NL1017964C1 - Giek met tuispanner. - Google Patents

Giek met tuispanner. Download PDF

Info

Publication number
NL1017964C1
NL1017964C1 NL1017964A NL1017964A NL1017964C1 NL 1017964 C1 NL1017964 C1 NL 1017964C1 NL 1017964 A NL1017964 A NL 1017964A NL 1017964 A NL1017964 A NL 1017964A NL 1017964 C1 NL1017964 C1 NL 1017964C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
boom
pressure vessel
cylinder
piston
boom according
Prior art date
Application number
NL1017964A
Other languages
English (en)
Inventor
Eeuwit Dimmen Grinwis
Original Assignee
Staal En Constructiebouw Goere
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Staal En Constructiebouw Goere filed Critical Staal En Constructiebouw Goere
Priority to NL1017964A priority Critical patent/NL1017964C1/nl
Priority to EP02076616A priority patent/EP1253073A3/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1017964C1 publication Critical patent/NL1017964C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63HMARINE PROPULSION OR STEERING
    • B63H9/00Marine propulsion provided directly by wind power
    • B63H9/04Marine propulsion provided directly by wind power using sails or like wind-catching surfaces
    • B63H9/08Connections of sails to masts, spars, or the like
    • B63H9/10Running rigging, e.g. reefing equipment

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Jib Cranes (AREA)
  • Actuator (AREA)

