NL1017948C2 - Inrichting voor het gecontroleerd in een houder plaatsen van producten alsmede een houder en een transportruimte. - Google Patents

Description

Inrichting voor het gecontroleerd in een houder plaatsen van producten alsmede een houder en een transportruimte.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het gecontroleerd in 5 een houder plaatsen van producten omvattende een transportbaan voor een aanvoer van producten, een laadstation nabij een uiteinde van de transportbaan om de houder te ontvangen, welke laadstation is voorzien van laadmiddelen voor het vanaf de transportband gecontroleerd in de houder plaatsen van aangevoerde producten.

10 Een dergelijke inrichting vindt met name toepassing in magazijnen en distributiecentra, waarbij soms grote aantallen artikelen in een gemeenschappelijke houder dienen te worden verpakt, alvorens de producten op transport worden gesteld. Dit transport kan intem zijn, bij voorbeeld vanuit een magazijn naar een fabricage-afdeling, of extern, waarbij de goederen over de weg of anderszins naar een externe plaats van bestemming 15 worden gebracht. Dusverre geschiedt veel van dit inpakwerk nog met de hand. Om dit handwerk te besparen zijn inmiddels diverse mechanische oplossing voorgesteld, die veelal uitgaan van een robotarm om de producten uit de transportbaan op te nemen en in de houder te plaatsen. Veelal gaat het daarbij om het verpakken van een al of niet gestage stroom van, qua grootte, vorm en gewicht, in hoge mate gelijksoortige artikelen, 20 waarop de laadmiddelen zijn afgestemd en afgeregeld. Voor distributiecentra en magazijnen van waaruit een grote verscheidenheid van artikelen dient te worden verzonden, blijken deze bestaande systemen evenwel niet goed uitvoerbaar. Met name in distributiecentra van waaruit supermarkten worden bevoorraad is de diversiteit van de te verzenden producten dusdanig groot, variërend van relatief grote producten met een 25 betrekkelijk laag gewicht tot relatief kleine producten met een betrekkelijk groot gewicht en met sterk uiteenlopende vormen, dat dusverre de daarvoor toegepaste bestaande systemen blijken te falen.

Met de onderhavige uitvinding wordt ondermeer beoogd in een inrichting van de in de 30 aanhef genoemde soort te voorzien die zich zowel leent voor gelijksoortige producten als voor producten die qua afmeting, gewicht en vorm sterk variëren.

; \i 'f y O 4 NL011164.nl -2-

Om het beoogde doel te bereiken heeft een inrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding als kenmerk dat identificatiemiddelen zijn voorzien om een in de transportbaan aangevoerd product te identificeren, dat de laadmiddelen zijn gekoppeld aan de identificatiemiddelen om een productidentificatie te ontvangen, dat de 5 laadmiddelen zijn ingericht om een aangevoerd product via ten minste één lineaire verplaatsing in de houder te brengen, en dat voorafgaand aan de laadmiddelen ten minste één manipulator is voorzien welke is gekoppeld aan de identificatiemiddelen om een productidentificatie te ontvangen en in staat is om een product op basis van genoemde productidentificatie in een gecontroleerde basisoriëntatie te brengen, welke 10 basis-oriëntatie de laadmiddelen in staat stelt het product op basis van een ontvangen productidentificatie via de genoemde lineaire beweging in een vooraf bepaalde positie in de houder te brengen. Daarbij rust de uitvinding ondermeer op het inzicht dat de noodzakelijke manipulatie van de producten in plaats van volledig met de laadmiddelen te worden uitgevoerd bij voorkeur wordt gedistribueerd over de laadmiddelen en een of 15 meer daaraan, in de transportbaan, voorafgaande manipulatoren die ieder een deel van de totale manipulatie voor hun rekening nemen. Deze gedeeltelijke manipulaties kunnen daardoor betrekkelijk simpel blijven en het product behoeft daarvoor niet of nauwelijks van de transportbaan te worden opgenomen. Doordat bij alle stappen op grond van de ontvangen productinformatie precies bekend is om wat voor product het gaat, kunnen de 20 daarop uitgevoerde manipulaties nauwkeurig worden afgestemd op de daadwerkelijke vorm, grootte en het gewicht van het product. Als uiteindelijk het product de transportbaan dient te verlaten om in de houder te worden geplaatst, volstaat daarvoor, dankzij de inmiddels gerealiseerde basisoriëntatie als uitgangspositie, een relatief simpele en daardoor betrekkelijk robuuste lineaire beweging waarvoor de laadmiddelen 25 optimaal zijn ingericht. Al met al wordt aldus een bijzonder robuust en betrouwbaar systeem verkregen dat ook bij sterk uiteenlopende artikelen in staat is deze gecontroleerd op de juiste plaats in de houder te brengen.

