NL1018930C2 - Tapkop. - Google Patents

Description

Tapkop.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een tapkop voorzien van 5 een huis, dat voor gebruik van de tapkop aan te sluiten is op een nabij zijn boveneinde van een rondlopende groef voorziene tapstang, die is aangebracht in een vloeistof bevattend vat, waarbij het huis is voorzien van een aansluiting voor toevoer van onder druk staand gas, terwijl in het huis een van een vloeistofafvoer voorzien eerste schuifstuk is 10 gelegen, dat met behulp van een bedieningsorgaan verstelbaar is tussen een eerste stand waarin de doorvoer van via de aansluiting voor onder druk staand gas toegevoerd gas door het huis is afgesloten en een tweede stand waarin tijdens bedrijf het schuifstuk een afsluitklep voor de tapstang heeft opengedrukt en de aansluiting voor toevoer van onder druk 15 staand gas in open verbinding zal zijn met het inwendige van het de tapstang opnemend vat.

Een dergelijke tapkop is bekend uit het Duitse octrooi 3701432. Bij het aanbrengen van deze tapkop op een van een tapstang voorzien vat moet eerst de tapkop dwars op de lengterichting van de 20 tapstang worden verplaatst, zodanig, dat een aan het ondereinde van de tapkop aangebrachte halfcirkelvormige kraag in de groef valt. Vervolgens moet het schuifstuk met een aan een zijde van het huis buiten het huis uitstekende hefboom, die scharnierend met het huis en met het schuifstuk is verbonden, naar beneden worden gedrukt. Bij het aanbrengen van deze 25 tapkop moeten dus meerdere handelingen in de juiste volgorde worden uitgevoerd, waarbij er op moet worden gelet, dat de tapkop de juiste stand op het boveneinde van de tapstang inneemt voordat getracht wordt het schuifstuk met behulp van de hefboom naar beneden te drukken voor het openen van de in de tapstang opgenomen afsluitklep. In het bijzonder bij 30 gebruik van de tapkop door niet geschoold personeel kan dit moeilijkheden met zich meebrengen.

2

Volgens de uitvinding is nu met het bedieningsorgaan een verder in het huis opgenomen schuifstuk gekoppeld, dat samenwerkt met grendelorganen, zodanig, dat bij beweging van het bedieningsorgaan vanuit de eerste stand van het bedieningsorgaan in de richting van de tweede 5 stand van het bedieningsorgaan de grendelorganen door het verdere schuifstuk in de nabij het boveneinde van de tapstang aangebrachte groef worden gedrukt.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan het aansluiten van de tapkop volgens de uitvinding op het boveneinde van 10 een tapstang en het openen van de in de tapstang opgenomen klep bijzonder eenvoudig plaatsvinden doordat de tapkop slechts bovenop de tapstang behoeft te worden geplaatst en tijdens een enkele doorgaande beweging van het bedieningsorgaan de tapkop aan de tapstang wordt vergrendeld en de in de tapstang gelegen klep wordt geopend.

Een bijzonder eenvoudige opbouw is daarbij te bereiken indien het bedieningsorgaan wordt gevormd door een op het huis aangebrachte kap, die evenwijdig aan de verplaatsingsrichting van de schuifstukken tussen de genoemde eerste stand en de genoemde tweede stand van het bedieningsorgaan (kap) verschuifbaar is.

20 De kap kan op doelmatige wijze in de tweede stand worden vastgezet en, indien gewenst, weer worden losgekoppeld indien de kap is voorzien van een veerbelast borgorgaan, dat in de tweede stand van de kap insnapt in een in het huis aangebrachte uitsparing en dat voor loskoppelen van de kap uit de uitsparing terug te trekken is.

25 Voor het bedienen van het borgorgaan is daarbij op doelmatige wijze het borgorgaan voorzien van een bedieningsorgaan, dat onder een uitstekend bovendeel van de kap is opgesteld. Daarbij is het bedieningsorgaan door de kap afgeschermd en toch gemakkelijk toegankelijk voor de vingers van een bediener.

3Q De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren waarin schematisch een uitvoeringsvoorbeeld 3 van een tapkop volgens de uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 toont een tapkop, gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede.

Figuur 2 toont een aanzicht op een dwarsdoorsnede door de 5 tapkop.

Figuur 3 toont schematisch enkele onderdelen van de tapkop volgens figuren 1 en 2.