Description

Korte aanduiding: Giek met tuispanner
De uitvinding heeft betrekking op een aan een mast op een schip bevestigde giek met een voor- en een achtertui.
5 Op veel schepen, maar in het bijzonder op vissersschepen is een giek door middel van een op zich bekende lummel bevestigd aan een mast. De giek kan omhoog staan langs de mast en met behulp van een takeldraad worden gevierd tot in nagenoeg horizontale stand. In het bijzonder op vissersschepen gebeurt het vieren op zee teneinde langs 10 het uiteinde van de giek een kabel te voeren waarmee het visnet door het schip wordt voortgesleept. Teneinde de giek in een bepaalde stand ten opzichte van het schip te kunnen houden is de top van de giek met behulp van tuien met het schip verbonden. Het gaat daarbij om een voortui en een achtertui. De voortui is bevestigd tussen een uiteinde 15 van de giek en een punt op het voorschip en de achtertui is bevestigd tussen de top van de giek en een vast punt nabij de achterzijde van het schip. De tuidraden zijn van vaste lengte en de bevestigingspunten van de voor- en achtertui aan het schip en de lummel van de giek zijn niet op één lijn gelegen. Als gevolg daarvan varieert de afstand van 20 de top van de giek tot aan elk van de bevestigingspunten tijdens het door de top van de giek doorlopend traject vanaf de nagenoeg verticale tot in de nagenoeg horizontale stand en omgekeerd. Er is een punt in dat traject waarin de betreffende afstanden het grootst zijn. De tuien worden van zodanige lengte vervaardigd, dat de betreffende grootste 25 lengte juist kan worden overspannen, waardoor bij die stand van de giek de tuien strak staan. Bij andere standen van de giek hangen de tuien in bepaalde mate slap en kan de giek in zekere mate naar voren en naar achteren bewegen binnen de door de lengte van de voor- en achtertui toelaatbare ruimte.
30 Vissersschepen vertonen bij ruwe zee de neiging om sta bieler op zee te liggen indien bij ruwe zee de giek of gieken, in het algemeen zijn er twee gieken op een vissersschip, te vieren tot een stand tussen ongeveer 45 graden en nagenoeg horizontaal. Dat is in het algemeen niet de positie waarin de tuien volledig strak staan en zeker 35 bj ruwe zee zal de giek respectievelijk zullen de gieken heen en weer zwaaien tussen de door de lengte van de in bepaalde mate slaphangende 1 ö 1 Ί :3 ‘ i 2 tuien toelaatbare uiterste standen. Dat brengt extra slijtage van de lummel en van de tuien met zich mee.
Doel van de uitvinding is het verschaffen van een tuigage welke onafhankelijk van de hoek waarover de giek ten opzichte van de 5 mast naar beneden is gevierd strak gespannen is en eenvoudig in bestaande tuigages is aan te brengen. Tevens is doel van de uitvinding een dergelijke inrichting zodanig uit te voeren dat er geen of zo min mogelijk uitstekende delen zijn.
Dit doel wordt bereikt doordat in tenminste één van de 10 tuien een trekverend element is aangebracht.
Onder trekverend element wordt hier verstaan een element dat zowel veerkrachtig is in de lengterichting van de tui als een trekkracht uitoefenend in de lengterichting van de tui.
Bij voorkeur is het trekverend element aangebracht in de 15 achtertui. Daardoor is bereikt dat de hoek tussen de trekrichting aan de top van de giek en de lengterichting van de giek zo groot mogelijk is waardoor de stabiliserende kracht van het trekverend element op de positie van de giek zo groot mogelijk is, in ieder geval groter dan bij een zelfde trekverend element in de voortui.
20 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een giek volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het trekverend element is aangebracht nabij het scheepsboord.