Om de producten in een aantal lagen in de houder te kunnen stapelen, is een bijzondere 30 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het laadstation een althans in verticale richting verstelbare stoel omvat om daarop de houder -3- te ontvangen. In deze uitvoeringsvorm wordt de houder op de stoel geplaatst en kan de houder aldus in verticale zin op de gewenste hoogte ten opzichte van de transportbaan worden gepositioneerd. Als in de houder een volledige laag met producten is aangebracht, kan de houder aldus al of niet stapsgewijs lager worden geplaatst om aldus 5 een volgende laag op de voorgaande te kunnen stapelen totdat de houder althans in hoofdzaak vol is c.q. alle voor de houder bestemde producten daarin zijn gebracht.

Om te vermijden dat bij het stapelen van producten, met name een voorin de houder geplaatst product daaruit valt, heeft een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting 10 volgens de uitvinding als kenmerk dat de stoel om een in hoofdzaak horizontale as ten minste een weinig kantbaar is, welke as zich uitstrekt in hoofdzaak dwars op een richting van de genoemde lineaire verplaatsing. In deze uitvoeringsvorm van de houder met producten, vanuit de laadmiddelen gezien, enigszins naar achteren worden gekanteld zodat daarin geloste producten minder de neiging zullen hebben voorover uit 15 de houder te vallen. Door de houder aan de achterzijde te voorzien van al of niet gesloten opstaande wand kan de stapel met producten daartegen steunen en in de houder opgesloten blijven.

Op zichzelf kunnen voor de identificatiemiddelen uiteenlopende, al of niet elektronische 20 opnemers worden ingezet. Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft evenwel als kenmerk dat de identificatiemiddelen een elektronische opnemer omvatten welke in staat is een op een product aangebrachte identificatiecode te registreren., en meer in het bijzonder dat de identificatiecode een streepjescode omvat. Informatie die langs elektronische weg wordt geregistreerd, leent zich bijzonder goed 25 voor verdere verwerking door de laad en manipulatiemiddelen die op basis daarvan het product zullen hanteren. Een streepjescode heeft zich in dit opzicht bewezen als bijzonder bruikbaar en sluit naadloos aan bij bestaande elektronische identificatiesystemen zoals die commercieel verkrijgbaar zijn.

30 Een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat de ten minste ene manipulator is ingericht om een product desgewenst -4- althans te kantelen en om een verticale as te roteren. De laadmiddelen brengen het product uiteindelijk via een al of niet meervoudige translatiebeweging in de houder.

Door de manipulatiemiddelen zo in te richten dat daarmee zowel om een horizontale as een kanteling en om een verticale as een rotatie mogelijk is, kan het product vanuit 5 willekeurig welke uitgangspositie in iedere gewenste oriëntatie in de houder worden geplaatst. De inrichting volgens de uitvinding stelt dan ook geen eisen aan de aanvoer van de producten anders dan dat deze in de juiste volgorde worden aangevoerd. Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft in dit verband als kenmerk dat de manipulator een stuitvlak omvat dat dwars op een transportrichting 10 in de transportbaan brengbaar is om daartegen een product te ontvangen. Door een aangevoerd product in de transportbaan tegen het stuitvlak te laten stuiten en gelijktijdig daarop van achteren aan een bovenzijde in te werken, zal het product onder invloed van zijn eigen impuls in de richting van de transportbaan om een horizontale as kantelen, zonder dat daarvoor noemenswaard een krachtsinspanning van de manipulator is vereist. 15 Aldus wordt op een betrekkelijk eenvoudige, doch daarom niet minder betrouwbare wijze in een kantelingsmogelijkheid van producten voorzien.

