NL1019215C2 - Inrichting geschikt voor het tappen van in een vat opgeslagen drank alsmede een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Description

Inrichtingen geschikt voor het tappen van in een vat opgeslagen drank alsmede een dergelijke werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting geschikt 5 voor het tappen van een in een vat opgeslagen drank, welke inrichting is voorzien van - een eerste leiding die met een eerste uiteinde koppel baar is met een vat en met een tweede uiteinde is verbonden met een aftapinrichting, 10 - een tweede leiding die met een eerste uiteinde koppelbaar is met het vat en met een tweede uiteinde koppelbaar is met een gashouder, - en een derde leiding die met een eerste uiteinde nabij de aftapinrichting aansluitbaar is op de eerste leiding en met een tweede 15 uiteinde nabij het vat aansluitbaar is op het vat.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het bedienen van een dergelijke inrichting.

Bij een dergelijke, uit GB-254.617 bekende werkwijze en inrichting wordt een vloeistof zoals bijvoorbeeld bier met behulp van uit 20 de gashouder afkomstig gas uit het vat via de eerste leiding naar de aftapinrichting geperst.

Om te garanderen dat het bier altijd een gewenste kwaliteit heeft is het noodzakelijk dat de leidingen regelmatig worden gereinigd. Hierbij dient het bier uit de leidingen te worden verwijderd. Bij de uit 25 GB-254.617 bekende inrichting wordt hierbij uit de gashouder afkomstig gas in de derde leiding aangebracht, waardoor zowel nabij de aftapinrichting als in het vat eenzelfde gasdruk zal ontstaan. Hierbij zal het in de eerste leiding aanwezige bier onder invloed van de zwaartekracht terugstromen in het vat.

30 Op het moment dat men opnieuw bier uit de aftapinrichting wil laten stromen dient men eerst de eerste leiding met bier te vullen.

2

Hierbij komt er gedurende een bepaalde tijd voornamelijk gas uit de eerste leiding. Ook de eerste hoeveelheid bier dient te worden afgevoerd omdat dit niet aan de gewenste kwaliteitseisen zal voldoen. Ook indien men de inrichting gedurende een bepaalde tijd niet heeft gebruikt, 5 waarbij het bier niet is teruggevoerd naar het vat, zal men de eerste hoeveelheid bier moeten afdanken alvorens er bier met de gewenste kwaliteit uit de aftapinrichting stroomt.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarbij minder verlies aan uit het vat afkomstige vloeistof zal optreden.

10 Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat dat de inrichting is voorzien van een in de derde leiding gelegen pomp.

Met behulp van de pomp kan in de eerste en derde leiding aanwezige vloeistof en gas via het vat worden rondgepompt.

15 Bij het aansluiten van een nieuw vat, zal eerst de uit het vat afkomstige vloeistof met behulp van de uit de gashouder afkomstige gas in de eerste leiding worden gedrukt en vervolgens met behulp van de pomp via de derde leiding terug in het vat worden gebracht. Hierbij wordt tevens in de eerste en derde leiding aanwezige gassen in het vat geperst. 20 Na enige tijd zal er in de eerste en derde leiding alleen nog vloeistof aanwezig zijn. Op dat moment kan er vloeistof, bijvoorbeeld bier, uit de aftapinrichting worden afgetapt.

Ook indien de inrichting gedurende enige tijd niet is gebruikt, kan op deze wijze de in de eerste en derde leiding aanwezige 25 vloeistof terug worden gepompt naar het vat alvorens vloeistof uit de aftapinrichting af te tappen. Hierdoor wordt zonder vloeistofverlies een goede kwaliteit van de afgetapte vloeistof gewaarborgd.

Zodra men het vat, bijvoorbeeld voor reinigingsdoeleinden van de inrichting wil ontkoppelen, wordt de pomp in tegengestelde 30 richting aangedreven waarbij de vloeistof vanuit de derde leiding via de eerste leiding terug naar het vat wordt gepompt. Hierdoor wordt verlies 3 van vloeistof op effectieve wijze verhinderd.

Indien het vat wordt vervangen door een spoel inrichting kan de pomp tevens worden gebruikt om een spoel vloei stof door de derde en eerste leiding heen te pompen.

5 Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de derde leiding met het tweede uiteinde nabij het vat aansluitbaar is op de tweede leiding, welke met het eerste uiteinde koppel baar is met het vat.

Op deze wijze behoeft er aan de gestandaardiseerde 10 aanslui telementen voor vaten geen verandering te worden aangebracht en wordt de derde leiding op een relatief eenvoudige wijze via de tweede leiding op het vat aangesloten.