Daardoor is bereikt dat een bestaande tuigage slechts nabij de bevestiging aan het schip hoeft te worden ingekort alsmede dat het 25 betreffende trekverende element eenvoudig kan worden aangebracht, in ieder geval eenvoudiger dan wanneer het trekverend element midden in de tui of nabij de top van de giek zou zijn aangebracht.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een giek volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het trekverend element is 30 aangebracht tussen de giek en een vast deel van het schip, welke giek en welk vast deel van het schip verbindingsorganen vormen, doordat het trekverend element een cylinder met zuiger omvat, welke zuiger is verbonden met een eerste uiteinde van een trekstang, doordat een door de zuiger in de cylinder afgesloten ruimte is verbonden met een 35 drukvat, doordat in het drukvat tenminste één samendrukbaar fluïdum aanwezig is onder grotere dan atmosferische druk, doordat het tweede 1 0 1 78 84 3 uiteinde van de trekstang is verbonden met een eerste van de twee verbindingsorganen, doordat de cylinder is verbonden met de tweede van de twee verbindingsorganen en doordat een door het tenminste ene samendrukbare fluïdum op de zuiger respectievelijk op de cylinder 5 uitgeoefende kracht is gericht vanaf het verbindingsorgaan waarmee de zuiger respectievelijk de cylinder is verbonden.
Vermeld zij dat de term fluïdum een verzamelnaam is welke zowel een gas (samendrukbaar) als een vloeistof (niet samendrukbaar) omvat.
10 Daardoor is bereikt dat het verende aspect van het trekve- rend element wordt geleverd door de samendrukbaarheid van het tenminste ene fluïdum en dat het trekkend aspect van het trekverend element tot stand komt doordat de door het fluïdum op de zuiger respectievelijk op de cylinder uitgeoefende kracht gericht is vanaf het verbin-15 dingsorgaan waarmee de zuiger respectievelijk de cylinder is verbonden. Dat wil zeggen dat de giek en het vaste deel van het schip door het trekverend element naar elkaar toe worden getrokken door de door het fluïdum op de zuiger respectievelijk op de cylinder uitgeoefende kracht.
20 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een giek volgens de uitvinding waarbij het tenminste ene samendrukbare fluïdum een gas en een vloeibaar smeermiddel omvat wordt gekenmerkt doordat een verbindingsleiding aanwezig is tussen enerzijds de verbinding van de afgesloten ruimte in de cylinder met het drukvat en anderzijds een 25 plaats in het drukvat waar in bedrijfstand het vloeibare smeermiddel zich bevindt.
Daardoor is bereikt dat bij beweging van de zuiger het gas dat zich in het drukvat bevindt eerst het vloeibare smeermiddel door de verbindingsleiding perst in de afgesloten ruimte. Daardoor is 30 bereikt dat ten allen tijde eerst smeermiddel wordt gevoerd naar de zuiger zodat voldoende smering aanwezig is tussen de cylinderwand en de zuiger.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een giek volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het volume aan vloeibaar 35 smeermiddel groter is dan het slagvol urne van de zuiger.
4
Daardoor is bereikt dat bij het heen en weer gaan van de zuiger slechts vloeibaar smeermiddel heen en weer wordt getransporteerd door de verbindingsleiding tussen de afgesloten ruimte en het binnenste van het drukvat. In het geval dat de tui strak wordt getrok-5 ken zal de door de tui op de zuiger uitgeoefende trekkracht ervoor zorgen dat het volume van de afgesloten ruimte geringer wordt, waardoor het vloeibare smeermiddel door de verbindingsleiding vanuit de afgesloten ruimte in het drukvat wordt geperst. In het geval dat als gevolg van beweging van de giek de benodigde tuilengte vermindert 10 zal de druk van het gas in het drukvat het vloeibare smeermiddel door de verbindingsleiding persen in de afgesloten ruimte en de afgesloten ruimte volledig gevuld houden met vloeibaar smeermiddel. Daardoor is bereikt dat ten alle tijde smeermiddel aanwezig is tussen de wand van de cylinder en de zuiger.
15 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een giek volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het drukvat minder dan een halve slag draaibaar rond de trekrichting is aangebracht.
Daardoor is bereikt dat het uiteinde van de verbindingsleiding in het drukvat niet als gevolg van een draaiing van het drukvat rond de 20 trekrichting buiten het volume komt waar vloeibaar smeermiddel aanwezig is.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen waarin:
Figuur 1 een schematisch bovenaanzicht is van een schip met een 25 mast en een tenminste gedeeltelijk gevierde giek;
Figuur 2 een aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van een trekverend element volgens de uitvinding;
Figuur 3 de bevestiging weergeeft van het trekverend element aan het schip.