In een verdere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de laadmiddelen een althans in een eerste richting althans in hoofdzaak 20 horizontaal verplaatsbaar plateau omvatten om daarop het product te ontvangen, welke plateau in een eerste positie althans in hoofdzaak in lijn is met de transportbaan om daarop een aangevoerd product te ontvangen en in een tweede positie in de houder treedt om daarin een product te lossen. In deze uitvoeringsvorm wordt het product vanaf de transportband op het plateau geleid ondersteund door het plateau in de houder gebracht. 25 Door een juiste positionering van het product op het plateau en van het plateau ten opzichte van de houder, kan het product aldus op ieder gewenste plaatst in de houder worden gebracht. Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft hiertoe als kenmerk dat het plateau en de houder in een tweede richting, althans in hoofdzaak dwars op de eerste richting, ten opzichte van elkaar verplaatsbaar 30 zijn. Voor producten die achterin de houder dienen te worden gebracht, zal het plateau verder in de houder treden dan voor producten die voorin terecht dienen te komen. In -5- beide gevallen behoedt het ondersteunende plateau dat producten van of uit de inrichting vallen.

Voor die situaties waarbij de manipulatie van het product door de laadmiddelen tezamen 5 met de manipulator ontoereikend blijkt te zijn voor een adequate positionering van producten heeft een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat ten minste één verdere manipulator is aangebracht welke in staat is om met een product samen te werken om dit in een verdere oriëntatie te brengen. Deze verdere manipulatiemiddelen kunnen al of niet elektronisch worden aangestuurd, bij voorbeeld 10 op basis van aangeboden productinformatie. Steeds wordt daarmee beoogd de basisoriëntatie van het product zodanig aan te passen of fijn te regelen dat de laadmiddelen het product in een optimale oriëntatie en positie krijgen aangeleverd, opdat storingen en uitval bij de laadmiddelen tot een minimum kunnen worden beperkt.

15 Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft in laatst gesteld verband als kenmerk dat de ten minste ene verdere manipulator aliëneermiddelen omvat welke zijn ingericht om een product in de transportbaan althans nagenoeg vast te aliëneren, en meer in het bijzonder dat de aliëneermiddelen twee aan weerszijden van de transportbaan geplaatste drukorganen omvat welke in staat zijn om 20 in hoofdzaak dwars op de transportrichting op het product in te werken, en dat de aliëneermiddelen zijn gekoppeld aan de identificatiemiddelen en in staat zijn om de inwerking van de drukorganen af te stemmen op door de identificatiemiddelen afgegeven productinformatie. Doordat aldus kan worden verzekerd dat de producten althans nagenoeg in het midden van de transportbaan de laadmiddelen bereiken, kunnen 25 laatsgenoemde middelen optimaal worden afgestemd op een centrale ligging van het product als uitgangspositie.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een houder voor toepassing in samenhang met de inrichting volgens de uitvinding, omvattende een al of niet verrijdbaar onderstel om 30 daarop producten in een althans ten dele gestapelde toestand te ontvangen. Op zichzelf worden producten door de inrichting zo dicht mogelijk op elkaar in de houder gebracht -6- om een zo optimaal mogelijke vulgraad te bereiken. Door dat de producten in veel gevallen van elkaar afwijkende dimensies en vormen zullen hebben, kan echter niet worden vermeden dat de houder aan een voorzijde niettemin in meer of mindere mate ongevuld blijft. Om te vermijden dat producten, met name tijdens transport van de 5 houder, kunnen verschuiven en van hogere lagen omlaag kunnen vallen, heeft een dergelijke houder volgens de uitvinding als kenmerk dat ten minste één opstaande wand van het onderstel uitgaat, en dat de genoemde opstaande wand aan een binnenzijde is voorzien van ten minste één inflateerbaar lichaam dat in staat is om een geëxpandeerde’ toestand aan te nemen en een leegruimte in de houder althans grotendeels op te vullen.

10 Het inflateerbare lichaam kan bijvoorbeeld met behulp van een standaard perslucht installatie worden gevuld en past zich qua vorm en grootte aan de leegruimte aan die voorin de houder resteert nadat deze met de inrichting met producten werd afgevuld.

Het gevaar op verschuiven en/of naar beneden vallen van producten kan aldus effectief worden tegen gegaan. Een verdere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding 15 heeft in dit verband als kenmerk dat een afdek zich in hoofdzaak dwars op de ten minste ene wand aan een bovenzijde van de houder uitstrekt en dat het afdek is voorzien van een inflateerbaar lichaam dat in staat is om een geëxpandeerde toestand aan te nemen en een leegruimte in de houder althans grotendeels op te vullen., opdat tevens vanaf een bovenzijde de hiervoor beschreven opvulling kan worden bereikt.

