NL1019156C2

NL1019156C2 - Transportvoertuig, in het bijzonder voor het vervoeren van kippen, alsmede werkwijze voor het ventileren van een compartiment van een transportvoertuig.

Info

Publication number: NL1019156C2
Application number: NL1019156A
Authority: NL
Inventors: Adrianus Henricus Maria Mennen
Original assignee: Adrianus Henricus Maria Mennen
Priority date: 2001-10-11
Filing date: 2001-10-11
Publication date: 2003-04-14
Also published as: WO2003031224A1; DE60234853D1; CA2463501A1; EP1436166B1; ATE452790T1; EP1436166A1

Description

Transportvoertuig, in het bijzonder voor het vervoeren van kippen, alsmede werkwijze voor het ventileren van een compartiment van een transportvoertuig.

5 BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op een transportvoertuig, in het bijzonder 10 voor het vervoeren van kippen, omvattende een compartiment met, gezien in rijrichting, een voorwand en een achterwand, alsmede een dak, een vloer en twee zijwanden, welk transportvoertuig voorts ten minste één ventilator omvat, aanwezig in een wand van het compartiment aan of nabij de voorzijde van het compartiment, alsmede ten minste één luchtopening in één van de wanden van het compartiment, voor het inlaten of af voeren van 15 lucht.

De ventilator kan dus zowel in de voorwand of in een zijwand of dak nabij de voorzijde van het compartiment aanwezig zijn. De voorzijde is hier de, ten opzichte van de luchtstroom tijdens transport, stroomopwaarts aanwezige zijde. Onder het in een wand aanwezig zijn van een ventilator dient ook verstaan te worden het tegen de wand aanwezig 20 zijn van de ventilator en via een opening in de wand in verbinding staan met de ruimte in het compartiment.

Stand van de techniek.

25 Een dergelijk transportvoertuig is algemeen bekend. Het bekende transportvoertuig heeft één of meer ventilatoren aan de voorzijde van het compartiment, die via een opening in de voorwand van buiten aangezogen lucht in het compartiment blazen. Elders in het compartiment bevinden zich één of meer luchtopeningen in een wand van het compartiment voor het uitlaten van de ingeblazen lucht. De ventilatie dient voor het 30 verversen van de lucht in het compartiment.

1019156· 2

Samenvatting van de uitvinding.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een transportvoertuig van de in de aanhef omschreven soort waarbij de ventilatie van het compartiment verbeterd is.

5 Hiertoe is het transportvoertuig volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat dat de ventilator zo opgesteld is dat zij de lucht uit het compartiment zuigt. In plaats van nabij de voorzijde lucht in het compartiment te blazen, wordt nu aan de voorzijde lucht uit het compartiment gezogen. Het is gebleken dat ten gevolge van de luchtstroming om het compartiment tijdens transport, aan of nabij de voorzijde van het compartiment gebieden aanwezig zijn waar de 10 luchtdruk juist buiten het compartiment lager is dan binnen het compartiment. Deze gebieden zijn afhankelijk van de geometrie van het transportvoertuig en kunnen onder andere aan de voorzijde van de zijwanden aanwezig zijn. Deze onderdruk oefent een zuigende werking uit op de lucht in het compartiment. Door de lucht op deze plaatsen met een ventilator uit het compartiment te zuigen ondervindt men ondersteuning van deze 15 natuurlijke aanzuiging waardoor een betere ventilatie verkregen wordt of met kleinere ventilatoren volstaan kan worden.

Een uitvoeringsvorm van het transportvoertuig volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het transportvoertuig een cabine omvat die, gezien in rijrichting, op afstand voor het compartiment aanwezig is, en de ventilator zich achter de cabine in een 20 opening in de voorwand bevindt. Bij transportvoertuigen met een cabine aan de voorzijde is tijdens transport tussen de cabine en het compartiment een onderdruk aanwezig. Hierbij is het dus gunstig de ventilator in de voorwand van het compartiment aan te brengen achter de cabine.

Een verdere uitvoeringsvorm van het transportvoertuig is gekenmerkt, 25 doordat de luchtopening aan of nabij de achterzijde van het compartiment aanwezig is voor het naar binnen laten van lucht. Hierdoor krijgt men door het hele compartiment een goede luchtstroming en dus een goede ventilatie. Bij voorkeur is de luchtopening in de achterwand van het compartiment aanwezig. In dit geval zijn het dak, de vloer en de zijwanden bij voorkeur gesloten.

30 Voorts is bij voorkeur de grootte van de luchtopening instelbaar. Dit is niet noodzakelijk indien men voor een bepaald type voertuig eerst de optimale grootte heeft vastgesteld. In dat geval kan volstaan worden met niet instelbare openingen ter grootte van 1019156· 3 deze optimale opening.