Figuur 4 toont op grotere schaal delen van de in figuren 1 en 2 weergegeven tapkop in een stand waarin de tapkop op het boveneinde 10 van een tapstang kan worden geplaatst.

Figuur 5 toont delen van de in figuren 1 en 2 weergegeven tapkop op grotere schaal waarbij onderdelen zijn weergegeven in een stand tijdens het vastzetten van de tapkop op het boveneinde van een tapstang.

Figuur 6 toont op grotere schaal delen van de in figuren 1 15 en 2 weergegeven tapkop in de stand waarin de tapkop op het boveneinde van een tapstang is vergrendeld en de in de tapstang opgenomen klep is geopend.

Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm van een tapstang waarop de tapkop kan worden aangebracht.

20 De tapkop omvat een huis 1, dat is voorzien van een buitenste mantel vormig deel 2 en een binnen dit mantel vormige deel 2 gelegen schachtvormig deel 3, dat een een getrapt verloop bezittende doortocht begrensd. Op het schachtvormige deel 3 sluit een aansluitstomp 4 aan, waarvan de inwendige doortocht in open verbinding staat met de 25 inwendige doortocht van het schachtvormige deel 3. Deze aansluitstomp 4 dient voor de aansluiting van een leiding of dergelijke via welke tijdens bedrijf onder druk staand gas kan worden toegevoerd.

Het uit de onderdelen 2-4 samengestelde huis 1 kan uit een stuk zijn vervaardigd of uit enige vast met elkaar verbonden delen.

30 In de door het schachtvormige deel 3 begrensde boring is een schuifstuk 5 opgenomen, zodanig, dat dit schuifstuk 5 in zijn 4 lengterichting ten opzichte van het schachtvormige deel verschuifbaar is. In de buitenomtrek van het schachtvormige deel is een rondlopende groef 6 aangebracht, die in de in figuur 2 weergegeven stand van het schuifstuk 5 ter hoogte van de uitmonding van de in aansluitstomp 4 gevormde 5 doortocht is gelegen. Aan weerszijden van deze uitsparing zijn in in het schuifstuk 5 aangebrachte groeven afdichtpakkingen 7 gelegen om lekkage van onder druk staand gas langs de buitenomtrek van het schuifstuk 5 tegen te gaan.

In het schuifstuk 5 is een in de lengterichting van het 10 schuifstuk verlopende doortocht 8 gevormd, die aan zijn boveneinde in open verbinding staat met een doortocht in een op het boveneinde van het schuifstuk aansluitende buisstomp 9. Deze buisstomp 9 dient bij gebruik van de tapkop voor de afvoer van vloeistof uit een vat waarop de tapkop is aangesloten, zoals hieronder nog nader zal worden uiteengezet.

15 Gezien in figuur 2 is het boveneinde van de doortocht 8 afgesloten met een in het boveneinde van het schuifstuk 5 bevestigde stop 10. Aan deze stop 10 is een stang 11 bevestigd, die zich in de doortocht 8 uitstrekt tot op een korte afstand van een in de doortocht opgenomen kogel 11', die in de in figuur 2 weergegeven stand van deze kogel rust op 20 een in de doortocht 8 gevormde zitting.

Zoals verder nog uit figuur 2 blijkt is op korte afstand boven het ondereinde van het schuifstuk 5 rondom het schuifstuk 5 een uit veerkrachtig materiaal bestaande pakkingring 12 aangebracht. In het onder de pakkingring 12 uitstekende gedeelte van het schuifstuk 5 zijn in de 25 wand van het schuifstuk sleufgaten 13 gevormd.

In het schachtvormige deel 3 is een zich concentrisch om het onderste gedeelte van het schuifstuk 5 uitstrekkende uit veerkrachtig materiaal bestaande pakkingring 14 aangebracht. In het onder de pakking 14 gelegen onderste ringvormige gedeelte van het schachtvormige deel 3 30 van het huis 1 zijn een drietal op regelmatige afstand van elkaar gelegen uitsparingen 15 gevormd. Ter hoogte van deze uitsparingen zijn 1 f: .

5 haakvormige grendel organen 16 gelegen, die gezien in figuur 2 aan hun boveneinden zijn voorzien van doorsneden min of meer ronde koppen 17. De koppen 17 zijn opgenomen in overeenkomstig gevormde uitsparingen in de buitenomtrek van het schachtvormige deel 3, zodanig, dat de haakvormige 5 grendelorganen 16 over een kleine hoek ten opzichte van dit schachtvormige deel 3 kunnen verzwenken.

