NL1019739C2 - Ordner en werkwijze voor aanbieden van ordners. - Google Patents

Description

Titel: Ordner en werkwijze voor aanbieden van ordners.

De uitvinding heeft betrekking op een ordner. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een ordner met ten minste een beugel voor het vastzetten van papier en dergelijke.

Ordners zijn gebruikelijk voorzien van een voorkaft, een achterkaft 5 en een rug, vervaardigd uit karton, eventueel ingesloten in een daaromheen gesealde kunststof bekleding. Voorkaft, achterkaft en rug zijn onderling verbonden door scharnieren. Aan de achterkaft is een beugel vastgezet met behulp van popnagels, blindklinknagels of dergelijke, waardoor een vaste verbinding is verkregen. De beugel bestaat in hoofdzaak uit bijvoorbeeld 10 twee, vier of twintig ringelementen die met behulp van een open- en sluitmechanisme kunnen worden gedeeld, zodat papier met perforaties daarop kan worden geschoven, waarna de ringen worden gesloten voor het vastzetten van het papier. Dergelijke ordners zijn bijvoorbeeld bekend als multo-map, twee- of vier-rings ordner of dergelijke.

15 Deze bekende ordners hebben het nadeel dat deze in lege toestand relatief veel ruimte innemen. Immers, de beide kaften kunnen niet tegen elkaar worden gevouwen aangezien de of elke beugel daartussen wordt gesloten, terwijl ordners in geopende toestand, waarbij de voor- en achterkaft en de rug ongeveer in een vlak liggen, niet kunnen worden 20 gestapeld daar genoemde beugels daarboven uitsteken. Een verder nadeel van deze bekende ordners is dat deze relatief ingewikkeld zijn in vervaardiging, waardoor deze bijzonder kostbaar zijn. Bovendien kunnen de metalen delen eenvoudig tot beschadiging van de in de ordner op te bergen papieren en de omgeving leiden, met name door de metalen 25 bevestigingsmiddelen.

De uitvinding beoogt een ordner van de in de aanhef beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de I 0 1 k 2 voordelen daarvan. Daartoe wordt een ordner volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Bij een ordner volgens de uitvinding wordt het voordeel bereikt dat de beugel of beugels en de kaft, opgebouwd uit voorkaft, achterkaft en rug 5 los van elkaar kunnen worden vervaardigd, opgeborgen en getransporteerd, terwijl deze relatief eenvoudig gekoppeld kunnen worden voor het samenstellen van een geschikte ordner. Bij voorkeur wordt de kaft vervaardigd door spuitgieten met geïntegreerde scharnieren, waarbij eerste koppelmiddelen worden meegevormd, terwijl de beugels van tweede 10 koppelmiddelen zijn voorzien, voor samenwerking daarmee. Spuitgieten van de kaft biedt het voordeel dat dit bijzonder snel en eenvoudig kan worden gevormd, zonder scherpe delen en eendelig is, zodat verdere productiestappen niet noodzakelijk zijn, anders dan genoemde eenvoudige koppeling van eerste en tweede koppelmiddelen, bij voorkeur direct 15 voorafgaand aan gebruik.

De kaften kunnen eenvoudig plat op elkaar worden gestapeld, in geopende toestand of in samengevouwen toestand, terwijl de beugels los kunnen worden verpakt. Daardoor nemen de ordners bijzonder weinig ruimte in.

20 In een voordelige uitvoeringsvorm kan de of elke beugel met de tweede koppelmiddelen in de vorm van geleidemiddelen in de eerste koppelmiddelen, in de vorm van verdere geleidemiddelen worden geschoven en daarin worden vastgezet door verende klemmiddelen. Daardoor is koppeling bijzonder eenvoudig mogelijk, terwijl daarop tijdens gebruik 25 werkende krachten de beugel niet eenvoudig kunnen losmaken.

De eerste koppelmiddelen kunnen zijn meegespuitgiet in kunststof maar kunnen ook als inserts worden meegespuitgiet, bijvoorbeeld metalen of kunststof inserts.