30 In figuur 1 is met verwijzingscijfer 1 een schip, in het bijzon der, maar niet uitsluitend, een visserschip, weergegeven in bovenaanzicht. Nabij de boeg is een mast 2 opgesteld. Met behulp van een lummel constructie 3 is een giek 4 aan de mast bevestigd. Het uiteinde van de giek 4 is met een voortui 5 en een achtertui 6 bevestigd aan 35 bevestigingspunten 7 en 8 van het schip 1. Op het schip 1 is een lier geplaatst welke schematisch is aangegeven met verwijzingscijfer 9. Een 101 79 34 5 kabel 10 loopt vanaf de lier over rollen 11 en 12 op het schip 1 en rol 13 nabij het uiteinde van de giek 4 in de richting van de pijl A naar een niet weergegeven visnet. In de achtertui 6 is een trekverend element 14 opgenomen. Bij voorkeur, maar niet noodzakelijkerwijs, 5 bevindt het trekverend element 14 zich nabij het bevestigingspunt 8 op het schip. Met "trekverend" is hier bedoeld dat het element 14 zowel een spankracht uitoefent op de achtertui 6 als dat het uitoefenen van de spankracht verend gebeurt, dat wil zeggen dat afhankelijk van de spankracht in de achtertui 6 de lengte van het element 14 groter en 10 kleiner kan worden.
Zoals bekend liggen de bevestigingspunten 7 en 8 en de lummel 3 niet in één lijn. Als gevolg daarvan is de totale lengte van de afstand van het bevestigingspunt 7 via het uiteinde van de giek 4 naar het bevestigingspunt 8, de gezamenlijke lengte van de voortui 5 en de 15 achtertui 6, niet constant bij het vieren van de giek 4. Tot op heden werd daarom de gezamenlijke lengte van de voortui 5 en de achtertui 6 zodanig gekozen dat bij een stand van de giek 4, waarbij de genoemde gezamenlijke lengte maximaal is, de voortui 5 en de achtertui 6 juist strak gespannen zijn. Bij andere standen van de giek 4 is daarom de 20 voortui 5 en/of de achtertui 6 niet strak gespannen en hangt dus slap. Als gevolg daarvan kan de giek 4 in een dergelijke positie heen en weer bewegen, hetgeen slijtage van de lummel 3, extra krachten op de bevestigingspunten 7 en 8 en extra krachten in de tuien 5 en 6 tot gevolg heeft.
25 Het trekverend element 14 zorgt ervoor dat de achtertui 6 op het uiteinde van de giek 4 een kracht uitoefent in de richting van de achtertui 6. Daardoor zal niet alleen de achtertui 6, maar ook de voortui 5 altijd gespannen zijn.
Bij ruw weer ondervindt het schip behoorlijke vertragingskrach-30 ten. Zonder de aanwezigheid van een trekverend element 14 volgens de uitvinding zullen daardoor de "losse" gieken voor- en achteruitslaan, hetgeen door vissers als zeer hinderlijk wordt ervaren en behoorlijke slijtage van tuien en scharnieren in de hand werkt. Door de spanning in de achtertui 6, gecreëerd door het trekverend element 14, zal de 35 giek 4 bij ruw weer in veel mindere mate of helemaal niet meer voor-en achteruitslaan.
Ί. V '· , . \ 6
In figuur 2 is een uitvoeringsvorm van een trekverend element 14 in meer detail weergegeven. Trekverend element 14 in figuur 2 is begrepen tussen een eerste oog 15 voor bevestiging aan het schip, in het bijzonder voor bevestiging aan het bevestigingspunt 8 voor de 5 achtertui en een oog 16 voor bevestiging via de achtertui 6 aan het uiteinde van de giek 4. Oog 15 is verbonden met een cylinder 17. De cylinder 17 is voorzien van een ontluchtingsopening 18. Het van het oog 15 afgekeerde uiteinde van de cylinder 17 is afgedicht met een stop 19. Door stop 19 is een verbindingskanaal 20 aangebracht. Stop 19 10 is tevens voorzien van een doorlopende opening waardoor heen een stang 21 in de richting van de pijl B kan heen en weer bewegen. Oog 16 is bevestigd aan één uiteinde van de stang 21. Aan het andere uiteinde van de stang 21 is een zuiger 22 bevestigd. Zuiger 22 kan in de cylinder 17 heen en weer bewegen. Rondom de cylinder 17 is een drukvat 15 23 aangebracht. Binnen het drukvat 23 verloopt een leiding 24. Leiding 24 is met één uiteinde luchtdicht aangesloten op kanaal 20 in stop 19. Het andere uiteinde van leiding 24 bevindt zich nabij een uiteinde 25 van het drukvat 23. In een voorkeursuitvoeringsvorm van een trekverend element 14 volgens de uitvinding zijn een ruimte 26 tussen zuiger 22 20 en stop 19, het kanaal 20, leiding 24 en een gedeelte 27 van het drukvat 23 gevuld met een vloeibaar smeermiddel. Het overige gedeelte van het drukvat 23 is gevuld met een gas onder druk.
