NL1021628C2 - Werkwijze voor het kweken van gewassen en een stelsel daarvoor. - Google Patents

Description

I Werkwijze voor het kweken van gewassen en een stelsel daarvoor I De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het kweken van gewassen naast elkaar aangebracht op een plantdrager bij de toevoer van koellucht.

I 5 Een dergelijke werkwijze is bekend uit GB-1384228. Daarin wordt een I doosvormige houder beschreven waarbij de bovenzijde van die houder ingericht is voor het daarop plaatsen van bakken met daarin aangebrachte planten en in de houder een of I meer buizen aanwezig zijn waardoor lucht bewogen wordt voor het verwarmen/koelen I van de onderzijde van de bakken om zo in een optimaal klimaat voor het gewas te 10 voorzien.

I Een dergelijke wijze van koelen/verwarmen zorgt ervoor dat in hoofdzaak alle I koel/verwarmingslucht de onderzijde van de plantdrager bereikt.

I Hoewel het hiermee mogelijk is het klimaat onder de planten positief te I beïnvloeden wordt ernaar gestreefd in verdere opbrengstverhoging van de gewassen te I 15 voorzien. Het is het doel van de onderhavige uitvinding een dergelijke I opbrengstverhoging te verwezenlijken.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijze verwezenlijkt doordat die I koellucht zijdelings langs die gewassen bewogen wordt.

I Volgens de onderhavige uitvinding wordt de koele lucht niet uitsluitend aan de I 20 onderzijde van de plantdrager waarin het gewas geplaatst is aangeboden maar eveneens zijdelings langs de plantdrager en het zich daarin een plantdrager en het zich daarin bevindende gewas verplaatst.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een plantdragerstelsel aan te brengen op een bodem of steun, omvattende een plantdrager, draagmiddelen om de plantdrager 25 op afstand van de bodem of steun te houden, een conditioneerinrichting omvattende een luchtverplaatsingsinrichting teneinde een gas in de ruimte tussen plantdrager en bodem/steun te blazen, waarbij die plantdrager van schennen voorzien is, die de zijdelingse opening tussen de plantdrager en de bodem/steun afsluiten, waarbij die schermen zich tot boven de onderzijde van die plantdrager uitstrekken.

30 Volgens de uitvinding wordt de lucht of ander gas in hoofdzaak uitsluitend door de openingen in de plantdrager naar de omgeving gebracht. Dat wil zeggen, lucht komt in eerste instantie in contact met het gewas en treedt dan pas de overige ruimte van de kas of andere omgeving binnen. Door deze directe behandeling is niet langer l ' ' ./ I noodzakelijk de hoeveelheid lucht zodanig af te stemmen dat de gehele kas gekoeld I wordt. Voldoende is om in een zodanige stroming koellucht te voorzien dat het gewas I voorzien wordt. Dat wil zeggen, met de onderhavige uitvinding is het mogelijk met een I aanzienlijk kleinere hoeveelheid lucht te volstaan die bovendien doelmatiger gebruikt I 5 wordt.

I Met de hierboven beschreven conditioneerinrichting is het mogelijk koellucht toe I te voeren. Daardoor kan met een beperkte hoeveelheid koellucht het gewas behandeld I worden. Het is echter eveneens of daarnaast mogelijk met behulp van de conditioneerinrichting kooldioxide en/of bestrijdingsmiddelen of andere de groei van 10 het gewas beïnvloedende stoffen toe te voeren. Volgens een verdere variant is het eveneens mogelijk in plaats van koellucht verwarmmgslucht toe te voeren. Eveneens I kan vocht toegevoerd of juist afgevoerd worden.

Volgens een verdere variant van de uitvinding strekken deze schermen zich in de gebruikspositie tot boven het vlak van de plantdrager uit. Daardoor wordt een zijdelings Η 15 scherm naast het gewas verkregen waardoor de langsstromende koude lucht langer boven de plantendrager verblijft en niet dadelijk zijdelings weg kan stromen. Door variatie van de hoogte van deze zijwanden kan het gewenste effect door het langs H stromende gas respectievelijk behandelhoogte van het gewas beïnvloed worden.

H De openingen in de plantdrager kunnen op elke in de stand der techniek bekende H 20 wijze vervaardigd worden. De plantdrager kan gaas, van openingen voorziene plaat, H getrokken gaas en dergelijke omvatten. Bovendien is het mogelijk de plantdrager uit isolerend materiaal, zoals polystyreenschuim met een dikte van minder dan 10 cm uit te voeren waarin gaten aangebracht zijn voor de koellucht. Bovendien kunnen er gaten H aangebracht zijn voor het ontvangen van potten bij het kweken in potplanten.

