NL1018162C2 - Ventilatie-inrichting met naar keuze plaatsbaar bedieningsmiddel. - Google Patents

Description

, I

Ventilatie-inrichtine met naar keuze plaatsbaar bedieninesmiddel

De uitvinding betreft een ventilatie-inrichting voor inbouw in of op een kozijn, omvattende een huis met een ventilatiedoorgang die zich uitstrekt tussen de binnenzijde 5 en de buitenzijde van het huis, een schamierbare klep voor het afsluiten danwel vrijgeven van de ventilatiedoorgang aan de binnenzijde, alsmede een bedieningsmiddel voor het openen en sluiten van de klep, welk bedieningsmiddel zich bevindt aan een van de langseinden van het huis en door middel van een overbrengingsorgaan aangrijpt op de klep.

10 Een dergelijke ventilatie-inrichting is bekend. Hij wordt met de bovenzijde tegen het kozijn geplaatst; aan de onderzijde bevindt zich gewoonlijk een sponning waarin een glaspaneel opneembaar is. De ventilatie-inrichting maakt het mogelijk om een achterliggende ruimte op natuurlijke wijze te ventileren. Een gering drukverschil over de binnenzijde en de buitenzijde is voldoende om de lucht in de ruimte te verversen.

15 Vooral bij de huidige goed geïsoleerde woningbouw is een dergelijke ventilatie- inrichting onontbeerbaar, aangezien de natuurlijke ventilatie via spleten en dergelijke nauwelijks meer een rol speelt.

De bekende ventilatie-inrichtingen zijn vaak uitgerust met handbediening. Damaast bestaan ook motorbedieningen, meestal met een elektromotor Het blijkt bij de 20 bekende ventilatie-inrichtingen niet eenvoudig te zijn om de handbediening te vervangen door een motorbediening. Doel van de uitvinding is daarin verbetering te brengen. Dat doel wordt bereikt doordat het draaibare schamierdeel korter is dan het vaste schamierdeel, en dat het bedieningsmiddel aanbrengbaar is aan het vaste schamierdeel, zodanig dat de som van de langsafmeting van de klep en het 25 bedieningsmiddel ter hoogte van het vaste schamierdeel ongeveer gelijk is aan de langsafineting van dat vaste schamierdeel.

Tevens kan zich aan beide langseinden van het huis telkens een eindstuk bevinden voorzien van een eindwand. Deze eindwanden begrenzen de ventilatiedoorgang en dragen middelen voor het fixeren van een bedieningshuis.

30 Het eindstuk heeft tenminste een richel waarin een omtreksgedeelte van het bedieningshuis nauwsluitend past. Tevens heeft elk eindstuk een schamierdeel dat het verlengde vormt van het vaste schamierdeel van het huis.

Λ0^δ2* 2

Het bedieningsmiddel heeft een bedieningshuis voorzien van een lip die haakbaar is achter het vaste schamierdeel. Verder heeft het huis van de ventilatie-inrichting een aanslagrand die zich bevindt boven de vaste schamierrand, tegen welke aanslagrand de bovenzijde van de klep afdichtend kan worden aangeklapt. Het bedieningshuis wordt 5 door middel van een klipverbinding vastgezet aan die aanslagrand. Het bedieningshuis kan daardoor op een eenvoudige, doeltreffende wijze aan beide einden van het huis worden vastgezet zonder dat daartoe losse bevestigingsmiddelen nodig zijn.

Verder kunnen het uitwendig oppervlak van de klep en het uitwendig oppervlak van het bedieningshuis in wezen gelijkvormig zijn, zodanig dat in de gesloten toestand 10 van de klep die uitwendige oppervlakken een gemeenschappelijk vlak bepalen.

Daardoor is verzekerd dat steeds een goede aansluiting is verzekerd, ongeacht de onderlinge plaatsing van de klep en het bedieningsmiddel. Tevens wordt aldus een uniek design verkregen, waarbij het insectengaas onzichtbaar is.