20

Een ander gevaar tijdens transport, met name bij wegtransport, is dat producten bij hobbels, drempels en ander onregelmatigheden in het wegdek aan de bovenzijde uit een houder ontwijken om in een andere houder of los in de transportruimte terecht te komen. Dit gevaar is met name aan de orde indien de houder volledig of nagenoeg volledig is 25 gevuld, zoals wordt beoogd met de inrichting volgens de uitvinding. De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een transportruimte voor het althans tijdens transport onderbrengen van een of meer houders voor toepassing in samenhang met de inrichting volgens de uitvinding, omvattende een verrijdbaar onderstel voorzien van een aantal opstaande wanden en een dakplaat die onderling een laadruimte begrenzen Om het 30 gevaar van uitval zoals hiervoor beschreven tegen te gaan heeft een dergelijke transportruimte volgens de uitvinding als kenmerk dat een patroon van inflateerbare -7- lichamen van de dakplaat uitgaat en zich uitstrekt in de laadruimte, corresponderend met de beoogde plaatsen van de houders, welke inflateerbare lichamen in staat zijn om een geëxpandeerde toestand aan te nemen en daarbij in een houder binnen te treden om daarin een leegruimte althans ten dele op te vullen. Doordat aldus de houders aan him 5 bovenzijde worden afgedekt zijn de producten daarin tijdens transport volledig opgesloten.

Navolgend zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en een bijbehorende tekening. In de tekening toont: io figuur 1 een schematisch overzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een schematische voorstelling van identificatiemiddelen toegepast in de inrichting van figuur 1; figuur 3 een zij-aanzicht van kantelmiddelen toegepast in de inrichting van figuur 15 1; figuur 4 een bovenaanzicht van aliëneermiddelen, toegepast in de inrichting van figuur 1; figuur 5 een doorsnede van een houder volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding voor toepassing in samenhang met de inrichting van figuur 1; 20 figuur 6 een zij-aanzicht van een laadstation van de inrichting van figuur 1; en figuur 7 een doorsnede van een uitvoeringsvorm van een transportruimte volgens de uitvinding.

De figuren zijn zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name zijn terwille van de duidelijkheid sommige dimensies sterk overdreven weergegeven.

25 Overeenkomstige delen zijn in de figuren zoveel mogelijk met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.

Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het gecontroleerd in een houder plaatsen van producten volgens de uitvinding. In dit geval 30 gaat het om een inrichting zoals die kan worden ingezet in grote magazijnen en distributiecentra, met name voor bevoorrading van grootwinkelbedrijven en ·> n ··- - .

ί \ * }. ·*« -8- supermarkten. De inrichting omvat een transportbaan in de vorm van een of meer aangedreven rollerbanen 11 en/of transportbanden 12 waarover producten 10 worden aangevoerd. De producten 10 dienen te worden gestapeld in daarvoor standaard toegepaste houders 100, zogenaamde rolcontainers, die zijn voorzien van een rijdend 5 onderstel 110 met aan weerszijden afneembare rekken 120,130, zie figuur 5 en 6.

Degelijke houders hebben typisch een lengte en breedte van circa 80 cm en zijn circa 180 cm hoog om in opeenvolgende lagen met de te transporteren artikelen te worden gevuld. In het geval van het grootwinkelbedrijf en met name supermarkten variëren deze producten van relatief klein en zwaar, zoals bijvoorbeeld groot-verpakkingen van 10 soepen, sauzen en dranken, tot relatief groot en licht waar het gaat om bijvoorbeeld tissuepapier en zoutjes. Alle daartussen liggende modaliteiten komen ook voor en dienen eveneens door de inrichting te kunnen worden gehanteerd.

Omdat producten in supermarkten en winkels op gedefinieerde plaatsen liggen 15 aangeboden, is het belangrijk om de container 100 daarop afgestemd te vullen, opdat het uitpakken in de winkel en het vullen van schappen zo efficiënt mogelijk kan plaatsvinden. Dit houdt in dat producten uit eenzelfde productcategorie, die uiteindelijk in de supermarkt of winkel bij elkaar zullen liggen, in dezelfde of opeenvolgende lagen in de houder worden aangebracht. Met het oog hierop worden de producten 10 in de 20 juiste volgorde aangevoerd en voorzien van een of meer identificatielabels 22, zie figuur 2, om door identificatiemiddelen 20 te worden herkend.