Bij kunststof spuitgieten van de kaften verdient het de voorkeur 30 ten minste een deel van de buitenzijde van de kaft, in het bijzonder een deel 3 van de rug te voorzien van een schrijfbaar oppervlak, in het bijzonder door labellen daarvan. In een bijzonder voordelige vorm wordt daarbij gebruik gemaakt van inmould labellen. Daardoor kan nog eenvoudiger een ordner worden verkregen met een aangenaam uiterlijk en praktische 5 toepasbaarheid. Overigens kan de kaft, in het bijzonder aan de buitenzijde, eenvoudig van een gewenste structuur worden voorzien door inmould labellen.

De kaft is bij voorkeur voorzien van verstijvingsmiddelen zoals ribben, ruggen of dergelijke, bij voorkeur aan de naar binnen gekeerde zijde 10 van de kaft. Daardoor kan de kaft relatief dun worden gespuitgiet, met daardoor een korte cyclustijd en relatief weinig materiaal, terwijl toch een aangenaam uiterlijk wordt verkregen bij voldoende stijfheid.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een set van een kaft en ten minste een beugel, waarbij de kaft is voorzien van eerste 15 koppelmiddelen en de beugel van tweede koppelmiddelen, zodanig dat de of elke beugel eenvoudig met een kaft kan worden verbonden voor de vorming van een ordner.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het aanbieden van ordners, gekenmerkt door de maatregelen volgens 20 conclusie 12.

Bij een der gelijke werkwijze kunnen kaften vlak of samengevouwen worden verpakt, althans gestapeld in een relatief kleine ruimte, terwijl de beugels los daarvan kunnen worden opgeborgen. Pas later, bijvoorbeeld vlak voor gebruik hoeven de ordners te worden 25 samengesteld.

In de verdere volgconclusies zijn nadere voordelige uitvoeringsvormen van een ordner of werkwijze volgens de uitvinding gegeven. Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een ordner, set en werkwijze volgens de uitvinding nader worden 30 toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: "*019 ' q 3 4 figuur 1 een omslag van een ordner volgens de uitvinding, in geopende toestand, vanaf de binnenzijde gezien; figuur 2 in zijaanzicht opengeslagen de omslag volgens figuur 1; figuur 3 in perspectivisch aanzicht schematisch een beugel voor een 5 ordner volgens de uitvinding; figuur 4 in zijaanzicht een ordner volgens de uitvinding, in gesloten toestand, samengesteld uit een omslag volgens figuur 1 en 2 en een beugel volgens figuur 3; figuur 5 - 7 in drie stappen het positioneren van een beugel volgens 10 figuur 3 in een omslag volgens figuur 1 en 2; figuur 8 schematisch in doorgesneden zijaanzicht een matrijs voor het vervaardigen van een omslag volgens figuur 1 en 2, in een eerste fase van vervaardiging; en figuur 9 de matrijs volgens figuur 8 tijdens een tweede fase van 15 vervaardiging van de omslag.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers.

Figuur 1 toont in opengeslagen toestand vanaf de binnenzijde gezien een omslag 1 te noemen kaft voor een ordner 100 volgens de 20 uitvinding, welke omslag is voorzien van een voorkaft 2, een achterkaft 3 en een beugel 4, onderling scharnierend met elkaar verbonden via scharnieren 5, 6. De omslag 1 is bij voorkeur eendelig vervaardigd door spuitgieten, bijvoorbeeld als nog nader te beschrijven in een matrijs zoals getoond in figuur 8 en 9. De omslag kan in de in figuur 1 en 2 getoonde, relatief vlakke 25 stand eenvoudig worden gespuitgiet, waarbij de scharnieren 5, 6 van het living hinge type zijn. Geschikte kunststoffen zullen voor de vakman direct duidelijk zijn.

