NL1018237C2 - Inrichting voor het afschermen van een gevel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het afschermen van een gevel.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het 5 afschermen van een gevel omvattende een steiger met horizontale steigerdelen, verticale steigerdelen, tenminste een werkvloer, dakpanelen voor het afschermen van de bovenzijde van de steiger en een aan de van de gevel afgekeerde zijde van de steiger met bevestigingsmiddelen bevestigd afschermorgaan dat panelen omvat.

10 Een dergelijke inrichting is bekend uit de internationale octrooiaanvrage W0-A1-96/25571.

Ten behoeve van onderhouds- of bouwwerkzaamheden aan een gevel, zoals deze bijvoorbeeld kunnen bestaan uit het stralen, voegen, schilderen en stukadoren, is het voordelig gebleken indien aan de 15 buitenzijde van de gevel een tijdelijke afgesloten ruimte wordt gecreëerd waarbinnen dergelijke werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Een dergelijke afscherming bewerkstelligt een comfortabele werkomgeving, waarbij als belangrijk afgeleid voordeel tevens wordt bereikt dat de werkzaamheden onder relatief slechte weersomstandigheden, langer doorgang 20 kunnen vinden·. In dit verband wordt opgemerkt dat voor schilder- werkzaamheden of voor houtrotreparatie met uithardend epoxyhars een minimale temperatuur van 3 tot 5 °C is vereist, terwijl bij een gevoelstemperatuur lager dan -6 °C, op grond van arbeidsovereenkomsten en Arbo-regelgeving, werknemers veelal het recht hebben om hun werkzaamheden 25 te staken. Ter voorkoming van het bereiken van de bovengenoemde temperaturen wordt veelal gebruik gemaakt van verwarmingsmiddelen, zoals hete!uchtbranders, die de ruimte tussen de gevel en het afschermorgaan verwarmen. Dit vraagt een grote hoeveelheid energie, mede doordat warmte kan ontsnappen via allerlei naden en kieren, terwijl bovendien de 30 verwarmingsmiddelen doorgaans een lange tijd nodig hebben om de werkruimte op een geschikte temperatuur te brengen.

Uit de stand van de techniek, zoals gevormd door het 1 0 1 8 2 3 7 2

Nederlands octrooi NL-C-1011119, is het bekend dat het afschermorgaan is gevormd door flexibele elementen zoals kleden, doeken, zeilen of speciale steigernetten. Aan de toepassing van dergelijke flexibele afschermorganen zijn diverse nadelen verbonden. De belangrijkste hiervan hangen samen met 5 het feit dat deze flexibele afschermorganen slechts in zeer beperkte mate een beschermende functie kunnen vervullen tegen de weersinvloeden van buitenaf. Dit hangt samen met naad- en kiervorming, mede onder invloed van het klapperen van de flexibele afschermorganen onder invloed van windbelasting, en de uiterst geringe isolerende werking van dergelijke 10 afschermorganen. Daarnaast blijken de flexibele afschermorganen uiterst gevoelig voor beschadigingen, waarbij men tevens ziet dat ter bevestiging van de flexibele afschermorganen aan de steiger, gaten in de flexibele afscherm-organen worden aangebracht waardoorheen zich bijvoorbeeld tie-ribs uitstrekken. In de praktijk blijkt dat hierdoor de flexibele 15 afscherm-organen na toepassing op twee of drie verschillende locaties, reeds versleten zijn en vervangen dienen te worden.

In bovengenoemde internationale octrooiaanvrage W0-A1-96/25571 wordt een steiger beschreven met eem afschermorgaan dat is gevormd door een aantal stijve plaatdelen waardoor voor de 20 bovenbeschreven nadelen een oplossing wordt geboden. Daarnaast beschrijft deze internationale octrooiaanvrage de toepassing van stationaire dakpanelen voor het afschermen van de bovenzijde van de steiger en overigens ook van de bovenzijde van het bouwwerk, in casu een grote cilindrische brandstoftank. Aldus wordt een welhaast hermetische, semi-25 permanente afsluiting gecreëerd die bijvoorbeeld bij het uitvoeren van schi1derwerkzaamheden extra ventilatie behoeft teneinde te voldoen aan de eisen die gelden ten behoeve van de arbeidsomstandigheden voor betrokken personen. Voor het conditioneren van de lucht aanwezig in de ruimte tussen de binnenzijde van de plaatdelen enerzijds en de buitenzijde van 30 de brandstoftank anderzijds alwaar werkzaamheden aan de buitenzijde van de brandstoftank worden uitgevoerd zijn aan de buitenzijde van de steiger conditioneringsvoorzieningen aanwezig die middels een buis en een opening 1018237 3 in één van de plaatdelen in verbinding zijn met deze ruimte. De toepassing van dergelijke conditioneringsvoorzieningen, die o.a. voor de noodzakelijke ventilatie zorg zullen moeten dragen, brengt aanzienlijke kosten met zich mee die voor diverse werkzaamheden zoals bij onderhoud 5 aan gebouwen en met name aan woningen, veelal niet economisch rechtvaardigbaar zijn.