H 25 De hierboven beschreven wijze van behandelen kan voor allerlei soorten H gewassen toegepast worden. Dit kunnen zowel potplanten zijn als planten die op H substraten staan.

H Het behandelingsgas kan op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze H verkregen worden. Bij koeling kan koellucht indien planten in een kas gekweekt H 30 worden en de buitenlucht koud is, koellucht van buiten aangevoerd worden. Een andere mogelijkheid is het gebruikmaken van in de kweekruimte aanwezige lucht en deze door een warmtewisselaar te leiden die bijvoorbeeld met behulp van water of ander koudemiddel gekoeld wordt.

I ,628 3

De onderhavige uitvinding is zowel toe te passen bij permanent vast aangebrachte plantdragers als verplaatsbare plantdragers, zoals rolcontainers. In het laatste geval dienen het scherm en rolcontainer gescheiden te zijn. Een scherm kan eenvoudig verwezenlijkt worden door het voorzien in een buigzaam doek dat bijvoorbeeld met 5 behulp van een staaldraad of andere spaninrichting langs de zijden van een plantdrager gespannen is. Volgens een andere voorkeursuitvoering is de plantdrager verplaatsbaar over rails of los op steunen of dergelijke aangebracht die zich op afstand van de bodem bevinden. Bij verplaatsing wordt de plantdrager over de rails of van de steunen bewogen. Door het scherm in een stationaire positie ten opzichte van de rails 10 respectievelijk steunen te brengen, zal bij het verplaatsen van de plantdrager over de rails of van andere afstandshouders automatisch afdichting met het scherm voorzien worden.

Toevoer respectievelijk verdeling van behandelingsgas in de ruimte tussen plantdrager en bodem kan plaatsvinden door het eenvoudig in die ruimte inblazen van 15 koellucht. Bij voorkeur wordt echter een van openingen voorziene verdeelbuis aangebracht in die ruimte waardoor koellucht stroomt. Een dergelijke verdeelbuis is bij voorkeur een opblaasbare slang. Als zodanig is een dergelijke opblaasbare slang bekend. Deze is bij de constructie in de stand der techniek waarbij geen zijdelings afscherming aanwezig is bijzonder noodzakelijk omdat anders op geen enkele wijze 20 gewaarborgd kan worden dat het meest stroomafwaartse deel van de ventilator die de koude lucht verspreidt, koellucht komt. Dit is bij de onderhavige uitvinding een minder groot probleem omdat door de afsluiting met schermen in zijdelings afsluiting voorzien wordt.

Volgens de onderhavige uitvinding is het mogelijk met een verhoudingsgewijs 25 kleine debiet zeer koude lucht te werken. Immers, het gas wordt thans ingeblazen tussen het gewas en heeft niet meer de kans, zoals in de stand der techniek om nabij de bodem van de kas te blijven. Daardoor is het mogelijk het gewas op zeer effectieve wijze op de gewenste wijze te behouden. Om een dergelijke inblazing van gas te optimaliseren, is bij voorkeur enige (geringe) overdruk aanwezig in de ruimte tussen 30 plantdrager en gewas. Indien grote reeksen kweektafels in een kas aanwezig zijn, bijvoorbeeld een reeks van 30 x 80 meter heeft het de voorkeur een aantal doseerinrichtingen aan te brengen voor het inbrengen van koellucht. In principe is het 1021520 I mogelijk met een enkel scherm om de reeks tafels heen te werken maar het is eveneens I mogelijk om in verschillende compartimenten te voorzien.

I De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het kweken van I gewassen naast elkaar aangebracht op een plantdrager bij het toevoeren van 5 behandelingsgas, waarbij dat gas tussen die gewassen ingébracht wordt.

Met de onderhavige uitvinding is het mogelijk een hogere productie van gewas te verkrijgen bij een lage energieverbruik of laag gebruik van behandelende I stoffen/gassen.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekeningen 10 afgebeeld uitvoeringsvoofbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 in perspectief een koelinrichting volgens de stand der techniek; I Fig. 2 de dwarsdoorsnede volgens de lijn 2-2 volgens de stand der techniek; en

Fig. 4 de variant van de in fig. 3 getoonde constructie.

Fig. 3 in dwarsdoorsnede volgens de lijn 3-3 de onderhavige uitvinding.

15 In fig. 1 is met 1 een kweektafel aangegeven. De draagtafel is met 2 aangegeven en op afstandhouders of voeten 3 zijn rails 20 aangebracht waarlangs de drager 2 verplaatst kan worden. Dit verplaatsen vindt bij voorkeur plaats door het eerst opheffen van de drager of tafel 2. Het is eveneens mogelijk de plantdrager hangend uit te voeren.