De hoeveelheid vloeibaar smeermiddel, welke in het trekverend element 14 aanwezig is, is zodanig dat bij de maximale uitslag van 25 zuiger 22 in de richting van oog 15 het uiteinde 28 van leiding 24 zich nog steeds in vloeibaar smeermiddel bevindt.
In het kader van de bevestiging van het trekverend element 14 aan het schip zal aan de hand van figuur 3 hierna worden uitgelegd dat het trekverend element 14 zodanig op het schip is bevestigd dat het 30 uiteinde 28 van leiding 24 zich altijd in vloeibaar smeermiddel bevindt.
In figuur 2 is met streeplijn 29 schematisch aangegeven de stand van het vloeibare smeermiddel in de situatie dat zuiger 22 in figuur 2 zich zo ver mogelijk naar links bevindt en met verwijzingscijfer 30 de 35 streeplijn welke aangeeft de stand van het vloeibare smeermiddel in 101 7 het drukvat 23 in de situatie dat de zuiger 22 zo veel mogelijk naar rechts heeft bewogen in figuur 2.
Opgemerkt dient te worden dat in deze voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding in de ruimte 26, het kanaal 20 en de leiding 24 ten alle 5 tijde vloeibaar smeermiddel aanwezig is. Slechts de overblijvende ruimte 31 in het drukvat 23 is gevuld met gas.
Het gas in de ruimte 31 is wel samendrukbaar terwijl het vloeibare smeermiddel niet of vrijwel niet samendrukbaar is. Bij voorkeur, maar niet noodzakelijkerwijs, is het gas in de ruimte 31 droge lucht.
10 Het gas in de ruimte 31 bevindt zich onder druk. De druk aanwezig in het gas in de ruimte 31 wordt door middel van de niet of nauwelijks samendrukbare vloeibare smeermiddel via leiding 24 in kanaal 20 en ruimte 26 doorgegeven naar de zijde 32 van zuiger 22 en oefent daarop een kracht uit in de richting van oog 15. Uit figuur 2 is duidelijk 15 dat hoe verder zuiger 22 zich naar rechts in figuur 2 bevindt hoe meer vloeibaar smeermiddel uit ruimte 26 is verdreven en in het drukvat 23 terecht gekomen, hoe kleiner de overblijvende ruimte 31 in het drukvat 23 hoe hoger de druk van het gas in de overblijvende ruimte 31 en derhalve hoe hoger de druk op het vlak 32 van zuiger 22.
20 De werking van het trekverend element 14 is als volgt: oog 15 is bevestigd aan het schip op zodanige wijze dat het trekverend element 14 niet of slechts in geringe mate kan roteren rond de verbindingslijn tussen ogen 15 en 16, en dus rond de richting van de achtertui 6. Een rotatie over een hoek van 10 graden de ene kant op en 10 graden de 25 andere kant op is mogelijk. De maximaal aanvaardbare rotatiehoek wordt bepaald door het feit of het uiteinde 28 zich nog wel in het vloeibare smeermiddel bevindt. Het vloeibare smeermiddel dient er voor om te zorgen dat zuiger 22 binnen cylinder 17 altijd een goede smering ondervindt. Dat vermindert de slijtage van de zuiger 22 en de binnen-30 zijde van cylinder 17 in hoge mate.
In een minder aantrekkelijke uitvoeringsvorm van het trekverend element 14 volgens de uitvinding kan het vloeibaar smeermiddel worden weggelaten evenals leiding 24 en zal ruimte 26 gevuld zijn met hetzelfde gas als ruimte 31. Voor de trekverende werking van het trekve-35 rend element 14 maakt dat op zich geen verschil, echter moet rekening worden gehouden met aanzienlijke slijtage van de zuiger 22 en de 101 ïo o 4 8 binnenzijde van cylinder 17 en derhalve een aanzienlijk kortere levensduur.
Als gevolg van de, via het vloeibaar smeermiddel, door het gas in de ruimte 31 op zuiger 22 uitgeoefende kracht in de richting van oog 5 15 zal via stang 21 en oog 16 de achtertui 6 te allen tijde strak gespannen zijn onafhankelijk van de mate waarin de giek 4 is gevierd. Dit is het trekkende aspect van het trekverend element 14.
Zodra de giek 4 zal willen bewegen als gevolg van uitwendige krachten zal de betreffende kracht via de achtertui 6, het oog 16 en 10 stang 21 worden overgebracht op zuiger 22. Aannemende dat de betreffende kracht zodanig is dat de lengte van de achtertui 6 groter zou moeten worden betekent dat een kracht op de zuiger 22 naar rechts in figuur 2. De betreffende kracht zorgt er nu voor dat het volume van de ruimte 26 kleiner wordt, dat er vloeibaar smeermiddel via kanaal 20 en 15 leiding 24 wordt geperst naar de binnenzijde van drukvat 23 en dat de druk van het gas in ruimte 31 hoger wordt. De betreffende drukverho-ging gaat zo lang door tot een nieuw evenwicht tot stand is gekomen tussen de druk van het gas in de ruimte 31 en de door de achtertui 6 op zuiger 22 uitgeoefende kracht. Als de kracht waarmee het uiteinde 20 van de giek 4 aan de achtertui 6 trekt, varieert zal door de samendrukbaarheid van het gas in de ruimte 31 ook de positie van de zuiger 22 in de cylinder 17 variëren en wel zal de variatie groter zijn naarmate de kracht groter is. Dit is het verende aspect van het trekverend element 14.
