NL1020273C2 - Sealinrichting. - Google Patents

Description

Sealinrichting.

De onderhavige uitvinding betreft een sealinrichting voor het door middel van warmte vormen van een las tussen een eerste en een tweede laag kunststof, voorzien 5 van verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van de lagen kunststof en transportmiddelen voor het transporteren van de lagen kunststof langs de verwarmingsmiddelen en scheidingsmiddelen voor het vormen van een scheidingslaag tussen de verwarmingsmiddelen en de lagen kunststof bij het verwarmen daarvan, waarbij de scheidingsmiddelen verplaatsbaar zijn in de bewegingsrichting van de lagen 10 kunststof langs de verwarmingsmiddelen.

Een inrichting van het in de aanhef genoemde soort is bekend uit het Nederlandse octrooi NL 1015127. De sealinrichting volgens de stand van de techniek is voorzien van verwarmingsmiddelen die zijn uitgevoerd als sealdraad. Deze sealdraad is opgespannen tussen twee stationaire sealelementen die zorgen voor de stroomtoevoer 15 naar de sealdraad. De sealdraad is uitgevoerd in weerstandsmateriaal en zal bij het doorvoeren van stroom warm worden. De sealdraad heeft een breedte van enkele millimeters. Deze breedte komt overeen met de breedte van de te maken las tussen een eerste en een tweede kunststof! aag. Onder de sealdraad is een aanslagblok aanwezig om druk te kunnen uitoefenen op de lagen kunststof die onder de sealdraad worden 20 doorgevoerd,

In het gebruik worden twee lagen kunststof onder de sealdraad doorgevoerd. Door de warmte die in de lagen kunststof wordt ingebracht, zal de kunststof ten minste gedeeltelijk smelten zodat aanhechting kan plaatsvinden tussen de eerste en de tweede laag. Wanneer geen verdere maatregelen zouden worden genomen is het mogelijk dat 25 het gesmolten kunststof materiaal zich afzet op de sealdraad. Daarom is volgens NL 1015127 voorzien in zogenaamde afscheidingsmiddelen. Deze afscheidingsmiddelen zijn uitgevoerd als teflon band die in een eindloze lus om de verwarmingsmiddelen door de inrichting wordt geleid. De teflon band heeft in het gebruik een zelfde voortbewegingssnelheid als de lagen kunststof die onder de sealdraad worden 30 doorbewogen. Dat wil zeggen dat de teflon band stilstaat ten opzichte van de kunststof lagen en beweegt over de sealdraad. Het teflon is bestand tegen de relatief hoge temperatuur van de sealdraad en zal door het inbrengen van warmte niet smelten. Door de aanwezigheid van de teflon band wordt het probleem van het eventueel verkleven , i ; '* «..· f \ 2 van het kunststof materiaal aan de sealdraad of aan de sealelementen waartussen de draad is gespannen, in hoofdzaak vermeden.

Volgens de stand van de techniek wordt de kunststof band of strook via aanvoerrollen aan de onderzijde van een sealdraad geleid. Na het verlaten van het 5 stroomafwaarts gelegen gedeelte van de sealdraad zal de teflon band via de rollen weer worden teruggevoerd naar het stroomopwaarts gelegen begin van de sealdraad. Bij het transport hiervan zal de teflon band afkoelen en de omgevingstemperatuur aannemen. Vanaf het eerste contact tussen de sealdraad en de teflon band zal het teflon vanaf de omgevingstemperatuur moeten worden opgewarmd totdat de temperatuur van de teflon 10 gelijk is aan de temperatuur van de sealdraad zelf. Vervolgens wordt de warmte door het teflon doorgegeven aan het daaronder gelegen kunststof. Het is wenselijk om de sealdraad zo kort mogelijk te houden. Dat wil zeggen dat op een relatief kort traject zowel het teflon moet worden verwarmd als warmte moet worden toegevoerd aan de kunststof lagen daaronder. Daardoor wordt gewerkt met een relatief hoge temperatuur 15 van de sealdraad. Doordat gebruik wordt gemaakt van de relatief hoge temperatuur zal op stroomafwaarts gelegen uiteinde van de sealdraad een zogenaamde hot spot ontstaan. Op het stroomafwaarts gelegen traject zijn zowel het teflon als het kunststof daaronder met behulp van de sealdraad verwarmd. De sealdraad kan ter plaatse van de hot spot niet goed warmte afstaan. Dat leidt ertoe dat de sealdraad ter plaatse van de hot 20 spot thermisch wordt belast en het teflon materiaal en de ondergelegen kunststof lagen overmatig worden verhit. Verder zal op de hotspot stof en vuil vastkoeken. Die vervuiling is vaak scherp. De teflonband die langs deze scherpe vervuiling loopt zal daardoor sneller slijten. Dat is nadelig.

Gezien de nadelen van de stand van de techniek is het doel van de onderhavige 25 uitvinding om te voorzien in een inrichting van het in de aanhef genoemde soort, waarbij de bovenvermelde nadelen zoveel mogelijk worden vermeden.

Dat doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat voorwarmmiddelen zijn voorzien voor het voorverwarmen van de scheidingsmiddelen, voorafgaande aan het toevoeren daarvan naar de verwarmingsmiddelen.

