NL1022068C1 - Inrichting voor het verwerken van gewassen. - Google Patents

Description

r

5 INRICHTING VOOR HET VERWERKEN VAN GEWASSEN

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor 10 het individualiseren van samenklonterende gewassen. Dergelijke gewassen zijn bijv. leliebollen, waarvan de wortels in elkaar haken, en waarbij de leliebollen moeten worden afgezonderd. De inrichting volgens de uitvinding vindt tevens toepassing bij andere gewassen, zoals aardappelen, die als 15 gevolg van meegerooide aarde samenklonteren, etc.

Er zijn diverse inrichtingen voor het verwerken van gewassen op de bovenbedoelde wijze algemeen bekend, maar het is ook bekend dat deze geen van alle naar behoefte of wens functioneren. De bekende inrichtingen zonderen de gewassen in 20 onvoldoende mate af, waardoor latere verwerking, zoals verpakking, vertraging oploopt. Te vaak dient handmatig het afzonderen of individualiseren bewerkstelligd te worden, juist omdat de bekende machines in onvoldoende mate deze taak uitvoeren.

25 Met de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde inrichting beoogd. Hiertoe is de inrichting samen te brengen met een toevoer voor de gewassen, en vertoont de inrichting in een doorvoerrichting, die is bepaald door het voortbewegingstraject van het gewas: een scheider 30 bij het uiteinde van de toevoer voor het losmaken van het samenklonterende gewas met in een eerste richting dwars op de doorvoerrichting aan te drijven pennen, waar het gewas doorheen wordt gevoerd; en een sorteerder voor het sorteren en 1n??nfiö I doorvoeren van het gewas met sorteerelementen op voor sorte- I ring geschikte tussenafstanden, die worden aangedreven in H althans een beweging in de doorvoerrichting, waarbij althans I de pennen van de scheider tevens aan te drijven zijn in een 5 beweging in een tweede richting dwars op de doorvoerrichting.

In het bijzonder omdat de pennen van de scheider in een inrichting volgens de onderhavige uitvinding een tweetal bewegingen doorlopen, terwijl het gewas daardoorheen wordt gevoerd, waarbij beide richtingen dwars op de doorvoerrich- 10 ting zijn gelegen, is een aanzienlijke verbetering bewerk- I stelligd van het effect van de scheider bij het individuali- seren van de samenklonterende gewassen.

De onderhavige uitvinding kent verscheidene voor- keursuitvoeringsvormen.

15 Zo is het mogelijk, dat de toevoer boven de scheider en de scheider boven de sorteerder zijn aangebracht, waarbij het gewas in bedrijf van de toevoer door de pennen van de scheider heen naar de sorteerder valt. In een dusdanige op- H stelling wordt derhalve gebruik gemaakt van de zwaartekracht, H 20 die op de gewassen inwerkt waarbij de doorvoerrichting, die is bepaald door het door de gewassen te doorlopen traject, H een neerwaartse richting door de pennen heen is. Aangezien de pennen hierbij in een tweetal richtingen dwars op deze neer- waartse richting worden aangedreven, is hiermee een bijzonder H 25 gunstige uitvoeringsvorm verschaft. Opgemerkt wordt, dat de H uitdrukking "dwars" in de context van de onderhavige uitvin- H ding niet noodzakelijkerwijs exact 90' hoeft te betekenen.

H Hierbij kan de scheider zijn gekoppeld met althans een aan- drijving van de sorteerder, waarbij de tweede richting bij de 30 scheider overeenkomt met de doorvoerrichting bij de sorteer- der. Hiermee kan op doeltreffende wijze worden voorkomen, dat de scheider en de sorteerder eikaars functionaliteit be-invloeden in negatieve zin, en dat zelfs sprake is van een 3 samenwerking en een verbetering van de onderlinge component, zelfs ten opzichte van slechts een combinatie van de diverse elementen van de inrichting.

Bij voorkeur kan de scheider zijn gekoppeld met de 5 sorteerder. Een dusdanige configuratie heeft als voordeel, dat de beweging van de sorteerder gelijktijdig kan worden overgebracht op de scheider, die daarmee dan de beweging in de tweede richting krijgt en gaat doorlopen. Aldus kan een enkele aandrijving worden toegepast voor het aandrijven van 10 de sorteerder in de daarbij behorende bewegingsrichting, en gelijktijdig kan de scheider de daarbij behorende beweging doorlopen in de tweede richting daarvan, die dan dus overeen komt met de doorvoerrichting bij de sorteerder.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de pennen 15 van de scheider onderverdeeld in ten minste twee groepen, die elk aan ten minste één houder zijn aangebracht, en de houders kunnen dan aangedreven worden in de eerste richting, elk in tegengestelde zin. Daarbij wordt aldus een onderlinge relatieve beweging van de groepen pennen bewerkstelligd, die dan 20 bijv. in de eerste bij de scheider behorende richting kan verlopen.