De aansluiting tussen de derde leiding en de eerste of tweede leiding kan geschieden met behulp van een T-stuk waarbij de derde 15 leiding continu in open verbinding staat met de eerste respectievelijk tweede leiding. Het is echter ook mogelijk om gebruik te maken van afsluitbare kleppen waarbij de derde leiding van de eerste respectievelijk tweede leiding kan worden afgesloten.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van 20 de tekeningen waarin fig. 1 een schematisch zijaanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een andere toepassing toont van de in fig. 1 weergegeven inrichting, 25 fig. 3 het gebruik van de in fig. 1 weergegeven inrichting als reinigingsinrichting weergeeft, fig. 4 het gebruik van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont bij het gebruik van een aantal soortgelijke vaten.

Fig. 1 toont een inrichting 1 volgens de uitvinding die is 30 voorzien van een eerste leiding 2 die met een eerste uiteinde 3 is gekoppeld met een op een vat 4 aan te sluiten aansluitelement 5 en met 4 een tweede uiteinde 6 is verbonden met een tapinrichting 7.

De inrichting 1 is verder voorzien van een tweede leiding 8 die met een eerste uiteinde 9 is verbonden met het aansluitelement 5 en met een tweede uiteinde 10 is verbonden met een gashouder 11.

5 De inrichting 1 is verder voorzien van een derde leiding 12 die met een eerste uiteinde 13 via een T-stuk nabij de aftapinrichting 7 is verbonden met de eerste leiding 2 en met een tweede uiteinde 14 nabij het afsluitelement 5 via een T-stuk is verbonden met de tweede leiding 8. In de derde leiding 12 is een pomp 15 opgesteld. De pomp 15 is bij 10 voorkeur geschikt voor het door de derde leiding 12 heen pompen van een vloeistof in en tegengesteld aan de door pijl PI aangegeven richting.

Het vat 4 omvat een vloeistof 15 zoals bijvoorbeeld bier. In het vat 4 is een leiding 16 gelegen die is aangesloten op het aansluitelement 5. In het vat 4 bevindt zich boven de vloeistof 15 een 15 met gas gevulde ruimte 17. De tweede leiding 8 mondt via het afsluitelement 5 uit in deze ruimte 17.

De werking van de in fig. 1 weergegeven inrichting 1 zal nu beknopt worden toegelicht.

Bij de in fig. 1 weergegeven situatie is de inrichting 1 20 met behulp van het aansluitelement 5 aangesloten op een van een vloeistof 15 voorzien vat 4. Vanuit de gashouder 11 stroomt via de tweede leiding 8 gas in de ruimte 17 welke de vloeistof 15 in de leiding 16 drukt. Om eventuele gassen in de leiding 2 daaruit te verwijderen, wordt met behulp van de pomp 15 de in de leiding 2 aanwezige vloeistof via de 25 leiding 12 in de door pijl PI aangegeven richting gepompt waarna deze vloeistof via de leiding 8 en het aansluitelement 5 terugstroomt in het vat 4 waarbij ook in de leidingen aanwezige gassen worden meegenomen. Nadat de pomp 15 gedurende een gewenste tijd vloeistof heeft rond gepompt, kan de aftapinrichting 7 worden geopend. In de leiding 2 zullen 30 op dat moment nagenoeg geen gassen meer aanwezig zijn en zal er direct bier met een gewenste kwaliteit uit de aftapinrichting 7 stromen.

5

Ook indien de inrichting 1 gedurende enige tijd niet is gebruikt, waarbij gedacht kan worden aan enkele uren tot enkele dagen, verdient het aanbeveling eerst met behulp van de pomp 15 de vloeistof enige tijd rond te pompen alvorens men de aftapinrichting 7 bedient.

5 Hierdoor wordt de kwaliteit van de uit de aftapinrichting 7 stromende vloeistof verbeterd.

Op het moment dat men gedurende langere tijd de inrichting 1 niet wenst te gebruiken of op het moment dat men de inrichting 1 wenst te reinigen, wordt de pomp 15 zodanig aangedreven dat 10 de vloeistof in de door pijl P2 aangegeven, aan pijl PI tegengestelde richting wordt gepompt. Deze situatie is weergegeven in fig. 2. Hierdoor zal in de derde leiding 12 en eerste leiding 2 aanwezige vloeistof terug in het vat 4 worden gepompt. Zodoende wordt verlies van vloeistof voorkomen. Indien men vervolgens de inrichting 1 wenst te reinigen, wordt 15 het vat 4 van het aansluitelement 5 ontkoppeld. Vervolgens worden de leidingen 2, 12 via een koppel element 16 aangesloten op toevoerleidingen 17 voor water en reinigingsvloeistoffen en een afvoerleiding 18 voor gebruikte vloeistoffen. Met behulp van de pomp 15 kunnen via de leidingen 17 aangevoerde reinigingsvloeistoffen en het 20 water door de leidingen 2, 12 worden gepompt. Deze situatie is weergegeven in fig. 3. Hierbij wordt opgemerkt dat bij de in fig. 3 weergegeven situatie de leiding 12 rechtstreeks is aangesloten op het aansluitelement 16. Het is uiteraard ook mogelijk om deze aansluiting te laten plaatsvinden via de tweede leiding 8 zoals weergegeven in fig. 1.

