kokervormige opening een dwarsdoorsnede heeft, die in hoofdzaak de vorm heeft van een driehoek met afgeronde hoeken.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de driehoek een gelijkbenige driehoek is met een basis die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de spleet uitstrekt.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de driehoek gelijkzijdig is.

16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het H kenmerk, dat het blok materiaal is vervaardigd van metaal. 1n22 S0 6