De bediening kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Bij voorkeur 15 bevindt zich in het bedieningshuis een wormoverbrenging of schroefoverbrenging, waarvan de worm respectievelijk schroef is verbonden met een aandrijforgaan.

Het wormwiel respectievelijk de moer heeft symmetrisch geplaatste overbrengingsnokken die afhankelijk van de plaatsing van het bedieningshuis ten opzichte van de klep aangrijpen op het overbrengingsorgaan. Bij voorkeur is het 20 bedieningsmiddels symmetrisch ten opzichte van een verticaal vlak loodrecht op de schamierverbinding.

De ventilatie-inrichtingen zijn voorzien van een bedieningsmiddel dat zich gewoonlijk bevindt aan het linkereind of het rechtereind van de klep. De bediening geschiedt meestal door een duw/trekstang, danwel door een rondlopend koord of een 25 ketting. Afhankelijk van de plaatsing van de ventilatie-inrichting en omgevingsfactoren zoals de nabijheid van muren wordt de bediening in verband met een goede toegankelijkheid links of rechts geplaatst.

Volgens de uitvinding kan een verdere verbetering worden verkregen doordat het overbrengingsorgaan naar keuze aanbrengbaar is op beide einden van de klep, en de 30 positie van het bedieningsmiddel overeenkomstig naar keuze plaatsbaar is aan die einden van de klep.

1018162"· 3

In de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding worden steeds, onafhankelijk van de plaatsing van de bediening, dezelfde componenten toegepast. Dit vereenvoudigt de fabricage en leidt ook tot lagere voorraadkosten.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van het in de 5 figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 toont een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding in perspectief.

Fig. 2 toont een aanzicht overeenkomstig fig. 1, waarbij het bedieningshuis is verwijderd.

Fig. 3 toont een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding in dwarsdoorsnede.

10 Fig. 4a t/m 41 tonen een variant van de ventilatie-inrichting, met de verschillende stappen betreffende het verwisselen van het bedieningshuis.

De in fig. 1 - 3 weergegeven ventilatie-inrichting volgens de uitvinding omvat een huis 1, dat aan de buitenzijde een kap 2 draagt en aan de binnenzijde een schamierbare klep 3. Verder bevindt zich aan de binnenzijde van het huis een 15 bedieningshuis 4 (bedieningsmiddel) voor het openen danwel sluiten van de klep 3. Het huis 1 bevat een ventilatiedoorgang 5, waar overheen zich dammen 6 uitstrekken tussen de sponning 7 en de lijst 8. De lijst 8 van de ventilatie-inrichting 1 moet tegen het kozijn worden geplaatst, terwijl in de sponning 7 een glaspaneel kan worden opgenomen. Door middel van de uithouders 9 is de kap 2 ondersteund ten opzichte van 20 het huis 1.

De lijst 8, de sponning 7, de steunen 6 en de uithouders 9 vormen één geheel uit een geëxtrudeerd profiel 10. De ventilatiedoorgang 5 en de doorgangen tussen de uithouders 9 zijn daarin verkregen door middel van uitstansen. Aan de kopeinden van het profiel 10 zijn de eindstukken 11 geplaatst, voorzien van kopwanden 12 die de 25 ventilatiedoorgang 5 begrenzen.

Zoals weergegeven in fig. 2 is aan de onderzijde van het profiel 10 een vast schamierdeel 13 voorzien, dat doorloopt in de schamierdelen 14 van de eindstukken 11 tot aan de kopwand 12 daarvan. Dit betekent dat de klep 3 geplaatst kan worden tegen de rechter kopwand 12 zoals weergegeven in fig. 2, maar ook naar links verschoven 30 kan worden tegen de linker kopwand 12. Ter fixering van het bedieningshuis 4 zijn aan de kopwand richels 32 voorzien. In deze richels 32 past het omtreksgedeelte 47 van het huis 4 nauwsluitend. Verder is het bedieningshuis 4 voorzien van een haakrand 45, die B01 81 62- 4 is gehaakt achter het vaste schamierdeel 13 en het bijbehorende schamierdeel 14 van een eindstuk 11.