In het bijzonder, wanneer sprake is van reciproque bewegingen, kan een eerste groep pennen als gevolg van de reciproque aandrijving daarvan in twee richtingen, die elk 25 dwars zijn gelegen ten opzichte van de doorvoerrichting, een cirkelbeweging doorlopen, terwijl de andere groep pennen een zelfde cirkelbeweging maar in tegenfase doorloopt. Als gevolg daarvan is de werking van de scheider in hoge mate geoptimaliseerd .

30 In het bijzonder in een uitvoeringsvorm, doch niet uit sluitend, met koppeling tussen de scheider en de sorteerder is het gunstig om de gehele inrichting op een onderstel te plaatsen onder tussenkomst van veerkrachtige dragers. De 1 noo n - I aandrijving voor de sorteerder wordt dan gelijktijdig op de I gehele inrichting overgebracht, die uit de sorteerder en de schelder bestaat.

Het kan uit voorzorg gunstig zijn om afvoermiddelen I 5 voor handmatige verwerking van het gewas te verschaffen aan I de op de tweede bewegingsrichting aansluitende zijde van de I scheider voor afvoer van ophopingen samenklonterend gewas, die ondanks alle gunstige effecten, die met de onderhavige I uitvinding zijn verschaft, voor de werking van de scheider I 10 ongevoelig blijken. Als aanvulling of als alternatief is het mogelijk om de afvoermiddelen aan te laten sluiten op de I toevoer, zodat de ongevoelig gebleken samenklonterende gewas- I sen ten minste één keer extra aan de werking van de scheider I kunnen worden onderworpen, als dit een eerste keer niet suc- I 15 cesvol is gebleken. In een dusdanige uitvoeringsvorm met afvoermiddelen kan worden voorzien in het geval van zeer stug I samenklonterende gewassen, zoals de hierboven reeds genoemde leliebollen.

De onderhavige uitvinding zal hieronder in meer de- 20 tail worden beschreven aan de hand van een tweetal tekeningen van een niet voor de uitvinding beperkende uitvoeringsvorm, waarin: fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding 25 toont; en fig. 2 een zijaanzicht in doorsnede toont van de in fig. 1 getoonde inrichting volgens de uitvinding.

I In fig. 1 is een gedeeltelijk opengewerkt perspecti- I visch aanzicht van een inrichting 1 volgens de onderhavige I 30 uitvinding getoond. De inrichting 1 omvat in hoofdzaak een scheider 2 en een sorteerder 3, en is opgesteld bij het uit- einde van een als transportband 4 vormgegeven toevoer. Over de transportband 4 worden niet weergegeven gewassen aange- 5 voerd, waarbij de doorvoerrichting door de inrichting 1 heen is aangeduid met pijlen A en B. De gewassen komen van de transportband 4 af en vallen in de richting van pijl A door de scheider 2. Om samenklonterende gewassen af te zonderen of 5 te individualiseren, omvat de scheider 2 een aantal pennen 5, die onderverdeeld zijn in een eerste groep 6 en een tweede groep 7. Elke van de groepen 6, 7 met pennen 5 is gemonteerd aan een bijbehorende houder 8, resp. 9.

De beide houders 8, 9 zijn onderling verbonden met 10 koppelstukken 10, die in het midden daarvan een kantelpunt 11 omvatten. De onderste houder 9 is gekoppeld met een als elek trische motor 12 vormgegeven aandrijving voor beweging in de richting van dubbele pijl C. Het betreft hier een reciproque heen-en-weer gaande beweging, hetgeen ook blijkt in de teke-15 ning, doordat de pijl C twee richtingen op wijst. Door de koppeling van de houders 8, 9 met het koppelstuk 10 en het kantelpunt 11 in het midden daarvan, doorloopt de houder met de eerste groep 6 met pennen 5 daaraan een soortgelijke beweging, die echter in tegenfase is ten opzichte van die van de 20 houder 9 met de tweede groep 7 met pennen 5 daaraan. Dit laatste blijkt in de tekening van fig. 1 uit de dubbele pijlen bij het kantelpunt 11 van het rechter koppelstuk 10.

Door de heen-en-weer gaande beweging van de pennen 5 uit de eerste groep 6 boven de tweede groep 7, en de eveneens 25 heen-en-weer gaande beweging van de pennen 5 van die tweede groep 7, wordt in het werkingsgebied van elke groep 6, 7 met pennen 5 een eerste invloed uitgeoefend op samenklonterende gewassen. In het gebied tussen de groepen 6, 7 met pennen wordt deze werking nog versterkt door de tegenfase, waarin de 30 groepen 6, 7 met pennen 5 bewegen.