30 Volgens de uitvinding is erin voorzien dat de scheidingsmiddelen, bijvoorbeeld uitgevoerd als teflon band of strook, op een traject stroomopwaarts gelegen van de verwarmingsmiddelen wordt voorverwarmd. Op het moment dat de lagen kunststof samen met de afscheidingsmiddelen bij de verwarmingsmiddelen komen, zijn de 3 afscheidingsmiddelen reeds voorverwarmd. Dat wil zeggen dat de warmte die door de verwarmingsmiddelen aan de afscheidingsmiddelen en de kunststof lagen wordt toegevoerd direct ten goede kan komen van de kunststof lagen zelf. Dat wil zeggen dat gewerkt kan worden met een sealdraad die een relatief lage temperatuur heeft. Door het 5 voorverwarmen van de afscheidingsmiddelen hoeft niet overmatig warmte te worden toegevoerd op een begin traject van de verwarmingsmiddelen. Dat wil zeggen dat ook een hot spot aan het einde van de verwarmingsmiddelen achterwege blijft.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de verwarmingsmiddelen een geleiding vormen voor de scheidingsmiddelen, waarbij de verwarmingsmiddelen een eerste 10 gedeelte omvatten voor het voorverwarmen van de scheidingsmiddelen dat aansluit op een tweede gedeelte voor het verwarmen van de lagen kunststof. Daarbij is het mogelijk dat de voorwarmmiddelen een eerste gedeelte omvatten voor het op temperatuur brengen van de scheidingsmiddelen dat aansluit op een tweede gedeelte voor het verder verhogen van de temperatuur van de scheidingsmiddelen.

15 Volgens deze maatregelen is het mogelijk om de verwarmingsmiddelen uit te voeren als een enkelvoudige sealdraad waarbij de scheidingsmiddelen langs deze sealdraad worden gevoerd. De sealdraad kan bijvoorbeeld een eerste traject hebben met een relatief lage temperatuur dat aansluit op een traject met een hogere temperatuur. Dat wil zeggen dat de afscheidingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld een strook uit teflon, 20 geleidelijk van kamertemperatuur wordt opgewarmd in de richting van de temperatuur van de sealdraad zelf. Op het moment dat de afscheidingsmiddelen samen met het kunststof aankomen bij de verwarmingsmiddelen zijn de afscheidingsmiddelen zover verhit dat de temperatuur daarvan in hoofdzaak overeenkomt met die van de sealdraad zelf.

25 Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de scheidingsmiddelen een band of strook vormen, die verplaatsbaar is langs de verwarmingsmiddelen. Daarbij is het mogelijk dat de band of strook teflon omvat. Verder is het volgens de uitvinding mogelijk dat de band of strook eindloos is uitgevoerd.

Zoals hierboven al is aangegeven is het voordelig dat de verwarmingsmiddelen 30 zijn uitgevoerd als weerstandselement.

Daarbij is het mogelijk dat het weerstandselement een eerste gedeelte heeft met een eerste weerstand en een tweede gedeelte met een hogere weerstand, voor het in 4 gebruik vormen van een eerste gedeelte met een relatief lage temperatuur en een tweede gedeelte met een relatief hoge temperatuur.

Volgens de uitvinding is er verder in voorzien dat het weerstandselement een kem heeft uit weerstandsmateriaal, waarbij het eerste gedeelte is bekleed met een 5 geleidend materiaal voor het verlagen van de weerstand ter plaatse van de bekleding. Volgens deze uitvoeringsvorm zijn de verwarmingsmiddelen uitgevoerd als sealdraad uit bijvoorbeeld weerstandsmateriaal. Het eerste gedeelte van deze sealdraad is bekleed met een materiaal voor het verlagen van de weerstand van het materiaal. Door deze bekleding zal de weerstand lager zijn en ook de te vormen temperatuur bij het 10 doorvoeren van stroom lager zijn.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de bekleding nikkel of koper omvat.

Een verder de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt doordat de inrichting eerste verwarmingsmiddelen en tweede verwarmingsmiddelen omvat, welke verwarmingmiddelen tegenover elkaar en op afstand van elkaar zijn geplaatst voor het 15 daartussen vormen van een doorgang van de te verbinden lagen kunststof. Daarbij is het mogelijk dat een van de verwarmingsmiddelen verplaatsbaar is van een werkstand naar een niet werkzame stand.

Zoals hierboven al is aangegeven is het volgens de stand van de techniek gebruikelijk om de te sealen kunststof lagen langs verwarmingsmiddelen te voeren die 20 in hoofdzaak parallel verlopen aan een ondersteuning, die wordt gebruikt als aanslag. Tussen de ondersteuning en de verwarmingsmiddelen kan een zekere druk worden uitgeoefend op de lagen kunststof daartussen. Volgens de uitvinding is erin voorzien dat de ondersteuning of aanslag zelf een tweede verwarmingsmiddel vormt. Dat wil zeggen dat de warmte vanaf twee zijden naar de te verbinden kunststof lagen wordt 25 gevoerd.

Doordat een van de verwarmingsmiddelen is weg te klappen van een gebruikstand naar een niet-gebruikstand is het mogelijk om bijvoorbeeld lagen kunststof tussen beide verwarmingselementen te voeren zonder dat de verwarmingsmiddelen daarbij zijn ingeschakeld.