De uitvinding beoogt nu al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen, een aanzienlijke verbetering voor bovengenoemde nadelen te verschaffen en wordt hiertoe gekenmerkt doordat er een opening 10 aanwezig is tussen de panelen en de dakpanelen. De uitvinding maakt hierbij nuttig gebruik van het inzicht dat de positie tussen de panelen en de dakpanelen niet alleen uit constructief oogpunt een gunstige positie is om een opening aan te brengen voor de noodzakelijke ventilatie maar dat bovendien aldus ongewenste condensvorming, bijvoorbeeld tegen de 15 onderzijde van de dakpanelen, op een zeer gunstige wijze kan worden voorkomen of tenminste kan worden beperkt. Via deze opening, die bijvoorbeeld kan worden gecreëerd door tussen de panelen en de dakpanelen steunelementen te plaatsen, kan ventilatie plaatsvinden. Terzijde wordt opgemerkt dat het binnen het kader van de uitvinding niet strikt 20 noodzakelijk is dat een afschermorgaan van een steiger volledig is gevormd door panelen. Zo is het ook denkbaar dat slechts een bovenste deel van een steiger is voorzien van panelen terwijl het afschermorgaan voor een onderste deel van een steiger is gevormd door flexibele elementen. Verdere voordelen van de uitvinding zullen worden toegelicht 25 aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding.

Bij voorkeur rusten de panelen op horizontale, zich loodrecht op de gevel uitstrekkende steigerdelen, waardoor de panelen los van de ondergrond komen te staan en tevens op de juiste wijze ten opzichte van de steiger worden georiënteerd.

30 De bovenzijden van de panelen zijn volgens een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm opgesloten door ieder met een verticaal steigerdeel verbonden opsluitelementen. Dergelijke opsluitelementen 101823? 4 voorkomen het neerwaarts kantelen van de panelen. Door gebruikmaking van de verticale steigerdelen, bestaat in beginsel de mogelijkheid om de hoogte van de opsluitelementen aan te passen aan de lengte van de panelen.

5 Een eenvoudige constructie kan worden verkregen indien de dakpanelen aan de van de gevel afgekeerde zijde tenminste deels rusten op de bovenzijden van de panelen. Hierbij zal er overigens in beginsel geen sprake zijn van een direct contact tussen de dakpanelen en de panelen vanwege de voor de inrichting volgens de uitvinding kenmerkende opening 10 tussen de panelen en de dakpanelen maar zal er sprake zijn van een tussenliggend draag-element die ruimte laat voor de kenmerkende opening.

Om het dakpaneel goed te kunnen laten aansluiten op een dakrand boven de gevel, zijn de dakpanelen bij voorkeur ieder middels een kantel-mechanisme kantelbaar om een as gelegen in hoofdzaak boven de 15 panelen. Bij de opbouw van de inrichting volgens de uitvinding kan het dak zo eenvoudig neerwaarts worden gekanteld voor aansluiting op de dakrand zonder dat kanteling van de dakpanelen de grootte van de opening tussen de panelen en de dakpanelen aanmerkelijk beïnvloedt.

Een dergelijk kantelmechanisme is hierbij bij voorkeur 20 verbonden met een verticaal steigerdeel, waardoor de hoogte van het kantelmechanisme bij de opbouw van de inrichting volgens de uitvinding flexibel kan worden gekozen.

Bij voorkeur maakt een dergelijk kantelmechanisme onderdeel uit van een opsluitelement, zoals bovenstaand reeds beschreven voor het 25 opsluiten van de bovenzijde van een paneel.

Bij verdere voorkeur wordt ieder dakpaneel aan de naar de gevel toegekeerde zijde ondersteund door een ten opzichte van een verticaal steigerdeel verschuifbaar steunelement. Een dergelijk steunelement vergroot de stabiliteit van de dakpanelen en voorkomt een te 30 grote belasting op de dakrand, zoals die bijvoorbeeld kan worden gevormd door een dakgoot.