25 Vermeld zij nog dat stop 19 kan zijn voorzien van een bronzen staalgeleiding 33.
In tabel 1 hieronder zijn bij wijze van voorbeeld verschillende afmetingen van de relevante elementen van het trekverend element 14 weergegeven.
30 slaglengte diameter [diameter |kracht op [bevésti- zuiger 22 zuiger 22 stang 21 zuiger/ gingen (in mm) (in mm) (in mm) spanning in (15 en 16)/ achtertui 6 0 draad (in ton) (in mm) 5ÖÖ ÏÏÖ 5Ö 3 33745 650 Ï35 55 5 36750 35 8ÖÜ 165 6Ö 8 42760 j 9
Zoals blijkt uit bovenstaande tabel zijn verschillende slaglengtes en uittrekweerstanden voor het trekverend element 14 mogelijk waardoor toepassing op verschillende typen en maten schepen mogelijk is.
Via ontluchtingsklep 18 kan eenvoudig worden nagegaan of de 5 afdichting tussen zuiger 22 en de binnenwand van cylinder 17 voldoende dicht is voor het vloeibare smeermiddel. Indien die afdichting niet meer voldoende is zal vloeibaar smeermiddel tussen zuiger 22 en de binnenwand van cylinder 17 bewegen en tenslotte in de nabijheid van ontluchtingsklep 18 terecht komen. Indien vloeibaar smeermiddel uit 10 onluchtingsklep 18 te voorschijn komt is dat een teken dat de afdichting tussen zuiger 22 en cylinderwand 17 niet meer optimaal is en dat wellicht het trekverend element 14 in dat opzicht moet worden gerepareerd dan wel moet worden vervangen.
In figuur 3 is met verwijzingscijfer 34 een vast deel van het 15 schip weergegeven. Op op zich bekende wijze bevindt zich op het vaste deel 34 van het schip een bevestiging 35 voor de achtertui 6. Het oog 15 is door middel van twee sluitingen 36 en 37 en een schakel 38 verbonden met bevestiging 35.
Als de giek 4 wordt gevierd beweegt de achtertui 6 zich over een 20 kegel oppervlak met de top in het bevestigingspunt 8 respectievelijk bevestiging 35. De verbinding met sluitingen 36, 37 en schakel 38 door oog 15 en bevestiging 35 laat op eenvoudige wijze een dergelijke beweging van de achtertui 6 over een kegeloppervlak toe. Tevens zal achtertui 6 continu gespannen zijn en zullen derhalve ook de sluitin-25 gen 36 en 37 en de schakel 38 gespannen zijn tussen oog 15 en bevestiging 35. Als gevolg daarvan is de mogelijkheid voor het trekverend element 14 om te roteren rond de lengte-as ervan tussen oog 15 en oog 16 beperkt.
Het trekverend element 14 zoals beschreven aan de hand van figuur 30 2 en de bevestiging ervan zoals beschreven aan de hand van figuur 3 hebben als voordeel dat aan de bestaande inrichting van het schip 1 geen wijziging hoeft te worden aangebracht, dat het trekverend element 14 op eenvoudige wijze in de achtertui 6 kan worden aangebracht, dat het trekverend element 14 geen uitstekende delen bevat, dat voor de 35 werking van het trekverend element 14 geen additionele apparatuur aan boord van het schip 1 aanwezig hoeft te zijn.
«i c >> . 5 - ^ , I L > Λ; ^ ·' 10
Vanwege de compactheid is drukvat 23 aangebracht rond cylinder 17. Het is binnen het kader van de uitvinding echter ook mogelijk om drukvat 23 niet rond cylinder 17 maar in het verlengde van cylinder 17 rond de stang 21 aan te brengen. Ook is het binnen het kader van de 5 uitvinding mogelijk het drukvat 23 vast aan het schip 1 te bevestigen en door middel van een hydrauliekleiding te verbinden met de cilinder 17. De hydrauliekleiding bevindt zich daarbij bussen het drukvat 23 en verbindingskanaal 20, bij voorkeur tussen leiding 24 en verbindings-kanaal 20. Vermeld zij dat in dit geval verbindingskanaal 20 niet 10 noodzakelijkerwijs door stop 19 hoeft te verlopen maar ook kan zijn aangebracht in de wand van de cilinder 17.
Na het bovenstaande zullen voor de vakman velerlei uitvoeringsvormen en modificaties voor de hand liggen. Dergelijke uitvoeringsvormen en modificaties worden alle geacht tot de uitvinding te behoren.
Λ f\ · ‘: ' t l ·· '· 1 >
B W i - ' ? V