De identificatiemiddelen 20 omvatten één of meer elektronische opnemers 21, zogenaamde barcode lezers, waarmee op het product 10 aangebracht identificatielabels 25 22 met daarop een identificatiecode 23 in de vorm van een patroon van opeenvolgende streepjes kan worden herkend en afgelezen. In dit geval, zie figuur 2, omvatten de identificatiemiddelen een achttal van dergelijke sensoren 21 zodat een op een product aangebracht identificatielabel 22 te allen tijde zal worden uitgelezen, mits het überhaupt zichtbaar is. Bijvoorbeeld, door ten minste twee van dergelijke identificatielabels 22 op 30 verschillende zijden van het product toe te passen, kan dit laatste betrekkelijk eenvoudig worden gewaarborgd. De op het label aangebrachte streepjescode biedt een unieke -9- identificatie van het aangevoerde product, op basis waarvan via een niet nader getoond informatie-netwerk vanuit een centrale database alle relevante gegevens omtrent het product in kwestie kunnen worden achterhaald. Deze gegevens omvatten ondermeer de dimensies en het gewicht van het product, die voorde latere verwerking zullen worden 5 gebruikt. Daarnaast biedt de labelregistratie informatie omtrent de daadwerkelijke oriëntatie van het product.

Indien geen identificatie mogelijk is of wordt vastgesteld dat het product niet het correcte product is, wordt het product in een opvolgend uitstootstation 30 in 10 dwarsrichting uit de transportbaan 10 gestoten en via een rollerbaan 14 naar een parallel transportsysteem 15 afgevoerd om al dan niet handmatig verder te worden verwerkt. Het juiste product wordt echter door gelaten en verder getransporteerd naar een eerste manipulatiestation 40 in de vorm van een kanteltafel, die in figuur 3 in nader detail is weergegeven. De kanteltafel 40 is gekoppeld aan de identificatiemiddelen 20 en omvat 15 een stuitvlak 41 dat selectief al of niet in de transportbaan van het product kan worden gebracht. Het stuitvlak 41 werkt daarbij samen met een aan een bovenzijde van het product 10 in werkende douwer 42 om het product bij het stuiten tegen het stuitvlak 41 om een horizontale as voorwaarts te kantelen, daarbij geholpen door de eigen impuls van het product. Deze impuls is rechtevenredig met de massa van het product, zodat de 20 krachtsinspanning die door de kantelmiddelen 41,42 dient te worden geleverd ook bij relatief zware producten relatief klein kan blijven, temeer omdat het product niet van de transportbaan behoeft te worden opgenomen.

De kanteling door de kantelmiddelen 40 wordt selectief uitgevoerd al naar gelang de 25 geregistreerde oriëntatie van het product en de uiteindelijk gewenste oriëntatie in de houder 100. Na de eventuele kanteling van het product wordt dit verder getransporteerd naar een tweede manipulatiestation 50 welke aliëneermiddelen omvat die in figuur 4 nader zijn weergegeven. De aliëneermiddelen omvatten twee regelbare actuators 51 die zijdelings op het product 10 inwerken om het volgens een hartlijn van de transportbaan 30 11 te aliëneren. In dit geval omvatten de actuators twee hydraulisch of pneumatisch cilinders 51 die worden aangestuurd op basis van de door de identificatiemiddelen 20 -10- afgegeven productinformatie. De uitslag van de drijfstang van de drukcilinders en de kracht waarmee op het product wordt ingewerkt, wordt aldus nauwkeurig afgestemd op de aard, de grootte en het gewicht van het product in kwestie opdat een optimale werking wordt bereikt. Gelagerde rollers 53 aan de naar het product 10 gewende zijde 5 van de contactorganen 53 van de aliëneermiddelen verlagen de wrijving met het product en waarborgen aldus een ongestoorde doorvoer.