30 Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat de verwarmingsmiddelen zijn uitgevoerd als band of draad die op een grondvlak is bevestigd, waarbij de draad uitsteekt uit het grondvlak, en waarbij het uitstekende gedeelte van de draad kleiner is dan de totale dikte van een van de kunststoflagen.

10 2 ; a 5

Wanneer met behulp van de inrichting volgens de uitvinding kunststoffen zoals HDPE en LDPE worden verwerkt, dan ontstaan in de nabijheid van de sealdraad temperaturen die het materiaal doen smelten. Het gesmolten kunststof is dun vloeibaar en daarom niet in staat om drukkracht op te nemen. Wanneer de te gebruiken sealdraad 5 te ver uit een basismateriaal zou uitsteken zou de sealdraad kunnen gaan werken als mes. Om dit voorkomen is het gewenst volgens de uitvinding dat uitsteken van de sealdraden beperkt is zodat niet het gehele materiaal kan worden doorgesneden.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat de transportmiddelen stroomafwaarts van de verwarmingsmiddelen zijn aangebracht. Daarbij is het mogelijk 10 dat de transportmiddelen aandrukrollen omvatten die zijn aangebracht in het verlengde van de verwarmingsmiddelen.

De te sealen kunststof lagen worden met behulp van de transportmiddelen langs de verwarmingsmiddelen bewogen. Deze transportmiddelen hebben bijvoorbeeld de vorm van kunststof aandrukrollen die stroomafwaarts geplaatst zijn van de 15 verwarmingsmiddelen. Door gebruik te maken van aandrukrollen die zijn geplaatst in het verlengde van de verwarmingsmiddelen kunnen deze transportmiddelen de vers gevormde las enigszins aandrukken.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat de inrichting een aanvoerbaan heeft voor de lagen kunststof, welke aanvoerbaan stroomopwaarts van de 20 verwarmingsmiddelen een knik of bocht omvat.

Bij het sealen van een eerste aan een tweede kunststof laag loopt men het risico dat de kunststof lagen zelf gaan golven. Een dergelijk golven brengt de kwaliteit van de te vormen las in gevaar. Door nu de aanvoerbaan stroomopwaarts van de verwarmingsmiddelen te voorzien van een knik of bocht is het mogelijk om de lagen 25 kunststof aan de zijde waar niet wordt geseald moedwillig te laten golven, waardoor de tegenoverliggende zijde die wel moet worden voorzien van een seal automatisch strak wordt getrokken.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de lagen kunststof worden aangevoerd vanaf een voorraadhouder of rol, via een geleiding, waarbij de langsas van die 30 geleiding een hoek maakt met de langsrichting van de verwarmingsmiddelen die kleiner is dan 90°.

Door deze maatregel wordt bereikt dat men de te sealen zijde strak houdt, terwijl de tegenoverliggende zijde moedwillig een golving krijgt opgedrongen.

6

Volgens de uitvinding is het voordelig dat de hoek tussen de langsrichting van de verwarmingsmiddelen en de rotatie-as in hoofdzaak 85°.

Verder betreft de onderhavige uitvinding een sealinrichting die wordt gekenmerkt doordat de inrichting een as omvat voor het daarop plaatsen van een rol kunststof, 5 welke as een eerste uitstekend uiteinde heeft en een tweede uiteinde met behulp waarvan de as aan de inrichting is bevestigd, waarbij de as aan het eerste uiteinde is voorzien van een conisch gevormd orgaan met toenemende diameter gezien vanaf het eerste uiteinde naar het tweede uiteinde, en waarbij de as op afstand daarvan gelegen een tweede conisch orgaan heeft met een toenemende diameter gerekend vanaf het 10 eerste uiteinde naar het tweede uiteinde, waarbij tussen de beide conische organen een gedeelte van de as aanwezig is met een relatief kleine diameter.

Wanneer op de as volgens de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld een voorraadrol moet worden geplaatst, schuift men de kern van de voorraadrol over het eerste conische orgaan. Daarbij zorgt het conische orgaan voor het sturen van de rol in 15 de juiste richting. Vervolgens kan men de rol doorschuiven zodat contact wordt gemaakt met het tweede conische orgaan. Dit conische orgaan kan zo worden uitgevoerd dat dit klemmend komt vast te zitten aan de binnenzijde van de daarop geplaatste rol. Verder zal de as een aanslag omvatten, waarbij de afstand waarover de voorraadrol op de as geschoven kan worden wordt bepaald door die.

20 Verder betreft de uitvinding een sealinrichting die wordt gekenmerkt doordat middelen zijn voorzien voor het toevoeren van lucht tussen de te verbinden laag kunststof, welke middelen een uitstroomopening omvatten, waarbij de uitstroomopening in de bewegingsrichting van de lagen kunststof afheemt.