In het uitvoeringsvoorbeeld van de fig. 1 en 2 is het bedieningshuis 4 geplaatst tegen de linker kopwand 12. Dit bedieningshuis omvat een frame 15 dat het hiervoor 5 genoemde omtreksgedeelte 47 bepaalt, waarin een schroef 16 draaibaar is opgehangen. Deze schroef 16 werkt samen met een moer 17, die door verdraaiing van de schroef 16 heen en weer beweegbaar is in het frame 15. De schroef 16 wordt in draaiing gebracht door middel van een aandrijfwiel 18, waar overheen een ketting 19 is geleid die via de openingen 20 in het uitwendig oppervlak 21 van het huis naar buiten treedt. Het frame 10 15, in het bijzonder het omtreksgedeelte 47 daarvan, is opgenomen tussen de richels 32 (niet te zien bij de linker kopwand 12): zie fig. 3.

Aan weerszijden van de moer bevinden zich bedieningsuitsteeksels 22 (in fig. 2 is slechts één te zien) die samenwerken met de gekromde sleuf 26 van de bedieningsarm 23, zoals weergegeven in de doorsnede van fig. 3. De bedieningsarm 23 bezit een 15 sleufrand 24 die geklemd is over de kopwand 25 van het profiel 3.

Omdat het bedieningshuis 4 een uitsteeksel bezit dat zowel aan de linkerzijde als aan de rechterzijde kan uitsteken, kan de klep 3 aan beide zijden van het bedieningshuis worden aangebracht. In beide gevallen kan een van de uitsteeksels 22 worden opgenomen in de naastgelegen sleuf 26 van de bedieningsarm 23. Op die manier kan 20 met dezelfde middelen een aan de linkerkant danwel aan de rechterkant bedienbare ventilatie-inrichting worden samengesteld.

Zoals weergegeven in de fig. 4a t/m 4m kan de klep 3 ook door middel van een eenvoudige bedieningsarm 27 worden bediend. Deze bedieningsarm 27 is enerzijds door middel van een inklikbaar bolschamier 33 bevestigd aan de moer 17, en 25 anderzijds door middel van een inklikbaar bolschamier 28 aan de klep 3.

In verband met het verwisselen van het bedieningshuis 4 wordt allereerst het bolschamier losgenomen, zoals weergegeven in fig. 4b. Vervolgens kan de klep 3, zie fig. 4c, uit het vaste schamierdeel 13 worden gelicht. Daarmee is de toestand zoals weergegeven in fig. 4d verkregen. Vervolgens kan het bedieningshuis 4 uit de richels 30 32 worden geschoven en rond het vaste schamierdeel 13 naar achteren worden gekanteld, waarna zijn haakrand 45 daar van achter kan worden verwijderd.

In het in fig. 4g weergegeven, lege huis 1 kan vervolgens een bedieningshuis 44 worden geplaatst met daarin een (niet weergegeven) elektromotor. Dat bedieningshuis 5 4 kan, zoals weergegeven in fig. 4h t/m 41, in omgekeerde volgorde worden aangebracht, samen met de daarvoor verwijderde klep 3.

Het uitwendige oppervlak 21 van het bedieningshuis 4 en het uitwendige oppervlak 46 van de klep 6 liggen in één en hetzelfde cilindrische vlak, waardoor een 5 esthetisch verantwoord uiterlijk wordt verkregen.