Weer een verdere uitvoeringsvorm is gekenmerkt, doordat in of voor de luchtopening weerstandsmiddelen aanwezig zijn waarvan de in het compartiment stromende lucht weerstand ondervindt. Door deze weerstand ontstaat in het compartiment nabij de 5 luchtopeningen een onderdruk waardoor men verzekerd is dat via alle luchtopeningen lucht naar binnen stroomt en dat voorkomen wordt dat de lucht op slechts één plaats, die de minste weerstand biedt, naar binnen stroomt. Bij voorkeur zijn de weerstandsmiddelen een spons van metaal of kunststofdraad.

Nog een verdere uitvoeringsvorm is gekenmerkt, doordat in het 10 compartiment een aantal verdiepingen aanwezig zijn en het transportvoertuig naast de genoemde ventilator een aantal verdere ventilatoren omvat die verdeeld over de hoogte in de voorwand aanwezig zijn, en naast de genoemde luchtopening een aantal verdere luchtopeningen omvat die verdeeld over de hoogte in de achterwand aanwezig zijn. In deze uitvoeringsvorm is de achterwand bij voorkeur uitgevoerd als één of meer deuren en zijn aan 15 de achterzijde in het compartiment verplaatsbare afsluitmiddelen aanwezig voor het, bij geopende deuren, afsluiten van een deel van de achterzijde vanaf de vloer. Tijdens het laden van het transportvoertuig, waarbij de bovenste verdieping als eerste beladen wordt, kunnen de afsluitmiddelen voor de eronder gelegen verdiepingen aanwezig zijn. Hierdoor stroomt de aangezogen lucht door de bovenste verdieping. Indien de eronder gelegen verdiepingen 20 niet afgesloten zouden zijn, zou alle aangezogen lucht via deze lege verdiepingen aangezogen worden omdat de lucht daar minder stromingsweerstand ondervindt. In dat geval zou de bovenste verdieping, waarin reeds kippen aanwezig zijn, niet of onvoldoende geventileerd worden. Bij voorkeur omvatten de afsluitmiddelen een oprolbare folie, die zich uitstrekt over de gehele breedte van het compartiment.

25 De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwij ze voor het venti leren van een compartiment van een transportvoertuig, welk compartiment, gezien in rijrichting, een voorwand en een achterwand, alsmede een dak, een vloer en twee zijwanden heeft. Voor wat betreft de werkwijze is de uitvinding gekenmerkt, doordat via aan of nabij de voorzijde van het compartiment aanwezige openingen lucht uit het compartiment gezogen 3 0 wordt. Bij voorkeur wordt via in de voorwand van het compartiment aanwezige openingen lucht uit het compartiment gezogen. Dit is met name van voordeel bij transportvoertuigen met een cabine die op afstand voor het compartiment aanwezig is.

/n. A Γ Λ*' mb 4

Een uitvoeringsvorm van de werkwijze is gekenmerkt, doordat, via aan of nabij de achterzijde van het compartiment aanwezige luchtopeningen lucht naar binnen gelaten wordt. Bij voorkeur wordt via luchtopeningen in de achterwand van het compartiment lucht naar binnen gelaten.

5

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het transportvoertuig volgens de 10 uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van het transportvoertuig, waarbij het compartiment in doorsnede is weergegeven;

Figuur 2 een bovenaanzicht van een voorste gedeelte van het compartiment van het transportvoertuig; 15 Figuur 3 een vooraanzicht van het compartiment; en

Figuur 4 een achteraanzicht van het compartiment.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

20 In figuur 1 is uitvoeringsvorm van het transportvoertuig 1 volgens de uitvinding in zijaanzicht weergegeven. Het transportvoertuig is geschikt voor het vervoeren van kippen en heeft een compartiment 3 met een voorwand 5, een achterwand 7, een dak 9, een vloer 11 en twee zijwanden 13. Voor de duidelijkheid is hierbij het compartiment in doorsnede weergegeven. Het transportvoertuig 1 heeft voorts een cabine 15, die op afstand 25 d voor het compartiment 3 aanwezig is. In de voorwand 5 van het compartiment 3 bevinden zich acht ventilatoren 17, die achter de cabine 15 in openingen in de voorwand 5 aanwezig zijn. De ventilatoren zijn zo opgesteld dat zij lucht uit het compartiment 3 zuigen en naar buiten blazen. In figuren 2 en 3 is de positie van de ventilatoren 17 in de voorwand 5 goed zichbaar.

30 De achterwand 7 van het compartiment 3 is gevormd door twee deuren 8, zie figuren 1 en 4. In de achterwand 7 bevinden zich een aantal luchtopeningen 19 voor het naar binnen laten van verse lucht. De grootte van de luchtopeningen 19 is instelbaar met 1019150· 5 behulp van schuiven 21 (zie figuur 4), die voor de luchtopeningen 19 geschoven kunnen worden. Aan de binnenzijde van de achterwand 7 bevindt zich een spons 23 van kunststofdraad voor de luchtopeningen 19. Deze spons 21 vormt weerstandsmiddelen waardoor de in het compartiment stromende lucht weerstand ondervindt. Het dak 9, de 5 vloer 11 en de zijwanden 13 zijn gesloten.