De sealinrichting volgens de onderhavige uitvinding is met name geschikt voor 25 het dichtsealen van een voorbereide folie. Deze folie bestaat uit een buisfolie waarin dwarsseals zijn aangebracht. Deze seals strekken zich uit vanaf een eerste eindzijde tot op afstand van een tweede eindzijde. Een dergelijke buis wordt in de inrichting volgens de onderhavige uitvinding geleid. De ruimte die is overgehouden tussen het einde van de dwarsseal en de tweede eindzijde van de folie kan worden benut om de folie over 30 een geleidingsorgaan te schuiven. Bij het geleidingsorgaan is een mes aanwezig om de buis ter plaatse open te snijden. In de inrichting zijn verder luchtdrukmiddelen aanwezig om tussen twee opeenvolgende dwarsseals lucht te kunnen blazen. Door het inblazen van de lucht zal de buis een driedimensionale vorm aannemen en enigszins bol 7 komen te staan. Daarna brengt men met behulp van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding een seal aan in het voorbereide materiaal. Om het ontsnappen van de ingeblazen lucht zoveel mogelijk te voorkomen is het voordelig wanneer de uitstroomopening van de luchtdrukmiddelen zo goed mogelijk aansluit op de 5 sealmiddelen. Door gebruik te maken van een uitstroomopening die in de bewegingsrichting van de te verbinden lagen kunststof afneemt is dat te bereiken. Dat wil zeggen dat een relatief dunne of slanke uitstroomopening vrijwel direct kan aansluiten op de verwarmingsmiddelen voor het aanbrengen van een seal tussen twee lagen kunststof.

10 Naast de hierboven besproken inrichting betreft de onderhavige uitvinding ook een werkwijze die wordt gekenmerkt doordat men de scheidingsmiddelen voorafgaand aan het toevoeren daarvan naar de verwarmingsmiddelen voorverwarmt.

De onderhavige uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren, waarin: 15 Figuur 1 een vooraanzicht weergeeft van de sealinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 2 een bovenaanzicht weergeeft van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 3 in detail het sealgedeelte weergeeft van de sealinrichting volgens de figuren 1 en 2.

20 Figuur 4 schematisch de inrichting toont volgens figuur 1 en 2, in het gebruik ervan.

Figuur 5 een bovenaanzicht toont van de inrichting volgens de uitvinding tijdens het sealen van een strook kunststof.

Figuur 6 in detail het opblazen van de folie volgens figuur 5 toont.

25 In figuur 1 is de sealinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. De inrichting 1 omvat een behuizing 2. Zoals in figuur 2 is te zien heeft de behuizing een zekere diepte zodat in de behuizing aandrijvingen en dergelijke van verschillende onderdelen van de sealinrichting kunnen worden ondergebracht. In figuur 1 is te zien dat uit behuizing 2 verschillende onderdelen uitsteken. Aan de onderzijde is de 30 behuizing 2 voorzien van poten 4 met behulp waarvan de behuizing 2 op een ondergrond kan worden geplaatst. De grootte van de poten 4 blijkt ook uit figuur 2. Verder steekt uit de behuizing 2 een voorraadhouder 3 uit. De specifieke vorm van voorraadhouder blijkt uit figuur 2. Op de voorraadhouder 3 kan een rol kunststof ‘02^:7 3 8 worden geplaatst die met behulp van de inrichting 1 moet worden dicht geseald. Zoals aangetoond wordt met verwijzing naar figuur 4 wordt de kunststof via een geleidingsstaaf 5 geleid in de richting van een sealunit 10. Deze sealunit 10 zal worden besproken aan de hand van figuur 3. Zoals uit figuur 2 blijkt staat de geleidingsstaaf 5 5 niet loodrecht op de voorzijde van de behuizing 2. De geleidingsstaaf 5 is zodanig op de behuizing 2 geplaatst dat de naar de sealunit 10 gerichte zijde samen met de behuizing een hoek insluit die kleiner is dan 90°.

Vanuit de geleidingsstaaf 5 wordt kunststof geleid in de richting van de sealunit 10. Deze kunststof zal bestaan uit een voorbewerkte, samengevouwen kunststof buis 10 waarin dwarsnaden aangebracht zijn. Deze dwarsnaden strekken zich uit vanaf een eerste eindrand tot op een zekere afstand vanaf de tweede eindrand. De ruimte die vrij blijft tussen het einde van de dwarsnaden en deze tweede eindrand kan worden gebruikt om de buis op een geleidingsorgaan 6 te schuiven. Dit geleidingsorgaan 6 is ook weergegeven in figuur 2. Via het geleidingsorgaan 6 loopt de kunststof buis langs een 15 mes of perforatieorgaan om de tweede eindrand van de kunststof buis open te snijden (niet afgebeeld). Vervolgens passeert de kunststof buis een uitstroomopening 7. Deze uitstroomopening is aangesloten op perslucht zodat via de uitstroomopening lucht in de opengesneden buis kan stromen. In figuur 1 is te zien dat de uitstroomopening 7 in grootte afneemt in de richting van de sealunit 10. Dat wil zeggen dat deze 20 uitstroomopening zich kan uitstrekken tot juist vóór de sealunit 10. De kunststof strook die door middel van de uitstroomopening 7 is opgeblazen wordt vervolgens dicht geseald met behulp van de sealunit 10. De manier waarop dit gebeurt wordt verder besproken aan de hand van figuur 3. Vervolgens wordt de kunststof aan de linker zijde van de sealunit 10 uit inrichting 1 afgevoerd. Het afvoeren van de dicht gesealde 25 kunststof strook is duidelijk te zien in figuur 4.

De inrichting 1 is voorzien van een blad of klep 11 die via een draaipunt 12 verbonden is met de inrichting 1. Indien dat gewenst is, kan het blad 11 van de in figuur 1 afgebeelde stand omhoog worden geklapt om de strook dicht geseald kunststof die de inrichting 1 verlaat, bij het verlaten daarvan te kunnen ondersteunen.