De tapkop is verder voorzien van een kap 18, welke is voorzien van een om het mantel vormige deel 2 van het huis 1 verschuifbare mantel 19, die aan zijn bovenzijde is afgedekt door een plaatvormig 10 bovenwand 20. In de mantel 19 van de kap 18 is een sleufgat 20' aangebracht voor de doorvoer van de buisstompen 4 en 9, zodat deze buisstompen een op en neer schuiven van de kap 18 in de richting volgens de pijl A ten opzichte van het huis 1 niet hinderen.

Aan tegenover elkaar gelegen zijden van de kap 18 zijn met 15 behulp van de langsas van het schuifstuk 5 loodrecht kruisende pennen 21 en 22 de uiteinden gekoppeld van armen 23 resp. 24, die zich vanaf de desbetreffende scharnierpennen 21 resp. 22 in het inwendige van de kap 18 in de richting van de tegenover liggende zijde van de kap uitstrekken. Daarbij is de opstelling zodanig, dat het het schuifstuk 5 opnemende 20 schachtvormige deel 3 tussen de armen 23 en 24 is gelegen.

De scharnierpennen 21 en 22 zijn gelegerd in in de armen 23 en 24 aangebrachte sleufgaten 25 resp. 26, zodat de armen 23 en 24 ten opzichte van de bijbehorende scharnierpennen 21 enigszins in hun lengterichting kunnen bewegen.

25 De van de scharnierpennen 21 en 22 afgekeerde uiteinden van de armen 23 resp. 24 zijn met behulp van zich evenwijdig aan de scharnierpennen 21 en 22 uitstrekkende scharnierpennen 27 scharnierend met het mantel vormige deel 3 van het huis 1 verbonden (scharnier 27 van arm 23 niet weergegeven).

30 Aan ieder van de armen 23, 24 is tussen de uiteinden van de desbetreffende arm met behulp van een zich evenwijdig aan de 6 scharnierpennen (21, 26, 27) van de armen (23, 24) uitstrekkende scharnierpen 28 een uiteinde gekoppeld van een koppelstuk 29. Het andere uiteinde van ieder koppelstuk 29 is met behulp van een evenwijdig aan de scharnierpen 28 verlopende scharnierpen 30 gekoppeld met het boveneinde 5 van het schuifstuk 5.

Onder de armen 23 en 24 is in het mantel vormige deel 2 van het huis 1 een het schachtvormige deel 3 van het huis omgevend verder schuifstuk 31 gelegen. Dit schuifstuk 31 is opgebouwd uit een tegen de binnenwand van het mantel vormige deel 2 aanliggende mantel 32, die zich 10 over een deel van de omtrek van het schachtvormige deel 3 uitstrekt, zodanig, dat er een spieetvormige opening in de mantel 32 aanwezig is om schuifbeweging van de mantel 32 in het mantel vormige deel 2 van het huis 1 in de richting volgens de pijl A mogelijk te maken zonder dat deze beweging wordt gehinderd door de aansluitstomp 4. Gezien in figuur 2 is 15 de mantel 32 aan zijn bovenzijde voorzien van een haaks omgebogen rand 33. Aan deze rand 33 zijn met behulp van zich evenwijdig aan de scharnierpennen 28 uitstrekkende scharnierpennen 34 koppelstangen 35 bevestigd, die zich vanaf de rand 33 omhoog uitstrekken. In deze koppelstangen 35 zijn sleufgaten 36 aangebracht waarin met de armen 23 20 resp. 24 verbonden pennen 37 schuifbaar zijn gelegerd. Zoals verder uit figuur 3 blijkt zijn in de sleufgaten 36 drukveren 38 aangebracht, die tracht de pennen 37 in een van de scharnierpennen 34 afgekeerde richting naar de uiteinden van de desbetreffende sleufgaten 36 te dringen.

Aan de bovenwand 20 van de kap 18 is een L-vormige hendel 25 40 gekoppeld met behulp van zich evenwijdig aan de scharnierpennen 21 en 22 uitstrekkende scharnierpen 41. Aan een uiteinde van een arm van de hendel is een een borgorgaan vormende uitstekende nok 42 aangebracht. Tussen het uiteinde van de andere arm van de hendel 40 en de onderzijde van de bovenwand 20 van de kap 18 is een veer 43 aangebracht, die tracht 30 de nok 42 in de richting van het schachtvormige deel 3 te zwenken. Daarbij ligt de nok 42 gezien in figuur 2 met zijn onderzijde aan tegen 7 een uitstekend deel 44 van het schachtvormige deel 3. Onder dit uitstekende deel 44 is een in de buitenomtrek van het schachtvormige deel een uitsparing 45 aangebracht waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van de nok 42.