Een zeer voordelige uitvoeringsvorm voor deze 1018237 5 verschuifbaarheid wordt verkregen indien het steunelement telescopisch verschuifbaar is binnen het verticale steigerdeel.

Ter verkrijging van een goede isolatie hebben de panelen bij voorkeur een isolatiewaarde van tenminste 0,5 m2 K/w, en meer bij 5 voorkeur van tenminste 1,0 m2 K/w. Met dergelijke isolatiewaarden, die aanmerkelijk hoger liggen dan die van de flexibele afschermorganen volgens de stand van de techniek, kan een wezenlijke bijdrage worden geleverd aan het verhogen van de temperatuur tussen de panelen en de gevel. Hierdoor zal het pas bij relatief lage temperaturen noodzakelijk 10 zijn om bij te verwarmen doordat ook warmte afkomstig van de gevel, efficiënter kan worden benut, waarbij tevens de opwarmtijd wordt verkort.

Bij voorkeur zijn de panelen voorzien van een beschermende bekleding, hetgeen de panelen minder gevoelig maakt voor beschadigingen en de levensduur van de panelen verlengt.

15 Teneinde de inrichting volgens de uitvinding bij uitstek geschikt te maken voor toepassing bij gevels die zich uitstrekken over twee verdiepingen hebben de panelen bij voorkeur een lengte van tenminste 4,0 m. Een geschikte breedte zou bijvoorbeeld 1,0 m zijn waardoor de panelen relatief eenvoudig hanteerbaar blijven.

20 Een zeer voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen indien de panelen deuren en/of ramen omvatten. De deuren maken het voor bewoners van bij de gevels behorende huizen mogelijk om op enigszins normale wijze hun huis te verlaten en benaderen. Door toepassingen van ramen wordt het buitenlicht 25 benut voor de verlichting van de ruimte tussen de panelen en de gevel. Daarnaast kan uiteraard binnen deze ruimte gebruik worden gemaakt van kunstmatige verlichting.

De uitvinding wordt navolgend niet beperkend toegelicht aan de hand van een beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm ervan.

30 Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van de uitvinding in dwarsdoorsnede.

Figuur 2 toont een inrichting volgens de uitvinding in *01823? 6 transparant vooraanzicht.

Figuur 3 toont het onderste deel van het aanzicht volgens figuur 1 meer in detai1.

Figuur 4 toont het bovenste deel van figuur 1 meer in 5 detail.

Figuren 1 en 2 tonen een afscherminrichting 1 volgens de uitvinding. In figuur 1 is tevens het contour van een huis 2 met voorgevel 3 en schuin dak 4 weergegeven. Het dak 4 heeft aan zijn onderzijde een dakgoot 12 voor de afvoer van hemelwater. Aan de 10 buitenzijde van de voorgevel 3 is een steiger 5 aanwezig die verticale steigerpijpen 6 en horizontale steigerpijpen 7, 8 omvatten. De horizontale steigerpijpen 7 strekken zich loodrecht uit op voorgevel 3, terwijl de horizontale steigerpijpen 8 zich evenwijdig aan de voorgevel 3 uitstrekken. Op enkele horizontale steigerpijpen 7, 8 rusten zich 15 evenwijdig aan horizontale steigerpijpen 8 uitstrekkende steigerpianken 9 die tezamen een werkvloer 10 vormen. Gevel 3 strekt zich uit over de begane grond en de eerste verdieping van huis 2 en overeenkomstig is door middel van de horizontale steigerpi jpen 7, 8 ook steiger 5 in twee verdiepingen onderverdeeld. Aan de van de gevel 3 afgekeerde zijde van 20 steiger 5 zijn met steiger 5 zich verticaal uitstrekkende stijve isolerende panelen 11 verbonden op een wijze die nog nader zal worden toegelicht aan de hand van de figuren 3 en 4. De panelen 11 van circa 5 m hoog en 1 m breed omvatten een kern van isolerend polymeer schuim omgeven door een staalplaten bekleding van 0,4 mm dikte. De totale isolatiewaarde 25 bedraagt 1,6 mz K/W. Op de langszijden is een tapse messing en groef voorzien voor een optimale onderlinge aansluiting.