In de ruimte tussen de tafel 2 en bodem 13 is een als koelinrichting 4 uitgevoerde 20 conditioneerinrichting aangebracht. Met 5 is een toevoer voor koud water of ander H koudemiddel en met 6 de afvoer voor koud water aangegeven. Deze treden binnen in H inrichting 7 voorzien van een warmtewisselaar alsmede een ventilator. Lucht wordt aangezogen hetgeen afgebeeld is met pijlen 8 en geblazen in flexibele slang 9 die voorzien is van openingen 10. Lucht treedt naar buiten door openingen 14. Het H 25 draagvlak van tafel 2 van openingen is voorzien.

H In fig. 2 is in dwarsdoorsnede met pijlen aangegeven hoe de koude lucht verder H beweegt. Een wezenlijk deel beweegt door de openingen 15 naar boven en bereikt het H gewas. Een ander belangrijk deel beweegt naar boven zijdelings langs het gewas 11.

H Een deel daarvan slaat door het hogere gewicht neer naar beneden en zal bij de wanden 30 van de kas opgewarmd worden. Bij het op deze wijze uitvoeren van de koeling wordt de gehele kas ruimte gekoeld tot de gewenste temperatuur waarbij vanzelfsprekend een temperatuur gradiënt ontstaat. Hiermee hangt een aanzienlijk energieverbruik samen 5 terwijl niet gewaarborgd wordt dat de ruimte tussen de verschillende potten 11 voldoende geventileerd wordt om koellucht te verkrijgen.

Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt dit nadeel weggenomen zoals afgebeeld is in fig. 3. Daarin zijn overeenkomstige delen van 5 dezelfde verwijzingscijfers voorzien. Koellucht treedt nog steeds via openingen 10 in slang 9 naar buiten. Echter, zijn zijdelings (rondom) van de plantdrager 2 schermen 16 aangebracht. Deze zijn met behulp van een spandraad 19 aan de bovenzijde daarvan aanliggend tegen plantdrager 2 aangebracht en strekken zich tot aan de bodem 13 uit. Nabij de bodem kan eventueel een verzwaring aanwezig zijn om te verzekeren dat het 10 scherm afdichtend tegen de bodem aanligt. Bovendien zijn schermen 20 aangebracht. Deze kunnen hetzij permanent aanwezig zijn hetzij eenvoudig verwijderbaar zijn. Plantdrager 2 is thans voorzien van openingen 15. Deze openingen 15 en de toevoer van koellucht door de openingen 10 is zodanig bemeten dat altijd een geringe overdruk ontstaat binnen de ruimte 14. Pijlen 17 geven de baan van de koellucht aan. Het blijkt 15 dat alle koellucht rechtstreeks tussen de planten ingeblazen wordt en direct het gewas koelt. Dat wil zeggen het is niet langer noodzakelijk de gehele kas te koelen om het gewas te koelen. Daardoor kan bij dezelfde omstandigheden voor het gewas met een veel kleinere koelcapaciteit volstaan worden. Anderzijds is het mogelijk het gewas verder te koelen dat wil zeggen in een beter klimaat voorzien omdat in tegenstelling tot 20 hetgeen getoond is in fig. 2 steeds gewaarborgd wordt dat de koellucht ook daar komt waar deze gewenst is. Door het gewas verder terug te koelen bestaan grotere mogelijkheden om de kweek te verbeteren/bevorderen of over een grotere hoogte daarvan te koelen, zonder extra energieverbruik. Indien de buitentemperatuur lager is dan de temperatuur in de kas is het mogelijk van buiten lucht aan te trekken en deze 25 voor koeling te gebruiken. Dit geldt niet bij zogenaamde gesloten kassen waarbij de inwendige van de kas geïsoleerd is ten opzichte van de omgeving.

Bij dergelijke gesloten kassen is in het algemeen een noodventilatiesysteem noodzakelijk. Dit om bij het wegvallen van koelingen en ontvochtiging het klimaat in een kas te kunnen beheersen om het overleven van het gewas te kunnen garanderen.