Claims (14)

1. Ventilatie-inrichting voor inbouw in of op een kozijn, omvattende een huis (1) met een ventilatiedoorgang (5) die zich uitstrekt tussen de binnenzijde en de buitenzijde 5 van het huis (1), een schamierbare klep (3) voor het afsluiten danwel vrijgeven van de ventilatiedoorgang (5) aan de binnenzijde, alsmede een bedieningsmiddel (4) voor het openen en sluiten van de klep (3), welk bedieningsmiddel (4, 44) zich bevindt aan een van de langseinden van het huis (1) en door middel van een overbrengingsorgaan (23, 27) aangrijpt op de klep (3), waarbij de schamierophanging (13, 14, 29) van de klep (3) 10 gezien in langrichting gelijkblijvend is (prismatisch), en een aan het huis (1) verbonden vast schamierdeel (13, 14) heeft alsmede een aan de klep (3) verbonden draaibaar schamierdeel (29), met het kenmerk dat het draaibare schamierdeel (29) korter is dan het vaste schamierdeel (13,14), en dat het bedieningsmiddel (4,44) aanbrengbaar is aan het vaste schamierdeel (13,14), zodanig dat de som van de langsafmeting van de 15 klep (3) en het bedieningsmiddel (4, 44) ter hoogte van het vaste schamierdeel (13, 14) ongeveer gelijk is aan de langsafmeting van dat vaste schamierdeel (13, 14).

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij het bedieningsmiddel (4,44) een bedieningshuis (15) heeft voorzien van een haakrand (45) die haakbaar is achter het 20 vaste schamierdeel (13,14).

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 2, waarbij het huis (1) een aanslagrand (31) heeft die zich bevindt boven de vaste schamierrand (13,14), tegen welke aanslagrand (31) de bovenzijde van de klep (3) afdichtend kan worden aangeklapt, en 25 het bedieningshuis (15) door middel van een klikverbinding (30) is vastgezet aan die aanslagrand (31).

4. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 3, waarbij het uitwendig oppervlak (46) van de klep (3) en het uitwendig oppervlak (21) van het bedieningshuis (15) in wezen 30 gelijkvormig zijn, zodanig dat in de gesloten toestand van de klep (3) die uitwendige oppervlakken (21, 32) een gemeenschappelijk vlak bepalen. « 1

5. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 4, waarbij het gemeenschappelijke vlak gedeeltelijk cilindrisch is.

6. Ventilatie-inrichting volgens conclusies 2, 3,4 of 5, waarbij zich in het 5 bedieningshuis (15) een wormoverbrenging of schroefoverbrenging (16,17) bevindt, waarvan de worm respectievelijk schroef (16) is verbonden met een aandrijforgaan (18).

7. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 6, waarbij het wormwiel respectievelijk 10 de moer (17) symmetrisch geplaatste overbrengingsnokken (22) of -kommen (33) heeft die afhankelijk van de plaatsing van het bedieningshuis (15) ten opzichte van de klep (3) aangrijpen op het overbrengingsorgaan (23).

8. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 7, waarbij het bedieningsmiddel (4,44) 15 symmetrisch is ten opzichte van een verticaal vlak loodrecht op de schamierverbinding (13,14, 29).

9. Ventilatie-inrichting volgens conclusies 6, 7 of 8, waarbij het aandrijforgaan een aandrijfwiel (18) omvat waarover een koord of ketting (19) is geleid die uit het 20 bedieningshuis (4) treedt.

10. Ventilatie-inrichting volgens conclusies 6, 7 of 8, waarbij het aandrijforgaan een elektromotor omvat.

11. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het overbrengingsorgaan (23, 27) naar keuze aanbrengbaar is een beide einden van de klep (3), en de positie van het bedieningsmiddel (4,44) overeenkomstig naar keuze plaatsbaar is aan die einden van de klep (3).

12. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan beide langseinden van het huis (1) zich telkens een eindstuk (11) bevindt voorzien van een eind wand (12), welke eindwanden (12) de ventilatiedoorgang (5) begrenzen en middelen (32) dragen voor het fixeren van een bedieningshuis (4,44). 101 81 62"· ' *

13. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 12, waarbij het eindstuk (11) tenminste een richel (32) heeft waarin een omtreksgedeelte (47) van het bedieningshuis (4,44) nauwsluitend past. 5

14. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij elk eindstuk (11) een schamierdeel (14) heeft dat het verlengde vormt van het vaste schamierdeel (13) van het huis (1). AO1 ö