Het centraal in de transportbaan geplaatste product 10 wordt verder getransporteerd naar een laadstation 60 dat over een verdere manipulator 61 beschikt in de vorm van een 10 grijper waarmee het product van de transportbaan kan worden opgenomen en desgewenst om een verticale hartlijn kan worden geroteerd, zoals in figuur 6 in nader detail is weergegeven. De grijper 61 loopt in een railsysteem 62 en kan daarin zowel in de richting van de transportbaan als in een richting dwars daarop worden uitgestuurd opdat het product 10 ideaal kan worden gepositioneerd op een horizontaal verplaatsbaar 15 plateau 65 van de laadmiddelen waarmee het product in de houder 100 kan worden gebracht. Een binnenzijde van de grijper is bekleed met een laag frictiemateriaal 63 om steeds adequaat houvast op het product 10 te hebben.

Het plateau wordt aangedreven door een tweetal onafhankelijk van elkaar aanstuurbare 20 actuators om zowel in een richting dwars op een verbindingslijn met de houder als in de richting van die lijn een lineaire beweging te kunnen uitvoeren. Deze actuators worden aangestuurd op basis van parameters die aan vastgestelde productgegevens van het aangevoerde product worden ontleend. Deze laatste handeling wordt conform de uitvinding zo eenvoudig mogelijk gehouden en met het oog daarop wordt het product 25 met de grijper 61 in de meest ideale oriëntatie en positie op het plateau 65 geplaatst.

Omdat het plateau een weinig onder het niveau van de transportbaan 11,12 ligt, behoeft het product hiervoor niet te worden opgelicht. De inrichting is daardoor niet of nauwelijks onderhevig aan een belasting als gevolg van een eigen gewicht van het product en leent zich daardoor voor het hanteren van producten met sterk uiteenlopende 30 massa’s en dichtheden. Omdat het product in de gehele cyclus tot en met in de uiteindelijke positie in de houder niet wordt opgelicht, kan het ook niet vallen en is het -11- gevaar voor breuk of storing als gevolg van uitval nihil. Zekerheidshalve kan bij deze processtap een menselijke controle worden ingezet om één en ander te begeleiden.

Na eerste met het plateau 65 in de breedterichting te zijn uitgelijnd, volstaat nu een 5 enkelvoudige lineaire beweging om het product op het plateau op de gewenste diepte in de houder te brengen. Zowel de breedte uitlijning als deze voorwaartse gang worden centraal aangestuurd op basis van de geregistreerde productgegevens en de op basis daarvan vooraf bepaalde uiteindelijke positie van het product in de houder 100. Het plateau is voorzien van losmiddelen in de vorm van een lineaire actuator 66 om het 10 product in de gewenste eindpositie daarvan af te duwen en in de houder te laten belanden. Aldus kan een optimale vulling van de houder vooraf worden berekend en met behulp van de inrichting vol-automatisch worden gerealiseerd. Desgewenst kan het plateau aan een voorzijde worden uitgerust met een of meer drukgevoelige, ultrasonore of optische sensoren om te verzekeren dat het plateau niet verder de houder intreedt dan 15 een vrije ruimte daarin toelaat. Zodra het plateau onverwacht tegen een eerder geladen product of een achterwand van de houder stuit, zal de sensor een signaal afgeven op basis waarvan de actuator van het plateau bijvoorbeeld wordt uitgeschakeld om breuk of storing te vermijden.

20 De houder 100 bevindt zich tijdens het proces op een laadstoel 70 die in hoogte verstelbaar is door middel van een daartoe voorziene hydraulische cilinder 71. Door de laadstoel 70 met daarop de houder 100 gedurende het proces stapsgewijs te laten zakken, kan de houder 100 laagsgewijs met producten worden afgevuld zonder dat daarvoor een nadere aanpassing van de laadmiddelen 60-65 is vereist. Om te vermijden 25 dat de producten na eenmaal in de houder 100 te zijn geplaatst, met name vanaf de voorste rij, daaruit vallen, voorziet de laadstoel 70 bovendien in een geringe kanteling om een horizontale as, zoals in de figuur is aangegeven, opdat de geladen producten enigszins achterover leunen en steunen tegen een achterwand van de houder 100 en de stoel 70. Nadat de stoel aldus volledig is gevuld kan deze eventueel op een onder de 30 inrichting gelegen niveau rollend worden afgevoerd om plaats de maken voor een -12- volgende houder. Ook deze bewerkingen kunnen desgewenst volledig automatisch worden uitgevoerd.