25 Het is ook mogelijk om het aansluitelement 5 en het koppelelement 16 zodanig uit te voeren dat deze zowel geschikt zijn voor aansluiting op een vat 4 als aansluiting op een reinigingsinrichting.

Fig. 4 toont een inrichting 20 volgens de uitvinding waarbij een aantal vaten 4 met behulp van leidingen 21 met elkaar zijn 30 gekoppeld. Hierbij wordt vloeistof vanuit het vat 4' in het vat 4'' overgebracht en vervolgens in vat 41,1 gebracht alvorens het via de 6 eerste leiding 2 naar de aftapinrichting 7 wordt geperst. Het voordeel van een dergelijke opstelling is dat er minder frequent van vaten behoeft te worden gewisseld zodat gedurende langere tijd ononderbroken kan worden getapt. Het is ook mogelijk om bij de in fig. 4 weergegeven inrichting de 5 leiding 12 achterwege te laten. Op dat moment heeft men natuurlijk niet de daarmee samenhangende voordelen maar behoudt men wel het voordeel van de in serie geschakelde vaten.

Het is ook mogelijk om in plaats van bier andere dranken zoals bijvoorbeeld al of niet koolzuurhoudende frisdranken te tappen.

Claims (14)

1. Inrichting geschikt voor het tappen van een in ten minste een vat opgeslagen drank, welke inrichting is voorzien van 5 - een eerste leiding die met een eerste uiteinde koppel baar is met een vat en met een tweede uiteinde is verbonden met een aftapinrichting, - een tweede leiding die met een eerste uiteinde koppel baar is met het vat en met een tweede uiteinde koppel baar is met een 10 gashouder, - en een derde leiding die met een eerste uiteinde nabij de aftapinrichting aansluitbaar is op de eerste leiding en met een tweede uiteinde nabij het vat aansluitbaar is op het vat, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een in de derde leiding gelegen pomp.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de derde leiding met het tweede uiteinde nabij het vat aansluitbaar is op de tweede leiding, welke met het eerste uiteinde koppel baar is met het vat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de derde leiding met behulp van een T-stuk op de eerste leiding is 20 aangesloten.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de derde leiding met behulp van een afsluitbare klep op de eerste leiding is aangesloten.

5. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 25 de derde leiding met behulp van een T-stuk op de tweede leiding is aangesloten.

6. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de derde leiding met behulp van een afsluitbare klep op de tweede leiding is aangesloten.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste uiteinden van de eerste en tweede leiding koppelbaar zijn met een spoelinrichting.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de spoelinrichting een van reinigingsvloeistof voorzien vat omvat.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat 5 de spoelinrichting ten minste een toevoerleiding voor ten minste een reinigingsvloeistof en water omvat alsmede ten minste een afvoerleiding voor gebruikte vloeistof.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aantal vaten waarbij de 10 eerste leiding koppelbaar is met een voorste vat, de tweede leiding koppelbaar is met een achterste vat terwijl het achterste vat met behulp van ten minste een hulplei ding is verbonden met het voorste vat.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat tussen het voorste en achterste vat verdere vaten zijn gelegen die in 15 serie onderling met elkaar zijn verbonden met behulp van hulpleidingen.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de hulpleiding met een uiteinde uitmondt nabij de onderzijde van een vat en met een ander uiteinde uitmondt nabij een bovenzijde van een daarvoor gelegen vat.

13. Werkwijze voor het bedienen van een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij drank uit het vat in de eerste leiding wordt gebracht met behulp van uit de gashouder afkomstig gas dat door een tweede leiding wordt aangevoerd, met het kenmerk, dat met behulp van een pomp de vloeistof via een derde tussen de eerste leiding en het vat 25 gelegen leiding terug in het vat wordt gepompt.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat met behulp van de pomp de vloeistof uit de derde leiding naar de eerste leiding wordt gepompt en vervolgens uit de eerste leiding naar het vat terug wordt gepompt.