Ter verstijving van ten minste het voorkaft 2 en het achterkaft 3 zijn verstijvingsribben 7 en een enigszins verdikte rand 8 voorzien, welke 30 aan de buitenzijde 9 is afgerond ter verfraaiing en ter vereenvoudiging van Ί’ 5 de vervaardiging. Bovendien is een dergelijke afronding voordelig tijdens gebruik en wordt beschadiging daardoor eenvoudiger verhinderd. In de rug 4 is een opening 10 getoond zoals gebruikelijk bij ordners, waardoorheen bijvoorbeeld een vinger kan worden gestoken voor het uit een kast trekken 5 van de ordner. De omslag 1, in het bijzonder de rug 4 kan aan de buitenzijde 11 eenvoudig zijn voorzien van beschrijfbare delen, bijvoorbeeld door in-mould labelen. Ook kan aan de buitenzijde 11 en/of de binnenzijde van de omslag 1 een afwerklaag zijn voorzien, bijvoorbeeld textuur, aangebracht met behulp van in-mouldlabeltechniek, druktechniek of dergelijke. Textuur 10 kan ook worden verkregen door geschikte aanpassing van de betreffende wanddelen van de matrijs.

Op het achterkaft 3 zijn nabij de rug 4 eerste koppelmiddelen 12 voorzien waarin een beugel 13, bijvoorbeeld als getoond in figuur 3, kan worden vastgezet na vorming van de omslag 1, meer in het bijzonder 15 voorafgaand aan gebruik van de ordner 100. Dergelijke beugels 13 zijn uit de praktijk genoegzaam bekend uit ordners. De beugel 13 zal derhalve niet verder worden beschreven voor zover niet noodzakelijk voor een goed begrip van de uitvinding.

De beugel 13 omvat een grondplaat 14, bijvoorbeeld met een in 20 hoofdzaak rechthoekige, afgeronde buitenvorm. Op de grondplaat zijn twee gebogen voorste poten 15 bevestigd alsmede onderling verbonden achterste poten 16 welke eveneens zijn gebogen en met behulp van een hendel 17 tegen de voorste poten 15 kunnen worden bewogen of daarvan kunnen worden weggezwenkt, in welke laatste stand papier en dergelijke over de 25 voorste beugels 15 kan worden geschoven met geschikte perforaties. De voorste poten 15 zijn positievast met de grondplaat 14 verbonden. De grondplaat 14 en de voorste poten 15 vormen tezamen in hoofdzaak tweede koppelmiddelen 18 welke kunnen samenwerken met de eerste koppelmiddelen 12, op nader te beschrijven wijze, voor het in de omslag 1 30 vastzetten van de beugel 13. De eerste koppelmiddelen omvatten 6 geleidemiddelen 20, welke kunnen samenwerken met ten minste een langsrand 21 van de grondplaat 14 als tweede geleidemiddelen, waarbij een tweetal klemmiddelen 22 is voorzien in de eerste koppelmiddelen voor vastzetten van de beugel 13 in de geleidemiddelen 20. Daartoe zijn de 5 klemmiddelen 22 voorzien van uitsparingen 23 waarin de voorste poten 15 kunnen worden vastgezet. In figuur 5 - 7 is in een drietal stappen nader toe gelicht hoe de beugel in de eerste koppelmiddelen 12 wordt vastgezet. Ter verduidelijking is in de figuren 5 - 7 de beugel 13 slechts schematisch weergegeven, onder weglating van de zwenkarm 17, veermiddelen 19 en 10 dergelijke. De poten 15, 16 zijn in doorsnede weergegeven op de grondplaat 14, waarbij schematisch de verdere poten 15, 16 daartussen zijn ingetekend (in projectie).