Hoewel aldus een bijzonder economische vulling van de houder kan worden bereikt, zal 5 in de praktijk vaak niet kunnen vermeden dat met name aan de voorzijde toch nog een zekere niet gevulde restruimte aanwezig is als gevolg van een zekere incompatibiliteit tussen de dimensies van de producten en die van de houder. Met name bij een optimale vulling zoals bereikt door de inrichting volgens de uitvinding zal dit het geval kunnen zijn. Om te vermijden dat producten als gevolg hiervan door elkaar vallen, wordt de 10 houder 100 na te zijn afgevuld voorzien van een speciaal voorste schot 130 met aan een binnenzijde daarvan een inflateerbaar lichaam 140 dat met perslucht wordt gevuld om de loze ruimte geheel, althans grotendeels, op te vullen, zie figuur 5. De producten 10 zitten aldus dicht tegen elkaar gepakt en hebben niet langer de kans om te vallen. Eén en ander kern desgewenst ook aan de bovenzijde van de houder 100 worden gerealiseerd 15 door aldaar een afdek te plaatsen dat op overeenkomstige wijze aan een binnenzijde van een inflateerbaar lichaam is voorzien dat is geëxpandeerd om de leegmimte grotendeels op te vullen.

De aldus optimaal gevulde houders 100 worden met elkaar in een transportruimte 20 geplaatst. De transportruimte is bijvoorbeeld een oplegger van een vrachtwagen of een wagon van een treinstel en omvat, zie figuur 7, een rijdend onderstel 200 voorzien van een aantal opstaande wanden 210 en een dakplaat 220 die een laadruimte 230 insluiten. Aan de dakplaat 220 is conform de uitvinding een patroon van inflateerbare lichamen 240 aangebracht, die zich uitstrekken in de laadmimte. De positie van deze lichamen 25 240 correspondeert met de beoogde positie van de houders 100 in de laadmimte 230 en ook de dimensies van de lichamen zijn aangepast aan de houders 100 opdat de lichamen 240 in geëxpandeerde toestand, zoals getoond, van bovenaf in de houders treden om deze althans ten dele te vullen en af te dekken. Aldus kan worden vermeden dat producten 10 tijdens transport van de ene houder in de andere of in de laadruimte terecht 30 komen.

-13-

Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van louter een enkel uitvoeringsvoorbeeld nader werd uiteengezet, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding geenszins tot het gegeven voorbeeld is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog tal na andere verschijningsvormen en variaties mogelijk.

5 Zo zijn de getoonde manipulatoren en laadmidden voor een nader begrip van de uitvinding als voorbeeld gegeven, maar kunnen daarvoor andere manipulatoren en laadmiddelen worden toegepast. Ook kan de reeds genoemde sensor op de voorzijde van het laadplateau worden gekoppeld aan de stoel voor de houder, zodanig dat het niveau van de houder voortdurend wordt aangepast aan en afgestemd op de vrije ruimte zoals 10 die daadwerkelijk door de sensor wordt gedetecteerd. Aldus kan althans een deel van de parameters voor de laadmiddelen proefondervindelijk worden vastgesteld in plaats van op voorhand te worden opgelegd.

In het voorbeeld werden de laadmiddelen en manipulatoren aangestuurd op basis van 15 een door de identificatiemiddelen vastgestelde en afgegeven productidentiteit. In plaats daarvan kunnen de identificatiemiddelen ook louter ter controle worden ingezet van een overigens bekende stroom van producten, waarbij de manipulatoren en laadmiddelen worden aangestuurd op basis van de te verwachten producten in de aldus aangeboden bekende sequentie.

20

Steeds biedt de uitvinding een inrichting waarmee qua gewicht en omvang zeer sterk uiteenlopende producten op een betrouwbare en efficiënte wijze gecontroleerd in een houder worden geplaatst om aldus een optimale vulgraad met beperkte mankracht te bereiken.