30 Volgens de onderhavige uitvinding kan dit bijzonder eenvoudig verwezenlijkt worden doordat het hierboven beschreven ventilatiestelsel via een klep met de omgeving buiten de kas verbonden kan worden zodat lucht met dit ventilatiestelsel van buitenaf aangezogen kan worden en weer naar buiten afgevoerd kan worden. Echter, indien I grote hoeveelheden lucht verplaatst dienen te worden, kan het totale oppervlak van de I openingen in de plantdragers onvoldoende zijn. In een dergelijk geval heeft het de I voorkeur in het ventilatiesysteem eenvoudig/automatisch te openen kleppen aan te brengen. Zo zouden volgens een variant van de uitvinding de schermen 16 van I 5 automatisch openende flappen voorzien kunnen zijn. Dergelijke flappen zouden I bijvoorbeeld op overdruk kunnen reageren waardoor een automatisch werkend I betrouwbaar systeem verkregen wordt.

I In fïg. 4 is een variant van de in fig. 3 getoonde constructie weergegeven. Aan kabels 21 is een goot 22 bevestigd. Daaronder bevindt zich een constructie bestaande 10 uit een luchtverdeelkanaal 23 en daaraan grenzende schermen 24. Deze constructie is I bevestigd aan de ophangingen 21. Het gewas is met 25 aangegeven en de pijlen geven I de stroom van de koude lucht aan. De hier afgebeelde schermen 24 zijn op enigerlei I wijze snel verwijderbaar. Vanzelfsprekend kan een dergelijke enkele teeltgoot 22 eveneens gebruikt worden bij de constructie afgebeeld in fig. 3 en kan de in fig. 3 15 getoonde constructie eveneens aan de kapconstructie of dergelijke van een kweekruimte opgehangen worden. De in fig. 4 getoonde constructie is eenvoudig te verwezenlijken door een slang of buis aan te brengen in een zak.

In de bovenstaande figuurbeschrijving is de uitvinding aan de hand van het voorbeeld van koelen besproken. Zoals eerder aangegeven is de uitvinding daartoe niet 20 beperkt en kunnen in plaats van lucht ook andere gassen toegevoerd worden (zoals C02). Bovendien kan de lucht of het andere gas een verwarmende functie hebben en kunnen met lucht of het andere gas stoffen meegevoerd worden die de ontwikkeling H van het gewas bevorderen zoals bestrijdingsmiddelen en dergelijke.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering 25 beschreven is, zullen bij degene bekwaam in de stand der techniek dadelijk varianten H opkomen die liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies. De plantdrager kan H op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze uitgevoerd zijn. Van belang is H slechts dat voldoende ruimte aanwezig is tussen plantdrager en bodem of andere steun H om uittreden van lucht over het oppervlak van de plantdrager mogelijk te maken bij het 30 afschermen van de zijdelingse omtrek daarvan. In plaats van het buigzame scherm 16 H kunnen ook stijve schotten en dergelijke toegepast worden.

y

Claims (11)

1. Werkwijze voor het kweken van gewassen naast elkaar aangebracht op een 5 plantdrager bij de toevoer van koellucht, met het kenmerk, dat die koellucht zijdelings langs die gewassen bewogen wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koellucht een de groei van het gewas beïnvloedend gas omvat. 10

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het gas kooldioxide omvat.

4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die 15 koellucht in hoofdzaak verticaal opstijgend tussen die gewassen ingébracht wordt.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies waarbij die koellucht een snelheid van maximaal 1 m/s heeft bij het tussen die gewassen bewegen.

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarin die koellucht een temperatuur van lager dan 5-20°C heeft.

7. Plantdragerstelsel aan te brengen op een bodem (13) of steun, omvattende een plantdrager (2,22), draagmiddelen (3,21) om de plantdrager op afstand van de 25 bodem of steun te houden, een conditioneerinrichting (4) omvattende een luchtverplaatsingsinrichting (7,9) teneinde een gas in de ruimte (14) tussen plantdrager en bodem/steun te blazen, waarbij die plantdrager van schermen (16) voorzien is, die de zijdelingse opening tussen de plantdrager en de bodem/steun afsluiten, met het kenmerk dat die schermen zich tot boven de onderzijde van die plantdrager uitstrekken. 30

8. Stelsel volgens conclusie 7, waarbij dat scherm een buigzaam scherm omvat.

9. Stelsel volgens een van de conclusies 7 of 8, waarbij in die ruimte (14) I tussen plantdrager en bodem/steun zich een van openingen (10) voorziene slang (9) I uitstrekt voor het afgeven van dat gas. H 5

10. Stelsel volgens een van de conclusies 7-9, waarbij die plantdrager van openingen is voorzien, welke openingen in die plantdrager en de toevoer van gas I zodanig gekozen worden, dat in de ruimte tussen plantdrager en bodem/steun een I overdruk ten opzichte van de omgeving heerst.

11. Stelsel volgens een van de conclusies 7-10, aangebracht in een kas, waarbij die kas een gesloten kas is.