30 In figuur 2 is een bovenaanzicht te zien van de inrichting 1 volgens figuur 1. In figuur 2 is te zien dat de voorraadhouder 3 op een bijzondere wijze is vormgegeven. Eén uiteinde van de voorraadhouder 3 is verbonden met de behuizing 2. In de behuizing 2 is de voorraadhouder 3 draaibaar gelagerd. Verder kan voorraadhouder 3 IC;·' ; 9 zijn voorzien van een slipring op te voorkomen dat de voorraadhouder 3 op een ongewenste wijze kan roteren ten opzichte van de behuizing 2. Deze slipring bestaat bijvoorbeeld uit een rubberen band die om het lichaam van de voorraadhouder 3 is gewikkeld en op een zekere spanning wordt gehouden.

5 Het tegenoverliggende einde van de voorraadhouder 3 steekt uit uit de behuizing 2. Vanaf dit uitstekende uiteinde neemt de dwarsdoorsnede van de voorraadhouder 3 op een eerste gedeelte 31 enigszins toe. Dat wil zeggen dat het uitstekende gedeelte 31 van de voorraadhouder 3 een centreerorgaan vormt. Vervolgens omvat de voorraadhouder 3 een gedeelte 32 met een kleinere diameter. Dat wil zeggen dat bij het plaatsen van een 10 voorraadrol op de voorraadhouder 3 dit gedeelte gemakkelijk en snel kan worden gepasseerd. Vervolgens omvat de voorraadhouder 3 een verder gedeelte 33 waarvan de dwarsdoorsnede weer toeneemt. Dat wil zeggen dat bij het aanbrengen van een voorraadrol op de voorraadhouder 3 het voorste gedeelte van de voorraadhouder contact zal maken met de buitenzijde van het gedeelte 33 zodat de voorraadrol 15 klemmend wordt ontvangen op de voorraadhouder 3.

In figuur 2 is verder te zien dat vanaf de voorraadhouder 3 een baan wordt gevormd via het geleidingselement 5 in de richting van het geleidingselement 6, nabij de sealunit 10. Doordat het geleidingselement 5 een hoek maakt die kleiner is dan 90° met de voorzijde van de behuizing 2 zal een kunststof strook die wordt aangevoerd 20 vanaf de voorraadhouder 3 in de richting van de sealunit 10 op het gedeelte dat op afstand ligt van de behuizing 2 enigszins golfvormig zijn. Het gedeelte dat contact maakt met de geleiding 6 zal daardoor onder spanning komen te staan en geheel strak getrokken zijn. Dat bewerkstelligt een betere las die gevormd kan worden door middel van de sealunit 10. Verder is in figuur 2 het onderste uiteinde te zien van een wiel of 25 schijf 8. Dit wiel of deze schijf 8 maakt contact met de kunststof die langs de geleiding 6 wordt gevoerd zodat met behulp van het wiel 8 de snelheid waarmee de kunststof door de inrichting 1 wordt gevoerd kan worden gemeten. Verder kan het wiel 8 verbonden worden met een bewerkingseenheid, zoals een computer, voor het bijhouden van de totale hoeveelheid kunststof die met behulp van de inrichting 1 is geseald. Het is 30 bijvoorbeeld mogelijk dat een leverancier van de inrichting 1 een eindgebruiker gratis de inrichting 1 ter beschikking stelt en alleen een vergoeding vraagt voor de te verwerken rollen kunststof. Op dat moment kan de bewerkingseenheid die gekoppeld is 10 met de schijf 8 van tijd tot tijd worden uitgelezen om vast te stellen of er niet andere rollen kunststof met behulp van de inrichting 1 zijn verwerkt.

Het wiel 8 wordt ook gebruikt om vast te stellen of er problemen zijn met de doorvoer van de kunststof.

5 De werking van de sealunit 10 zal verder worden beschreven aan de hand van de figuur 3. Sealunit 10 volgens figuur 3 omvat een gedeelte 20 dat vast verbonden is met de behuizing 2. Op dit gedeelte 20 is een basisplaat 21 bevestigd. Deze basisplaat 21 is via het draaipunt 22 verbonden met een gedeelte 20. Op de basisplaat zit verder een orgaan 23 uit een warmtevast materiaal, zoals bijvoorbeeld keramiek of Teflon. Aan 10 een gedeelte van de buitenwand van het element 23 zit een weerstandselement geklemd. Dit weerstandselement strekt zich uit vanaf een beginpunt bij verwijzingscijfer 25 via een eerste tussenpunt bij verwijzingscijfer 26 naar een verder tussenpunt bij verwijzingscijfer 27 tot een eindpunt bij verwijzingscijfer 28. Het weerstandselement (schematisch aangeduid met de streeplijn in figuur 3) bestaat 15 bijvoorbeeld uit weerstandsmateriaal, dat algemeen bekend is in de stand van de techniek. Dit weerstandsmateriaal heeft als bijzonder kenmerk dat de weerstand van het materiaal nagenoeg niet verandert door temperatuurverhogingen van het materiaal. De geringe weerstandsverandering die in het gebruik optreedt kan worden gemeten en is een indicatie voor de temperatuur van het materiaal.