Opgemerkt wordt nog, dat de over de transportband 4 aangevoerde gewassen met zekerheid op de pennen 5 van de bovenste groep 6 worden gestort, waartoe een flapelement 13 1022068 I wordt toegepast. Een dergelijk flapelement 13 kan bijv. een rubberen strook zijn, die zich op of vlak boven de bovenste I groep 6 met pennen 5 uitstrekt om te voorkomen, dat samenk- I lonterende gewassen over de bovenste pennen 5 uit de groep 6 I 5 kunnen glijden of rollen, in plaats van de beoogde werking, waar de gewassen door de pennen 5 van de bovenste groep 6 I heen moeten bewegen in de doorvoerrichting, die met pijl A is aangeduid.

I Hoewel dit niet is getoond, kan een soortgelijk 10 flapelement op of vlak boven de onderste groep 7 met pennen 5 I zijn aangebracht.

De sorteerder 3 omvat een aantal rollen 14 als uit- H voeringsvorm van sorteerelementen van de sorteerder 3. De I rollen 14 zijn op een geschikte tussenafstand gepositioneerd.

I 15 Bijvoorbeeld kunnen te kleine gewassen door de ruimte tussen I de rollen 14 vallen. Dit is vanzelfsprekend pas mogelijk, als samenklonterende gewassen van elkaar zijn losgemaakt en ge- individualiseerd onder invloed van de werking van de scheider I 20 De rollen 14 zijn onder een hoek ten opzichte van de I horizontaal opgesteld, en kunnen in een om de lengte-as I draaiende, rondgaande of heen-en-weer gaande beweging worden aangedreven, zoals is aangeduid met dubbele pijlen D.

I De hoek, waaronder de rollen 14 zijn opgesteld, zorgt I 25 in combinatie met de rondgaande of heen-en-weer gaande bewe- I ging van de rollen 14 al voor een voortstuwend effect in de richting van pijl B op de geïndividualiseerde gewassen. De rondgaande of heen-en-weer gaande beweging van de rollen heeft ook nog invloed op het individualiseren van de door de 30 scheider 2 heen gevallen gewassen, als die nog in enige mate zouden samenklonteren. Dit geldt in het bijzonder, als naast elkaar gelegen rollen 14 in tegengestelde richting zouden 7 worden aangedreven, hetgeen een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding is.·

Het samenstel van de scheider 2 en de sorteerder 3 is op een gemeenschappelijk frame geplaatst, waaronder een on-5 derstel is aangebracht. Tussen het onderstel 15 en het samenstel van scheider 2 en sorteerder 3 zijn veerkrachtige dragers 16, bijv. van rubber, aangebracht. Een tweede elektrische motor 17 is vast in de omgeving van de inrichting 1 gemonteerd en werkt in op het samenstel van scheider 2 en 10 sorteerder 3 om een reciprogue beweging in de richting van dubbele pijl E te doorlopen. De bewegingsvrijheid hiertoe wordt verschaft door de veerkrachtigheid van de dragers 16. Hierdoor wordt voortstuwing van de gewassen in de richting van pijl B over de rollen 14 bevorderd. Bovendien is hiermee 15 de resulterende beweging, die de pennen 5 doorlopen, cirkel boogvormig of zelfs cirkelvormig, afhankelijk van het aan-drijfbereik van de motoren 12 en 17. De beweging van de pennen 5 uit de groepen 6 en 7 langs een cirkelboog, die voor de groepen 6, 7 in tegenfase plaatsvindt, bevordert nog eens de 20 werking van de scheider 2 bij het individualiseren van de gewassen, als die van de transportband 4 af door de groepen 6, 7 met pennen 5 heen bewegen in de richting van pijl Δ.

De pennen 5 kunnen stijf zijn en bijvoorbeeld uit metaal zijn vervaardigd, maar als alternatief kunnen ook in 25 enige mate veerkrachtige elementen van bijvoorbeeld kunststof als pennen 5 worden toegepast. Om beschadiging aan de gewassen te voorkomen, kan verder worden voorzien in een bekle-dingslaag om metalen pennen heen, etc.

In fig. 2 is de configuratie van fig. 1 in zijaan-30 zicht getoond, waarbij de motor 17 aan de andere zijde van het onderstel 15 is weergegeven.