In het compartiment bevinden zich een aantal verdiepingen 25, zie figuur 1. Aan de achterzijde zijn in het compartiment 3 verplaatsbare afsluitmiddelen 27 aanwezig voor het afsluiten van een deel van de achterzijde vanaf de vloer 11. Deze afsluitmiddelen 27 omvatten een oprolbare folie 29, die zich uitstrekt over de gehele breedte van het 10 compartiment 3. Een uiteinde van de folie 29 is nabij de zijwanden 13 van het compartiment 3 bevestigd aan kabels 31 die om twee wielen 33 en 35 aan de boven- en onderzijde van het compartiment 3 geleid zijn. Eén van de wielen 33 kan worden aangedreven voor het omhoog trekken of naar beneden laten van de folie 29.

Voor het regelen van de ventilatoren 17 zijn temperatuurvoelers 41 aanwezig 15 in elke verdieping 25 van het compartiment 3, alsmede een buitentemperatuurvoeler 43.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de 20 conclusies gedefinieerde kader. Zo kunnen de ventilatoren ook in de zijwanden 13 van het compartiment 3 aanwezig zijn nabij de voorzijde van het compartiment.

1013156·

Claims

1. Transportvoertuig (1), in het bijzonder voor het vervoeren van kippen, omvattende een compartiment (3) met, gezien in rijrichting, een voorwand (5) en een achterwand (7), alsmede een dak (9), een vloer (11) en twee zijwanden (13), welk 5 transportvoertuig (1) voorts ten minste één ventilator (17) omvat, aanwezig in een wand van het compartiment (3) aan of nabij de voorzijde van het compartiment (3), alsmede ten minste één luchtopening (19) in één van de wanden van het compartiment (3), voor het inlaten of afvoeren van lucht, met het kenmerk, dat de ventilator (17) zo opgesteld is dat zij de lucht uit het compartiment (3) zuigt.

2. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het transportvoertuig een cabine (15) omvat die, gezien in rijrichting, op afstand (d) voor het compartiment (3) aanwezig is, en de ventilator (17) zich achter de cabine (15) in een opening in de voorwand (5) bevindt.

3. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 15 luchtopening (19) aan of nabij de achterzijde van het compartiment (3) aanwezig is voor het naar binnen laten van lucht.

4. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de luchtopening (19) in de achterwand (7) van het compartiment (3) aanwezig is.

5. Transportvoertuig (1) volgens conclusie één der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat het dak (9), de vloer (11) en de zijwanden (13) gesloten zijn.

6. Transportvoertuig (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de grootte van de luchtopening (19) instelbaar is.

7. Transportvoertuig (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in of voor de luchtopening (19) weerstandsmiddelen aanwezig zijn waarvan 25 de in het compartiment (3) stromende lucht weerstand ondervindt.

8. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de weerstandsmiddelen een spons (23) van metaal of kunststofdraad zijn.

9. Transportvoertuig (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het compartiment (3) een aantal verdiepingen (25) aanwezig zijn en het 30 transportvoertuig (1) naast de genoemde ventilator (17) een aantal verdere ventilatoren (17) omvat die verdeeld over de hoogte in de voorwand (5) aanwezig zijn, en naast de genoemde luchtopening (19) een aantal verdere luchtopeningen (19) omvat die verdeeld over de hoogte in de achterwand (7) aanwezig zijn.

10. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de achterwand (7) is uitgevoerd als één of meer deuren (8) en aan de achterzijde in het compartiment (3) verplaatsbare afsluitmiddelen aanwezig (27) zijn voor het, bij geopende 5 deuren (8), afsluiten van een deel van de achterzijde vanaf de vloer (11).

11. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afsluitmiddelen (27) een oprolbare folie (29) omvatten, die zich uitstrekt over de gehele breedte van het compartiment (3).

12. Werkwijze voor het ventileren van een compartiment (3) van een 10 transportvoertuig (1), welk compartiment, gezien in rijrichting, een voorwand (5) en een achterwand (7), alsmede een dak (9), een vloer (11) en twee zijwanden (13) heeft, met het kenmerk, dat via aan of nabij de voorzijde van het compartiment (3) aanwezige openingen lucht uit het compartiment (3) gezogen wordt.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat via in de voorwand 15 (5) van het compartiment (3) aanwezige openingen lucht uit het compartiment gezogen wordt.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat, via aan of nabij de achterzijde van het compartiment (3) aanwezige luchtopeningen (19) lucht naar binnen gelaten wordt.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat via luchtopeningen (19) in de achterwand (7) van het compartiment (3) lucht naar binnen gelaten wordt. 4 Λ4 fH C dm