20 Het weerstandsmateriaal is op het eerste gedeelte tussen de verwijzingscijfers 25 en 26 en op het laatste gedeelte tussen de verwijzingscijfers 27 en 28 voorzien van een materiaal met een relatieve goede geleiding. Dit materiaal kan bijvoorbeeld koper of nikkel omvatten. Tussen de verwijzingscijfer 26 en 27 is het weerstandsmateriaal niet bekleed. Door de aanwezigheid van de bekledingen zal het weerstandsmateriaal op het 25 traject 25, 26 en op het traject 27, 28 minder opwarmen dan op het traject tussen de verwijzingscijfers 26 en 27. Op het traject tussen de verwijzingscijfers 25 en 26 is de temperatuur van het weerstandsmateriaal typisch 70 tot 75°C. Op het traject tussen de punten 26 en 27 is het temperatuur van het materiaal typisch 100 tot 170°C. In het gedeelte tussen de punten 27 en 28 zal de temperatuur weer afnemen tot typisch 75 °C. 30 In figuur 3 is te zien dat naast het element 23 ook een tweede element 23' aanwezig is dat direct op de behuizing 2 van de inrichting is aangebracht. De opbouw van het element 23' is verder identiek aan die van het element 23. Naast de elementen 23 omvat de sealunit 10 ook een eerste rubberen wiel 24 en een tweede wiel 24'. Het wiel 24 is /3 11 net als het element 23 aangebracht op de basisplaat 21 en is dus roteerbaar om het scharnierpunt 22. Het tegenover liggende wiel 24' is vast verbonden met de behuizing 2. In figuur 3 zijn de wielen 24 en 24' enigszins door elkaar getekend. Aangezien de wielen van een veerkrachtig materiaal zijn, zullen de wielen onder invloed van elkaar 5 enigszins vervormen.

Om het wiel 24 en het bijbehorende element 23 is een band of strook 40 aangebracht. Deze band of strook is bijvoorbeeld gevormd uit Teflon. Op dezelfde wijze is om het element 24' en het bijbehorende element 23' een band of strook 40’ aangebracht. In het gebruik wordt vanaf de in figuur 3 afgebeelde rechter zijde 10 kunststof aangevoerd vanaf de positie die is aangeduid met A. De kunststof beweegt vervolgens in de richting van het punt dat is aangeduid met B. Tijdens het transport vanaf de positie A naar de positie B wordt de kunststof verwarmd met behulp van de weerstandselementen die zijn aangebracht om de elementen 23 en 23'. De kunststof die door de sealunit 10 wordt gevoerd, kan niet verkleven met deze weerstandselementen 15 omdat ze van de weerstandselementen worden gescheiden door middel van de stroken 40 en 40'. De stroken 40 en 40' bewegen gezamenlijk met de te sealen kunststof langs de verwarmingselementen die zijn aangebracht op de elementen 23 en 23'.

Bij doorvoeren van de te sealen kunststof door de sealeenheid 10 wordt niet alleen de te sealen kunststof verwarmd maar ook het materiaal van de stroken 40 en 40'. 20 Op het moment dat de stroken 40, 40' zich bevinden ter hoogte van het punt B in de sealunit 10 zal het materiaal van de strook 40, 40' getransporteerd worden terug naar het beginpunt A. Tijdens dit transport zal de temperatuur van de stroken 40, 40' dalen en de temperatuur willen aannemen van de omgeving. Wanneer geen bijzondere maatregelen zouden zijn genomen zou het materiaal van de stroken 40, 40' vanaf de 25 positie A weer in temperatuur moeten toenemen om warmte te kunnen doorlaten naar de te sealen kunststof. Wanneer dat het geval zou zijn zou op het traject A-B overmatige warmte aan het materiaal van de stroken 40,40' moeten worden toegevoerd om te bewerkstelligen dat het te sealen materiaal in een relatief korte tijd op een relatief kort traject kan worden dicht geseald. Wanneer echter te veel warmte wordt 30 toegevoerd, wordt ter hoogte van het verwijzingscijfer 27 op het weerstandsmateriaal een zogenaamde hot spot gevormd. Op deze positie kan het weerstandsmateriaal immers geen warmte meer overdragen aan te sealen materiaal terwijl ter plaatse wel een relatief hoge temperatuur wordt gehandhaafd. Ter plaatse van deze hot spot kan de ·.· .< . ... t vi 12 overmatige toevoer van warmte leiden tot vloeigedrag van de te sealen kunststof, waarbij lekkage van de gelegde sealverbinding kan optreden.

Door de specifieke constructie van de sealeenheid 10 gebeurt volgens de uitvinding het volgende: 5 Na het verlaten van de positie B neemt het materiaal van de stroken 40, 40' enigszins in temperatuur af. Na het passeren van het verwijzingscijfer 25 zal het materiaal van de stroken 40, 40' in contact komen met het weerstandsmateriaal, dat op het traject 25-26 een relatief lage temperatuur heeft. Bij het bewegen van de positie 25 naar de positie 26 zal het materiaal van de stroken 40, 40' de temperatuur van het 10 weerstandsmateriaal aannemen. Na het passeren van het verwijzingscijfer 26 wordt de temperatuur van het materiaal van de stroken 40, 40' verder verhoogd. Dat wil zeggen dat het materiaal van de stroken 40, 40' op het moment dat deze stroken het punt A bereiken al de temperatuur hebben aangenomen van het weerstandsmateriaal. Dat wil zeggen dat de warmte die wordt toegevoerd op het traject A-27 geheel ten goede komt 15 van de lagen te sealen materiaal. Dat wil zeggen dat geen overmatige warmte aan het materiaal hoeft te worden toegevoerd en dat een betrouwbare las kan worden gelegd tussen de te sealen materialen.