5 De hierboven beschreven tapkop is bestemd om te worden aangebracht op het boveneinde van een zogenaamde tapstang 46, die bevestigd is in een vat, zoals bijvoorbeeld een bier bevattend vat. In figuur 7 is schematisch een dergelijke op zich bekende tapstang 46 weergegeven, die vastgezet is in een nek 47 van een niet nader 10 weergegeven vat dat vloeistof, zoals bijvoorbeeld bier, frisdrank of dergelijke kan bevatten.

Zoals in figuur 7 aangeduid is daarbij een dergelijke tapstang nabij zijn boveneinde voorzien van een rondlopende groef 48. Verder is de tapstang voorzien van een kleplichaam 49, dat op op zichzelf 15 bekende wijze tegen de werking van een verend mechanisme naar beneden kan worden gedrukt.

Daar de opbouw en werking van een dergelijke tapstang algemeen bekend is en de tapstang verder geen deel van de uitvinding vormt wordt afgezien van een nadere beschrijving van de tapstang.

20 Voor het aanbrengen van de bovenbeschreven tapkop kan deze op het boveneinde van de tapstang worden geplaatst zoals aangeduid in figuur 4 waarbij de verschillende onderdelen van de tapkop de in de figuren 1-3 weergegeven stand innemen. Vervolgens kan de een bedieningsorgaan vormende kap 18 gezien in de figuren naar beneden worden 25 gedrukt waarbij deze kap rechtlijnig over het huis 1 zal schuiven.

Hierbij zal, zoals weergegeven in figuur 5, de L-vormige hendel 40 tegen de werking van de veer 43 worden verzwenkt doordat de nok 42 naar buiten wordt gedrongen op het schuine bovenvlak van het uitsteeksel 44.

Verder worden door de neerwaartse beweging van de kap 18 de 30 armen 23 en 24 verzwenkt om de vast met het huis 1 verbonden scharnierpennen 27 waardoor gezien in de figuren via de koppelstukken 29 8 een naar beneden gerichte kracht op het schuifstuk 5 wordt uitgeoefend, zodat dit schuifstuk 5 gezien in de figuren naar beneden wordt bewogen in de richting van de deel van de tapstang uitmakende klep 49.

Verder wordt via de met de armen 23 en 24 gekoppelde 5 koppel armen 35 het verdere schuifstuk 31 eveneens naar beneden gedrukt. Daar de in de sleufgaten 36 van de koppel armen 35 gelegen pennen 37 verder van de scharnierassen 27 af zijn gelegen dan de scharnierpennen 28 zal het schuifstuk 31 aanvankelijk bij het naar beneden drukken van de kap 18 sneller naar beneden bewegen dan het schuifstuk 5. Bij het naar 10 beneden bewegen van het schuifstuk 31 zullen de haakvormige grendel organen 16 door de onderrand van het schuifstuk om de scharnierkoppen 17 naar binnen worden verzwenkt in de nabij het ondereinde van het schachtvormige deel 3 van het huis 1 aangebrachte uitsparingen 15 om, in de onderste stand van dit verdere schuifstuk 31, 15 waarin de onderrand van dit schuifstuk 31 aanligt tegen een nabij de onderzijde van het huis 1 gevormde borst, uit te steken in de in de tapstang 46 gevormde groef 48. Zodoende is met deze grendelorganen 16 een stevige vergrendeling van tapkop aan het boveneinde van de tapstang 46 bewerkstelligd. Vervolgens kan door verder gaand naar beneden drukken van 20 kap 18 het schuifstuk 5 nog verder naar beneden worden bewogen om met het ondereinde van het schuifstuk 5 de in de tapstang 46 opgenomen klep 49 van zijn zitting te drukken. In deze stand is de pakking 14 aangedrukt tegen de bovenzijde van de tapstang.

Tijdens het laatste gedeelte van de neerwaartse beweging 25 van de kap 18 zal het tweede schuifdeel 31 niet verder naar beneden kunnen bewegen. Het verder naar beneden bewegen van de kap 18 om het schuifstuk 5 in zijn eindstand te brengen is echter toch mogelijk, doordat tijdens dit laatste deel van de beweging de in de sleufgaten 36 van de koppelarmen 35 gelegen drukveren 38 door de pennen 37 zullen 30 worden ingedrukt.