Claims (16)

1. Inrichting voor het gecontroleerd in een houder plaatsen van producten omvattende een transportbaan voor een aanvoer van producten, een laadstation nabij een 5 uiteinde van de transportbaan om de houder te ontvangen, welke laadstation is voorzien van laadmiddelen voor het vanaf de transportband gecontroleerd in de houder plaatsen van aangevoerde producten met het kenmerk dat de laadmiddelen zijn ingericht om een aangevoerd product via ten minste één lineaire verplaatsing in de houder te brengen, en dat voorafgaand aan de laadmiddelen ten minste één manipulator is voorzien welke in 10 staat is om een product in een gecontroleerde basisoriëntatie te brengen, welke basisoriëntatie de laadmiddelen in staat stelt het product via de genoemde lineaire beweging in een gewenste positie in de houder te brengen.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat identificatiemiddelen zijn 15 voorzien om een in de transportbaan aangevoerd product te identificeren en dat de ten minste ene manipulator en de laadmiddelen aanstuurbaar zijn op basis van aan een vastgestelde productidentiteit ontleende parameters.

3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat de identificatiemiddelen een 20 elektronische opnemer omvatten welke in staat is een op een product aangebrachte identificatiecode te registreren.

4. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de identificatiecode een streepjescode omvat. 25

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat het laadstation een althans in verticale richting verstelbare stoel omvat om daarop de houder te ontvangen. -15-

6. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de stoel om een in hoofdzaak horizontale as ten minste een weinig kantbaar is, welke as zich uitstrekt in hoofdzaak dwars op een richting van de genoemde lineaire verplaatsing.

7. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de ten minste ene manipulator is ingericht om een product desgewenst althans te kantelen en om een verticale as te roteren.

8. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de manipulator een stuitvlak 10 omvat dat dwars op een transportrichting in de transportbaan brengbaar is om daartegen een product te ontvangen.

9. Inrichting volgens een of meer der voorafgaande conclusies met het kenmerk dat de laadmiddelen een althans in een eerste richting althans in hoofdzaak horizontaal 15 verplaatsbaar plateau omvatten om daarop het product te ontvangen, welke plateau in een eerste positie althans in hoofdzaak in lijn is met de transportbaan om daarop een aangevoerd product te ontvangen en in een tweede positie in de houder treedt om daarin een product te lossen.

10. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk dat het plateau en de houder in een tweede richting, althans in hoofdzaak dwars op de eerste richting, ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.

11. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat 25 ten minste één verdere manipulator is aangebracht welke in staat is om met een product samen te werken om dit in een verdere oriëntatie te brengen.

12. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat de ten minste ene verdere manipulator aliëneermiddelen omvat welke zijn ingericht om een product in de 30 transportbaan althans nagenoeg vast te aliëneren. -16-

13. Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk dat de aliëneermiddelen twee aan weerszijden van de transportbaan geplaatste drukorganen omvat welke in staat zijn om in hoofdzaak dwars op de transportrichting op het product in te werken, en dat de aliëneermiddelen zijn gekoppeld aan de identificatiemiddelen en in staat zijn om de 5 inwerking van de drukorganen af te stemmen op door de identificatiemiddelen afgegeven productinformatie.

14. Houder voor toepassing in samenhang met de inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, omvattende een al of niet verrijdbaar onderstel om daarop 10 producten in een althans ten dele gestapelde toestand te ontvangen met het kenmerk dat ten minste één opstaande wand van het onderstel uitgaat, en dat de genoemde opstaande wand aan een binnenzijde is voorzien van ten minste één inflateerbaar lichaam dat in staat is om een geëxpandeerde toestand aan te nemen en een leegruimte in de houder althans grotendeels op te vullen. 15

15. Houder volgens conclusie 14 met het kenmerk dat een afdek zich in hoofdzaak dwars op de ten minste ene wand aan een bovenzijde van de houder uitstrekt en dat het afdek is voorzien van een inflateerbaar lichaam dat in staat is om een geëxpandeerde toestand aan te nemen en een leegruimte in de houder althans grotendeels op te vullen. 20

16. Transportruimte voor het althans tijdens transport onderbrengen van een of meer houders voor toepassing in samenhang met de inrichting volgens één of meer der conclusies 1 tot en met 13, omvattende een verrijdbaar onderstel voorzien van een aantal opstaande wanden en een dakplaat die onderling een laadruimte begrenzen met het 25 kenmerk dat een patroon van inflateerbare lichamen van de dakplaat uitgaat en zich uitstrekt in de laadruimte, corresponderend met de beoogde plaatsen van de houders, welke inflateerbare lichamen in staat zijn om een geëxpandeerde toestand aan te nemen en daarbij in een houder binnen te treden om daarin een leegruimte althans ten dele op te vullen.