Door de constructie die is afgebeeld in figuur 3, waarbij ten minste een element 23 en een overeenkomstig wiel 24 zijn aangebracht op een basisplaat 21, is het 20 mogelijk om de basisplaat 21 te roteren ten opzichte van de behuizing 2. Dat wil zeggen dat ruimte vrijkomt voor het verschuiven van de eventuele lagen kunststof die tussen de elementen 23 en 23' aanwezig zouden kunnen zijn. Verder zijn na het roteren van de basisplaat 21 de sealdraden bereikbaar en kunnen deze indien gewenst worden vervangen.

25 Volgens figuur 3 vindt het roteren van de basisplaat 21 plaats doormiddel van een wiel 80. Door het roteren van het wiel 80 verplaatst het element 23 van een werkstand voor het sealen van kunststof naar een niet-werkzame positie op afstand van het tegenoverliggende blok 23'. Het wiel 80 kan aan de bovenzijde zijn voorzien van inkepingen, waarin een fixeer-orgaan 81 gedrukt kan worden.

30 Op de as 22 en in het hart van het wiel 24 zijn tandwielen aangebracht. Deze tandwielen zijn voor de overzichtelijkheid van de figuur niet afgebeeld. Deze tandwielen zijn en blijven in aangrijping tijdens het roteren van de plaat 21 om de as 22. Door deze maatregel wordt bewerkstelligd dat bij het terugdraaien van de plaat 21 1 n n -' > J -3

* \J Γ ' vJ

13 de tanden van het tandwiel waarvan de rotatieas samenvalt met die van het wiel 24 niet kunnen vastlopen op die van het tandwiel waarvan de rotatieas samenvalt met het wiel 24'.

In figuur 4 is opnieuw de inrichting 1 afgebeeld volgens figuur 1. In figuur 4 is te 5 zien dat op de voorraadhouder 3 een rol 50 is geplaatst met daarop opgewikkeld kunststof 51. De kunststof 51 wordt via het geleidingselement 5 in de richting van de sealunit 10 gevoerd. Gezien het feit dat de kunststof 51 bestaat uit een gesloten buis die juist vóór uitstroomopening 7 wordt open gesneden is het mogelijk om met behulp van de uitstroomopening 7 lucht te blazen in het materiaal van de kunststof 51. Dat wil 10 zeggen dat het volume van de strook door de inrichting 1 wordt gevoerd toeneemt. Juist na het verlaten van de uitstroomopening 7 komt de strook kunststof 51 de sealunit 1 binnen en wordt daar dicht geseald zoals beschreven is aan de hand van figuur 3. Als eindproduct wordt een strook 51 uit de inrichting 1 gevoerd die bestaat uit elkaar opvolgende luchtzakken die gezamenlijk een strook vormen. Deze luchtzakken kunnen 15 gebruikt worden als verpakkingsmateriaal bijvoorbeeld voor het verpakken van breekbare goederen.

Het verpakkingsmateriaal dat gevormd is met behulp van de inrichting 1 kan dienen ter vervanging van zogenaamde verpakkingschips. Verpakkingschips is een materiaal waarbij lucht ingevangen zit in een polymeer structuur. Bij het fabriceren, 20 vervoeren en opslaan van dergelijke verpakkingschips is relatief veel ruimte nodig. Volgens de uitvinding is erin voorzien dat de lucht pas in het verpakkingsmateriaal wordt geblazen juist voordat het verpakkingsmateriaal wordt gebruikt. Dat wil zeggen dat men slechts voorraadrollen 50 in voorraad hoeft te houden die een beperkt volume innemen en men toch relatief veel verpakkingsmateriaal ter beschikking heeft.

25 Figuur 5 toont in bovenaanzicht toont de inrichting volgens de uitvinding tijdens

De buis het sealen van een strook kunststof 51. In figuur 5 is te zien dat de buisfolie 51 zich uitstrekt tussen de eindranden 52 en 53. Vanaf de eindrand 52 verlopen dwarsnaden 54 en 55 in de richting van de eindrand 53. Tussen het uiteinde van de naden 54 en 55 en de eindrand 53 zit een opening met behulp waarvan de buis 51 over 30 de geleiding 6 kan worden geschoven. Uit figuur 5 blijkt verder dat de buis 51 stroomopwaarts van de sealinrichting 10 onder een hoek staat ten opzichte van de doorvoerrichting van die sealinrichting 10. Daardoor staat de eindrand 53 enigszins onder spanning en dus strak.

14

De eindrand 53 wordt bij het doorvoeren van de buis 51 opengesneden met behulp van een mes 61. Daarna sluit de buis 51 aan op de luchttoevoer 7 met behulp waarvan de buis wordt opgeblazen. Dit is in detail te zien in figuur 6. Direct na het opblazen van de buis 51 wordt de buis met behulp van de sealinrichting 10 5 dichtgeseald, zodat de lucht in de buis 51 wordt opgesloten door respectievelijk de eindrand 52, een dwarsnaad 54, een stroomafwaarts gelegen dwarsnaad 55 en de nieuw gevormde sealnaad 56.