Claims (15)

1. Aan een mast op een schip bevestigde giek met een voor- en een achtertui, met het kenmerk, dat in tenminste één van de tuien een 5 trekverend element is aangebracht.
2. Giek volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het trekverend element is aangebracht in de achtertui.
3. Giek volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het trekverend element is aangebracht nabij het scheepsboord.
4. Giek volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het trekverend element is aangebracht tussen de giek en een vast deel van het schip, welke giek en welk vast deel van het schip verbindingsor-ganen vormen, dat het trekverend element een cilinder met zuiger omvat, welke zuiger is verbonden met een eerste uiteinde van een 15 trekstang, dat een door de zuiger in de cilinder afgesloten ruimte is verbonden met een drukvat, dat in het drukvat tenminste één samendrukbaar fluïdum aanwezig is onder grotere dan atmosferische druk, dat het tweede uiteinde van de trekstang is verbonden met een eerste van de twee verbindingsorganen, dat de cilinder is verbonden met de tweede 20 van de twee verbindingsorganen en dat een door het fluïdum op de zuiger resp. op de cilinder uitgeoefende kracht is gericht vanaf het verbindingsorgaan waarmee de zuiger resp. de cilinder is verbonden.
5. Giek volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het tenminste ene fluïdum een gas en een vloeibaar smeermiddel omvat.
6. Giek volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een verbindings- leiding aanwezig is tussen enerzijds de verbinding van de afgesloten ruimte in de cilinder met het drukvat en anderzijds een plaats in het drukvat waar in bedrijfsstand het vloeibare smeermiddel zich bevindt.
7. Giek volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het volume aan 30 vloeibaar smeermiddel groter is dan het slagvolume van de zuiger.
8. Giek volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een open uiteinde van de verbindingsleiding zich bevindt binnen een volume dat in bedrijfsstand van het drukvat is gevuld met vloeibaar smeermiddel.
9. Giek volgens één der conclusies 4-8, met het kenmerk, dat het 35 drukvat en de cilinder vast met elkaar zijn verbonden.
10. Giek volgens conclusies 9, met het kenmerk, dat het drukvat rond de cilinder is aangebracht.
11. Giek volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het drukvat ten hoogste beperkt draaibaar rond de trekrichting is aangebracht.
12. Giek volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat het drukvat minder dan een halve slag draaibaar rond de trekrichting is aangebracht.
13. Giek volgens één der conclusies 4-8, met het kenmerk, dat het drukvat vast aan het schip is bevestigd en door middel van een hydrau-liekleiding met de cilinder is verbonden.
14. Giek volgens één der conclusies 5-13, met het kenmerk, dat het gas droge lucht is.
15. Giek volgens één der conclusies 5-14 , met het kenmerk, dat het vloeibare smeermiddel smeerolie is. * ·' ' ;
NL1017964A 2001-04-27 2001-04-27 Giek met tuispanner. NL1017964C1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017964A NL1017964C1 (nl) 2001-04-27 2001-04-27 Giek met tuispanner.
EP02076616A EP1253073A3 (en) 2001-04-27 2002-04-23 Jib with guy tensioner