De eerste koppelmiddelen 12 omvatten een eerste geleidemiddel 20 in de vorm van een in hoofdzaak rechte geleiding met een ongeveer L-15 vormige dwarsdoorsnede. Zoals duidelijk blijkt uit figuur 4 is dit geleide-element 20 zodanig geplaatst dat de langsrand 21 van de grondplaat 14 daaronder kan worden geschoven over bijvoorbeeld ongeveer de halve lengte L van de grondplaat 14, zodanig dat de langsrand 21 daaronder wordt vastgehouden. Op afstand van het geleide-element 20 is een tweetal 20 klemelementen 22 geplaatst, eveneens met een in hoofdzaak L-vormige dwarsdoorsnede, zodanig dat de tegenover de langsrand 21 gelegen tweede langsrand 24 daaronder kan worden geschoven. Deze situatie is in doorgesneden aanzicht getoond in figuur 7a. Duidelijk is dat daarbij de grondplaat 14 is opgesloten tussen enerzijds het vlak 25 van het achterkaft 25 3 en anderzijds het geleide-element 20 en de klemelementen 22. De klemelementen 22 omvatten elk een flens 26 welke zich ongeveer evenwijdig aan het vlak 25 van het achterkaft 3 uitstrekken, in welke flenzen 26 de uitsparingen 23 zijn aangebracht. De uitsparingen 23 zijn open aan de naar het geleide-element 20 gekeerde zijde. In inschuifrichting S gezien 30 voorliggend is achter elke uitsparing 23 een tong 28 voorzien, welke verder '* Ü ί ^ ^ 7 uitsteekt vanaf de wand 29 dan het tegenovergelegen flensdeel 30 en dient als vangmiddel.

De beugel 13 kan als volgt worden geplaatst.

De beugel wordt met de grondplaat 14 op het achterkaft 3 gezet, 5 enigszins naast het in figuur 5, 6 en 7 bovenste klemelement 22, waarbij de grondplaat 14 enigszins wordt verdraaid, zodanig dat de lengte-as I daarvan een hoek α insluit met de inschuifrinchting S. Vervolgens wordt de eerste boog 31, in figuur 5 onder getekend, langs het bovenste klemelement 22A geschoven tot tussen het geleide-element 20 en het flensdeel 30 van het 10 onderste klemelement 22B. Deze stand is getoond in figuur 6. Vervolgens wordt de beugel 13 in de inschuifrichting S verder doorgedrukt, daarbij ten minste de klemelementen 22 enigszins elastisch vervormend, zover tot de onderste boog 31 aanloopt tegen de tong 28 van het onderste klemelement 22B, waarbij de betreffende voorste poot 15 van de boog 31 in de betreffende 15 uitsparing 23 wordt opgenomen. Alsdan zal automatisch de voorste poot 15 van de andere boog 32 op genomen worden in de opening 23 van het in figuur 6 bovenste klemelement 22A, zodanig dat de lengteas I wordt teruggedraaid totdat deze zich evenwijdig uitstrekt aan de inschuifrichting S. In deze toestand is de beugel 13 tegen elke beweging gezekerd in de eerste 20 koppelmiddelen 12, zoals getoond in figuur 7. Het geleide-element 20 en/of de klemelementen 22, welke bij inschuiven enigszins elastisch zijn vervormd, zullen hun oorspronkelijke vorm weer teruginnemen voor het nog beter vastzetten van de beugel 13. Eventueel kan in de liggende flens 33 van het geleide-element 20 een verdere uitsparing zijn voorzien (niet getoond) 25 waarin de achterste poot 16 van de onderste boog 31 kan worden opgenomen, zodat de beugel 13 nog beter tegen beweging, in het bijzonder rotatie is gezekerd.

Het zal duidelijk zijn dat ook allerlei andere middelen kunnen zijn voorzien voor het vastzetten van de beugel 13 aan de omslag 1, in het 30 bijzonder tegen het achterkaft 3, bijvoorbeeld klikmiddelen die om de poten 8 heengrijpen, zoals schematisch weergegeven in figuur 7B, waar de voorste poot 15 en/of de achterste poot 16 in de inschuifrichting S eenvoudig ingeschoven kan worden toch daaruit niet meer kan worden losgetrokken. Een dergelijk klemelement 22 kan op vergelijkbare wijze via een staand 5 wanddeel 29 met het vlak 25 zijn verbonden. Ook kunnen bijvoorbeeld op het kaft 3 pennen zijn voorzien, welke zich ongeveer haaks op het vlak 25 uitstrekken of daarmee een stompe hoek insluiten, welke pennen bij opschuiven van de grondplaat 14 elastisch kunnen vervormen en kunnen terugveren in openingen in de grondplaat, waarbij wederom bijvoorbeeld 10 langsranden 21, 24 van de grondplaat 14 worden geleid door geleide- elementen zoals geleide-element 20. Deze en vele variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

Een ordner 100 volgens de uitvinding kan als volgt worden gebruikt.