In fig. 2 is tevens getoond, dat de scheider 2 een staander 18 omvat, waaraan de houders 6, 7 met de pennen 5 1022068 zijn aangebracht. Het koppelstuk 10 tussen de houders 6, 7 is I via kantelpunt 11 en een draaias 19 met deze staander 18 I verbonden. Aldus wordt de heen-en-weer gaande beweging van de I onderste houder 7 onder inwerking van de in fig. 1 getoonde I 5 motor 12 overgebracht in tegengestelde zin op de houder 6. De I onder invloed van de motor 17 in de richting van dubbele pijl I E aan het samenstel van de scheider 2 en de sorteerder 3 I opgelegde beweging resulteert in combinatie met de door de I motor 12 gegenereerde beweging van de houders in de in fig. 2 I 10 getoonde beweging van de pennen langs de pijlen F en F', die I duidelijk in tegengestelde zin verlopen.

Verder wordt opgemerkt, dat een afzonderlijke afvoer 20 bij een uiteinde van de pennen 5 kan worden aangebracht.

Een dergelijke afvoer kan wederom een transportband zijn, net 15 als de transportband 4, die de toevoer vormt. Het nut van een dergelijke afvoer 20 is in het voorgaande reeds vermeld, in het bijzonder in samenhang met zeer stug samenklonterende gewassen.

Hoewel in het voorgaande een zeer specifieke uitvoe- 20 ringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvin- I ding is beschreven, dient duidelijk te zijn, dat die uitvin- I ding niet tot de specifiek beschreven en getoonde uitvoe- ringsvorm is beperkt, maar dat elke inrichting die voldoet aan de in de bijgevoegde conclusies gegeven definitie van die 25 uitvinding dient te worden beschouwd als een uitvoeringsvorm daarvan. Zo is het mogelijk, dat de scheider 2 anders dan met I de motor 17 wordt aangedreven in de tweede richting dwars op I de doorvoerrichting, die bij de scheider 2 is aangeduid met pijl A. De eerste beweging dwars op de doorvoerrichting van I 30 pijl A is in de figuren die, welke wordt opgelegd door de motor 12. Voor de beweging van de pennen 5 in de tweede rich- I ting dwars op de doorvoerrichting van pijl A kan dus een I afzonderlijke motor worden gebruikt, anders dan de motor 17, I 1 n -7 0(. <: 9 die wordt gebruikt voor beweging van de sorteerelementen 14 van de sorteerder 3 in de met pijl B aangeduide doorvoerrich-ting aldaar.

Ook blijkt duidelijk uit fig. 2 dat de doorvoerrich-5 ting bij de scheider van pijl A niet exact haaks staat, maar wel dwars, op de beweging in de eerste richting van de pennen 5. Hetzelfde geldt voor de beweging van de pennen 5 in de tweede richting, die is aangeduid met dubbele pijl E.

Als aanvulling of als alternatief wordt opgemerkt, 10 dat de rollen 14 van de sorteerder kunnen zijn voorzien van een stug oppervlak, in het bijzonder in samenhang met een tegengestelde richting van draaiing van naast elkaar gelegen rollen 14, om nog een aanvullende scheidende werking in de sorteerder te kunnen verwezenlijken. De rollen kunnen ook 15 glad zijn uitgevoerd, etc.

i 0220 68'·

Claims (6)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de toevoer boven de scheider, en de scheider boven de sorteerder zijn I aangebracht, en het gewas in bedrijf van de toevoer door de I pennen van de scheider heen naar de sorteerder valt. I 25 3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de scheider is I gekoppeld met althans een aandrijving van de sorteerder, I waarbij de tweede richting bij de scheider overeenkomt met de doorvoerrichting bij de sorteerder.
2. 4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij schei- 30 der is gekoppeld met de sorteerder.
3. 5. Inrichting volgens een voorgaande conclusie, waarbij I de pennen van de scheider zijn onderverdeeld in ten minste I twee groepen, die elk aan ten minste één houder zijn aange- -K . - ri λ λ # » « bracht, en de houders in de eerste richting worden aangedreven in tegengestelde zin.
4. 6. Inrichting volgens een voorgaande conclusie, waarbij de inrichting op een onderstel is geplaatst onder tussenkomst 5 van veerkrachtige dragers, waarmee de gehele inrichting is aan te drijven in gelijktijdig de tweede richting bij de scheider en de doorvoerrichting bij de sorteerder.
5. 7. Inrichting volgens een voorgaande conclusie, waarbij de bewegingen van de scheider en van de sorteerder reciproque 10 aangedreven bewegingen zijn.
6. 8. Inrichting volgens een voorgaande conclusie, waarbij voor handmatige verwerking van het gewas afvoermiddelen zijn aangebracht aan de op de tweede bewegingsrichting aansluitende zijde van de scheider, voor afvoer van ophopingen samenk- 15 lonterend gewas, die voor de werking van de scheider ongevoelig zijn. 102: .