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017964A NL1017964C1 (nl) 2001-04-27 2001-04-27 Giek met tuispanner.
NL1017964 2001-04-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1017964C1 true NL1017964C1 (nl) 2002-10-29

Family

ID=19773320

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1017964A NL1017964C1 (nl) 2001-04-27 2001-04-27 Giek met tuispanner.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP1253073A3 (nl)
NL (1) NL1017964C1 (nl)

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4189034A (en) * 1976-03-19 1980-02-19 Tokico Ltd. Hydraulic damper
DE3150913A1 (de) * 1981-12-23 1983-06-30 Tseng Tsiung Fukuoka Siung Schiffsderrick
US4928925A (en) * 1984-09-20 1990-05-29 Christison S Grant Constant tension hoisting member
DE8436001U1 (de) * 1984-12-08 1985-03-14 Fritz Bauer + Söhne oHG, 8503 Altdorf Hydraulischer doppelrohr-daempfer
NL8802881A (nl) * 1988-11-22 1990-06-18 Maaskant Scheepswerf Inrichting voor het strijken en halen van het staand en lopend want bij een vissersschip.

Also Published As

Publication number Publication date
EP1253073A2 (en) 2002-10-30
EP1253073A3 (en) 2002-11-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
FI59760C (fi) Uppsvaengbar lastbrygga.
CA2424917A1 (fr) Systeme de transfert d'un produit fluide entre un navire de transport et une installation terrestre
US9290362B2 (en) Remote heave compensation system
US4186464A (en) Chain stopper
NL1017964C1 (nl) Giek met tuispanner.
US4155464A (en) Offset jib for cranes
US4303166A (en) Horizontal slewing crane
NL2023564B1 (en) Assembly of a vessel and a crane, and a crane
KR920003797Y1 (ko) 크레인용 지브승강장치
NL8802881A (nl) Inrichting voor het strijken en halen van het staand en lopend want bij een vissersschip.
NL2023375B1 (en) Vessel with hoisting device
NL2026198B1 (en) A telescopic gangway, a motion compensated gangway and a vessel
EP1103512A1 (fr) Flèche de grue à portée variable et à équilibrage automatique
JP4026185B2 (ja) クレーンのフック振れ止め装置
NL7901450A (nl) Zelfinstellende zuigkop.
RU2176215C2 (ru) Устройство для загрузки судов сыпучими материалами
JP2849941B2 (ja) クレーンのフツクブロツク吊下装置
NL8403458A (nl) Deiningscompensator voor een hefwerktuig aan boord van een zeegaande installatie, evenals hefwerktuig voorzien van een dergelijke deiningscompensator.
NL1002990C2 (nl) Vaartuig met een volgens het middenlangsvlak daarvan gedeelde kiel.
NO124980B (nl)
NL2001653C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verplaatsen van bodemmateriaal onder water.
NL1004278C2 (nl) Reddingskraan voor watervoertuigen.
WO2000017043A1 (fr) Dispositif d'exploration sous-marine
SU522991A1 (ru) След ща система крана с шарнирносочлененной стрелой
GB2142311A (en) Compact pedestal-mount crane

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20051101