15 Een reeks omslagen 1 wordt in vlakke toestand in een verpakking geplaatst, bijvoorbeeld een doos, waarin de omslagen 1 eenvoudig compact kunnen worden verpakt. Anders dan bij bestaande ordners is hierbij nagenoeg geen sprake van ruimteverlies binnen de verpakking. Een gelijk aantal beugels 13 wordt apart van de omslagen 1 verpakt, althans los 20 daarvan. In deze toestand worden de samenstellen getransporteerd naar gebruikers. Voorafgaand aan gebruik wordt een omslag 1 uit de verpakking genomen, wordt een beugel 13 daarop vastgezet, bij voorkeur op eerder beschreven wijze, waarna de ordner gereed is voor gebruik. Papier en dergelijke, zoals in onderbroken lijnen weergegeven in figuur 4, kan op de 25 beugel 13 worden vastgezet, op op zichzelf bekende wijze. Vervolgens kan de ordner 100 worden gesloten door het voorkaft 2 over het papier P te vouwen. In het voorkaft 2 zijn twee openingen 40 voorzien met klemlippen 41, zoals bij bekende ordners, waarmee het voorkaft 2 op de beugel 13 in het bijzonder de poten 15, 16 kan worden vastgezet.

9

In figuur 8 is een matrijs 50 getoond, omvattende een eerste deel 51 en een tweede deel 52, waarbij in het tweede deel 52 een beweegbaar wanddeel 53 is voorzien, vanaf buiten de matrijs 50 bedienbaar door armen 54, schematisch weergegeven in figuur 8 en 9. Binnen de matrijs 50 is een 5 matrijsholte 55 uitgespaard waarvan het beweegbare wanddeel 53 een gedeelte bepaalt, in welke matrijsholte 55 de omslag 1 kan worden gevormd. Bij aanvang van spuitgieten wordt kunststof in de matrijsholte 55 gebracht met teruggetrokken beweegbaar wandgedeelte 53, dat wil zeggen dat de ruimte van de matrijsholte 55 relatief groot is. Vervolgens wordt wanneer de 10 matrijsholte 55 nagenoeg geheel is gevuld met kunststof, bijvoorbeeld meer dan 80%, het beweegbare wanddeel 53 in de richting van het eerste deel 51 bewogen, waardoor het volume van de matrijsholte afneemt tot het gewenste eindvolume, waarbij of waarna op gebruikelijke wijze nadruk wordt aangebracht voor het volledig vullen van de matrijsholte en het 15 verkrijgen van een in hoofdzaak spanningsvrij product. In de in figuur 9 getoonde stand is een omslag 1 geheel maatvast gevormd. Duidelijk is dat tijdens het spuitgieten de matrijs 50 gesloten wordt gehouden, schematisch weergegeven door sluitelementen 56. Met een dergelijke werkwijze kan op bijzonder eenvoudige wijze een omslag worden vervaardigd die relatief 20 maatvast is, bij gebruik van relatief lichte gereedschappen, waarbij bovendien een grote mate van vrijheid in keuze van kunststof wordt verkregen. Immers, als gevolg van het beweegbare wanddeel worden tijdens het grootste deel van het vullen van de matrijs ruime vloeiwegen verkregen, zodat zowel kunststoffen met hoge als met hele lage melt kunnen worden 25 toe gepast.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Zo kunnen de beugels op allerlei wijzen worden vastgezet op de 30 omslag. Daarbij kunnen bijvoorbeeld ook schroefmiddelen, klemmiddelen en ' 0 1 - 3 10 dergelijke worden toegepast, met name voor toepassing van een beschreven werkwijze waarbij omslagen en beugels afzonderlijke worden aangeleverd en bij voorkeur direct voorafgaand aan gebruik pas worden samengesteld. Met een dergelijke werkwijze worden bijzondere voordelen bereikt, met 5 name in opslag en transport. Bij een dergelijke werkwijze kunnen overigens ook andersoortige materialen worden toegepast, bijvoorbeeld gedeeltelijk of geheel uit karton of uit kunststof plaat gevormde kaften en dergelijke. Omslagen voor gebruik bij een ordner volgens de uitvinding kunnen ook op andere wijze worden gespuitgiet, in andere, meer conventionele 10 spuitgietinrichtingen. Zoals beschreven kunnen ook andersoortige beugels worden toegepast, bijvoorbeeld drie-, vier- of meerringsbanden die op dezelfde of op vergelijkbare wijze op een omslag kunnen worden vastgezet. Eventueel kunnen beugels ook vanaf een buitenzijde van de omslag worden geplaatst, door de poten door spieetvormige openingen te drukken en aan de 15 binnenzijde vast te zetten.

Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

Claims (13)

1. Ordner, voorzien van ten minste een voorkaft, een achterkaft, een rug en ten minste één beugel voor bevestiging van papier en dergelijke, waarbij het voorkaft, het achterkaft en de rug eendelig zijn vervaardigd, bij voorkeur door spuitgieten uit kunststof, waarbij scharnieren zijn 5 meegevormd voor het verbinden van de kaften met de rug, waarbij koppelmiddelen zijn voorzien voor bevestiging van de of elke beugel aan een van de kaften of de rug.

2. Ordner volgens conclusie 1, waarbij de koppelmiddelen zijn ingericht voor het vastzetten van de of elke beugel in de ordner nadat deze 10 is gespuitgiet.

3. Ordner volgens conclusie 2, waarbij de koppelmiddelen ten minste geleidemiddelen omvatten voor inschuiven van de of elke beugel met complementaire tweede geleidemiddelen, waarbij klemmiddelen zijn voorzien voor het vastzetten van de betreffende beugel in de 15 geleidemiddelen wanneer de betreffende beugel volledig is ingeschoven.

4. Ordner volgens conclusie 2 of 3, waarbij de koppelmiddelen klemmiddelen omvatten waarmee de of elke beugel vastgezet kan worden aan een van de kaften en/of de rug.

5. Ordner volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 20 koppelmiddelen in de ordner zijn meegespuitgiet.

6. Ordner volgens conclusie 1, waarbij de beugel met de koppelmiddelen als insert in de ordner is meegespuitgiet.

7. Ordner volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een deel van de rug aan de buitenzijde is voorzien van een beschrijfbaar 25 oppervlak, welke oppervlak is voorzien door labellen.

8. Ordner volgens conclusie 7, waarbij genoemd oppervlak is voorzien door in mould labellen.

9. Ordner volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de kaften en/of de rug zijn voorzien van verstijvingsribben, bij voorkeur ten minste aan de tijdens gebruik naar binnen gekeerde zijden daarvan.

10. Ordner volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste 5 de buitenzijde van de kaften althans grotendeels zijn voorzien van textuur door in mould labellen.

11. Set van een kaft, omvattende ten minste een voorkaft, een achterkaft en een rug, onderling verbonden door scharnieren, waarbij eerste koppelmiddelen zijn voorzien in de kaft, en ten minste één beugel voor 10 klemmen van papier en dergelijke, waarbij de of elke beugel is voorzien van tweede koppelmiddelen, voor samenwerking met de eerste koppelmiddelen.

12. Werkwijze voor het aanbieden van ordners, waarbij kaften, elk omvattende een voorkaft, een achterkaft en een rug, onderling verbonden door scharnieren, in het bijzonder geïntegreerde scharnieren, worden 15 aangeboden, welke kaften zijn voorzien van eerste koppelmiddelen, waarbij voorts beugels worden aangeboden, ingericht voor vastzetten van papier of dergelijke, welke beugels zijn voorzien van tweede koppelmiddelen voor samenwerking met de eerste koppelmiddelen, waarbij de kaften en beugels los van elkaar worden aangeboden, zodanig dat een kaft en ten minste één 20 beugel kunnen worden samengevoegd tot een ordner direct voorafgaand aan gebruik.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de kaften zijn gespuitgiet met geïntegreerde scharnieren. ioiov33