De kap 18 wordt in zijn geheel ingedrukte stand geborgd 9 doordat in deze eindstand van de kap 18 de nok 42 van de hendel 40 ingrijpt in de uitsparing 45, zoals afgebeeld in figuur 6.

In de onderste stand van het schuifstuk 5 is de in de buitenomtrek van het schuifstuk aangebrachte groef 6 in een zodanige 5 stand gebracht, dat via de aansluitstomp 4 toegevoerd onder druk staand gas via deze groef 6 naar de de pakking 14 opnemende ruimte in het schachtvormige deel 3 en vandaar via de geopende klep 49 in het inwendige van het vat kan stromen, terwijl de vloeistof uit het vat zal worden gedrukt en door de doortocht 8 in het schuifstuk 5 en de buisstomp 9 zal 10 kunnen wegstromen. Daarbij wordt de kogel 11 van zijn zitting gedrukt, maar door de stang 10 op korte afstand van de zitting gehouden doordat de kogel tegen het ondereinde van deze stang aankomt.

Na afsluiting van de toevoer van onder druk staand gas kan de tapkop weer van de tapstang worden afgenomen. Hiertoe wordt eerst de 15 hendel 40 verzwenkt. Dit is op eenvoudige wijze te bewerkstelligen doordat men zijn hand op de bovenwand 20 van de kap 18 kan leggen en met zijn vingers onder de veerbelaste arm van de hendel 40 kan grijpen om vervolgens deze hendel gezien in figuur 2 in de richting van de wijzers van de klok te verdraaien waardoor de nok 42 vrij komt uit de uitsparing 20 45. Vervolgens kan de kap 18 omhoog worden bewogen, waarbij via de armen 23 en 24 en de koppelstukken 29 het schuifstuk 5 omhoog zal worden geduwd, waardoor de in de tapstang gelegen klep 49 zich naar zijn sluitstand zal bewegen. Na sluiten van de klep 49 in de tapstang 46 zal 46 eventueel nog onder overdruk staand gas kunnen ontsnappen op de wijze 25 zoals beschreven in het Duitse octrooi 3701432.

Vervolgens zullen bij verder omhoog bewegen van de kap 18 de in de sleufgaten 36 en de koppelarmen 35 gelegen pennen 37 aankomen tegen de boveneinden van deze sleufgaten, zodat vervolgens ook het verdere schuifstuk 32 omhoog zal worden bewogen onder het vrijgeven van 30 de haakvormige borgorganen 16, zodat deze uit de groef 48 in het boveneinde van de tapstang 46 kunnen bewegen waarna de tapkop in ! ^ -I i 10 opwaartse richting van de tapstang kan worden afgenomen.

Bij het loskoppelen van de tapkop van de tapstang zal de kogel 11 terugvallen op zijn zitting, waardoor wordt voorkomen, dat eventueel in de doortocht 8 daarop aansluitende delen aanwezige vloeistof 5 uit de tapkop uitstroomt.

Uit bovenstaande uiteenzetting zal het duidelijk zijn, dat voor aansluiten van de tapkop op de tapstang de tapkop direct bovenop het boveneinde van de tapstang kan worden geplaatst en vervolgens door een in een zelfde richting plaatsvindende neerwaartse beweging van de kap 18 op 10 de tapstang kan worden aangesloten onder het gelijktijdig openen van de in de tapstang opgenomen afsluitklep. Voor het afnemen van de tapkop behoeft slechts een in tegengestelde richting werkende kracht op de kap 18 te worden uitgeoefend na het verzwenken van de hendel 40. Deze hendel 40 is door de boven deze hendel gelegen wand 20 van de kap en diens naar 15 beneden afgebogen rand 20' goed afgeschermd zodat het gevaar, dat deze hendel 40 per ongeluk wordt verzwenkt, praktisch is uitgesloten, terwijl deze hendel toch goed toegankelijk blijft om met een hand van een gebruiker te worden verzwenkt.

Door het aan weerszijden van het schuifstuk 5 aanbrengen 20 van de armen 23 en 24 en de koppelstukken 29 met behulp waarvan het schuifstuk 5 op en neer wordt bewogen wordt een gelijkmatige belasting van het schuifstuk bewerkstelligd zonder dat daarbij een neiging tot kantel beweging zal optreden.