Vanaf de bovenzijde van dakgoot 12 strekken zich schuin neerwaarts dakpanelen 13 uit boven steiger 5, die tezamen een neerwaarts hellend dakvlak vormen. De dakpanelen 13 zijn vervaardigd van hetzelfde 30 materiaal als panelen 11 en hebben eveneens een breedte van 1 m. De lengte bedraagt 2 m. In het aanzicht volgens figuur 2 zijn de dakpanelen 13 slechts schematisch weergegeven. Zoals tevens in figuur 2 zichtbaar is 1018237 7 is in bepaalde panelen 11 een deur met kozijn 14 en een raam 15 aangebracht. Deur 14 staat toe dat bewoners van huis 2 een voordeur in de voorgevel 3 kunnen blijven gebruiken tijdens de werkzaamheden ten behoeve waarvan de afscherminrichting 1 is opgebouwd. Raam 15 laat buitenlicht 5 toe zowel in de ruimte tussen de panelen 11 en de voorgevel 3, als via ramen in gevel 3 binnen huis 2.

Zoals in figuur 3 duidelijk is weergegeven rust paneel 11 op het van de voorgevel 3 afgekeerde uiteinde van horizontale steiger-pijpen 7. Hiertoe zijn twee opsluitblokken 17 op niet nader getoonde 10 wijze vast met uiteinde 16 verbonden. Tussen de opsluitblokken 17 is een U-vormig profiel 18 aangebracht die aan de bovenzijde open is. U-vormig profiel 18 strekt zich uit in de breedterichting van de panelen 11 en sluit deze panelen 11 met haar poten in de richting loodrecht op de panelen 11 op.

15 De bovenzijde van de panelen 11 worden op een vergelijkbare manier opgesloten in de richting loodrecht op hun vlak middels naar beneden toe geopend U-vormig profiel 19 (figuur 4). Dit U-vormige profiel 19 strekt zich eveneens uit over de breedte van de verschillende panelen 11. Ter plaatse van verticale steigerpijpen 6 is het U-vormig profiel 19 20 middels verbindingsstukken 20 verbonden met steiger 5. Ter plaatse van deze verbindingsstukken 20 bevinden zich aan de buitenzijde van U-vormig profiel 19 scharnierverbindingen 21 met scharnierpunten 22. De bovenzijde van de scharnierverbindingen 21 grijpen aan op de onderzijde van de van de gevel 3 afgekeerde zijde van dakpanelen 13. Ter plaatse van scharnier-25 verbindingen 21 bevindt zich in de breedterichting van de panelen 11 en de dakpanelen 13 een spieetvormige opening 23 waardoorheen ventilatie kan optreden. Op deze manier wordt condensvorming tegen de onderzijde van dakpanelen 13 voorkomen of tenminste beperkt.

Dankzij de scharnierverbindingen 21 zijn dakpanelen 13 30 kantelbaar om scharnierpunten 22. Hiertoe wordt de naar de gevel 3 toegekeerde zijde van de dakpanelen 13 ondersteund door een verstelbuis 24 die telescopisch verschuifbaar is binnen een verticale steigerpijp 6.

1018237 8

In figuur 4 zijn de dakpanelen 13 in twee verschillende gekantelde toestanden A en B weergegeven.

5 1018237

Claims (12)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de panelen rusten op horizontale, zich loodrecht op de gevel uitstrekkende steigerdelen.
2. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bovenzijden van de panelen zijn opgesloten door ieder met een 15 verticaal steigerdeel verbonden opsluitelementen.
3. 4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de dakpanelen aan de van de gevel afgekeerde zijde tenminste deels rusten op de bovenzijden van de panelen.
4. 5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, 20 dat de dakpanelen ieder middels een kantelmechanisme kantelbaar zijn om een as gelegen in hoofdzaak boven de panelen.
5. 6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat ieder kantelmechanisme is verbonden met een verticaal steigerdeel.
6. 7. Inrichting volgens conclusie 3 en 6, met het kenmerk, dat 25 ieder kantelmechanisme onderdeel uitmaakt van een opsluitelement.
7. 8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat ieder dakpaneel aan de naar de gevel toegekeerde zijde wordt ondersteund door een ten opzichte van een verticaal steigerdeel verschuifbaar steunelement.
8. 9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het steunelement telescopisch verschuifbaar is binnen het verticale steigerdeel. 101823? A *
9. 10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de panelen een isolatiewaarde hebben van tenminste 0,5 m2 K/W en bij voorkeur van tenminste 1,0 m2 K/W.
10. 11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat de panelen zijn voorzien van een beschermende bekleding.
11. 12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de panelen een lengte hebben van tenminste 4,0 m.
12. 13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de panelen deuren en/of ramen omvatten. 1018237