Claims (21)

1. Sealinrichting voor het door middel van warmte vormen van een las tussen een eerste en een tweede laag kunststof voorzien van verwarmingsmiddelen voor het 5 verwarmen van de lagen kunststof en transportmiddelen voor het transporteren van de lagen kunststof langs de verwarmingsmiddelen en scheidingsmiddelen voor het vormen van een scheidingslaag tussen de verwarmingsmiddelen en de lagen kunststof bij het verwannen daarvan, waarbij de scheidingsmiddelen verplaatsbaar zijn in de bewegingsrichting van de lagen kunststof langs de verwarmingsmiddelen, met het 10 kenmerk, dat voorwarmmiddelen zijn voorzien voor het voorverwarmen van de scheidingsmiddelen, voorafgaande aan het toevoeren daarvan naar de verwarmingsmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen een geleiding vormen voor de scheidingsmiddelen, waarbij de verwarmingsmiddelen 15 een eerste gedeelte omvatten voor het voorverwarmen van de scheidingsmiddelen dat aansluit op een tweede gedeelte voor het verwarmen van de lagen kunststof.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de voorwarmmiddelen een eerste gedeelte omvatten voor het op temperatuur brengen van de scheidingsmiddelen dat aansluit op een tweede gedeelte voor het verder verhogen van 20 de temperatuur van de scheidingsmiddelen.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de scheidingsmiddelen een band of strook vormen, die verplaatsbaar is langs de verwarmingsmiddelen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de band of strook teflon 25 omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de band of strook eindloos is uitgevoerd.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen zijn uitgevoerd als weerstandselement.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het weerstandselement een eerste gedeelte heeft met een eerste weerstand en een tweede gedeelte met een hogere weerstand, voor het in gebruik vormen van een eerste gedeelte met een relatief lage temperatuur en een tweede gedeelte met een relatief hoge temperatuur. 'if p' ,v O , * V.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het weerstandselement een kern heeft uit weerstandsmateriaal, waarbij het eerste gedeelte is bekleed met een geleidend materiaal voor het verlagen van de weerstand ter plaatse van de bekleding.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de bekleding nikkel of 5 koper omvat.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting eerste verwarmingsmiddelen en tweede verwarmingsmiddelen omvat, welke verwarmingmiddelen tegenover elkaar en op afstand van elkaar zijn geplaatst voor het daartussen vormen van een doorgang van de te verbinden lagen kunststof.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een van de verwarmingsmiddelen verplaatsbaar is van een werkstand naar een niet werkzame stand.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen zijn uitgevoerd als band of draad die op een grondvlak is 15 bevestigd, waarbij de draad uitsteekt uit het grondvlak, en waarbij het uitstekende gedeelte van de draad kleiner is dan de totale dikte van een van de kunststoflagen.

14. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen stroomafwaarts van de verwarmingsmiddelen zijn aangebracht.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de transportmiddelen 20 aandrukrollen omvatten die zijn aangebracht in het verlengde van de verwarmingsmiddelen.

16. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een aanvoerbaan heeft voor de lagen kunststof, welke aanvoerbaan stroomopwaarts van de verwarmingsmiddelen een knik of bocht omvat.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de lagen kunststof worden aangevoerd vanaf een voorraadhouder of rol, via een geleiding, waarbij de langsas van die geleiding een hoek maakt met de langsrichting van de verwarmingsmiddelen die kleiner is dan 90°.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de hoek tussen de 30 langsrichting van de verwarmingsmiddelen en de rotatie-as in hoofdzaak 85°.

19. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een as omvat voor het daarop plaatsen van een rol kunststof, welke as een eerste uitstekend uiteinde heeft en een tweede uiteinde met behulp waarvan de as aan - ii vJ de inrichting is bevestigd, waarbij de as aan het eerste uiteinde is voorzien van een conisch gevormd orgaan met toenemende diameter gezien vanaf het eerste uiteinde naar het tweede uiteinde, en waarbij de as op afstand daarvan gelegen een tweede conisch orgaan heeft met een toenemende diameter gerekend vanaf het eerste uiteinde 5 naar het tweede uiteinde, waarbij tussen de beide conische organen een gedeelte van de as aanwezig is met een relatief kleine diameter.

20. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen zijn voorzien voor het toevoeren van lucht tussen de te verbinden laag kunststof, welke middelen een uitstroomopening omvatten, waarbij de 10 uitstroomopening in de bewegingsrichting van de lagen kunststof afneemt.

21. Werkwijze voor het door middel van warmte aan elkaar bevestigen van een eerste laag kunststof en een tweede laag kunststof, waarbij men de lagen kunststof beweegt langs stationair aangebrachte verwarmingsmiddelen en men tussen de verwarmingsmiddelen en de lagen kunststof scheidingsmiddelen aanbrengt tijdens het 15 transport langs de verwarmingsmiddelen, met het kenmerk, dat men de scheidingsmiddelen voorafgaand aan het toevoeren daarvan naar de verwarmingsmiddelen voorverwarmt.