Door de armen 23 en 24 op verhoudingsgewijs grote afstand 25 onder het boveneinde van het schuifstuk 5 aan te brengen en met behulp van zich vanaf de armen omhoog uitstrekkende koppelstukken 29 met het schuifstuk 5 te verbinden is een in hoogterichting compacte opbouw van de tapkop verkregen.

Claims (5)

1. Tapkop voorzien van een huis, dat voor gebruik van de tapkop aan te sluiten is op een nabij zijn boveneinde van een rondlopende 5 groef voorziene tapstang, die is aangebracht in een vloeistof bevattend vat, waarbij het huis is voorzien van een aansluiting voor toevoer van onder druk staand gas, terwijl in het huis een van een vloeistofafvoer voorzien eerste schuifstuk is gelegen, dat met behulp van een bedieningsorgaan verstelbaar is tussen een eerste stand waarin de 10 doorvoer van via de aansluiting voor onder druk staand gas toegevoerd gas door het huis is afgesloten en een tweede stand, waarin tijdens bedrijf het schuifstuk een afsluitklep van de tapstang heeft opengedrukt en de aansluiting voor toevoer van onder druk staand gas in open verbinding zal zijn met het inwendige van het de tapstang opnemende vat, met het 15 kenmerk, dat met het bedieningsorgaan een verder in het huis opgenomen schuifstuk is gekoppeld, dat samenwerkt met grendel organen, zodanig, dat bij beweging van het bedieningsorgaan vanuit de eerste stand van het bedieningsorgaan in de richting van de tweede stand van het bedieningsorgaan de grendelorganen door het verdere schuifstuk in de 20 nabij het boveneinde van de tapstang aangebrachte groef worden gedrukt.

2. Tapkop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan wordt gevormd door een op het huis aangebrachte kap, die evenwijdig aan de verplaatsingsrichting van de schuifstukken tussen de genoemde eerste stand en de genoemde tweede stand van het 25 bedieningsorgaan (kap) ten opzichte van het huis verschuifbaar is.

3. Tapkop volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de kap is voorzien van een veerbelast borgorgaan, dat in de tweede stand van de kap insnapt in een in het huis aangebrachte uitsparing en dat voor loskoppelen van de kap uit de uitsparing terug te trekken is.

4. Tapkop volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het borgorgaan is voorzien van een bedieningsorgaan, dat onder een bovenwand van de kap is opgesteld. 5_ Tapkop volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het borgorgaan wordt gevormd door een nok, die is bevestigd aan het uiteinde van een been van een L-vormige hendel, die zwenkbaar aan de kap is 5 bevestigd, terwijl tussen een verder been van de hendel en de bovenwand van de kap een drukveer is aangebracht. 6i Tapkop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een met het eerste schuifstuk verbonden arm is aangebracht, die met een einde zwenkbaar gekoppeld is met het huis en met 10 zijn andere einde zwenkbaar gekoppeld is met het bediemngsorgaan. Tapkop volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat aan weerszijden van het eerste schuifstuk een met het schuifstuk verbonden arm is aangebracht. Tapkop volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat een 15 arm met het eerste schuifstuk verbonden is met behulp van een koppelstuk, dat tussen de uiteinden van de arm met een uiteinde scharnierend met de arm en met zijn andere uiteinde scharnierend met het boveneinde van het eerste schuifstuk is verbonden.

9 Tapkop volgens een der voorgaande conclusies 6-8, met het 20 kenmerk, dat het verdere schuifstuk met behulp van een koppelstuk is verbonden met een arm waarbij in het koppelstuk een verend mechanisme is aangebracht, een en ander zodanig, dat indien het verdere schuifstuk een eindstand heeft bereikt waarin de grendelorganen in een in de tapstang aangebrachte groef zijn ingedrukt de kap nog verder in de richting van de 25 tapstang ten opzichte van het huis kan worden verplaatst. 1Q< Tapkop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de grendelorganen worden gevormd door haakvormige organen, die aan hun boveneinden scharnierend met het huis zijn gekoppeld en aan hun ondereinden uitstekende, bij het aankoppelen van de tapkop in de in 30 de tapstang aangebrachte groef ingrijpende delen bezitten. Tapkop volgens een der voorgaande conclusies 6-10, met het jj ί kenmerk, dat de arm(en) tussen het boveneinde van het eerste schuifstuk en het verdere schuifstuk zijn opgesteld. 5